EOS 80D (W) Instructiehandleiding Instructiehandleidingen (PDF-bestanden) en de software kunnen worden gedownload van de Canon-website (pag. 4, 513). www.canon.
Inleiding De EOS 80D (W) is een digitale spiegelreflexcamera met een uiterst nauwkeurige CMOS-sensor met circa 24,2 effectieve megapixels, DIGIC 6, zeer accurate en snelle scherpstelling met 45 AF-punten (maximaal 45 kruisvormige AF-punten), continue opname met max. 7,0 beelden per seconden, Live View-opnamen, movie-opnamen in Full High-Definition (Full HD) en draadloze functies (Wi-Fi/NFC). Lees het volgende voordat u begint met opnemen Lees eerst de Veiligheidsmaatregelen (pag.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera (met cameradop) Brede draagriem Accu LP-E6N (met beschermdeksel) Acculader LC-E6/LC-E6E* * Acculader LC-E6 of LC-E6E is meegeleverd. (Bij de LC-E6E wordt een netsnoer geleverd.) Bij de camera is geen interfacekabel of HDMI-kabel geleverd. De meegeleverde instructiehandleidingen worden op de volgende pagina vermeld.
Instructiehandleidingen Basisinstructiehandleiding voor de camera en de draadloze functie Het boekje is de basisinstructiehandleiding. U vindt meer gedetailleerde instructiehandleidingen (PDF-bestanden) op de website van Canon. De instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden en bekijken 1 Download de instructiehandleidingen (PDF-bestanden). Maak verbinding met internet en ga naar de volgende Canon-website. www.canon.
Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit: Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren (pag. 64). SD-/SDHC*-/SDXC*-geheugenkaarten * UHS-I-kaarten worden ondersteund.
Verkorte handleiding Plaats de accu (pag. 36). 1 Zie pagina 34 voor meer informatie over het opladen van de accu. Plaats de kaart (pag. 37). 2 3 Plaats de kaart in de sleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Witte markering Rode markering Bevestig de lens (pag. 47). Plaats de witte of rode bevestigingsmarkering op de lens op gelijke hoogte met de bevestigingsmarkering van dezelfde kleur op de camera. 4 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op (pag. 47).
Verkorte handleiding 6 Klap het LCD-scherm uit (pag. 40). 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 50). 8 Maak de opname (pag. 50). 9 Bekijk de opname. Zie pagina 43 wanneer de schermen met datum/tijd/zoneinstelling op het LCD-scherm worden weergegeven. Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Indien nodig komt de ingebouwde flitser tevoorschijn.
Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> : <5> : <9> : <0> : 0, 9, 7, 8 : Het Hoofdinstelwiel. Het Snelinstelwiel. De multicontroller en de drukrichting. De Instelknop. Hiermee wordt aangeduid dat elke functie, nadat u de knop hebt losgelaten, respectievelijk circa 4, 6, 10 of 16 seconden actief blijft.
Hoofdstukken Inleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 2 Aan de slag 33 Foto's maken met basisfuncties 77 De AF- en transportmodi instellen 115 Opname-instellingen 141 Geavanceerde functies 189 Opnamen maken met de flitser 227 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) 255 Movies opnemen 293 Opnamen weergeven 345 Opnamen naverwerken 389 Sensorreiniging 403 De camera aanpassen aan uw voorkeuren 409 Referentie 449 Verkorte softwarehandleiding / Opnamen downloaden naar
Inhoudsopgave Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Instructiehandleidingen .................................................................... 4 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 5 Verkorte handleiding......................................................................... 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ........ 8 Hoofdstukken .........................
Inhoudsopgave Het LCD-scherm in-/uitschakelen................................................. 67 De standaardinstellingen van de camera herstellen .................... 68 Het raster weergeven...................................................................... 71 Q De digitale waterpas weergeven ............................................. 72 De knipperdetectie weergeven ....................................................... 74 Uitleg en Help ............................................................
Inhoudsopgave 3 De AF- en transportmodi instellen 115 f: De AF-bediening selecteren ..................................................116 S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren.............................. 120 AF-gebiedselectiemodi................................................................. 124 AF-sensor..................................................................................... 127 Lenzen en bruikbare AF-punten...................................................
Inhoudsopgave Methoden voor bestandsnummering ............................................ 184 Copyrightinformatie instellen......................................................... 186 5 Geavanceerde functies 189 d: AE-programma........................................................................ 190 s: AE met sluitertijdvoorkeuze .................................................. 192 f: AE met diafragmavoorkeuze ................................................194 Scherptedieptecontrole ...........
Inhoudsopgave Menufunctie-instellingen............................................................... 270 De AF-bediening selecteren ......................................................... 274 Scherpstellen met AF (AF-methode) ............................................ 276 x Opnamen maken met de Touch Shutter................................. 286 MF: Handmatige scherpstelling .................................................... 288 8 Movies opnemen 293 k Movies opnemen ..............................
Inhoudsopgave Opnamen op een televisie bekijken .............................................. 373 K Opnamen beveiligen ...............................................................376 L Opnamen wissen .....................................................................378 W Digital Print Order Format (DPOF)..........................................380 p Opnamen selecteren voor een fotoboek ..................................384 De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen .........
Inhoudsopgave 13 Referentie 449 B-knopfuncties ....................................................................... 450 De accugegevens controleren...................................................... 452 Een gewoon stopcontact gebruiken ............................................. 456 H Eye-Fi-kaarten gebruiken ....................................................... 457 Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus .............. 460 Systeemschema..............................................
Functie-index Voeding LCD-scherm De accu opladen pag. 34 Accuniveau pag. 42 Accugegevens controleren pag. 452 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen pag. 386 Touchscreen pag.61 Digitale waterpas pag. 72 Gewoon stopcontact pag. 456 Uitleg pag. 75 Automatisch uitschakelen pag. 66 Help pag. 76 Kaarten Formatteren AF pag. 64 Ontspan sluiter zonder kaart pag. 38 Lens Bevestigen/verwijderen pag. 47 In- en uitzoomen pag.
Functie-index Beeldkwaliteit Belichting Opnamekwaliteit pag. 142 Belichtingscorrectie pag. 200 ISO-snelheid pag. 148 Beeldstijl pag. 154 Belichtingscorrectie met M+ISO Auto pag. 197 Witbalans pag. 162 AEB pag. 201 AE-vergrendeling pag. 203 Veiligheidsshift pag. 415 Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) pag. 169 Ruisreductie voor hoge ISO-snelheden pag. 170 Ruisreductie voor lange belichtingstijden pag.
Functie-index Creatieve filters voor movies Î pag. 316 Videosnapshot Î pag. 333 Time-lapse-movie Î pag. 319 Opnamen bewerken RAW-beeldverwerkingÎ pag. 390 Formaat van JPEG-opnamen wijzigen Î pag. 395 Servo AF-snelheid voor movies Î pag. 329 JPEG-opnamen bijsnijden Î pag. 397 Servo AF-trackinggevoeligheid voor movies Î pag. 330 Creatieve filters Î pag. 399 Opnamen maken met de afstandsbediening Î pag. 332 Afspelen Aanpassen Persoonlijke voorkeuze(C.Fn) Î pag.
Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en volg ze op voordat u het product gaat gebruiken. Als u te maken hebt met storingen, problemen of schade aan het product, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de leverancier bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Volg de onderstaande waarschuwingen.
Veiligheidsmaatregelen Wanneer de camera of de accessoires niet in gebruik zijn, verwijder de accu dan en haal de stekker uit de apparatuur en verwijder verbindingskabels voordat u deze opbergt. Zo voorkomt u elektrische schokken, oververhitting, brand en corrosie. Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand.
Veiligheidsmaatregelen Aandachtspunten: Neem de onderstaande aandachtspunten in acht. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot fysiek letsel of schade aan eigendommen. Zorg dat u het product niet gebruikt of laat liggen op een plaats waar de temperatuur hoog is, zoals in een auto die in de zon staat. Het product kan dan heet worden en brandwonden veroorzaken. Als u dit wel doet, kan de accu ook gaan lekken of exploderen. Hierdoor nemen de prestaties af of gaat het product minder lang mee.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Neem direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center als u de camera per ongeluk in het water laat vallen. Droog de camera af met een schone, droge doek als er waterspatten op zijn gekomen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de lens, de kaart en de accu uit de camera. Wacht tot de condens is verdampt voordat u de camera gebruikt. Verwijder de accu en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u de camera gedurende langere tijd niet gaat gebruiken.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Kaarten Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen: Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen druk op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en trillingen. Raak de elektronische contactpunten van de kaart nooit met uw vingers of een metalen voorwerp aan. Plak geen stickers of iets anders op de kaart.
Nomenclatuur LCD-paneel (pag. 28) Knop voor transportmodusselectie (pag. 138) Knop voor AF-modusselectie (pag. 116) Knop voor ISOsnelheid (pag. 148) Ingebouwde flitser/AF-hulplicht (pag. 228/119) Knop voor meetmethode (pag. 198) Markering EF-lensvatting (pag. 47) Knop voor AFgebiedselectiemodus (pag. 121) Markering EF-S-lensvatting (pag. 47) Contactpunten voor flitssynchronisatie Flitsschoen (pag. 233) <6> Hoofdinstelwiel (pag. 51) Flitsknop (pag.
Nomenclatuur
AF-startknop (pag. 50, 116, 257, 303) Scherpstelvlakmarkering (pag. 97) Schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen (pag. 256/294) <0> Start-/stopknop (pag. 256, 294) Knop voor AE-/ FE-vergrendeling/ index/verkleinen (pag. 203, 232/353, 355) Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 49) Luidspreker (pag. 365) Oogschelp (pag. 220) Knop voor AFpuntselectie/ vergroten (pag. 122/355) Zoekeroculair Aan-uitschakelaar (pag. 41) Lees-/schrijfindicator (pag.
Nomenclatuur LCD-paneel Transportmodus (pag. 138) u Enkelbeeld o Continue opname met hoge snelheid i Continue opname met lage snelheid B Stil enkelbeeld M Stille continue opname Q Zelfontspanner: 10 sec./ afstandsbediening k Zelfontspanner: 2 sec./ afstandsbediening Lichte tonen prioriteit (pag. 174) ISO-snelheid (pag. 148) ISO-snelheid (pag. 148) Maximum aantal opnamen Timer zelfontspanner Bulbbelichtingstijd Foutnummer/foutcode (Err) Resterende opnamen Time-lapse-movie-opnamen (pag.
Nomenclatuur Zoekerinformatie Eén punt AF (handmatige selectie) (pag. 120) Matglas Gebied AFkader (pag. 120) Zone-AF (handmatige selectie van een zone) (pag. 120) Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) (pag. 120) 45-punts automatische selectie-AF (pag. 120) AF-punt (pag. 120) Raster (pag. 71) Aspect-ratiolijn (pag.146) Spotmetingscirkel (pag. 198) Knipperdetectie (pag.74, 179) Digitale waterpas (pag. 73) Accuniveau (pag. 42) AE-vergrendeling (pag. 203) / AEB actief (pag.
Nomenclatuur Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt houdt (ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel). Basismodi U hoeft alleen maar de ontspanknop in te drukken. De camera stelt alles in en zorgt dat de instellingen zijn afgestemd op het onderwerp of de scène. A : Scene Intelligent Auto (pag. 78) 7 : Flitser uit (pag. 83) C : Creative Auto (pag. 84) 8 : Speciale scène (pag. 88) P Voedsel (pag. 89) G HDR-tegenlicht (pag.
Nomenclatuur Creatieve modi Met deze modi is het eenvoudiger om verschillende onderwerpen naar wens vast te leggen. d : AE-programma (pag. 190) s : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 192) f : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 194) a : Handmatige belichting (pag. 196) F : Bulb (pag. 204) Aangepaste opnamemodus U kunt de opnamemodi (d/s/f/a/F), AF-gebruik, menuinstellingen enzovoort, onder de instellingen w of x van het programmakeuzewiel vastleggen (pag. 445).
