CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. EOS 6D (WG) EOS 6D (N) De EOS 6D (N) bevat geen Wi-Fi- en GPS-voorziening.
EOS 6D (WG) EOS 6D (N) Basisinstructiehandleiding voor de camera In de basisinstructiehandleiding voor de camera worden de meeste basisfuncties behandeld. Instructiehandleidingen (PDF-bestanden) kunt u downloaden vanaf de website van Canon (p.5). www.canon.
Inleiding De EOS 6D (WG/N) is een digitale spiegelreflexcamera met een fullframe CMOS-sensor (d.w.z. kleinbeeldformaat, circa 35,8 x 23,9 mm) en circa 20,2 effectieve megapixels, DIGIC 5+, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 11 AF-punten, continu-opnamen met circa 4,5 beelden per seconde, Live view-opnamen, filmopnamen in Full HighDefinition (Full HD), Wi-Fi* en GPS*. * De EOS 6D (N) bevat geen Wi-Fi- en GPS-voorziening.
Compatibele kaarten De camera kan de volgende kaarten gebruiken, ongeacht de capaciteit: • SD-geheugenkaarten • SDHC-geheugenkaarten* • SDXC-geheugenkaarten* * Compatibel met UHS-I-kaarten. Kaarten waarop films kunnen worden opgeslagen Voor het opnemen van films moet u een kaart met een hoge capaciteit en een hoge lees-/schrijfsnelheid gebruiken zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Compressiemethode (pag. 116) Kaart IPB 6 MB/sec. of sneller ALL-I (I-only) 20 MB/sec.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera (met cameradop) Brede draagriem EW-EOS6D Batterij LP-E6 (met beschermdeksel) Interfacekabel IFC-200U Batterijoplader LC-E6/LC-E6E* Stereo-AV-kabel AVC-DC400ST EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX.
Instructiehandleidingen Basisinstructiehandleiding camera, Basisinstructiehandleiding Wi-Fi functie en Instructiehandleiding GPS Dit boekje bestaat uit de Camera-instructiehandleiding (basisversie), de Instructiehandleiding Wi-Fi functie (basisversie) en de Instructiehandleiding GPS (volledige versie). U vindt meer gedetailleerde instructiehandleidingen (PDF-bestanden) op de website van Canon.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> <5> <9> <0> 0, 9, 7, 8 : Het hoofdinstelwiel. : Het snelinstelwiel. : De multifunctionele knop en de drukrichting. : De instelknop. : Hiermee wordt aangeduid dat de desbetreffende functie respectievelijk 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft nadat u de knop loslaat.
Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd.
Inhoud Inleiding 2 Compatibele kaarten ........................................................................ 3 Controlelijst onderdelen.................................................................... 4 Instructiehandleidingen .................................................................... 5 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ... 6 Hoofdstukken ...................................................................................
Inhoud Q De digitale horizon weergeven................................................ 53 Uitleg en help .................................................................................. 54 2 Foto's maken met basisfuncties 57 A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) ........... 58 A Volautomatische technieken (Automatisch/scène)................... 61 C Creatieve automatische opnamen ............................................ 63 8: Modus Speciale scène ......................................
Inhoud 4 Opname-instellingen 83 De opnamekwaliteit instellen.......................................................... 84 i: De ISO-snelheid instellen....................................................... 86 A Een beeldstijl selecteren ........................................................ 87 De witbalans instellen..................................................................... 88 Helderheid en contrast automatisch corrigeren.............................. 89 Instellingen voor ruisreductie.......
Inhoud 8 Opnamen weergeven 119 x Opnamen weergeven .............................................................120 H Snel opnamen zoeken ............................................................ 121 u Vergrote weergave ..................................................................122 k Films afspelen.........................................................................123 L Opnamen wissen .....................................................................
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Lees ook Tips en waarschuwingen voor het gebruik op pagina 139. Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Om de resistentie van de camera tegen stof en waterdruppels te vergroten, houdt u het aansluitingenklepje, het accucompartiment, het kaartsleufklepje en alle andere kleppen goed gesloten.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Blokkeer het spiegelmechanisme niet met uw vinger of iets anders. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt. Gebruik een blaasbuisje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het matglas te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Verkorte handleiding 1 Plaats de batterij (pag. 26). Zie pagina 24 voor meer informatie over het opladen van de batterij. 2 Plaats een kaart (pag. 27). 3 Bevestig het objectief (pag. 35). 4 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op (pag. 35). 5 Zet de aan-uitschakelaar op <1> (pag. 30). 14 Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden.
Verkorte handleiding 6 Houd de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt terwijl u het wiel instelt op (Automatisch/scène) (pag. 58). Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 40). 8 Maak de opname (pag. 40). 9 Bekijk de opname (pag. 51). Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp.
Namen van onderdelen LCD-paneel (pag. 18) Knop voor transportmodusselectie (pag. 81) Knop voor AF-modusselectie (pag. 78) Knop voor ISO-snelheid (pag. 86) Knop voor meetmethode Objectiefbevestigingsmarkering (pag. 35) Contactpunten voor flitssynchronisatie Knop LCDpaneelverlichting (pag. 44) Flitserschoen Ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel (pag. 41) <6> Hoofdinstelwiel (pag. 41) Programmakeuzewiel (pag. 20) Ontspanknop (pag. 40) Bevestigingspunt draagriem (pag.
Namen van onderdelen
AF-startknop (pag. 40, 105) Scherpstelvlakmarkering Schakelaar voor Live view/filmopnamen (pag. 103/113) <0> Start-/stopknop (pag. 104, 114) Knop voor AE-vergrendeling/ flitsbelichtingsvergrendeling (pag. 101) Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 39) Knop voor AF-puntselectie (pag. 79) Oogschelp Zoekeroculair Knop Snel instellen (pag. 45) Bevestigingspunt draagriem (pag. 23) Aan-uitschakelaar (pag. 30) Menuknop (pag. 47) Klepje kaartsleuf (pag.
Namen van onderdelen LCD-paneel Transportmodus (pag. 81) u Enkelbeeld i Continue opname B Enkele stille opname M Stille continue opname Q Zelfontsp.: 10 sec./ Afstandsbediening k Zelfontsp.: 2 sec./ Afstandsbediening Lichte tonen prioriteit (pag. 92) ISO-snelheid (pag. 86) ISO-snelheid (pag. 86) Maximum aantal opnamen Aftelweergave zelfontspanner Bulb-belichtingstijd Foutnr.
Namen van onderdelen Zoekerinformatie AF-punten (pag. 79) (Ingespiegeld display) Matglas Spotmetingscirkel ISO-snelheid (pag. 86) Waarschuwingssymbool Batterijniveau (pag. 31) AE-vergrendeling (pag. 101) / AEB actief Flitser gereed Waarschuwing voor onjuiste FE-vergrendeling Flitsbelichtingsvergrendeling/ FEB wordt uitgevoerd Snelle synchronisatie Flitsbelichtingscorrectie Sluitertijd (pag.
Namen van onderdelen Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt houdt (ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel). Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen vast te leggen. d : AE-programma (pag. 96) s : AE met sluitervoorkeur (pag. 97) f : AE met diafragmavoorkeur AE (pag. 98) a : Handmatige belichting (pag.
