Operation Manual
Table Of Contents
- EOS 7D Mark II
- Inleiding
- Aan de slag
- De accu opladen
- De batterij plaatsen en verwijderen
- De kaart plaatsen en verwijderen
- De camera inschakelen
- Datum, tijd en tijdzone instellen
- De taal van de interface selecteren
- Een objectief bevestigen en verwijderen
- Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van het objectief
- Basisbediening
- Quick Control voor opnamefuncties
- Menugebruik
- Voordat u begint
- Het raster weergeven
- De digitale waterpas weergeven
- Instellen van de zoekerinformatiedisplay
- Help
- Foto's maken met basisfuncties
- De AF- en transportmodi instellen
- Opname-instellingen
- Kaart selecteren voor opname en weergave
- De opnamekwaliteit instellen
- De ISO-snelheid instellen
- Een beeldstijl selecteren
- De witbalans instellen
- Helderheid en contrast automatisch corrigeren
- Ruisreductie instellen
- Lichte tonen prioriteit
- Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingen
- Flikkeren verminderen
- GPS-instellingen
- Geavanceerde functies
- Opnamen maken met het LCD- scherm (Live view-opnamen)
- Movie-opname
- Opnamen weergeven
- De instructiehandleidingen op de dvd-rom weergeven/Opnamen downloaden naar een computer
104
Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de
opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen
van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden
rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische abberatie.
Elke beeldvervorming door karakteristieken van het objectief wordt
vervorming genoemd. Deze lensafwijkingen en lichtafval kunnen
worden gecorrigeerd. Correctie van helderheid van randen en correctie
van chromatische aberratie zijn standaard ingesteld op [Inschakelen],
en Vervormingscorrectie is standaard ingesteld op [Uitschakelen].
Als [Kan niet corrig. - geen geg.] wordt weergegeven, raadpleegt u
'Correctiegegevens voor het objectief' op pagina 105.
1
Selecteer
[Lensafwijkingscorrectie].
Selecteer op het tabblad [z1] de
optie [Lensafwijkingscorrectie] en
druk vervolgens op <0>.
2
Selecteer de instelling.
Controleer of [Correctiegegevens
beschikbaar] wordt weergegeven
voor het gebruikte objectief.
Selecteer [Helderheid randen] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
3
Maak de opname.
De opname wordt vastgelegd met de
gecorrigeerde helderheid van de
randen.
3
Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingen
Correctie helderheid randen