Operation Manual

495
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstellingN
4
Maak de afstelling.
Selecteer voor een zoomlens de
groothoekstand (W) of de telestand (T).
Wanneer u op <
0
> drukt, wordt het
oranje kader uitgeschakeld en is het
mogelijk om de aanpassing te doen.
Stel de mate van aanpassing in en
druk vervolgens op <0>. Het
instelbare bereik is ± 20 stappen.
Door een instelling in de richting van
'-: ' te kiezen, brengt u het
scherpstelpunt meer naar voren ten
opzichte van het standaard
scherpstelpunt.
Door een instelling in de richting van
'+: ' te kiezen, brengt u het
scherpstelpunt meer naar achteren
ten opzichte van het standaard
scherpstelpunt.
Herhaal voor een zoomlens deze
procedure en voer de afstelling in
voor de groothoekstand (W) en de
telestand (T).
Nadat u klaar bent met het
doorvoeren van de afstelling, drukt u
op de knop <M> om terug te
keren naar het scherm uit stap 1.
Selecteer [2: Per lens afstellen] en
druk vervolgens op <0>.
5
Controleer het resultaat van de aanpassing.
Maak een opname en geef deze weer (pag. 388) om het
resultaat van de afstelling te controleren.
Wanneer de resulterende opname wordt scherpgesteld vóór het
gewenste punt, maakt u de aanpassing naar de '+: '-richting.
Wanneer wordt scherpgesteld achter het gewenste punt, maakt
u de aanpassing naar de '-: '-richting.
Herhaal de aanpassing zoals gewenst.
Lens met een vaste brandpuntsafstand
Zoomlens