Operation Manual

Table Of Contents
105
3 Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingen
1
Selecteer de instelling.
Controleer of [Correctiegegevens
beschikbaar] wordt weergegeven
voor het gebruikte objectief.
Selecteer [Chromatische afw.] en
druk vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
2
Maak de opname.
De opname wordt vastgelegd met de
gecorrigeerde chromatische aberratie.
1
Selecteer de instelling.
Controleer of [Correctiegegevens
beschikbaar] wordt weergegeven
voor het gebruikte objectief.
Selecteer [Vervorming] en druk
vervolgens op <0>.
Selecteer [Inschakelen] en druk
vervolgens op <0>.
2
Maak de opname.
De beeld wordt opgenomen met
correctie voor vervorming.
De camera bevat al gegevens voor de correctie van helderheid van randen, van chromatische
aberratie en van vervormingen voor ca. 30 objectieven. Als u [
Inschakelen
] selecteert, worden
de correctie van helderheid van randen en de correctie van chromatische aberratie automatisch
toegepast voor elk objectief waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgeslagen.
U kunt in EOS Utility (de meegeleverde software voor de EOS) bekijken van
welke lenzen correctiegegevens zijn opgeslagen in de camera. U kunt ook
correctiegegevens voor niet-geregistreerde lenzen vastleggen. Raadpleeg de
EOS Utility instructiehandleiding (pag. 164) voor meer informatie.
Correctie chromatische aberratie
Vervormingscorrectie
Correctiegegevens voor het objectief