Namen van onderdelen Objectief EF24-105mm f/4L IS USM Focusinstellingsknop (pag. 35) Afstandsschaal Infraroodmarkering Bevestiging lenskap (pag. 37) φ77mm filteraansluiting (voorkant objectief) Zoomring (pag. 36) Zoompositiemarkering (pag. 36) Focusring (pag. 80, 111) Contactpunten (pag. 139) Schakelaar voor Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (pag. 38) Objectiefbevestigingsmarkering (pag.
Namen van onderdelen Batterijoplader LC-E6 Lader voor batterij LP-E6/LP-E6N (pag. 24). Stekker Batterijcompartiment Oplaadlampje BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact.
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairdop is ook aan de riem bevestigd.
De batterij opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de batterij. de batterij. 2 Plaats Plaats de batterij op de juiste manier in de oplader, zoals afgebeeld in de illustratie. Om de batterij te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E6 de batterij op. 3 Laad Voor LC-E6 Klap de contactpunten van de batterijoplader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De batterij opladen Tips voor het gebruik van de batterij en batterijoplader Bij aankoop is de batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op. Het verdient aanbeveling om de batterij op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen batterij geleidelijk aan leeg. Verwijder de batterij na het opladen en haal de batterijoplader uit het stopcontact.
De batterij plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen LP-E6-batterij (of LP-E6N) in de camera. De batterij plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de batterij. 2 Plaats Steek het uiteinde met de batterijcontactpunten in de camera. Schuif de batterij in de camera totdat de batterij vastzit. het klepje. 3 Sluit Druk op het klepje totdat het dichtklikt. Alleen de batterij LP-E6/LP-E6N kan worden gebruikt.
De kaart plaatsen en verwijderen De camera kan een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart gebruiken. SDHC- en SDXC-kaarten met snelheidsklasse UHS-I kunnen ook worden gebruikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat, zodat schrijven/wissen mogelijk is. De kaart plaatsen 1 Schuifje voor schrijfbeveiliging Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen Het aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISOsnelheid, enzovoort. Door [z1: Ontspan sluiter zonder kaart] in te stellen op [Uitschakelen], voorkomt u dat u foto's maakt zonder een kaart te hebben geplaatst. De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
De kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgebracht. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Verricht ook geen van de volgende handelingen wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De batterij verwijderen.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum-/tijd-/zoneinstelling wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 32 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> : De camera wordt ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aan-uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. De zelfreinigende sensor Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd.
De camera inschakelen z Het batterijniveau controleren Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het batterijniveau een van de volgende zes niveaus. Een knipperend batterijpictogram (b) geeft aan dat de batterij bijna leeg is.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Als u de camera voor de eerste keer inschakelt of als de datum-/tijd/ zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm voor datum/tijd/ zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Indien u de camera instelt op de juiste tijdzone voor uw huidige woonplaats en u naar een andere tijdzone reist, kunt u de camera gewoon op de juiste tijdzone instellen voor uw bestemming, zodat de datum/tijd automatisch wordt bijgewerkt.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 4 Stel Druk op de toets om het getal te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de toets om het getal in te stellen en druk vervolgens op <0>. (Hiermee gaat u terug naar .) de zomertijd in. 5 Stel Stel de zomertijd in als dit nodig is. Druk op de toets om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Druk op de toets om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de toets om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de toets om [TaalK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Druk op de toets om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. De interfacetaal wordt gewijzigd.
Een objectief bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF-objectieven. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- en EF-M-objectieven. 1 Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. het objectief. 2 Bevestig Zorg ervoor dat de rode punt van het objectief en de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai het objectief (zie pijl) totdat het op zijn plaats klikt.
Een objectief bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen Om in of uit te zoomen draait u de zoomring op het objectief met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling enigszins verloren gaan. Het objectief verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai het objectief in de richting van de pijlen. Draai het objectief totdat dit niet meer verder kan en koppel het objectief los.
Een objectief bevestigen en verwijderen Een zonnekap bevestigen Met een zonnekap kan ongewenst licht worden geblokkeerd en wordt de voorkant van het objectief beschermd tegen regen, sneeuw, stof, enzovoort. Voordat u het objectief in een tas, enzovoort stopt, kunt u de zonnekap ook andersom bevestigen.
Objectieven met Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) Wanneer u de ingebouwde Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) van het IS-objectief gebruikt, wordt bewegingsonscherpte gecorrigeerd om scherpere opnamen te krijgen. De procedure die hier wordt uitgelegd, is gebaseerd op het EF24-105mm f/4L IS USM-objectief als voorbeeld. * IS betekent Image Stabilizer (Beeldstabilisatie). 1 Zet de Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) op . Zet de aan-uitschakelaar van de camera ook op <1>. de ontspanknop half in.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt aanbevolen om dioptrische aanpassingslenzen van de E-serie te gebruiken (10 typen, afzonderlijk verkrijgbaar).
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Basisbediening Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop van het programmakeuzewiel in het midden ingedrukt houdt. 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <6>. Wanneer u op een knop zoals , of drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende de tijd die is ingesteld op de timer (9) geselecteerd. In deze tijd kunt u de gewenste instelling opgeven met het instelwiel <6>.
Basisbediening 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u op een knop zoals , of drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende de tijd die is ingesteld op de timer (9) geselecteerd. Tijdens deze zes seconden kunt u de gewenste instelling opgeven met het instelwiel <5>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken.
Basisbediening 9 Multifunctionele knop De Multifunctionele knop <9> bevat acht toetsen die in de richtingen kunnen worden geduwd zoals aangegeven door de pijlen. Met deze acht toetsen kunt u het AFpunt selecteren, de witbalans corrigeren, het AF-punt of vergrotingskader verplaatsen tijdens Live view-opnamen, over de opname schuiven in de vergrote weergave tijdens afspelen, enzovoort. Bij menu's en Snel instellen werkt de multifunctionele knop alleen in verticale en horizontale richting .
Basisbediening U LCD-paneelverlichting Schakel de verlichting van het LCDpaneel in (9) of uit door op de knop te drukken. Wanneer u bij een bulb-opname de ontspanknop volledig indrukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel uitgeschakeld. Instellingen voor de opnamefunctie weergeven Nadat u een aantal keren op de knop hebt gedrukt, worden de instellingen voor de opnamefunctie weergegeven.
Q Snel instellen voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit wordt het scherm Sneltoetsen genoemd. 1 Druk op de knop . Het scherm Sneltoetsen wordt weergegeven (7). de gewenste functie in. 2 Stel Druk op de toets om een functie te selecteren. De instelling van de geselecteerde functie wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de instelling te wijzigen.
Q Snel instellen voor opnamefuncties Voorbeeld van het scherm Sneltoetsen Diafragma (pag. 98) Sluitertijd (pag. 97) Opnamemodus*1 (pag. 20) Belichtingscompensatie/AEBinstelling (pag. 100) Flitsbelichtingscompensatie AE-vergrendeling*1 (pag. 101) Lichte tonen prioriteit*1 (p.92) ISO-snelheid (pag. 86) Wi-Fi-voorziening*2 Beeldstijl (pag. 87) Aangepaste bediening AF-gebruik (pag. 78) Opnamekwaliteit (pag. 84) Witbalans (pag. 88) AF-punt (pag. 79) Witbalanscorrectie Transportmodus (pag.