Nomenclatuur Acculader LC-E6 Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 34). Stekker Accucompartiment Laadlampje BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact. Acculader LC-E6E Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 34).
1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het riembevestigingspunt. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairafsluiting is aan de riem bevestigd (pag. 220).
De accu opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de accu. de accu. 2 Plaats Plaats de accu op de juiste manier in de lader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de accu te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E6 de accu op. 3 Laad Voor LC-E6 Klap de contactpunten van de acculader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact.
De accu opladen Tips voor het gebruik van de accu en acculader Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg. Verwijder de accu na het opladen en haal de acculader uit het stopcontact.
De accu plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen LP-E6N (of LP-E6) accu in de camera. De zoeker van de camera wordt verlicht zodra er een accu is geplaatst en wordt donker wanneer de accu wordt verwijderd. Als de accu niet is geplaatst, wordt het beeld in de zoeker onscherp en kunt u niet scherpstellen. De accu plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de accu. 2 Plaats Steek het uiteinde met de elektrische contacten in de camera.
De kaart plaatsen en verwijderen U kunt in de camera een SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar). SDHC- en SDXC-geheugenkaarten met UHS-I kunnen ook worden gebruikt. De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart omhoog staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is. De kaart plaatsen 1 Schrijfbeveiligingsschuifje Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart.
De kaart plaatsen en verwijderen Het maximum aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort. Als u [z1: Ontspan sluiter zonder kaart] instelt op [Uitschakelen], kunt u geen opnamen maken als er geen kaart is geplaatst (pag. 470). De kaart verwijderen Lees-/schrijfindicator 1 Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
De kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/ schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen.
Het LCD-scherm gebruiken Nadat u het LCD-scherm hebt uitgeklapt, kunt u menufuncties instellen, Live View-opnamen gebruiken, movies opnemen of opnamen en movies weergeven. U kunt de richting en hoek van het LCD-scherm wijzigen. 1 Klap het LCD-scherm uit. het LCD-scherm. 2 Draai Wanneer het LCD-scherm is 180° 90° 175° uitgeklapt, kunt u het scherm naar boven, naar beneden of meer dan 180° draaien zodat het naar het onderwerp toe is gericht. De hoek is slechts bij benadering aangegeven.
De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 43 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. Automatische sensorreiniging Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd.
De camera inschakelen z Accuniveau-indicator Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het accuniveau een van de volgende zes niveaus. Een knipperend accupictogram (b) geeft aan dat de accu bijna leeg is.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/ tijd/zone-instellingen zijn gereset, wordt het instelscherm datum/tijd/zone weergegeven. Volg de stappen hieronder om eerst de tijdzone in te stellen. Stel de tijdzone in waarin u zich op dit moment bevindt. Als u op reis gaat, hoeft u alleen maar de tijdzone in te stellen op de tijdzone van uw bestemming. De camera past de datum en tijd automatisch aan.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen Selecteer het vakje [Zone] en druk vervolgens op <0>. Druk op de pijltjestoetsen en om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als u uw tijdzone niet ziet, kunt u het tijdverschil met UTC ook rechtstreeks instellen. Druk in dit geval op de pijltjestoetsen om het vakje [Tijdverschil] te selecteren en druk vervolgens op <0> zodat wordt weergegeven.
3 De datum, tijd en tijdzone instellen de instelling. 6 Verlaat Druk op de pijltjestoetsen en om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. De datum/tijd/zone en de zomertijd worden ingesteld en het menu wordt weer weergegeven. In de volgende gevallen worden de datum/tijd/zone-instellingen mogelijk gereset. Als dit gebeurt, stelt u de datum/tijd/zone opnieuw in. • Wanneer de camera wordt opgeborgen zonder de accu. • Wanneer de accu van de camera leeg raakt.
3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de knop en selecteer het tabblad [5]. Druk op de pijltjestoetsen en om het tabblad [52] te selecteren. Druk op de pijltjestoetsen en om de [TaalK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF- en EF-S-lenzen. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-M-lenzen. Een lens bevestigen 1 Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. de lens. 2 Bevestig Plaats de witte of rode markering op Witte de lens op gelijke hoogte met de markering van dezelfde kleur op de camera.
Een lens bevestigen en verwijderen In- en uitzoomen Draai de zoomring op de lens met uw vingers. Als u wilt in- of uitzoomen, doe dit dan voordat u scherpstelt. Wanneer u na het scherpstellen aan de zoomring draait, kan de scherpstelling verloren gaan. De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens.
Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker het scherpst zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp (pag. 220). Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om gebruik te maken van de dioptrische aanpassingslenzen uit de E-serie (afzonderlijk verkrijgbaar).
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
Basisbediening Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop van het programmakeuzewiel in het midden ingedrukt houdt. Gebruik dit om de opnamemodus in te stellen. 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <6>. Wanneer u op een knop als , , of drukt, blijft de desbetreffende functie actief gedurende de tijd die op de timer (9) is ingesteld. Gedurende deze tijd kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <6>.
Basisbediening 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u op een knop als , , of drukt, blijft de desbetreffende functie actief gedurende de tijd die op de timer (9) is ingesteld. Gedurende deze tijd kunt u de gewenste instelling maken met het instelwiel <5>. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken.
Basisbediening 9 Multicontroller De multicontroller <9> bevat acht toetsen die in de richtingen kunnen worden geduwd zoals aangegeven door de pijlen. Met deze acht knoppen kunt u het AF-punt selecteren, de witbalans corrigeren, het AF-punt of vergrotingskader verplaatsen tijdens Live View-opnamen of movieopnamen, of over de opname schuiven in de vergrote weergave tijdens afspelen. Bij menu's en Sneltoetsen werkt de multicontroller alleen in verticale en horizontale richting .
Basisbediening R Multifunctievergrendeling Als [54: Multifunctievergrendeling] is ingesteld en de schakelaar omhoog, kunt u geen instellingen per ongeluk wijzigen door het hoofdinstelwiel, het snelinstelwiel en de multicontroller te verplaatsen of door het touchpaneel aan te raken. -schakelaar omlaag: ontgrendeld -schakelaar omhoog: vergrendeld 1 Selecteer [Multifunctievergrendeling]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Multifunctievergrendeling] en druk vervolgens op <0>.
Basisbediening U LCD-paneelverlichting U kunt het LCD-paneel verlichten door op de knop te drukken. Schakel de LCD-paneelverlichting (9) in of uit door op de knop te drukken. Wanneer u bij een bulbbelichting de ontspanknop volledig indrukt, wordt de LCD-paneelverlichting uitgeschakeld. Instellingen voor de opnamefunctie weergeven Nadat u een aantal keren op de knop hebt gedrukt, worden de instellingen voor de opnamefunctie weergegeven.
Q Quick Control voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit heet Quick Control (Snel instellen). 1 Druk op de knop (7). Het scherm Quick Control wordt weergegeven. de gewenste functie in. 2 Stel Druk op de pijltjestoetsen en of en om een functie te selecteren. De instellingen van de geselecteerde functie en Uitleg (pag. 75) worden weergegeven.
Q Quick Control voor opnamefuncties Voorbeeld van het scherm Quick Control Diafragma (pag. 194) Sluitertijd (pag. 192) Opnamemodus*1 (pag. 30) Belichtingscorrectie/ AEB-instelling (pag. 200/201) Beeldstijl (pag. 154) AF-bediening (pag. 116) Terug Witbalans (pag. 162) AF-gebiedselectiemodus (pag. 121) Witbalanscorrectie (pag. 167) Flitsbelichtingscorrectie (pag. 230) AE-vergrendeling*2 (pag. 203) Lichte tonen prioriteit*2 (pag. 174) ISO-snelheid (pag. 148) Wi-Fi-functie*3 Aangepaste bediening (pag.
3 Menugebruik U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum en tijd, enzovoort. Knop Knop Knop <0> LCD-scherm Pijltjestoetsen Menu's in de basismodi * Een aantal menutabbladen en menu-items wordt niet weergegeven in de basismodi.
3 Menugebruik Procedure voor het instellen van het menu 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Telkens als u op de knop drukt, wordt er van hoofdtabblad (groep functies) gewisseld. Druk op de pijltjestoetsen om een secundair tabblad te selecteren. In deze handleiding verwijst het tabblad [z3] bijvoorbeeld naar het scherm dat wordt weergegeven als van het tabblad z (Opnamen) de optie [3] wordt geselecteerd.
3 Menugebruik In stap 2 kunt u ook aan het instelwiel <6> draaien om een menutabblad te selecteren. In stap 4 kunt u ook aan het instelwiel <5> draaien om bepaalde instellingen te selecteren. Bij stap 2 tot en met 5 kunt u ook de touchscreen van het LCD-scherm gebruiken (pag. 61). In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt er vanuit gegaan dat u op de knop hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven. Druk op de knop om de bewerking ongedaan te maken.
d De touchscreen gebruiken Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen. Tikken Voorbeeldweergave (Quick Control) Tik met uw vinger op het LCD-scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). U kunt menu's, pictogrammen, enzovoort op het LCD-scherm selecteren door erop te tikken. Wanneer bediening via het aanraakscherm mogelijk is, verschijnt er een kader rond het pictogram (behalve in menuschermen). Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Quick Control.
d De touchscreen gebruiken Slepen Voorbeeldweergave (Menuscherm) Sleep uw vinger over het LCD-scherm.
d De touchscreen gebruiken 3 Instellingen voor aanraakbediening 1 Selecteer de optie [Aanraakbediening]. Selecteer op het tabblad [53] de optie [Aanraakbediening] en druk vervolgens op <0>. de aanraakbediening in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. [Standaard] is de normale instelling. [Gevoelig] zorgt voor een betere aanraakreactie dan [Standaard]. Probeer beide instellingen uit en selecteer de instelling die u prefereert.
Voordat u begint 3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
Voordat u begint Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 496). Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de opname- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
Voordat u begint 3 De pieptoon uitzetten U kunt voorkomen dat er een pieptoon klinkt zodra er is scherpgesteld of bij opnamen met de zelfontspanner en bediening via de touchscreen. 1 Selecteer [Pieptoon]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. [Uitschakelen]. 2 Selecteer Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. De pieptoon is nu uitgeschakeld. Indien [Aanr. op n] is geselecteerd, hoort u geen pieptoon tijdens bewerkingen via de touchscreen.
Voordat u begint 3 De opnameweergavetijd instellen U kunt instellen hoelang de foto direct na de opname op het LCDscherm moet worden weergegeven. Als u wilt dat de camera de opname blijft weergeven, stelt u [Vastzetten] in. Als u de opname niet wilt laten weergeven, stelt u [Uit] in. 1 Selecteer [Kijktijd]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Kijktijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste tijd in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
Voordat u begint 3 De camera terugzetten op de standaardinstellingenN De instellingen voor de opnamefunctie en de menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. 1 Selecteer [Wis alle camerainstellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>.
Voordat u begint Opname-instellingen Beeldkwaliteit 73 Aspect ratio 3:2 Beeldstijl Automatisch Auto Lighting Optimizer (Auto Standaard optimalisatie helderheid) Lensafwijkingscorrectie Inschakelen/ Correctie helderheid randen correctiegegevens blijven behouden Inschakelen/ Correctie chromatische correctiegegevens aberratie blijven behouden Uitschakelen/ Vervormingscorrectie correctiegegevens blijven behouden Witbalans Handmatige witbalans Witbalanscorrectie Witbalansbracketing Kleurruimte Ruisreducti
Voordat u begint Instellingen voor Live View-opnamen Live View-opnamen AF-methode AF-bediening Touch Shutter Inschakelen u+volgen X Uitschakelen Rasterweergave Verbergen Belichtingssimulatie Inschakelen Stille LV-opname Modus 1 Meettimer Creatieve filters 8 sec.
