Operation Manual

468
1
Selecteer het tabblad [8].
2
Selecteer de gewenste groep.
Selecteer [C.Fn I: Belichting],
[C.Fn II: Autofocus] of [C.Fn III:
Bediening/overig] en druk op <0>.
3
Selecteer het nummer van de
persoonlijke voorkeuze.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om het nummer van de
persoonlijke voorkeuze te selecteren
en druk vervolgens op <0>.
4
Wijzig de instelling.
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
>
om de gewenste instelling (nummer) te
selecteren en druk vervolgens op
<
0
>.
Herhaal stap 2 t/m 4 om een andere
persoonlijke voorkeuze in te stellen.
De ingestelde persoonlijke voorkeuzen
worden onder in het scherm vermeld,
onder de respectieve functienummers.
5
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <M>.
Het scherm van stap 2 wordt opnieuw
weergegeven.
Als u in stap 2 [Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] selecteert, worden alle
persoonlijke voorkeuze-instellingen gewist.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN
Nummer van de persoonlijke voorkeuze
Alle persoonlijke voorkeuzen wissen
Zelfs als u [Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] uitvoert, worden de instellingen
voor [8C.Fn III-4: Aangepaste bediening] niet gewist.