3 Menugebruik U kunt verschillende functies instellen met de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Terwijl u naar het LCD-scherm kijkt, gebruikt u de knop , en de knop <0> op de achterzijde van de camera. Knop Knop <0> LCD-scherm Menu's in de basismodi * Een aantal menutabbladen en menu-items wordt niet weergegeven in de Basismodi.
3 Menugebruik Procedure voor menu-instellingen 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Druk op de toets om een menutabblad te selecteren. Zo verwijst het tabblad [z4] naar het scherm dat wordt weergegeven wanneer het vierde tabblad van links [ ] is geselecteerd. het gewenste item. 3 Selecteer Druk op de toets om het item te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer de instelling.
Voordat u begint 3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met de camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens op de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens indien nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
Voordat u begint Gebruik [Kaart formatteren] in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven. Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Voordat u begint 3 De uitschakeltijd/automatisch uitschakelen instellen Om de batterij te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. Als u niet wilt dat de camera automatisch wordt uitgeschakeld, zet u deze functie op [Deactiveren]. Nadat de camera is uitgeschakeld, kunt u deze weer inschakelen door op de ontspanknop of andere knoppen te drukken. 1 Selecteer [Uitschakelen].
Voordat u begint 3 Het LCD-scherm in-/uitschakelen De weergave met opname-instellingen (pag. 44) kan worden ingesteld zodat deze altijd aan blijft wanneer u de ontspanknop half indrukt. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD uit/aankn.] en druk vervolgens op <0>. De beschikbare instellingen worden hieronder beschreven. Selecteer een instelling en druk vervolgens op <0>. [Altijd aan] : Het LCD-scherm blijft ingeschakeld, ook wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Q De digitale horizon weergeven De digitale horizon op het LCD-scherm weergeven 1 Druk op de knop . Telkens als u op de knop drukt, wordt de schermweergave vernieuwd. Geef de digitale horizon weer. Indien de digitale horizon niet wordt weergegeven, stelt u [53: z Weergaveopties INFO.-knop] in op weergave van de digitale horizon. de kanteling van de camera. 2 Controleer De horizontale kanteling wordt weergegeven in stappen van 1°.
Uitleg en help Wanneer u een functie instelt, kan de beschrijving van de functie worden weergegeven. Uitleg De Uitleg is een eenvoudige beschrijving van de betreffende opnamemodus, functie of optie. Deze wordt weergegeven als u de opnamemodus wijzigt of een opnamefunctie, Live view-opname, filmopname of weergave instelt. Als u een functie of optie selecteert in het scherm Sneltoetsen, wordt de Uitleg-beschrijving weergegeven. Wanneer u doorgaat met de bewerking, verdwijnt de Uitleg.
Uitleg en help Help Wanneer [zHelp] wordt weergegeven onder in het menuscherm, drukt u op de knop om de beschrijving van de functie weer te geven. Indien de Help meer dan één scherm beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. U kunt ook aan het instelwiel <5> draaien om omlaag te bladeren. Voorbeeld: [z4: Ruisred. lange sluitertijd] B Schuifbalk Voorbeeld: [8C.Fn I -1: Belichtingsniveauverhogingen] B Voorbeeld: [8C.
2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. si sm od i In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 75). Bovendien kunnen de belangrijkste instellingen voor de opnamefunctie niet worden gewijzigd, zodat slechte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 61). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop in het midden ingedrukt houdt. AF-punt een AF-punt op het 2 Richt onderwerp.
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De opname wordt gedurende 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien. Als het niet lukt om de gewenste kleurtoon te krijgen, gebruikt u een creatieve modus en selecteert u een andere beeldstijl dan . Maak vervolgens de opname (pag. 87).
A Volautomatisch opnamen maken (Automatisch/scène) De weergegeven sluitertijd knippert. Omdat het te donker is, kan het onderwerp onscherp worden door beweging van de camera (bewegingsonscherpte). Het gebruik van een statief of een Canon Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen. De externe flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker. Als er een kap op het objectief is bevestigd, kan deze het flitsbereik belemmeren.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen op een niet-bewegend onderwerp. De scherpstelling wordt vergrendeld. U kunt de compositie vervolgens opnieuw bepalen en de ontspanknop volledig indrukken om de opname te maken.
A Volautomatische technieken (Automatisch/scène) A Live view-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live view'. Zie pagina 103 voor meer informatie. 1 Zet de schakelaar voor Live view/ filmopnamen op . het Live view-beeld op het 2 Geef LCD-scherm weer. Druk op de knop <0>. Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het middelste AF-punt < > op het onderwerp.
C Creatieve automatische opnamen In de modus kunt u op eenvoudige wijze de scherptediepte en transportmodus wijzigen. U kunt de sfeer kiezen die u in uw opnamen wilt vastleggen. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto (Automatisch/creatief). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop . (7) 2 Druk Het scherm Sneltoetsen wordt weergegeven. de gewenste functie in. 3 Stel Druk op de toets om een functie te selecteren.
C Creatieve automatische opnamen (1) Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (2) (3) Batterijniveau Opnamekwaliteit Maximum aantal opnamen U kunt op de knop drukken om het volgende in te stellen: (1) Sfeeropnamen U kunt de sfeer instellen die u in uw opnamen wilt vastleggen. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de gewenste sfeer te selecteren. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken.
C Creatieve automatische opnamen (3) Transportmodus: druk op de toets om de transportmodus te selecteren. U kunt de transportmodus ook selecteren door aan het instelwiel <6> of <5> te draaien, of door op <0> te drukken om de modus uit een lijst te selecteren. Enkelbeeld: Een opname tegelijk maken. Continue opname: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continu opnamen gemaakt. U kunt maximaal circa 4,5 opnamen per seconde maken.
8: Modus Speciale scène Wanneer u een opnamemodus instelt die bij de scène past, stelt de camera automatisch de optimale instellingen in. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. op de knop . (7) 2 Druk Het scherm Sneltoetsen wordt weergegeven. de opnamemodus. 3 Selecteer Druk op de toets om het opnamemodusgedeelte te selecteren. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om een opnamemodus te selecteren.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe beter. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Het onderwerp steekt ook beter af tegen een effen, donkere achtergrond. Gebruik een teleobjectief.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomobjectief de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomobjectief gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u hiervoor de modus <4> (Close-up). Gebruik een macro-objectief (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Bloemen en dergelijke steken tegen een eenvoudige achtergrond beter af. Nader het onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van het objectief.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) voor het fotograferen van een bewegend onderwerp, bijvoorbeeld een rennend kind of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een teleobjectief. Het gebruik van een teleobjectief wordt aanbevolen, omdat u hiermee op grote afstand kunt fotograferen. Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop vervolgens half in om automatisch scherp te stellen.
6 's Avonds portretfoto's maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nacht portret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. Hierbij is flitslicht nodig. U wordt bovendien aangeraden een statief te gebruiken. Opnametips Gebruik een groothoekobjectief, Speedlite en een statief. Gebruik bij een zoomobjectief de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.
F 's Avonds opnamen maken (uit de hand) Normaal gesproken hebt u bij avondopnamen een statief nodig om uw camera stil te houden. Met de modus (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter 's avonds opnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze modus worden er vier continu-opnamen gemaakt voor elke foto. Er wordt vervolgens een heldere opname met minder bewegingsonscherpte opgeslagen. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
G Opnamen met tegenlicht maken Als u een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden fotografeert, gebruikt u de modus (HDR-tegenlicht). Wanneer u een foto maakt, worden er drie continu-opnamen gemaakt met verschillende belichtingstijden. De opname die hieruit voortkomt heeft het minste last van verlies van details in de schaduwpartijen door tegenlicht en het grootste kleurtoonbereik wordt vastgelegd. Opnametips Houd de camera stevig vast.