Het raster weergeven U kunt een raster weergeven in de zoeker om u te helpen controleren of de camera niet gekanteld is en de beeldcompositie te bepalen. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Rasterweergave]. [Weergeven]. 3 Selecteer Wanneer u het menu afsluit, wordt het raster weergegeven in de zoeker. U kunt een raster op het LCD-scherm weergeven tijdens Live View-opnamen en voordat u begint met het opnemen van een movie (pag.
Q De digitale waterpas weergeven U kunt op de LCD-monitor en in de zoeker een digitale waterpas weergeven om u te helpen kanteling van de camera te corrigeren. U kunt alleen de horizontale kanteling controleren en niet de kanteling vooruit of achteruit. De digitale waterpas op het LCD-scherm weergeven 1 Druk op de knop . Telkens als u op de knop drukt, wordt de schermweergave vernieuwd. Geef de digitale waterpas weer.
Q De digitale waterpas weergeven 3 De digitale waterpas weergeven in de zoeker Er kan in de zoeker een eenvoudige digitale waterpas met een camerapictogram worden weergegeven. Omdat deze indicator wordt weergegeven tijdens de opname, kunt u de opname maken terwijl u de camerakanteling controleert. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Elektr. niveau]. 3 Selecteer [Weergeven]. de ontspanknop half in.
De knipperdetectieN weergeven Als u deze functie instelt, wordt weergegeven in de zoeker wanneer de camera flikkeringen detecteert die worden veroorzaakt door het knipperen van de lichtbron. De knipperdetectie is standaard ingesteld op [Weergeven]. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Knipperdetectie]. 3 Selecteer [Weergeven].
Uitleg en Help In de onderdelen Uitleg en Help vindt u informatie over de camerafuncties. Uitleg De Uitleg verschijnt wanneer u van opnamemodus wisselt of een opnamefunctie instelt, overschakelt op Live View-opnamen of movieopname, of wanneer u Quick Control voor weergave gebruikt. De Uitleg geeft een korte beschrijving van de desbetreffende modus, functie of optie. Ook wordt er een korte beschrijving gegeven wanneer u een functie of optie selecteert met Quick Control.
Uitleg en Help v Help Wanneer [zHelp] wordt weergegeven onder in het menuscherm, drukt u op de knop om de beschrijving van de functie weer te geven. Indien de Help meer dan één scherm beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. Draai aan het instelwiel <5> of druk op de toetsen om te bladeren. Voorbeeld: [z3: Ruisred. lange sluitertijd] B Schuifbalk Voorbeeld: [8C.Fn I-1: Belichtingsniveauverhogingen] B Voorbeeld: [8C.
2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de basismodi op het programmakeuzewiel kunt gebruiken voor de beste resultaten. di In de basismodi hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in (pag. 107, 460). Bovendien kunnen geavanceerde instellingen voor de opnamefunctie (voor gevorderden) niet worden gewijzigd, zodat slechte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 81). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop in het midden ingedrukt houdt. Gebied AF-kader het gebied AF-kader op het 2 Richt onderwerp.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken. De opname wordt ongeveer 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Nadat u klaar bent met fotograferen, duwt u de ingebouwde flitser weer omlaag. De modus zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) De pieptoon blijft zachtjes aanhouden. (De scherpstelindicator brandt niet.) Dit geeft aan dat de camera voortdurend scherpstelt op een bewegend onderwerp. (De scherpstelindicator brandt niet.) U kunt scherpe opnamen maken van een bewegend onderwerp. De scherpstelvergrendeling (pag. 81) werkt in dit geval niet. Er wordt niet op het onderwerp scherpgesteld als de ontspanknop half is ingedrukt.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus wordt om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) A Live View-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. Zie pagina 255 voor meer informatie. de schakelaar voor Live View1 Zet opnamen/movie-opnamen op . het Live View-beeld op het 2 Geef LCD-scherm weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.
7 De flitser uitschakelen De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Op plaatsen waar het gebruik van een flitser niet is toegestaan, zoals in musea of een aquarium, gebruikt u de modus <7> (Flitser uit). Opnametips Als de nummerweergave (sluitertijd) in de zoeker knippert, moet u ervoor zorgen dat de camera niet beweegt. Bij weinig licht, wanneer de kans op cameratrilling groter is, knippert de weergave van de sluitertijd in de zoeker.
C Creative Auto-opnamen In de modus kunt u de volgende functies instellen voor het maken van opnamen: (1) Sfeeropnamen, (2) Achtergrond wazig, (3) Transportmodus en (4) Flitsen met ingebouwde flitser. De standaardinstellingen zijn hetzelfde als in de modus . * CA staat voor Creative Auto. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop (7). 2 Druk Het scherm Quick control wordt weergegeven. de gewenste functie in.
C Creative Auto-opnamen (1) Sluitertijd Diafragma ISO-snelheid (3) (2) (4) Accuniveau Opnamekwaliteit Maximum aantal opnamen Als u (1) of (2) instelt wanneer de camera in de modus voor Live Viewopnamen staat, ziet u het effect van de potentiële opname direct op het scherm, nog voordat de opname is gemaakt. (1) Sfeeropnamen U kunt de gewenste sfeer selecteren en daarmee uw opnamen maken. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om de sfeer te selecteren.
C Creative Auto-opnamen (2) Achtergrond wazig • Als [OFF/UIT] is ingesteld, verandert de mate van achtergrondvervaging met de helderheid van het beeld. • Bij een andere instelling dan [Uit] kunt u de achtergrondvervaging zelf instellen, onafhankelijk van de helderheid. • Als u aan het instelwiel <6> of <5> draait om de cursor naar rechts te verplaatsen, komt de achtergrond scherper in beeld. • Draait u het instelwiel <6> of <5> zodanig dat de cursor naar links gaat, dan wordt de achtergrond onscherper.
C Creative Auto-opnamen (3) Transportmodus: Gebruik het instelwiel <6> of <5> om de selectie te maken. U kunt deze ook in een lijst selecteren door op <0> te drukken. Enkelbeeld: Eén opname tegelijk maken. Continue opnamen met hoge snelheid: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continue opnamen gemaakt. U kunt circa 7,0 opnamen per seconde maken. Continue opname met lage snelheid: Als u de ontspanknop volledig indrukt, worden er continue opnamen gemaakt.
8: Modus Speciale scène De camera kiest automatisch de juiste instellingen wanneer u een opnamemodus voor uw onderwerp of scène selecteert. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <8>. op de knop (7). 2 Druk Het scherm Quick control wordt weergegeven. een opnamemodus. 3 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of en om het pictogram van de gewenste opnamemodus te selecteren. Draai aan het instelwiel <6> of <5> om een opnamemodus te selecteren.
P Voedsel fotograferen Gebruik voor het fotograferen van voedsel de modus
(Voedsel). De foto wordt scherp en aantrekkelijk. Afhankelijk van de lichtbron wordt de roodachtige tint ook onderdrukt in de opnamen die met kunstlicht enzovoort worden gemaakt. Opnametips Pas de kleurtoon aan. U kunt de [Kleurtoon] aanpassen. Als u de roodachtige tint van het voedsel wilt versterken, zet u de kleurtoon richting [Warm]. Als het geheel te rood overkomt, zet u de kleurtoon richting [Koel].
C Kinderen fotograferen Wanneer u rondrennende kinderen wilt fotograferen en voortdurend op ze wilt blijven scherpstellen, gebruikt u (Kinderen). Dit zorgt ook voor een gezonde huidtint in de opnamen. Opnametips Volg het onderwerp binnen het gebied AF-kader. Druk de ontspanknop half in om automatisch scherpstellen in het gebied van het AF-kader te starten. Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon horen.
x Portretten bij kaarslicht maken Wanneer u personen bij kaarslicht wilt fotograferen, gebruikt u (Kaarslicht). De kleurtinten van het kaarslicht blijven dan in de foto gehandhaafd. Opnametips Gebruik het middelste AF-punt om scherp te stellen. Richt het middelste AF-punt op het onderwerp en maak de foto. Als de nummerweergave (sluitertijd) in de zoeker knippert, moet u ervoor zorgen dat de camera niet beweegt.
6 Nachtportretten maken (met een statief) Gebruik de modus <6> (Nachtportret) als u 's avonds mensen wilt fotograferen en een natuurlijk uitziende achtergrond wilt hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Opnametips Gebruik een groothoeklens en een statief. Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde om in het donker een panorama-effect te verkrijgen. Gebruik tevens een statief om cameratrilling te voorkomen. Controleer de helderheid van het onderwerp.
F Nachtopnamen maken (uit de hand) U bereikt bij nachtopnamen het beste resultaat door een statief te gebruiken. Met de modus (Nachtopnamen uit hand) kunt u echter ook prima nachtopnamen maken terwijl u de camera in de hand houdt. In deze modus worden er vier continue opnamen gemaakt voor elke foto. Er wordt vervolgens een heldere opname met minder cameratrilling opgeslagen. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
G Opnamen met tegenlicht maken Als u een tafereel met zowel lichte als donkere gebieden fotografeert, gebruikt u de modus (HDR-tegenlicht). Wanneer u één foto in deze modus maakt, worden drie continue opnamen met verschillende belichting gemaakt. Het resultaat is één opname met een breed kleurtoonbereik waarbij de schaduwen, veroorzaakt door tegenlicht, tot een minimum zijn beperkt. Opnametips Houd de camera stevig vast. Houd de camera stevig vast en houd deze stil als u de opname maakt.
2 Portretfoto's maken De modus <2> (Portret) maakt de achtergrond onscherp, zodat personen duidelijker naar voren komen. Ook worden de tinten van de huid en het haar zachter gemaakt. Opnametips Selecteer de locatie waar de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond het grootst is. Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en de achtergrond, hoe waziger de achtergrond eruitziet. Ook steekt het onderwerp beter af tegen een gelijkmatige, donkere achtergrond. Gebruik een telelens.
3 Landschapsfoto's maken Gebruik de modus <3> (Landschap) voor panoramafoto's of om alles van dichtbij tot veraf scherp in beeld te krijgen. Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Opnametips Gebruik bij een zoomlens de groothoekzijde. Wanneer u de groothoekzijde van een zoomlens gebruikt, wordt er beter op onderwerpen die dichtbij of ver weg zijn scherpgesteld dan met de telezijde. Het geeft landschappen ook meer breedte. 's Avonds opnamen maken.
4 Close-ups maken Wanneer u bloemen of kleine onderwerpen van dichtbij wilt fotograferen, gebruikt u de modus <4> (Close-up). Gebruik een macrolens (afzonderlijk verkrijgbaar) om kleine onderwerpen veel groter te laten uitkomen. Opnametips Gebruik een eenvoudige achtergrond. Met een simpele achtergrond komen kleine objecten zoals bloemen beter tot hun recht. Nader het onder onderwerp zo dicht mogelijk. Controleer de minimale scherpstelafstand van de lens.
5 Opnamen maken van bewegende onderwerpen Gebruik de modus <5> (Sport) om bewegende onderwerpen te fotograferen, bijvoorbeeld rennende mensen of een rijdende auto. Opnametips Gebruik een telelens. Voor opnamen vanaf een afstand wordt het gebruik van een telelens aanbevolen. Volg het onderwerp binnen het gebied AF-kader. Druk de ontspanknop half in om automatisch scherpstellen in het gebied van het AF-kader te starten. Tijdens het automatisch scherpstellen blijft u een zachte pieptoon horen.
