Operation Manual

51
3 De datum, tijd en zone instellen
5
Stel de zomertijd in.
Stel dit naar wens in.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om [Y] te selecteren.
Druk op <0> zodat <r> wordt
weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om [Z] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
Wanneer zomertijd is ingesteld op
[Z], zal de tijd die is ingesteld in stap
4 met 1 uur vooruitgaan. Als [Y]
wordt ingesteld, wordt de zomertijd
uitgeschakeld en wordt de tijd één uur
teruggezet.
6
Verlaat de instelling.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om [OK] te selecteren en druk
vervolgens op <0>.
De datum, tijd, tijdzone en zomertijd
worden ingesteld.
De datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden teruggezet als de
camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als
deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder
het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum/tijd/zone opnieuw in.
Controleer nadat u de instelling van [Zone/tijdverschil] hebt gewijzigd of
de juiste datum en tijd worden aangegeven.
De ingestelde datum en tijd worden van kracht wanneer u bij stap 6 [OK]
selecteert.
In stap 3 is de tijd die wordt weergegeven in [Tijdzone] het tijdsverschil
in vergelijking met Coordinated Universal Time (UTC).
Zelfs als [52: Uitschakelen] is ingesteld op [1 min.], [2 min.] of [4 min.],
is de tijd voor automatisch uitschakelen circa 6 minuten wanneer het
instelscherm [52: Datum/tijd/zone] wordt weergegeven.
Het automatisch bijwerken van de tijd is mogelijk met de GPS-functie (pag. 227).