Waarschuwingen voor (Nachtopnamen uit hand) Het kan bij opnamen met Live view moeilijk zijn om scherp te stellen op lichte puntjes, zoals in het geval van een opname 's avonds. In dergelijke gevallen dient u de AF-methode op [Quick-modus] in te stellen. Indien het nog steeds moeilijk is om scherp te stellen, stelt u de scherpstelmodus van het objectief in op [MF] en stelt u handmatig scherp.
Q Snel instellen Wanneer in de basismodi het scherm met de instellingen voor de opnamefunctie wordt weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Sneltoetsen weer te geven. In de onderstaande tabel worden de functies vermeld die in de diverse basismodi met het scherm Sneltoetsen kunnen worden ingesteld. Voorbeeld: portretmodus 1 Stel het programmakeuzewiel in op een basismodus. 2Druk op de knop . (7) Het scherm Sneltoetsen wordt weergegeven. 3 Stel de functie in.
3 De AF- en transportmodi instellen De zoeker heeft elf AF-punten. Door het optimale AF-punt te selecteren, kunt u de compositie van de foto naar wens instellen terwijl er automatisch wordt scherpgesteld. U kunt ook het AF-gebruik en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het meest geschikt zijn. Het pictogram M rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (d/ s/ f/ a/ F) beschikbaar is.
f: Het AF-gebruik selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de automatische scherpstelling die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de basismodi wordt het optimale AF-gebruik automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Stel de focusinstellingsknop op het objectief in op . het programmakeuzewiel 2 Draai naar een creatieve modus. 3 Druk op de knop . (9) het AF-gebruik.
S AF-punten selecterenN U kunt een AF-punt uit elf AF-punten selecteren om op scherp te stellen. In de basismodi wordt het AF-punt automatisch geselecteerd en kunt u het AF-punt niet selecteren. 1 Druk op de knop . (9) Het geselecteerde AF-punt wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. Als alle AF-punten oplichten, wordt automatische AF-puntselectie ingeschakeld. een AF-punt. 2 Selecteer Om een AF-punt te selecteren, gebruikt u <9> of draait u het instelwiel <6> of <5>.
MF: Handmatige scherpstelling 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . <4 L> wordt op het LCD- paneel weergegeven. Stel scherp op het onderwerp. Focusring 2 Stel scherp door aan de focusring op het objectief te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet.
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkelbeeld en continu-opnamen. 1 Druk op de knop . (9) de transportmodus. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. i : Continue opnamen (Max. circa 4,5 opnamen/sec.) Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continu opnamen gemaakt.
j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. 1 Druk op de knop . (9) de zelfontspanner. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5> om de zelfontspannervertraging te selecteren. Q : 10 sec. zelfontspanner k : 2 sec. zelfontspanner de opname. 3 Maak Kijk door de zoeker, stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in.
4 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen uitgelegd: opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), correctie helderheid randen, chromatische correctie en andere functies. Het pictogram M rechts boven aan de paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de creatieve modi (d/ s/ f/ a/ F).
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn acht JPEGinstellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c. Er zijn drie RAW-instellingen voor opnamekwaliteit: 1, 41, 61. 1 Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. de opnamekwaliteit. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <6> om een RAW-instelling te selecteren. Druk op de toets om een JPEG-instelling te selecteren.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit 73 83 74 JPEG 84 7a Opgeslagen Afdrukgrootte pixels 20 M A2 8,9 M A3 Bestands- Maximum Maximale grootte aantal opnamereeks (MB) opnamen 6 1250 73 (1250) 3,1 2380 2380 (2380) 3,2 2300 2300 (2300) 1,7 4240 4240 (4240) 2,1 3450 3450 (3450) 1,1 6370 6370 (6370) 5,0 M A4 b*1 2,5 M 9x13 cm 1,2 6130 6130 (6130) c*2 0,3 M - 0,3 23.070 23.070 (23.
i: De ISO-snelheid instellenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. 1 Druk op de knop . (9) de ISO-snelheid in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel of de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>. De ISO-snelheid kan worden ingesteld op een waarde van ISO 100 tot en met ISO 25600, met tussenstappen van 1/3 stop. 'A' staat voor ISO Auto.
A Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi wordt (Auto) automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z4] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl. 2 Selecteer Druk op de toets om een beeldstijl te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 De witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling (Auto) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. Bij de basismodi wordt [Q] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Witbalans].
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid].
3 Instellingen voor ruisreductieN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISO-ruisreductie]. Selecteer op het tabblad [z4] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. het niveau in.
3 Instellingen voor ruisreductieN Ruisreductie lange sluitertijd Ruisreductie is mogelijk bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd]. Selecteer op het tabblad [z4] [Ruisred. lange sluitertijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. Het scherm met de instellingen wordt afgesloten en het menu wordt opnieuw weergegeven.
3 Lichte tonen prioriteitN U kunt overbelichting van lichte gebieden minimaliseren. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z4] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. de opname.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere chromatische afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Deze lensafwijkingen kunnen beide worden gecorrigeerd. De standaardinstelling is [Inschakelen] voor beide correcties. Als [Kan niet corrig. - geen geg.
3 Correctie helderheid randen/Chromatische correctie Chromatische correctie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor het gebruikte objectief. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 2 Maak De opname wordt vastgelegd met de gecorrigeerde chromatische afwijking.
5 Geavanceerde functies In de creatieve modi kunt u de sluitertijd en/of het diafragma aanpassen om de gewenste belichting in te stellen. Door de instellingen van de camera te wijzigen, kunt u verschillende resultaten krijgen. Het pictogram M rechts boven aan de paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de creatieve modi (d/ s/ f/ a/ F).
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. * staat voor programma. * AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het geselecteerde AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
s: AE met sluitervoorkeur In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitervoorkeur. Een kortere sluitertijd kan de actie of een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * staat voor Time value (tijdwaarde). Onscherp gemaakte beweging (lange sluitertijd: 1/30 sec.
f: AE met diafragmavoorkeur In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeur. Bij een hoger f/getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode wordt handmatige belichting genoemd. * staat voor Manual (handmatig). het programmakeuzewiel in 1 Stel op . 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 86). de sluitertijd en het diafragma in.
Belichtingscompensatie instellen N Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi d/s/f. De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop. De belichtingscompensatieindicator in de zoeker en op het LCD-paneel kan de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven.
A AE-vergrendelingN Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. Belichtingsvergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
6 Opnamen maken met het LCDscherm (Live view-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live view'. U kunt Live view inschakelen door de schakelaar voor Live view/ filmopname op te zetten.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live view/ filmopnamen op . het Live view-beeld weer. 2 Geef Druk op de knop <0>. Het Live view-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. In het Live view-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk te maken opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp. 3 Stel Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-methode (pag. 106). de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live view inschakelen Stel [A1: Live view-opname.] in op [Inschakelen]. Maximumaantal Live view-opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperatuur (0 °C) Maximum aantal opnamen circa 220 opnamen circa 190 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6-batterij en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode) De AF-methode selecteren De beschikbare AF-modi zijn [FlexiZone (Single)], [u Live-modus] (met gezichtsherkenning, pag. 107) en [Quick-modus] (pag. 109). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de focusinstellingsknop op het objectief in op , vergroot u de opname en stelt u handmatig scherp (pag. 111). Selecteer de AF-methode. Selecteer op het tabblad [A1] de optie [AF-methode].
AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 104).
AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode) scherp op het onderwerp. 2 Stel Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het gezicht dat door het kader
wordt bedekt. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Als er geen gezicht kan worden herkend, wordt het AF-punt < > weergegeven en wordt scherpgesteld op het midden. de opname.
AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode) Quick-modus: f De speciale AF-sensor wordt gebruikt om in de modus 1-beeld AF op dezelfde manier scherp te stellen als bij het maken van opnamen door de zoeker. Hoewel u snel kunt scherpstellen op het gewenste gebied, wordt het Live view-beeld tijdens het automatisch scherpstellen even onderbroken. U kunt elf AF-punten gebruiken om scherp te stellen (automatisch geselecteerd).
AF gebruiken om scherp te stellen (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Het Live view-beeld wordt uitgeschakeld, de reflexspiegel wordt neergeklapt en er wordt automatisch scherpgesteld. (Er is geen opname gemaakt.) Wanneer is scherpgesteld, laat de camera een pieptoon horen en keert u terug naar het Live view-beeld. Het AF-punt dat u hebt gebruikt om scherp te stellen, gaat groen branden.
Handmatig scherpstellen U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. 1 Zet de focusinstellingsknop op het objectief op . Draai aan de focusring van het objectief om ruw scherp te stellen. het vergrotingskader weer. 2 Geef Druk op de knop . Vergrotingskader het vergrotingskader. 3 Verplaats Druk op <9> om het vergrotingskader te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen.
Handmatig scherpstellen handmatig scherp. 5 Stel Draai terwijl u naar de vergrote opname kijkt aan de focusring van het objectief om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 104).
7 Filmopnamen U kunt filmopnamen inschakelen door de schakelaar voor Live view/filmopnamen op te zetten. De opname-indeling voor films is MOV. Voor kaarten waarop u films kunt opslaan, raadpleegt u pagina 3. Als u op het tabblad [53] [Wi-Fi] instelt op [Inschakelen], kunt u geen filmopnamen maken. Voordat u filmopnamen maakt, dient u [Wi-Fi] in te stellen op [Uitschakelen].
k Filmopnamen Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus niet is ingesteld op , schakelt de camera over naar automatische belichting die past bij de lichtomstandigheden van de situatie. 1 Stel de opnamemodus in. Draai het programmakeuzewiel naar een andere opnamemodus dan . de schakelaar voor Live view/ 2 Stel filmopnamen in op . De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. scherp op het onderwerp.
k Filmopnamen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor filmopnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor filmopnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. het programmakeuzewiel 1 Stel in op . de schakelaar voor Live view/ 2 Stel filmopnamen in op . de ISO-snelheid in. 3 Stel Druk op de knop . Het scherm ISO-snelheid wordt geopend op het LCD-scherm.
3 Het filmopnameformaat instellen Met [Z2: Movie-opn.formaat] kunt u het filmformaat, de framesnelheid per seconde en de compressiemethode instellen. De framesnelheid wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem]. Beeldformaat A [1920x1080] : Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. B [1280x720] : HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De beeldverhouding is 16:9. C [640x480] : SD-opnamekwaliteit (Standard Definition).
3 Het filmopnameformaat instellen Totale opnameduur voor film en bestandsgrootte per minuut Filmopnameformaat Totale opnameduur (bij benadering) Kaart van 4 GB Kaart van 8 GB Kaart van 16 GB Bestandsgrootte (bij benadering) 65 4 X 16 minuten 32 minuten 1 uur 4 minuten 235 MB/min. 65 4 W 5 minuten 11 minuten 22 minuten 685 MB/min. 87 87 C 65 X W X 18 minuten 6 minuten 48 minuten 37 minuten 12 minuten 1 uur 37 minuten 1 uur 14 minuten 25 minuten 3 uur 14 minuten 205 MB/min. 610 MB/min.
8 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de basisfuncties voor het weergeven van opnamen en films beschreven. Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel De camera kan opnamen die met een andere camera zijn vastgelegd of met een computer zijn bewerkt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd, mogelijk niet goed weergeven.
x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . De laatstgemaakte of laatstbekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom. Telkens als u op de knop drukt, wordt het weergaveformaat gewijzigd.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave, waarbij 4 of 9 opnamen op 1 scherm worden weergegeven. 1 Druk op de knop . Druk tijdens opnameweergave op de knop . [6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel Draai het instelwiel <6> linksom. Er verschijnt een index van 4 opnamen. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje rand.
u Vergrote weergave U kunt een vastgelegde opname ongeveer 1,5x tot 10x keer vergroten op het LCD-scherm. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. Opnamen kunnen tijdens de weergave worden uitvergroot (weergave van één opname), tijdens de weergave direct na de opname en wanneer de camera gereed is voor opname. Druk op de knop . De vergrote weergave wordt geactiveerd. Het vergrotingsgebied en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven.
k Films afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om opnamen weer te geven. een film. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de film te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram , dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is. Als de film een videofoto is, wordt < > weergegeven. U kunt op de knop drukken om over te schakelen naar de weergave met opname-informatie.
k Films afspelen Filmweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door op de toets te drukken. De vertragingssnelheid wordt rechtsboven in het scherm weergegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste frame van de film weergegeven. 3 Vorige beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
L Opnamen wissen U kunt opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een RAW+JPEG-afbeelding verwijdert, wordt zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding verwijderd.
126
9 Afbeeldingen downloaden naar uw computer In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen van de camera naar uw computer kunt downloaden. Daarnaast vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die op de EOS Solution Disk (cd-rom) staat. Bovendien leest u in dit hoofdstuk hoe u de software op uw computer installeert. EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de meegeleverde software gebruiken om de opnamen op de camera naar uw computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Opnamen downloaden door de camera op de computer aan te sluiten. 1 Installeer de software (pag. 132). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op uw computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer Als u beschikt over een kaartlezer (afzonderlijk in de handel verkrijgbaar), kunt u deze gebruiken om opnamen naar uw computer te downloaden. Installeer de software (pag. 132). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Canon-software om de 3 Gebruik opnamen en films te downloaden. Gebruik Digital Photo Professional. Gebruik ImageBrowser EX. Raadpleeg de Softwareinstructiehandleiding voor meer informatie.
Informatie over de software EOS Solution Disk XXX EOS Solution Disk Deze dvd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in De software die bij eerdere camera's is geleverd, biedt mogelijk geen ondersteuning voor foto's en filmbestanden die met deze camera worden gemaakt. Gebruik de software die bij deze camera wordt geleverd.
Informatie over de software Er is een internetverbinding nodig om de software te installeren. Plaats de EOS Solution Disk in een computer met internetverbinding. d ImageBrowser EX Software voor het weergeven en bewerken van opnamen Verbinding maken met internet om de software te downloaden en te installeren.* Door JPEG-opnamen bladeren en deze weergeven en afdrukken op uw computer. Films (MOV-bestanden) en videofotoalbums afspelen en filmbeelden omzetten in foto's.