Aandachtspunten voor Kinderen Tijdens Live View-opnamen kan de beeldkwaliteit worden ingesteld op 1 of JPEG. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de afbeelding vastgelegd met de ingestelde 1-kwaliteit. Tijdens Live View-opnamen, als de flitser wordt gebruikt bij continue opnamen, daalt de snelheid van continue opname. Zelfs wanneer de flitser niet wordt gebruikt bij opeenvolgende opnamen, worden de opnamen gemaakt met de verminderde snelheid van continue opname.
Aandachtspunten voor Nachtopnamen uit hand Als u opnamen maakt met de flitser en het onderwerp bevindt zich te dicht bij de camera, wordt de opname mogelijk te helder (overbelichting). Als u de flitser gebruikt om een avondopname bij weinig licht te maken, sluiten de opnamen mogelijk niet goed op elkaar aan. Hierdoor kan een onscherpe opname ontstaan.
v Creatieve filters toepassen In de modus (Creatieve filter) kunt u een van de tien filtereffecten (Korrelig Z/W*, Soft focus*, Fisheye-effect*, Speelgoedcamera-effect*, Miniatuureffect*, Aquareleffect*, HDR-kunst, HDR-kunst helder, HDRkunst opvallend en HDR-kunst embossed) toepassen voor het maken van opnamen. Wanneer de camera in de modus voor Live Viewopnamen staat, ziet u het effect van de potentiële opname direct op het scherm, nog voordat de opname is gemaakt.
v Creatieve filters toepassen een opnamemodus. 5 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen of om een opnamemodus te selecteren en druk vervolgens op <0> en selecteer [OK]. De opname wordt weergegeven met de effecten van het filter toegepast. Voor het Miniatuureffect drukt u op de pijltjestoetsen om het witte kader te verplaatsen naar het gebied dat scherp moet zijn. Beschikbare opnamemodi in de modus v Opnamemodus G Pagina Opnamemodus Korrelig Z/W pag.
v Creatieve filters toepassen U kunt RAW en RAW+JPEG niet selecteren. Als RAW is ingesteld, wordt de afbeelding vastgelegd met de ingestelde 73-kwaliteit. Als RAW+JPEG is ingesteld, wordt de afbeelding vastgelegd met de ingestelde JPEG-kwaliteit. Als , , , , of wordt ingesteld, kan continue opname niet worden ingesteld. Stofwisdata (pag. 405) wordt niet toegevoegd aan opnamen die zijn gemaakt met het Fisheye-effect. wordt standaard ingesteld op (Flitser uit).
v Creatieve filters toepassen X Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-lens. De opname krijgt een tonvormige vervorming. Afhankelijk van het niveau van dit filtereffect, verandert het bijgesneden gedeelte langs de rand van de opname. Aangezien dit filtereffect er tevens voor zorgt dat het midden van het beeld wordt vergroot, kan de resolutie in het midden afnemen, afhankelijk van het aantal opgenomen pixels. Bekijk het beeld op het scherm wanneer u dit filter instelt.
v Creatieve filters toepassen B HDR-kunst helder De kleuren zijn meer verzadigd dan met [HDR-kunst] en het lage contrast en de vlakke gradatie zorgen voor een kunsteffect. C HDR-kunst opvallend De kleuren zijn het meest verzadigd, waardoor het onderwerp er echt uitspringt en de opname er als een olieverfschilderij uitziet. D HDR-kunst embossed De kleurverzadiging, de helderheid, het contrast en de gradatie zijn beperkt, wat ervoor zorgt dat de opname er vlak uitziet.
Q Quick Control Wanneer in de basismodi de instellingen voor de opnamefunctie worden weergegeven, kunt u op de knop drukken om het scherm Quick Control weer te geven. In de tabellen op de volgende pagina ziet u de functies die in de diverse basismodi kunnen worden ingesteld vanuit het scherm Quick Control. Voorbeeld: portretmodus het programmakeuzewiel in 1 Stel op een basismodus. op de knop (7). 2 Druk Het scherm Quick Control wordt weergegeven. de gewenste functie in.
Q Quick Control Functies die in de basismodi kunnen worden ingesteld o: Standaardinstelling*1 k: door gebruiker in te stellen : niet in te stellen Functie Transportmodus (pag. 138) u: Enkelbeeld o: Continue opname met hoge snelheid i: Continue opname met lage snelheid B: Enkele stille opname*2 M: Enkele stille opname*2 Q Zelfontspanner (pag. 140) k Flitsen met a: Automatisch flitsen ingebouwde D: Flitser aan (flitst altijd) flitser b: Flitser uit Sfeeropnamen (pag.
Opname met sfeerselectie Wanneer in de basismodi een andere modus dan , <7>, <8: G> en wordt ingesteld, kunt u de sfeer selecteren die u voor de opname wilt gebruiken Sfeer C 1 Standaardinstelling 2 Levendig 3 Soft 4 Warm 5 Intens 6 Koel 7 Lichter 8 Donkerder 9 Monochroom k k k k k k k k k P/x k k k k 1 8 C/6/F/2/3/ 4/5 k k k k k k k k k Sfeereffect Geen instelling Zwak/Standaard/Sterk Zwak/Standaard/Sterk Zwak/Standaard/Sterk Zwak/Standaard/Sterk Zwak/Standaard/Sterk Zwak/Normaal/Sterk Zwa
Opname met sfeerselectie het sfeereffect in. 5 Stel Druk op de pijltjestoetsen en om het effect te selecteren. [Effect] wordt dan onder aan het scherm weergegeven. Druk op de pijltjestoetsen om het gewenste effect te selecteren. de opname. 6 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken. Druk op de knop <0> om de Live View-modus te verlaten en weer via de zoeker te fotograferen. Druk vervolgens de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Opname met sfeerselectie Sfeerinstellingen 1Standaardinstelling Standaardopnamekenmerken voor de respectieve opnamemodus. Let op: <2> heeft opnamekenmerken die voor portretfoto's zijn geoptimaliseerd en <3> is geoptimaliseerd voor landschapsfoto's. Elke sfeer is een aanpassing van de opnamekenmerken van de respectieve opnamemodus. 2 Levendig Het onderwerp wordt scherp en levendig weergegeven. Met deze sfeerinstelling ziet de foto er indrukwekkender uit dan met de instelling [1 Standaard].
Opname met sfeerselectie 7 Lichter De opname wordt lichter weergegeven. 8 Donkerder De opname wordt donkerder weergegeven. 9 Monochroom De opname is monochroom. U kunt de monochroomkleur instellen op blauw, zwart-wit of sepia. Wanneer [Monochroom] is geselecteerd, wordt weergegeven in de zoeker.
Opname volgens lichtomstandigheden of scènetype In de basismodi <8: C2345> kunt u opnamen maken waarbij de instellingen met de lichtomstandigheden of het scènetype overeenkomen. In de meeste situaties voldoet [e Stand. inst.] , maar als de instellingen aan de lichtomstandigheden of het scènetype zijn aangepast, zal de opname nauwkeuriger overeenkomen met wat u ziet. Voor Live View-opnamen moet u, als u zowel [Licht-/scèneopnamen] als [Sfeeropnamen] (pag. 108) instelt, eerst [Licht-/scèneopnamen] instellen.
Opname volgens lichtomstandigheden of scènetype met Quick Control het 4 Selecteer licht- of scènetype. Druk op de knop (7). Druk op de pijltjestoetsen en om [e Stand. inst.] te selecteren. [Licht-/scèneopnamen] wordt weergegeven op het scherm. Druk op de pijltjestoetsen om het type licht of scène te selecteren. De resulterende opname met het geselecteerde licht- of scènetype dat wordt weergegeven. de opname. 5 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om een opname te maken.
Opname volgens lichtomstandigheden of scènetype Instellingen voor het licht- of scènetype eStand. inst. Een standaardinstelling die geschikt is voor de meeste onderwerpen. fDaglicht Voor onderwerpen in zonlicht. Hiermee zien blauwe luchten en groene gebieden zoals bomen en struiken er natuurlijker uit en worden lichtgekleurde bloemen beter weergegeven. gSchaduw Voor onderwerpen in de schaduw. Geschikt voor huidskleurtinten die mogelijk te blauwachtig worden weergegeven en voor lichtgekleurde bloemen.
3 De AF- en transportmodi instellen De AF-punten in de zoeker zijn zodanig geplaatst dat u op een verscheidenheid aan onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp kunt stellen. U kunt ook de AF-bediening en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het geschiktst zijn. Het pictogram O rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (d/s/f/a/F) beschikbaar is.
f: De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op . het programmakeuzewiel 2 Draai naar een creatieve modus. 3 Druk op de knop (9). de AF-bediening. 4 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
f: De AF-bediening selecterenN 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Wanneer er is scherpgesteld, wordt het AF-punt waarmee dit is gebeurd weergegeven en licht ook de scherpstelindicator in de zoeker op. AF-punt Bij meervlaksmeting wordt de Scherpstelindicator belichting ingesteld op het moment dat op het onderwerp is scherpgesteld.
f: De AF-bediening selecterenN AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de scherpstelafstand telkens verandert. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. Wanneer de AF-gebiedsselectiemodus (pag.
f: De AF-bediening selecterenN AF-punten lichten rood op De AF-punten lichten standaard rood op wanneer er is scherpgesteld in omstandigheden met weinig licht. In de creatieve modi kunt u instellen of de AF-punten rood oplichten wanneer scherpstelling is bereikt (pag. 424). AF-hulplicht met de ingebouwde flitser Bij weinig licht flitst de ingebouwde flitser een paar keer kort wanneer u de ontspanknop half indrukt. Hierdoor wordt het onderwerp belicht, zodat automatisch scherpstellen makkelijker is.
S Het AF-gebied en AF-punt selecterenN De camera heeft 45 AF-punten voor automatische scherpstelling. U kunt de AF-gebiedselectiemodus en AF-punten selecteren die bij de scène of het onderwerp passen. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, de vorm van het gebied van het AF-kader enzovoort afwijken. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AF-punten' op pagina 128.
S Het AF-gebied en AF-punt selecterenN De AF-gebiedselectiemodus selecteren 1 Druk op de knop of (9). Kijk door de zoeker en druk op de knop of . op de knop . 2 Druk Elke keer dat u op de knop drukt, AF-gebiedselectiemodus wordt de AF-gebiedsselectiemodus gewijzigd. Boven aan de zoeker wordt weergegeven welke AF-gebiedselectiemodus op dit moment is ingesteld. Met [8C.Fn II-8: Sel. AF-gebiedselectiemodus] kunt u de selecteerbare AF-gebiedselectiemodi beperken (pag. 420).
S Het AF-gebied en AF-punt selecterenN Het AF-punt handmatig selecteren U kunt het AF-punt of de AF-zone ook handmatig selecteren. 1 Druk op de knop of (9). De AF-punten worden in de zoeker weergegeven. In de modi Zone-AF of Grote zone-AF wordt de geselecteerde zone weergegeven. een AF-punt. 2 Selecteer De AF-puntselectie verschuift in de <6> <5> richting waarin u <9> duwt. Als u op <0> drukt, wordt het middelste AF-punt (of de middelste zone) geselecteerd.
S Het AF-gebied en AF-punt selecterenN Indicaties voor AF-puntweergave Wanneer u op de knop of drukt, lichten de AF-punten op die fungeren als AF-kruismetingspunten voor uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling. De knipperende AF-punten zijn gevoelig over de horizontale of verticale lijn. Raadpleeg pagina 127 en 131 voor meer informatie.
AF-gebiedselectiemodi S Eén-punts AF (handmatige selectie) Selecteer één AF-punt om mee scherp te stellen. m Zone-AF (handmatige selectie van een zone) Het AF-gebied wordt in negen scherpstelzones verdeeld om scherp te stellen. Alle AF-punten in de geselecteerde zone worden voor de automatische AF-puntselectie gebruikt. Het werkt beter dan één-punts AF om het onderwerp te volgen, en het is effectief voor bewegende onderwerpen.