De software installeren De software op Windows installeren Compatibele besturingssystemen Windows 8.1 1 Windows 8 Windows 7 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. 3 4 Selecteer uw regio, land en taal.
De software installeren De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen MAC OS X 10.8 - 10.9 1 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het dvdrompictogram en dubbelklik vervolgens op [Canon EOS Digital Installer/Installatieprogramma Canon EOS Digital]. 3 Selecteer uw regio, land en taal.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn.
Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen dienen om te voorkomen dat uzelf of anderen schade of letsel oplopen. Zorg dat u de voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en in acht neemt vóór u aan de slag gaat met het product. Als het product niet goed werkt of beschadigd raakt of als u er andere problemen mee hebt, neemt u contact op methetdichtstbijzijnde Canon Service Center of de dealer waar u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Neem de volgende waarschuwingen in acht.
Veiligheidsmaatregelen Verwijder de batterij en ontkoppel het netsnoer van de apparatuur als u de camera of accessoires langere tijd niet gebruikt; vervolgens bergt u de apparatuur op. Zo voorkomt u elektrische schokken, oververhitting of brand. Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raak deze dan niet aan.
Veiligheidsmaatregelen Waarschuwingen: Neem de volgende waarschuwingen in acht. Als u dit niet doet, riskeert u persoonlijk letsel of materiële schade. Gebruik of bewaar het product niet in een auto die in de zon staat of in de nabijheid van een warmtebron. Het product kan heet worden en brandwonden veroorzaken. Bovendien kan de batterij hierdoor gaan lekken of ontploffen, waardoor de prestaties achteruitgaan en de levensduur van het product wordt verkort.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik LCD-paneel en LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen, die alleen zwart of rood enz. weergeven. Dode pixels zijn geen storing. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
EOS 6D (WG) Basisinstructiehandleiding Wi-Fi functie In de Basisinstructiehandleiding Wi-Fi functie worden de eenvoudig te gebruiken basisfuncties voor Opnamen naar een andere camera overbrengen en Verbinding maken met een smartphone uitgelegd.
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen Met de draadloos-netwerkfuncties van deze camera kunt u allerlei taken draadloos uitvoeren, zoals het versturen van opnamen naar webservices en het op afstand bedienen van de camera. Dit is mogelijk wanneer u de camera op een Wi-Fi-netwerk aansluit of op een ander apparaat dat de draadloos-netwerkfuncties van deze camera ondersteunt.
Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen (1) z Opnamen naar een andere camera overbrengen (pag. W-13) Breng opnamen op deze camera naar andere Canon-camera's over met de ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening. (2) q Aansluiten op een smartphone (pag. W-21) Bekijk opgeslagen opnamen of bedien de camera met uw smartphone. U dient de toepassing 'EOS Remote' op uw smartphone te installeren als u deze functies wilt kunnen gebruiken.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt In deze handleiding wordt 'draadloos netwerk' gebruikt als een algemene aanduiding voor Wi-Fi en de draadloze communicatiefuncties van Canon. De aanduiding '(pag. **)' in deze handleiding verwijst naar de nummers van pagina's met meer informatie. Delen in deze handleiding die zijn gemarkeerd met de volgende symbolen bevatten de volgende typen informatie: : Waarschuwingen om potentiële problemen bij de bediening te voorkomen.
Inhoudsopgave Inleiding Wat u met de draadloos-netwerkfuncties kunt doen.................... W-2 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ......... W-4 [Wi-Fi]-instellingen en verbindingsstatus ..................................... W-6 1 Basisinstellingen voor draadloos-netwerkvoorzieningen W-7 Een Bijnaam registreren .............................................................. W-8 Basisbediening en -instellingen .................................................
[Wi-Fi]-instellingen en verbindingsstatus Instellingen en verbindingsstatus voor [Wi-Fi] op het tabblad [53] kunnen worden bekeken op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera.
1 Basisinstellingen voor draadloos-netwerkvoorzieningen In dit hoofdstuk worden instellingen beschreven die noodzakelijk zijn voor het gebruik van de draadloosnetwerkinstellingen van de camera.
Een bijnaam registreren Stel eerst een bijnaam voor de camera in. Wanneer de camera via een draadloos netwerk op een ander apparaat is aangesloten, wordt de bijnaam op dat apparaat weergegeven. Zorg dat u een bijnaam voor de camera instelt. 1 Selecteer [Wi-Fi]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Druk op de toets om [Inschakelen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. [Wi-Fi-functie] kan nu worden geselecteerd. [Wi-Fi-functie].
Een bijnaam registreren een bijnaam in. 4 Voer Voor instructies over het invoeren van tekens raadpleegt u 'Bediening van virtueel toetsenbord' op de volgende pagina. U kunt maximaal 16 tekens invoeren. de handeling. 5 Voltooi Wanneer u klaar bent, drukt u op de knop . Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster en druk op <0>. De bijnaam wordt geregistreerd en het scherm [Wi-Fi-functie] verschijnt.
Een bijnaam registreren Bediening van virtueel toetsenbord Naar een ander invoergebied gaan Met behulp van de knop kunt u tussen het onderste en bovenste invoergebied wisselen. De cursor verplaatsen Als u de cursor wilt verplaatsen, drukt u op de knop in het bovenste gebied. Tekst invoeren Druk terwijl de cursor in het onderste gebied staat op de toets of om tekens te selecteren en druk vervolgens op <0> om ze in te voeren.
Basisbediening en -instellingen Gebruik van de camera terwijl de draadloos-netwerkvoorziening actief is Wanneer u de draadloos-netwerkfunctie prioriteit wilt geven, moet u de ontspanknop, het programmakeuzewiel en de weergaveknop niet gebruiken. Anders zou de opname of de weergave prioriteit krijgen en zouden de draadloos-netwerkfuncties tijdens dat proces kunnen worden beëindigd. Wanneer [Wi-Fi] is ingesteld op [Inschakelen], is het opnemen van films uitgeschakeld.
Basisbediening en -instellingen Aansluiting via een interfacekabel Wanneer [Wi-Fi] op het tabblad [53] op [Inschakelen] wordt gezet, wordt de interfacekabelverbinding uitgeschakeld. Stel deze optie in op [Uitschakelen] om de interfacekabelverbinding te herstellen. Wanneer de camera via een interfacekabel op een computer, printer, GPS-ontvanger of ander apparaat is aangesloten, kunnen de instellingen voor [Wi-Fi] niet worden gewijzigd. Ontkoppel de interfacekabel en configureer daarna de instellingen.
2 Opnamen naar een andere camera overbrengen Opnamen op deze camera kunnen naar andere Canoncamera's worden overgebracht met de ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening. Draadloze verbinding is mogelijk voor Canon-camera's met ingebouwde draadloos-netwerkvoorziening die in 2012 of later op de markt zijn gebracht. Let op: de camera kan niet met Canon-camcorders worden verbonden, ook niet als deze een draadloos-netwerkvoorziening hebben.
De verbindingsbestemming selecteren Registreer de camera waarmee u verbinding wilt maken via een draadloos netwerk. De camera kan met slechts één andere camera tegelijk worden verbonden. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [WiFi] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [z]. 2 Selecteer Druk op de knop of om [z] (Blden tussen camera's verz.) te selecteren en druk vervolgens op <0>. de verbinding op de 3 Start doelcamera.
De verbindingsbestemming selecteren de opnamen die u wilt 4 Selecteer overbrengen. Selecteer opnamen op de verzendende camera (pag. W-16). Bedien de camera die de opnamen ontvangt niet. Let op: GPS-informatie wordt niet op het scherm van de camera weergegeven, zelfs niet als de GPS-informatie bij de ontvangen opname is gevoegd. Opnamelocaties kunnen met de Map Utility-software op een virtuele kaart worden weergegeven.
Opnamen overbrengen Opnamen een voor een overbrengen De geselecteerde opnamen worden een voor een overgebracht. 1 Selecteer een opname die u wilt overbrengen. Druk op de toets om de gewenste opname te selecteren en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop en draai het instelwiel <6> linksom om in de indexweergave een opname te selecteren. Als u naar de gewone opnameweergave wilt terugkeren, draait u het instelwiel <6> rechtsom. [Wrg. bld. vrz.].
Opnamen overbrengen Geselecteerde opnamen verzenden Er kunnen meerdere opnamen (maximaal 50) worden geselecteerd en verzonden. 1 Druk op <0>. [Gesel. verz.]. 2 Selecteer Als u het formaat van de te verzenden opname wilt selecteren, drukt u op de knop en selecteert u [Beeldf. wijz.]. Druk op de toets om [Gesel. verz.] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 3 Selecteer overbrengen. Druk op de toets om de gewenste opnamen te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Opnamen overbrengen de opname. 4 Verklein Doe dit indien nodig. de opnamen over. 5 Breng Druk op de knop om [Verzend.] te selecteren en druk op <0> om de opnamen over te brengen. Er wordt een overdrachtvoortgangsscherm weergegeven. Als u daarna nog meer opnamen wilt overbrengen, herhaalt u stap 1 tot 5. de verbinding. 6 Beëindig Druk op de knop om het bevestigingsscherm weer te geven. Druk op de knop om [OK] te selecteren en druk op <0> om de verbinding te beëindigen.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een andere camera waarvoor de verbindingsinstellingen zijn geregistreerd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [WiFi] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [z]. 2 Selecteer Selecteer [z] (Blden tussen camera's verz.) en druk op <0>. een verbinding tot stand. 3 Breng Selecteer [Verbinden] en druk op <0>. Selecteer in het bevestigingsscherm [OK].
W-20
3 Verbinding maken met een smartphone Als u de camera met een smartphone verbindt, kunt u de opnamen op de camera daarop bekijken, beheren en daar naartoe kopiëren. Tevens kunt u de smartphone gebruiken om opnamen op afstand te maken.
Voorbereiding Installatie van EOS Remote vereist Als u de camera met een smartphone wilt laten communiceren, moet de camera met de speciaal daarvoor bedoelde toepassing EOS Remote met de smartphone worden verbonden. EOS Remote kan worden gedownload in de App Store of bij Google Play. Installeer EOS Remote op de smartphone en voer de procedures voor het tot stand brengen van de verbinding uit. Voor EOS Remote is een smartphone met iOS of Android vereist.
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus De camera en de smartphone kunnen rechtstreeks met elkaar worden verbonden via een draadloos netwerk. Aangezien de camera als toegangspunt optreedt, is er geen ander toegangspunt nodig en kunt u de twee toestellen overal waar u bent gemakkelijk met elkaar laten communiceren. Om de verbinding tot stand te kunnen brengen, moet u een aantal handelingen op de smartphone uitvoeren.
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus de smartphone met de 5 Verbind camera. Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu van de smartphone de SSID (netwerknaam) die op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Voer als wachtwoord de encryptiesleutel in die op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Het volgende scherm wordt mogelijk automatisch weergegeven, ook als de handeling op de smartphone niet is voltooid. EOS Remote op de 6 Start smartphone.
Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus verbinding met de camera. 9 Maak Wanneer het koppelen is voltooid, verschijnt het hier links weergegeven scherm. Druk op de toets om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Tekens die niet de ASCII-indeling hebben, worden als 8 weergegeven. verdere instellingen. 10 Configureer Om de instellingen in deze fase te voltooien, drukt u op de knop om [OK] te selecteren en drukt u vervolgens op <0> om naar stap 11 te gaan.
De camera met een smartphone bedienen U kunt een smartphone met EOS Remote gebruiken om opnamen op de camera te bekijken en de camera op afstand te bedienen om foto's te maken. Het hoofdscherm van EOS Remote Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van EOS Remote. Raak het scherm aan om de bedieningsprocedures te leren. [Camera Image Viewing/Opnamen op camera weergeven] Opnamen op de camera kunnen worden bekeken. Opnamen op de camera kunnen op een smartphone worden opgeslagen.
De camera met een smartphone bedienen De verbinding beëindigen 1 Selecteer [Afsluiten]. Als het hier links weergegeven scherm niet verschijnt, selecteert u [Wi-Fi-functie] op het tabblad [53] van het cameramenu. Selecteer [Afsluiten] en druk op <0>. [OK]. 2 Selecteer Druk op de knop om [OK] te selecteren en druk op <0> om de verbinding te beëindigen. Opnamen worden op smartphones als JPEG-bestanden met grootte S2 opgeslagen.
Opnieuw verbinding maken De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone waarvoor de verbindingsinstellingen zijn geregistreerd. 1 Selecteer [Wi-Fi-functie]. Stel op het tabblad [53] de optie [Wi-Fi] in op [Inschakelen] en selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie]. [q]. 2 Selecteer Selecteer [q] (Verbinden met smartphone) en druk op <0>. een verbinding tot stand. 3 Breng Selecteer [Verbinden] en druk op <0>. Selecteer in het bevestigingsscherm [OK].
EOS 6D (WG) Instructiehandleiding GPS
Functies Opnamen van een geotag voorzien U kunt locatie-informatie*1 (lengte- en breedtegraad, hoogte en tijdstip*2) aan opnamen toevoegen. De locatie waar de opnamen zijn gemaakt, kan op een virtuele kaart op de computer worden weergegeven. *1: Bij bepaalde reisomstandigheden en GPS-instellingen kan het gebeuren dat er onnauwkeurige locatie-informatie aan de opnamen wordt toegevoegd. De digitale kompasfunctie is hier niet in opgenomen.
Functies De cameratijd instellen De cameratijd kan met behulp van GPS-signalen worden ingesteld. Opnamen en informatie op een virtuele kaart bekijken Opnamelocaties en de afgelegde route kunnen met de Map Utilitysoftware op een virtuele kaart worden weergegeven (EOS-software) (pag. G-18).
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Betekenis van symbolen : Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen. : Aanvullende informatie. (pag. **) : Verwijzing naar pagina's met meer informatie. De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen overeen met de pictogrammen en markeringen op de camera.
Inhoudsopgave Functies ...................................................................................... G-2 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt......... G-4 GPS-signalen ontvangen............................................................ G-6 Het positiedetectie-interval instellen....................................... G-11 De cameratijd instellen via GPS .............................................. G-12 De afgelegde route vastleggen .......................................
GPS-signalen ontvangen Om GPS-signalen te ontvangen, brengt u de camera in de buitenlucht met een onbelemmerd zicht op de hemel en richt u de camera omhoog. Zorg dat u de bovenkant van de camera niet met uw handen of andere objecten bedekt. 1 Selecteer [GPS]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [GPS] en druk op <0>. [GPS-systeem sel.] in op 2 Stel [Interne GPS]. het menu af. 3 Sluit Druk op de knop . Batterijverbruik Wanneer [GPS-systeem sel.