AF-gebiedselectiemodi o 45-punts automatische selectie-AF Het gebied AF-kader (het hele AF-gebied) wordt gebruikt om scherp te stellen. Deze modus wordt automatisch ingesteld in de basismodi (behalve <8: x> en ). De AF-punten waarop wordt scherpgesteld, worden weergegeven als . Wanneer bij Eén-punts AF de ontspanknop half wordt ingedrukt, worden de AF-punten waarop is scherpgesteld weergegeven. Als er meer AF-punten worden weergegeven, betekent dat dat er op al deze punten is scherpgesteld.
AF-gebiedselectiemodi AF met behulp van color tracking Standaard wordt AF uitgevoerd op basis van color tracking. Als de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op zone-AF, grote zone-AF of 45-punts automatische selectie-AF, wordt als volgt scherpgesteld: In de modus 1-beeld AF Scherpstellen op een niet-bewegend persoon in het AF-gebied wordt eenvoudiger. In de modus AI Servo AF Scherpstellen op een persoon in het AF-gebied wordt eenvoudiger.
AF-sensor De AF-sensor van de camera heeft 45 AF-punten. De onderstaande afbeelding toont het AF-sensorpatroon dat met elk AF-punt overeenkomt. Als u lenzen gebruikt met een maximaal diafragma van f/2.8 of sneller, dan is uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling mogelijk met het middelste AF-punt in de zoeker. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten, AF-puntpatronen, de vorm van het gebied van het AF-kader enzovoort verschillen.
Lenzen en bruikbare AF-punten Hoewel de camera 45 AF-punten heeft, zal het aantal bruikbare AF-punten en scherpstelpatronen verschillen afhankelijk van de gebruikte lens. Lenzen worden daarom onderverdeeld in acht groepen van A t/m H. Als u een lens uit de groepen F t/m H gebruikt, zijn er minder AF-punten bruikbaar. Zie tot welke groep elke lens behoort op pagina 132-135. Ga na tot welke groep de gebruikte lens behoort.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep B Automatische scherpstelling met 45 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. Groep C Automatische scherpstelling met 45 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep E Automatische scherpstelling met slechts 35 punten is mogelijk. (Niet mogelijk met alle 45 AF-punten.) Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) kan niet worden geselecteerd voor de AF-gebiedselectiemodus. Tijdens automatische AF-puntselectie verschilt het buitenste kader dat de AF-zone markeert (gebied AF-kader) van automatische selectie AF met 45 punten. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig.
Lenzen en bruikbare AF-punten Groep G Automatische scherpstelling met slechts 27 punten is mogelijk. (Niet mogelijk met alle 45 AF-punten.) Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone) kan niet worden geselecteerd voor de AF-gebiedselectiemodus. Tijdens automatische AF-puntselectie verschilt het buitenste kader dat de AF-zone markeert (gebied AF-kader) van automatische selectie AF met 45 punten. : AF-kruismetingspunt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig.
Lenzen en bruikbare AF-punten Aanduidingen lenzengroepen EF-S24mm f/2.8 STM EF-S60mm f/2.8 Macro USM EF-S10-18mm f/4.5-5.6 IS STM EF-S10-22mm f/3.5-4.5 USM EF-S15-85mm f/3.5-5.6 IS USM EF-S17-55mm f/2.8 IS USM EF-S17-85mm f/4-5.6 IS USM EF-S18-55mm f/3.5-5.6 EF-S18-55mm f/3.5-5.6 USM EF-S18-55mm f/3.5-5.6 II EF-S18-55mm f/3.5-5.6 II USM EF-S18-55mm f/3.5-5.6 III EF-S18-55mm f/3.5-5.6 IS EF-S18-55mm f/3.5-5.6 IS II EF-S18-55mm f/3.5-5.6 IS STM EF-S18-135mm f/3.5-5.6 IS EF-S18-135mm f/3.5-5.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF200mm f/2.8L II USM + Extender EF1.4x I/II/III EF200mm f/2.8L II USM + Extender EF2x I/II/III EF300mm f/2.8L USM EF300mm f/2.8L USM + Extender EF1.4x I/II/III EF300mm f/2.8L USM + Extender EF2x I/II/III EF300mm f/2.8L IS USM EF300mm f/2.8L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF300mm f/2.8L IS USM + Extender EF2x I/II/III EF300mm f/2.8L IS II USM EF300mm f/2.8L IS II USM + Extender EF1.4x I/II/III EF300mm f/2.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF800mm f/5.6L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF1200mm f/5.6L USM EF1200mm f/5.6L USM + Extender EF1.4x I/II/III EF8-15mm f/4L Fisheye USM EF11-24mm f/4L USM EF16-35mm f/2.8L USM EF16-35mm f/2.8L II USM EF16-35mm f/4L IS USM EF17-35mm f/2.8L USM EF17-40mm f/4L USM EF20-35mm f/2.8L EF20-35mm f/3.5-4.5 USM EF22-55mm f/4-5.6 USM EF24-70mm f/2.8L USM EF24-70mm f/2.8L II USM EF24-70mm f/4L IS USM EF24-85mm f/3.5-4.5 USM EF24-105mm f/3.5-5.
Lenzen en bruikbare AF-punten EF70-200mm f/4L IS USM EF70-200mm f/4L IS USM + Extender EF1.4x I/II/III EF70-200mm f/4L IS USM + Extender EF2x I/II/III EF70-210mm f/3.5-4.5 USM EF70-210mm f/4 EF70-300mm f/4-5.6 IS USM EF70-300mm f/4-5.6L IS USM EF70-300mm f/4.5-5.6 DO IS USM EF75-300mm f/4-5.6 EF75-300mm f/4-5.6 USM EF75-300mm f/4-5.6 II EF75-300mm f/4-5.6 II USM EF75-300mm f/4-5.6 III EF75-300mm f/4-5.6 III USM EF75-300mm f/4-5.6 IS USM EF80-200mm f/2.8L EF80-200mm f/4.5-5.6 EF80-200mm f/4.5-5.
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld Soms kan er niet automatisch worden scherpgesteld (de scherpstelindicator van de zoeker knippert dan).
Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld MF: Handmatige scherpstelling 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op . <4 L> wordt op het LCD-paneel weergegeven. Scherpstelring scherp op het onderwerp. 2 Stel Stel scherp door aan de scherpstelring op de lens te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet.
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. 1 Druk op de knop (9). de transportmodus. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. o : Continue opname met hoge snelheid (max. circa 7,0 beelden/sec.*) Als u de ontspanknop volledig indrukt, zal de camera continue opnamen maken.
i De transportmodus selecteren o: De maximale snelheid bij continue opname van circa 7,0 opnamen/ seconde wordt bereikt onder de volgende omstandigheden*: bij 1/500 seconde of kortere sluitertijd, bij maximaal diafragma (afhankelijk van de lens), antiknipperopname ingesteld op Uitschakelen met een volledig opgeladen accu LP-E6N en bij kamertemperatuur (23 °C).
j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. 1 Druk op de knop (9). de zelfontspanner. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5> om de zelfontspannervertraging te selecteren. Q : Opname na circa 10 sec. k : Opname na circa 2 sec. de opname. 3 Maak Kijk door de zoeker, stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in.
4 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen uitgelegd: opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), ruisreductie, lensafwijkingscorrectie, antiknipperopname en andere functies. In de basismodi kan alleen het volgende worden ingesteld, zoals beschreven in dit hoofdstuk: opnamekwaliteit, maken en selecteren van mappen en bestandsnummering van opnamen.
3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn acht JPEGinstellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 74, 84, 7a, 8a, b, c. Er zijn drie RAW-instellingen voor opnamekwaliteit: 1, 41, 61 (pag. 144). 1 Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. de opnamekwaliteit in. 2 Stel Draai aan het instelwiel <6> om een RAW-instelling te selecteren.
3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit 73 83 74 JPEG 84 7a Opgeslagen Afdruk- Bestandspixels grootte grootte (MB) 24M A2 11M A3 Maximum aantal opnamen Maximale opnamereeks 7,6 940 77 (110) 3,9 1800 120 (120) 4,1 1730 140 (140) 2,0 3430 140 (140) 2,6 2700 140 (140) 150 (150) 5,9M A4 1,3 5260 b*1 2,5M 9x13 cm 1,3 5260 150 (150) c*2 0,3M - 0,3 20180 150 (150) 1 8a 24M A2 28,9 240 20 (25) RAW
3 De opnamekwaliteit instellen Als u zowel RAW als JPEG selecteert, wordt de opname tegelijkertijd als RAW-bestand en als JPEG-bestand op de kaart vastgelegd, met de geselecteerde opnamekwaliteit. De twee opnamen worden opgeslagen met hetzelfde bestandsnummer (bestandsextensie: .JPG voor JPEG en .CR2 voor RAW). De pictogrammen voor opnamekwaliteit worden als volgt aangeduid: 1 (RAW), 41 (Middelgroot RAW), 61 (Klein RAW), JPEG, 7 (Fijn), 8 (Normaal), 3 (Groot), 4 (Middelgroot), 6 (Klein).
3 De opnamekwaliteit instellen Maximale opnamereeks voor continue opnamen De maximale opnamereeks wordt rechtsonder in de zoeker en op het scherm met de instellingen voor de opnamefunctie weergegeven. Als de maximale opnamereeks voor continue opname 99 of hoger is, wordt '99' weergegeven. De maximale opnamereeks wordt altijd weergegeven, zelfs als er geen kaart in de camera is geplaatst. Controleer of er een kaart in de camera is geplaatst voordat u een opname maakt.
3 De aspect ratio van de opname wijzigenN U kunt de aspect ratio van de opname wijzigen. [3:2] is standaard ingesteld. Als [4:3], [16:9] of [1:1] is ingesteld, worden lijnen in de zoeker weergegeven om het opnamegebied aan te duiden. Tijdens het maken van Live View-opnamen wordt het beeld omgeven door een zwart masker op het LCD-scherm. 1 Selecteer de aspect ratio. Selecteer op het tabblad [z4] de optie [Aspect ratio] en druk vervolgens op <0>. de aspect ratio in.
3 De aspect ratio van de opname wijzigenN In de onderstaande tabel ziet u de aspect ratio en het aantal vastgelegde pixels voor elke opnamekwaliteit.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 150). Raadpleeg pagina 296 en 299 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens movie-opname. 1 Druk op de knop (9). de ISO-snelheid in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel of in de zoeker kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN Omdat 'H' (gelijk aan ISO 25600) een verhoogde ISO-snelheid is, zullen ruis (lichte puntjes, strepen enzovoort) en onregelmatige kleuren beter zichtbaar zijn dan bij de standaardinstelling. Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen], kunnen ISO 100/125/160 en 'H' (gelijk aan ISO 25600) niet worden geselecteerd (pag. 174). Opnamen bij hoge temperaturen kunnen er korreliger uitzien.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN ISO auto Als u de ISO-snelheid instelt op “A” (Auto), wordt de actuele ISO-snelheid weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt. Zoals hieronder wordt aangegeven, wordt de ISO-snelheid automatisch aangepast aan de opnamemodus.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 Het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen U kunt het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen (er zijn minimum- en maximumlimieten). U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100 en ISO 16000 en de maximumlimiet tussen ISO 200 en ISO H (gelijk aan ISO 25600). 1 Selecteer [ISO-snelheidsinst.]. Selecteer op het tabblad [z2] [ISOsnelheidsinst.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Bereik v. foto's]. de minimumlimiet in.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 Het ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto tussen ISO 100 en ISO 16000 instellen. U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100 en ISO 12800 en de maximumlimiet tussen ISO 200 - 16000, met tussenstappen van 1 stop. 1 Selecteer [Autom. bereik]. de minimumlimiet in. 2 Stel Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>. Selecteer de ISO-snelheid en druk op <0>.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN 3 De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen U kunt de kortste sluitertijd instellen zodat de automatisch ingestelde sluitertijd niet te traag wordt wanneer ISO auto is ingesteld. Dit is handig in de modi en wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt. Hierdoor worden cameratrilling en wazige onderwerpen tegengegaan.
A Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de basismodi wordt [D] (Auto) automatisch ingesteld. (In de modi is [P] (Standaard) ingesteld.) 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. een beeldstijl. 2 Selecteer Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op <0>. De beeldstijl wordt ingesteld.
A Een beeldstijl selecterenN R Landschap Voor levendige blauwe en groene tinten en zeer scherpe en heldere opnamen. Gebruik deze instelling voor indrukwekkende landschappen. u Gedetailleerd Geschikt voor de weergave van gedetailleerde contouren en een fijne structuur van het onderwerp. De kleuren zullen iets levendiger zijn. S Neutraal Deze beeldstijl is geschikt voor gebruikers die er de voorkeur aan geven om opnamen met de computer te verwerken.
A Een beeldstijl selecterenN Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] van [Scherpte], [Contrast] en andere parameters. De cijfers geven de ingestelde waarden weer voor deze parameters die zijn ingesteld voor de respectieve beeldstijl.
A Een beeldstijl aanpassenN U kunt de beeldstijlen aanpassen. U kunt de parameterinstellingen van beeldstijlen zoals [Sterkte], [Details] of [Drempel] van [Scherpte] en [Contrast] en andere parameters in de standaardinstellingen wijzigen of aanpassen. Maak testopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 159 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [Beeldstijl]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Beeldstijl] en druk vervolgens op <0>. een beeldstijl.
A Een beeldstijl aanpassenN Druk op de knop om de aangepaste parameters op te slaan. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt weer. Parameterinstellingen die afwijken van de standaardinstelling worden blauw weergegeven.
A Een beeldstijl aanpassenN V Monochroom aanpassen Naast de effecten die worden beschreven op de vorige pagina zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] van [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. k Filtereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N: Geen Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
A Een beeldstijl vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. U kunt meerdere beeldstijlen maken met verschillende instellingen. U kunt ook de parameters aanpassen van een beeldstijl die met EOS Utility (EOS-software, pag. 512) op de camera is vastgelegd. 1 Selecteer [Beeldstijl].
A Een beeldstijl vastleggenN een parameter. 5 Selecteer Selecteer de parameter (zoals [Scherpte] - [Sterkte]) die u wilt instellen en druk vervolgens op <0>. de parameter in. 6 Stel Pas de parameter naar wens aan en druk vervolgens op <0>. Zie 'Een beeldstijl aanpassen' (pag. 157) voor meer informatie. Druk op de knop om de gewijzigde beeldstijl vast te leggen. Het keuzescherm voor beeldstijlen verschijnt nu weer. De basisbeeldstijl wordt rechts van [Gebruiker *] weergegeven.
3 De witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. Bij de basismodi wordt [Q] (Sfeerprioriteit) automatisch ingesteld.
3 De witbalans instellenN Witbalans Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht. Met een digitale camera is het wit als basis voor de kleurcorrectie afhankelijk van de kleurtemperatuur van de verlichting en wordt de kleur aangepast met software om de witte gebieden er ook wit te laten uitzien. Met deze functie kunnen foto's met natuurlijke kleurtonen worden gemaakt.
3 De witbalans instellenN Aandachtspunten voor [Qw] (Witprioriteit) De warme kleurzweem van onderwerpen kan vervagen. Als meerdere lichtbronnen op het scherm zijn opgenomen, wordt de warme kleurzweem van de opname mogelijk niet verminderd. Als u de flitser gebruikt, zal de kleurtoon dezelfde zijn als [Q] (Sfeerprioriteit). O Handmatige witbalans De handmatige witbalans wordt gebruikt om voor een specifieke lichtbron handmatig de witbalans in te stellen.
3 De witbalans instellenN [Witbalans]. 4 Selecteer Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. de handmatige witbalans. 5 Selecteer Selecteer [ ] en druk vervolgens op O <0>. Als de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben.
3 De witbalans instellenN P De kleurtemperatuur instellen U kunt de kleurtemperatuur voor de witbalans numeriek instellen. Deze functie is voor gevorderde gebruikers. 1 Selecteer [Witbalans]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Witbalans] en druk vervolgens op <0>. de kleurtemperatuur in. 2 Stel Selecteer [P]. Draai het instelwiel <6> om de kleurtemperatuur te selecteren en druk vervolgens op <0>. De kleurtemperatuur kan worden ingesteld van circa 2500 K tot 10.000 K (in stappen van 100 K).
3 WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcorrectiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers, met name voor gebruikers die bekend zijn met het gebruik en de effecten van kleurtemperatuurconversie en kleurcorrectiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [WB Shift/Bkt.].
3 WitbalanscorrectieN Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/amber en magenta/groen. Deze functie wordt witbalansbracketing (WB Bkt.) genoemd. Witbalansbracketing is mogelijk in ±3 hele stappen. Stel de witbalansvariatie in.
3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. Bij de basismodi wordt [Standaard] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/ Auto optimalisatie helderheid].
3 Ruisreductie instellenN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij opnamen aan lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISO-ruisreductie]. Selecteer op het tabblad [z3] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. het niveau in.
3 Ruisreductie instellenN Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij meerdere opnamen Als de opnamen door cameratrilling erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner. Wanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
3 Ruisreductie instellenN Ruisreductie lange sluitertijd Ruisreductie is mogelijk bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd]. Selecteer op het tabblad [z3] [Ruisred. lange sluitertijd] en druk op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
3 Ruisreductie instellenN Bij de instellingen [Automatisch] en [Inschakelen] duurt het reduceren van ruis na het maken van de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting. U kunt pas weer opnamen maken als het ruisreductieproces is voltooid. Opnamen bij een ISO-instelling van 1600 of hoger zien er mogelijk korreliger uit met de instelling [Inschakelen] dan met de instelling [Uitschakelen] of [Automatisch].
3 Lichte tonen prioriteitN U kunt overbelichte, uitgeknipte hooglichten verminderen. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z3] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. de opname.
3 Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingenN Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruit zien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische aberratie. Elke beeldvervorming door karakteristieken van de lens wordt vervorming genoemd. Deze lensafwijkingen en lichtafval kunnen worden gecorrigeerd.
3 Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingenN Correctie chromatische aberratie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor de gebruikte lens. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 2 Maak De opname wordt vastgelegd met de gecorrigeerde chromatische aberratie. Vervormingscorrectie 1 Selecteer de instelling.
3 Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingenN Wanneer vervormingscorrectie is ingeschakeld, gebruikt de camera een kleiner beeldbereik dan door de zoeker te zien is. (De beeldranden worden iets bijgesneden en de resolutie iets verlaagd.) De vervormingscorrectie is wel zichtbaar in de vastgelegde opname, maar niet in de zoeker of Live View-opname tijdens de opnamen. Als u [Vervormingscorrectie] instelt op [Inschakelen], neemt de maximale opnamereeks (pag.
3 Correctie van helderheid randen en chromatische afwijkingenN Aandachtspunten voor lenscorrectie Correctie helderheid randen, correctie chromatische aberratie en vervormingscorrectie kunnen niet worden toegepast op JPEG-opnamen die al zijn gemaakt. Wanneer u een lens van een ander merk dan Canon gebruikt, wordt het aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschakelen], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven.
3 Flikkeringen reducerenN Als u bij fel licht zoals tl-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen.
3 Flikkeringen reducerenN Als het onderwerp zich tegen een donkere achtergrond bevindt of als er fel licht in de opname is, worden flikkeringen mogen niet correct gedetecteerd. Bij bepaalde soorten verlichting kan de camera de effecten van de flikkering mogelijk niet verminderen, ook niet wanneer wordt weergegeven in de zoeker. Afhankelijk van de lichtbron worden flikkeringen mogelijk niet correct gedetecteerd.
3 De kleurruimte instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt 'kleurruimte' genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor opnamen instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Bij de basismodi wordt sRGB automatisch ingesteld. 1 Selecteer [Kleurruimte]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Kleurruimte] en druk vervolgens op <0>. de gewenste kleurruimte in. 2 Stel Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op <0>.
3 Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de opnamen worden opgeslagen. Deze handeling is optioneel, aangezien er automatisch een map voor de opslag van opnamen wordt gemaakt. Een map maken 1 Selecteer [Selecteer map]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Selecteer map] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Maak map]. [OK]. 3 Selecteer Er wordt een nieuwe map gemaakt met een mapnummer dat één cijfer hoger is.
3 Een map maken en selecteren Een map selecteren Laagste bestandsnummer Aantal opnamen in de map Selecteer een map op het mapselectiescherm en druk vervolgens op <0>. De map waarin de opnamen worden opgeslagen, is geselecteerd. Volgende opnamen zullen in de geselecteerde map worden opgeslagen. Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen De mapnaam begint met drie cijfers (het mapnummer), gevolgd door vijf alfanumerieke tekens. Bijvoorbeeld: '100CANON'.
3 Methoden voor bestandsnummering De beeldbestanden worden genummerd van 0001 tot 9999 in de volgorde waarin de opnamen zijn gemaakt. Vervolgens (Voorbeeld) IMG_0001.JPG worden de bestanden in een map Bestandsnummer opgeslagen. U kunt instellen hoe het bestandsnummer wordt toegewezen. 1 Selecteer [Bestandsnr.]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Bestandnr.] en druk vervolgens op <0>. de methode voor 2 Selecteer bestandsnummering. Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
3 Methoden voor bestandsnummering Automatisch resetten De bestandsnummering begint elke keer opnieuw bij 0001 nadat de kaart is vervangen of er een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
3 Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. 1 Selecteer [Copyrightinformatie]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Copyrightinformatie] en druk vervolgens op <0>. de optie die u wilt instellen. 2 Selecteer Selecteer [Voer naam van auteur in] of [Voer copyrightdetails in] en druk vervolgens op <0>. tekst in.
3 Copyrightinformatie instellenN de instelling. 4 Verlaat Nadat u de tekst hebt ingevoerd, drukt u op de knop en selecteert u [OK]. De informatie wordt opgeslagen en het scherm gaat terug naar stap 2. De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren.
5 Geavanceerde functies In creatieve modi kunt u diverse instellingen van de camera wijzigen voor een grote verscheidenheid aan opnameresultaten, door de sluitertijd en/of het diafragma te selecteren, de belichting aan te passen, enzovoort. Het pictogram O rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (d/s/f/a/F) beschikbaar is.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. * staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in.
d: AE-programma Wanneer de sluitertijd '30"' en het laagste f-getal knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd '8000' en het hoogste f-getal knipperen, is er sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
s: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitertijdvoorkeuze. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * staat voor 'Time value' (tijdwaarde).
s: AE met sluitertijdvoorkeuze Wanneer het laagste f-getal knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in. Wanneer het hoogste f-getal knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-snelheid in.
f: AE met diafragmavoorkeuze In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeuze. Bij een hoger f/getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
f: AE met diafragmavoorkeuze Als de sluitertijd '30"' knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een sneller diafragma (lager f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een hogere ISO-snelheid in. Als de sluitertijd '8000' knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een trager diafragma (hoger f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een lagere ISO-snelheid in.