GPS-signalen ontvangen Status GPS-ontvangst LCD-paneel LCD-scherm De GPS-ontvangststatus wordt aangegeven met het pictogram op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera. • Constant : Signaal wordt ontvangen • Knippert : Signaal wordt gezocht Wanneer u opnamen maakt terwijl het symbool wordt weergegeven, krijgen de opnamen een geotag. Wanneer [Interne GPS] is geselecteerd, wordt de markering op het LCD-paneel weergegeven, zelfs als de camera is uitgeschakeld.
GPS-signalen ontvangen Bij gunstige omstandigheden duurt het na het inschakelen van de camera circa 30-60 seconden om het signaal op te vangen als de condities voor radiogolven goed zijn. De antenne van de interne GPS-ontvanger bevindt zich voor aan de flitserschoen. Ook als er een externe flitser op de camera is bevestigd, kunnen er GPS-signalen worden ontvangen. De ontvangst is dan echter wel iets zwakker. GPS-signalen kunnen ook worden ontvangen terwijl de camera in verticale stand wordt gebruikt.
GPS-signalen ontvangen GPS-informatie weergeven 1 Selecteer [GPS]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [GPS] en druk op <0>. [GPS-systeem sel.] in op 2 Stel [Interne GPS]. Als u de GPS-ontvanger GP-E2 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, selecteert u [Externe GPS]. 3 Selecteer [Stel in]. [GPS-informatiedisplay]. 4 Selecteer Er wordt gedetailleerde GPSinformatie weergegeven. [UTC] (Coordinated Universal Time) in deze voorbeeldschermafbeelding is gelijk aan Greenwich Mean Time (GMT).
GPS-signalen ontvangen een foto. 5 Maak Opnamen die worden gemaakt nadat het GPS-signaal is gevonden, worden van geotags voorzien. Geotag-informatie Het onderstaande scherm wordt weergegeven wanneer u tijdens het weergeven van een opname herhaaldelijk op de knop drukt. Breedtegraad Lengtegraad Hoogte Tijd Externe GPS aansluiten Het wordt aanbevolen om een externe GPS-module op de flitserschoen aan te sluiten.
Het positiedetectie-interval instellen Het interval voor actualisering van de locatie-informatie kan worden ingesteld. Een korter positiedetectie-interval resulteert in nauwkeurigere locatie-informatie voor uw opnamen. Er zijn dan echter wel minder opnamen per batterijlading mogelijk. 1 Selecteer [GPS]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [GPS] en druk op <0>. [GPS-systeem sel.] in op 2 Stel [Interne GPS]. 3 Selecteer [Stel in]. 4 Selecteer [Timing positie-update]. 5 Selecteer de tijd.
De cameratijd instellen via GPS De cameratijd kan met behulp van GPS-signalen worden ingesteld. 1 Selecteer [GPS]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [GPS] en druk op <0>. [GPS-systeem sel.] in op 2 Stel [Interne GPS]. 3 Selecteer [Stel in]. [Aut. tijdinst.]. 4 Selecteer Selecteer een optie en druk op <0>. Met [Auto-update] wordt de tijd bijgewerkt nadat de camera is ingeschakeld en er een GPS-signaal is ontvangen.
De afgelegde route vastleggen Met de GPS-logfunctie kan de locatieinformatie voor de route die de camera heeft afgelegd, automatisch in het interne camerageheugen worden vastgelegd. Wanneer u opnamen maakt terwijl de GPS-logfunctie is ingeschakeld, krijgen de opnamen een geotag. De vastgelegde locatieinformatie kan met de Map UtilityKaartgegevens ©2012 ZENRIN - software (EOS-software) (pag. G-18) op een virtuele kaart op de computer worden weergegeven.
De afgelegde route vastleggen [GPS-pos. loggen] in op 5 Stel [Inschakelen]. Als de GPS-logfunctie is ingeschakeld, wordt het pictogram op het LCD-paneel en LCD-scherm van de camera weergegeven. Locatie-informatielogs Locatie-informatie wordt met regelmatige intervallen op de route die de camera aflegt vastgelegd, zoals is te zien in [Timing positie-update] in de onderstaande tabel. Dagelijkse logs worden in het interne camerageheugen opgeslagen.
De afgelegde route vastleggen Logbestanden op een computer importeren U kunt logbestanden op een computer importeren met EOS Utility (EOSsoftware) of door de loggegevens eerst naar een geheugenkaart over te brengen. De afgelegde routes worden op een virtuele kaart weergegeven wanneer u de geïmporteerde logbestanden op de computer met de Map Utility-software opent (pag. G-18).
De afgelegde route vastleggen Zorg dat de camera naar boven gericht is en dat er niets boven op ligt wanneer u de camera tijdens het reizen in een tas of koffer vervoert. Stel de datum en tijd op de camera zo nauwkeurig mogelijk in. Stel tevens de juiste tijdzone en zomer-/wintertijd voor de actuele opnamelocatie in. Aangezien locatie-informatie, datum en tijd voortdurend worden vastgelegd, wordt er ook batterijvermogen verbruikt als de camera is uitgeschakeld.
Aandachtspunten ten aanzien van GPS 9Landen en regio's waarin de GPS-functie mag worden gebruikt In bepaalde landen en regio's gelden beperkingen voor het gebruik van de GPS-functie, en illegaal gebruik ervan is mogelijk strafbaar krachtens nationale of plaatselijke regelgeving. Ga naar de Canonwebsite om te controleren waar het gebruik is toegestaan om schending van de regelgeving betreffende de GPS-functie te vermijden.
Map Utility EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in G-18 Opnamelocaties en de afgelegde route kunnen met behulp van de locatie-informatie die in de camera wordt vastgelegd, op een virtuele kaart op de computer worden weergegeven. Voor de installatie van Map Utility is toegang tot internet nodig. Zie de instructiehandleiding bij de camera voor informatie over het installeren van de software.
Specificaties Opnamen van geotags voorzien: Lengte- en breedtegraad, hoogte, tijd (UTC) en signaalontvangst Ontvangstfrequentie: 1575,42 MHz (L1-band) Positiedetectie-interval: 1, 5, 10, 15 of 30 seconden, of 1, 2 of 5 minuten Tijdaanpassing: De cameraklok wordt aan de hand van GPStijdgegevens ingesteld. Loggegevens: NMEA-0183-formaat Eén bestand per dag * Wanneer de tijdzone wordt gewijzigd, wordt er een nieuw bestand gemaakt.
Voorzorgsmaatregelen voor Wi-Fi (draadloos netwerk) 9Landen en regio's waarin een draadloos netwerk mag worden gebruikt In bepaalde landen en regio's gelden beperkingen voor het gebruik van draadloze netwerken, en illegaal gebruik ervan is mogelijk strafbaar krachtens nationale of plaatselijke regelgeving. Ga naar de Canon-website om te controleren waar het gebruik is toegestaan om schending van de regelgeving betreffende draadloze netwerken te vermijden.
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. EOS 6D (WG) EOS 6D (N) De EOS 6D (N) bevat geen Wi-Fi- en GPS-voorziening.