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. * staat voor 'Manual' (handmatig). het programmakeuzewiel in 1 Stel op . 2 De ISO-snelheid instellen (pag. 148). de sluitertijd en het diafragma in.
a: Handmatige belichting Belichtingscorrectie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op A (AUTO) voor opnamen met handmatige belichting, kunt u belichtingscorrectie (pag. 200) als volgt instellen. • [z2: Bel.comp./AEB] • Bij [8C.Fn III-4: Aangepaste bediening] met [s: Bel.comp. (vasth., S dr.)] (pag. 438). • Quick Control (pag. 56) Als ISO auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast aan de sluitertijd en het diafragma om een standaardbelichting te verkrijgen.
q De meetmethode selecterenN U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. In de basismodi wordt meervlaksmeting automatisch ingesteld. (In de modi <8: x> en wordt centrum gewicht gemiddeld ingesteld.) 1 Druk op de knop (9). de meetmethode. 2 Selecteer Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>.
q De meetmethode selecterenN e Centrum gewicht gemiddeld Het gemiddelde van het gehele meetgebied wordt genomen en het midden van de zoeker heeft een grotere invloed op de meting. Bij q (Meervlaksmeting) wordt de belichtingsinstelling vergrendeld wanneer u de ontspanknop half indrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld. Bij de lichtmeetmodi w (Deelmeting), r (Spotmeting) en e (Centrum gewicht gemiddeld) wordt de belichting vastgesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt.
O Belichtingscorrectie instellenN Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscorrectie kan worden ingesteld in de opnamemodi , en . De belichtingscorrectie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop. De indicator voor belichtingscorrectie in de zoeker en op het LCD-paneel kan de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven.
Bracketing met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd of het diafragma automatisch wordt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen gewijzigd tot ongeveer 3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor 'Auto Exposure Bracketing' (bracketing met automatische belichting). 1 Selecteer [Bel.comp./AEB]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Bel.comp./AEB] en druk vervolgens op <0>. het AEB-bereik in.
Bracketing met automatische belichting (AEB)N Tijdens AEB knippert in de zoeker en in het AEB-bereik. Als de transportmodus is ingesteld op of , moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname. Wanneer , of is ingesteld en u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, worden drie continue opnamen gemaakt, waarna de camera automatisch stopt met het maken van opnamen.
A AE-vergrendelingN Wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's met dezelfde belichtingsinstelling wilt nemen, kunt u de belichting vergrendelen. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
F: Bulbbelichting In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Dit heet bulbbelichting. Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . het gewenste diafragma in. 2 Stel Terwijl u naar het LCD-paneel kijkt, draait u aan het instelwiel <6> of <5>. de opname.
F: Bulbbelichting Met [z3: Ruisred. lange sluitertijd] kunt u de gegenereerde ruis tijdens langdurige belichting reduceren (pag. 172). Het gebruik van een statief en bulbtimer wordt bij bulbbelichting aangeraden. Spiegel opklappen (pag. 219) met bulbbelichting is ook mogelijk. U kunt ook opnamen maken met bulbbelichting met behulp van de afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 221). U kunt ook een afstandsbediening RC-6 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag.
F: Bulbbelichting de gewenste belichtingstijd in. 3 Stel Selecteer uur, minuut of seconde. Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) [OK]. 4 Selecteer De ingestelde tijd wordt weergegeven op het menuscherm. Wanneer u het menu afsluit, wordt weergegeven op het LCD-paneel. Bulbtimer Verstreken belichtingstijd de opname.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N Uitgeknipte hooglichten en schaduwen worden verminderd, zodat er een groot dynamisch bereik wordt behaald, ook bij zeer contrastrijke scènes. HDR-opnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie continue opnamen met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting) vastgelegd. Deze worden vervolgens automatisch samengevoegd.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N Effecten Natuurlijk Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in hoge lichten en schaduwen anders verloren zouden gaan. Uitgeknipte hooglichten en schaduwen worden verminderd. Kunst Hoewel de uitgeknipte hooglichten en schaduwen meer worden verminderd dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn, waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet. Het onderwerp heeft heldere (of donkere) randen.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N [Continue HDR] in. 4 Stel Selecteer [1 opname] of [Elke opname] en druk vervolgens op <0>. Met [1 opname] wordt het maken van HDR-opnamen automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Elke opname] blijft u HDRopnamen maken tot de instelling in stap 3 wordt ingesteld op [HDR uitsch.]. [Beeld aut. uitl.] in. 5 Stel Selecteer [Inschakelen] voor het maken van opnamen uit de hand. Selecteer [Uitschakelen] en druk op <0> wanneer u een statief gebruikt.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N U kunt RAW en RAW+JPEG niet selecteren. De HDR-modus kan niet worden ingesteld als RAW of RAW+JPEG is ingesteld. De HDR-modus kan niet worden ingesteld als AEB, witbalansbracketing, ruisonderdrukking bij meerdere opnamen of meervoudige belichting is ingesteld, of tijdens bulbbelichting en movie-opnamen. Als ISO vergroten (H) is geselecteerd, kunnen geen HDR-opnamen worden gemaakt. HDR-opnamen zijn mogelijk tussen ISO 100 en ISO 16000.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N Als u HDR-opnamen maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden geen gegevens over de AF-puntweergave (pag. 352) en geen stofwisdata (pag. 405) aan de opname toegevoegd. Als u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden de beeldranden iets bijgesneden en de resolutie iets verlaagd.
P Meervoudige belichtingN U kunt twee tot negen opnamen met verschillende belichtingen laten samenvoegen tot één opname. Met Live View-opnamen (pag. 255), kunt u in realtime zien hoe de afzonderlijke opnamen met verschillende belichtingen worden samengevoegd tijdens het fotograferen. 1 Selecteer [Meerdere opnamen]. Selecteer op het tabblad [z3] de optie [Meerdere opnamen] en druk vervolgens op <0>. [Meerdere opnamen] in. 2 Stel Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>.
P Meervoudige belichtingN Gemiddeld Op basis van het [Aantal opnames] wordt een negatieve belichtingscorrectie automatisch ingesteld als u opnamen maakt met meervoudige belichting. Als u meerdere opnamen met meervoudige belichting maakt van dezelfde scène, wordt de belichting van de achtergrond van het onderwerp automatisch geregeld om de standaardbelichting te verkrijgen. het [Aantal opnames] in. 4 Stel Stel het aantal opnamen in en druk vervolgens op <0>. U kunt 2 t/m 9 opnamen instellen. [Doorg.
P Meervoudige belichtingN opeenvolgende opnamen. 7 Maak De samengevoegde opname met meervoudige belichting wordt weergegeven. Bij Live View-opnamen worden de tot dan toe samengevoegde opnamen met meervoudige belichting weergegeven. Als u op de knop drukt, wordt alleen de Live View-opname weergegeven. Het maken van opnamen met meervoudige belichting stopt wanneer het ingestelde aantal opnamen is gemaakt.
P Meervoudige belichtingN Bij continue opnamen is de opnamesnelheid aanzienlijk hoger. Alleen de samengevoegde opname met meervoudige belichting wordt opgeslagen. De opnamen die zijn gemaakt in stappen 6 en 7 voor de opname met meervoudige belichting, worden niet opgeslagen. De opnamekwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, hoge ISO-ruisreductie, kleurruimte, enzovoort, die u voor de eerste afzonderlijke belichting hebt ingesteld, zullen ook worden toegepast voor de volgende belichtingen.
P Meervoudige belichtingN Opnamen met meervoudige belichting samenvoegen met een opname die al op de kaart is opgeslagen U kunt een 1-opname die is vastgelegd op de kaart selecteren als de eerste afzonderlijke opname. De opnamegegevens van de geselecteerde 1-opname blijven intact. U kunt alleen 1-opnamen selecteren. U kunt geen 41/61- of JPEG-opnamen selecteren. 1 Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.]. De opnamen op de kaart worden weergegeven. de eerste opname.
P Meervoudige belichtingN Meervoudige belichting controleren en verwijderen tijdens het fotograferen U kunt voordat u het ingestelde aantal opnamen hebt gemaakt op de knop drukken om het huidige belichtingsniveau, de overlappingsuitlijning en het algemene effect van de samengevoegde opname met meervoudige belichting te controleren. Als u op de knop drukt, worden de bewerkingen weergegeven die u kunt uitvoeren tijdens het maken van opnamen met meervoudige belichting.
P Meervoudige belichtingN Veelgestelde vragen Zijn er beperkingen ten aanzien van de opnamekwaliteit? Alle instellingen voor opnamekwaliteit kunnen worden geselecteerd voor JPEG-opnamen. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de samengevoegde opname met meervoudige belichting een 1-opname. Instelling voor opnamekwaliteit Samengevoegde opname met meervoudige belichting JPEG JPEG 1 1 41/61 1 1+JPEG 1+JPEG 41/61+JPEG 1+JPEG Kan ik opnamen samenvoegen die al op de kaart staan? Met [Select.
2 Spiegel opklappenN Naar cameratrillingen die worden veroorzaakt door de reflexspiegelactie wanneer de opname wordt gemaakt, wordt verwezen met de Engelse term 'mirror shock'. Met Spiegel opklappen blijft de spiegel opgeklapt voor en tijdens de opname om te voorkomen dat de opname door cameratrilling onscherp wordt. Deze functie is nuttig bij het maken van close-ups (macrofotografie), het gebruiken van een supertelelens en het maken van opnamen bij lange sluitertijden.
De oculairafsluiting gebruiken Zelfs als de transportmodus is ingesteld op continue opnamen, wordt er maar één opname gemaakt. U kunt ook de zelfontspanner gebruiken in combinatie met het opklappen van de spiegel. Als er circa 30 seconden verstrijken nadat de spiegel is opgeklapt, klapt deze weer automatisch omlaag. Als u de ontspanknop nogmaals helemaal indrukt, wordt de spiegel opnieuw opgeklapt.
F Een afstandsbediening gebruiken U kunt afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) op de camera aansluiten en gebruiken om opnamen te maken (pag. 468). Raadpleeg de instructiehandleiding van de afstandsbediening voor gedetailleerde instructies. 1 Open het aansluitingenklepje. de stekker aan op de 2 Sluit aansluiting voor de afstandsbediening.
R Opnamen maken met de afstandsbediening de zelfontspanner. 4 Selecteer Kijk naar het LCD-paneel en draai aan het instelwiel <6> om of te selecteren. op de verzendknop van de 5 Druk afstandsbediening. Sensor van de afstandsbediening Richt de afstandsbediening op de sensor voor de afstandsbediening op de camera en druk op de verzendknop. Het lampje van de zelfontspanner begint te branden en de opname wordt gemaakt.
p Intervaltimeropname Met de intervaltimer kunt u het opname-interval en het aantal opnamen instellen. De camera maakt een reeks afzonderlijke opnamen maken met het ingestelde interval totdat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. 1 Selecteer [Intervaltimer]. Selecteer op het tabblad [z4] (het tabblad [z2] in basismodi) [Intervaltimer] en druk op <0>. [Inschak.]. 2 Selecteer Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens op de knop . het opname-interval en het 3 Stel aantal opnamen in.
p Intervaltimeropname Interval Aantal opnamen [OK]. 4 Selecteer De intervaltimerinstellingen worden weergegeven op het menuscherm. Wanneer u het menu afsluit, wordt
weergegeven op het LCDpaneel. Intervaltimer de opname. 5 Maak Nadat u de eerste opname hebt gemaakt, worden opeenvolgende opnamen gemaakt volgens de intervaltimerinstellingen. Tijdens de intervaltimeropnamen knippert
.
p Intervaltimeropname Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als de scherpstelmodusknop van de lens is ingesteld op , maakt de camera geen opnamen wanneer de scherpstelling niet wordt bereikt. Instellen op en handmatig scherpstellen wordt aanbevolen.
6 Opnamen maken met de flitser In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u opnamen maakt met de ingebouwde flitser en externe Speedlites (EX-serie, afzonderlijk verkrijgbaar), hoe u de flitserinstellingen in het menuscherm van de camera opgeeft en hoe u de ingebouwde flitser kunt gebruiken voor opnamen met draadloos flitsen. De flitser kan niet worden gebruikt in combinatie met movieopnamen. Deze werkt dan niet. AEB kan niet worden gebruikt met flitser.
D De ingebouwde flitser gebruiken In de creatieve modi drukt u op de knop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen. Controleer voordat u opnamen maakt of [D] in de zoeker wordt weergegeven. Druk na het maken van de opnamen de ingebouwde flitser met uw vingers terug, totdat deze vastklikt. In basismodi kunt u afhankelijk van de opnamemodus de ingebouwde flitser instellen met Quick Control (pag. 107).
D De ingebouwde flitser gebruiken Effectief bereik van ingebouwde flitser ISO-snelheid (pag. 148) (geschat aantal meters) EF-S18-135mm f/3.5-5.6 IS USM Groothoek Tele f/3.5 f/5.6 1 - 2,1 ISO 100 1 - 3,4 ISO 400 1 - 6,9 1 - 4,3 ISO 1600 1,7 - 13,7 1,1 - 8,6 ISO 6400 3,4 - 27,4 2,1 - 17,1 * Wanneer een hoge ISO-snelheid is ingesteld en de scherpstelafstand groot is, kan mogelijk niet de juiste belichting worden verkregen, afhankelijk van onder meer de omstandigheden van het onderwerp.
D De ingebouwde flitser gebruiken 3 Rode-ogen-reductie Het rode-ogeneffect kan worden geminimaliseerd of voorkomen als u bij flitsfoto's het lampje voor rode-ogen-reductie gebruikt. 1 Selecteer [R.ogen Aan/Uit]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [R.ogen Aan/Uit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer Als u de ontspanknop half indrukt wanneer u opnamen maakt met de flitser, gaat het lampje voor rodeogen-reductie branden.
D De ingebouwde flitser gebruiken [y]. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en of en om [y*] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Het instelscherm voor de flitsbelichtingscorrectie wordt weergegeven. de waarde voor de 3 Stel flitsbelichtingscorrectie in. Draai het instelwiel <5> of <6> naar rechts om de flitsbelichting helderder te maken (meer flitslicht). Of draai het instelwiel <5> of <6> naar links om de flitsbelichting donkerder te maken (minder flitslicht).
D De ingebouwde flitser gebruiken A FE-vergrendelingN Met FE-vergrendeling (Flash Exposure, flitsbelichting) meet en vergrendelt u de juiste flitsbelichting voor het gewenste gedeelte van de opname. 1 Druk op de knop . De ingebouwde flitser komt tevoorschijn. Druk de ontspanknop half in en kijk in de zoeker of het pictogram brandt. 2 Stel scherp op het onderwerp. op de knop (8).
D Een externe Speedlite gebruiken EOS-Speedlites uit de EX-serie Met een Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) is flitsfotografie eenvoudig. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EX-serie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites uit de EX-serie.
D Een externe Speedlite gebruiken Canon Speedlites die niet tot de EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-/E-/EG-/ML-/TL-serie worden ingesteld op de automatische A-TTL- of TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op (handmatige belichting) of (AE met diafragmavoorkeuze) en pas de diafragma-instelling aan voordat u de opname maakt.
3 De flitser instellenN Bij gebruik van de ingebouwde flitser of een externe Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies en persoonlijke voorkeuzen van de Speedlite in te stellen. Als u een externe Speedlite gebruikt, bevestigt u deze op de camera en schakelt u de Speedlite in voordat u begint met deze instellingen.
3 De flitser instellenN Flitssynchronisatiesnelheid in AV-modus U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeuze . 4: Automatisch De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/250 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden. Ook snelle synchronisatie kan worden gebruikt. 6: 1/250-1/60 sec. auto Voorkomt dat er een lange sluitertijd wordt ingesteld bij weinig licht.
3 De flitser instellenN Het scherm met de flitsfunctie-instellingen direct weergeven Als u gebruikmaakt van de ingebouwde flitser of een externe Speedlite uit de EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u op de knop drukken om direct naar het scherm [Func.inst. int. flitser] of [Func.inst. externe flitser] te gaan zonder eerst het menuscherm weer te geven. Met ingebouwde flitser Druk twee keer op de knop . Druk op de knop om de ingebouwde flitser omhoog te klappen.
3 De flitser instellenN Functie-instellingen ingebouwde flitser Flitsmodus Stel deze optie normaliter in op [E-TTL II]. Hierdoor kan er met de ingebouwde flitser met automatische belichting worden gefotografeerd. Als u de flitssterkte handmatig wilt instellen, selecteert u [Manual flash]. Selecteer [2flitsoutput] en stel voordat u gaat fotograferen de flitssterkte in tussen 1/1 en 1/128 (in stappen van 1/3 stop).
3 De flitser instellenN 2 Flitsbelichtingscorrectie Dezelfde instelling als bij stap 3 van 'Flitsbelichtingscorrectie' op pagina 230 kan worden gebruikt. Draadloze functies Met draadloze flitsfotografie (via optische transmissie) kunt u met de ingebouwde flitser een externe Speedlite draadloos aansturen. Zie 'Draadloze flitsfotografie' op pagina 244 voor meer informatie.
3 De flitser instellenN Functie-instellingen externe flitser De schermweergave en instelopties kunnen verschillen, afhankelijk van het model externe Speedlite, de actuele flitsmodus, de persoonlijke voorkeuze-instellingen voor de Speedlite, enzovoort. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite om na te gaan welke functies compatibel zijn met uw Speedlite (afzonderlijk verkrijgbaar).
3 De flitser instellenN Draadloze functies / Flitsratiobesturing Het is mogelijk om via radio- of optische transmissie draadloos (meerdere keren) te flitsen. Raadpleeg voor meer informatie over draadloos flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die met deze functie compatibel is.
3 De flitser instellenN Flitsbelichtingscorrectie Dezelfde instelling als bij stap 3 van 'Flitsbelichtingscorrectie' op pagina 230 kan worden gebruikt. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie. Flitsbelichtingsbracketing Terwijl de flitssterkte automatisch wordt gewijzigd, worden drie foto's gemaakt. Raadpleeg de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met flitsbelichtingsbracketing voor details.
3 De flitser instellenN Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor Speedlites Raadpleeg de instructiehandleiding van de externe Speedlite voor meer informatie over de persoonlijke voorkeuze-instellingen van de Speedlite. 1 Selecteer [C.Fn-inst. externe flitser]. de gewenste functie in. 2 Stel Selecteer het nummer en druk vervolgens op <0>. Selecteer de instelling en druk vervolgens op <0>.
Draadloze flitsfotografieN De ingebouwde flitser van de camera kan functioneren als een master voor externe Speedlites uit de EX-serie van Canon die een draadloze slavefunctie hebben. De Speedlite(s) kunnen draadloos geactiveerd worden via optische transmissie. Lees de instructies en aandachtspunten voor draadloze flitsfotografie (optische transmissie) in de instructiehandleiding van de Speedlite.
Draadloze flitsfotografieN *1: Als de slave-Speedlite niet over een instelfunctie voor het transmissiekanaal beschikt, kan de flitser functioneren ongeacht de kanaalinstelling van de camera. *2: In kleine ruimten werkt de slave mogelijk zelfs als de draadloze sensor niet op de camera is gericht. De draadloze signalen van de camera kunnen worden weerkaatst door de wanden en door de slave worden ontvangen.
Draadloze flitsfotografieN Configuraties voor draadloze flitsfotografie In de onderstaande tabellen ziet u de mogelijke configuraties voor draadloze flitsfotografie. Selecteer de configuratie die geschikt is voor het onderwerp, de opnameomstandigheden en het aantal externe Speedlites dat u gebruikt, enzovoort. Externe Speedlite Aantal A:Bflitsratio Instelling Ingebouwde flitser Pagina Draadloze functies Flitsgroep 1 Alle Eén - - pag. 247 0 Eén - Gebruikt pag.
Draadloze flitsfotografieN Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite Dit zijn de basisinstellingen voor volautomatisch draadloos flitsen met één externe Speedlite. Stap 1 t/m 4 en stap 6 zijn van toepassing op alle opnamen met draadloze flitser. Deze stappen worden daarom overgeslagen in de overige draadloze-flitserinstellingen die op de pagina's hierna worden beschreven.
Draadloze flitsfotografieN 4 Stel [Flitsmodus: E-TTL II] in. 5 Stel [Draadloze func.] in op [0]. [Kanaal] in. 6 Stel Stel het transmissiekanaal (1-4) in op hetzelfde als dat van de slave. 7 Stel [Flitsgroep] in op [1Alle]. de opname. 8 Maak Stel de camera in en maak de opname zoals u zou doen bij normale flitsopnamen. Als u draadloos flitsen wilt uitschakelen, stelt u [Draadloze func.] in op [Uitschakelen]. Het wordt aanbevolen om [E-TTL II meting] in te stellen op [Evaluatief].
Draadloze flitsfotografieN Volautomatisch opnamen maken met één externe Speedlite en ingebouwde flitser Dit is een beschrijving van volautomatisch draadloos fotograferen met één externe Speedlite en de ingebouwde flitser. U kunt de flitsratio tussen de externe Speedlite en de ingebouwde flitser wijzigen om de manier waarop schaduwen op het onderwerp vallen aan te passen. 1 Stel [Draadloze func.] in op [0:3]. Stel bij stap 5 op pagina 248 [Draadloze func.] in op [0:3].
Draadloze flitsfotografieN Volautomatisch opnamen maken met meerdere externe Speedlites Het is mogelijk om meerdere Speedlite-slaves als één flitseenheid af te laten gaan of te verdelen over slavegroepen voor opnamen met flitsratiobesturing. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u opnamen maken met verschillende draadloze-flitsinstellingen en meerdere Speedlites.
Draadloze flitsfotografieN [1 (A:B)] Meerdere slaves in meerdere groepen laten afgaan U kunt de slaves over groep A en groep B verdelen en de flitsratio aanpassen om het gewenste verlichtingseffect te verkrijgen. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite en wijs één slave toe aan flitsgroep A en de andere aan flitsgroep A B B. Plaats de Speedlites zoals in de afbeelding wordt weergegeven. 1 Stel [Flitsgroep] in op [1(A:B)]. de A:B-flitsratio in en maak 2 Stel de opname.
Draadloze flitsfotografieN Volautomatisch fotograferen met de ingebouwde flitser en meerdere externe Speedlites De ingebouwde flitser kan ook worden toegevoegd aan het draadloze flitssysteem zoals beschreven op pagina 250-251. De basisinstellingen worden hieronder weergegeven. Door de instelling voor [Flitsgroep] te veranderen, kunt u fotograferen met verschillende draadloze-flitsinstellingen van meerdere Speedlites, aangevuld door de ingebouwde flitser.
Draadloze flitsfotografieN Creatief draadloos flitsen Flitsbelichtingscorrectie Als [Flitsmodus] is ingesteld op [E-TTL II], kan de flitsbelichtingscorrectie worden ingesteld. Welke instellingen voor de flitsbelichtingscorrectie (zie hieronder) kunnen worden ingesteld, is afhankelijk van de instellingen voor [Draadloze func.] en [Flitsgroep]. Flitsbelichtingscorrectie De ingestelde flitsbelichtingscorrectie wordt toegepast op de ingebouwde flitser en alle externe Speedlites. 2 bel.comp.
Draadloze flitsfotografieN De flitssterkte handmatig instellen voor draadloos flitsen Als [Flitsmodus] is ingesteld op [Manual flash], kan de flitssterkte handmatig worden ingesteld. Welke flitsoutputinstellingen kunnen worden ingesteld ([1 flitsoutput], [Fl.verm. gr. A] enzovoort), is afhankelijk van de instelling voor [Draadloze func.] (zie hieronder). Draadloze functie: 0 Flitsgroep: 1Alle De flitsoutput van de handmatige flits wordt op alle externe Speedlites toegepast.
7 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCDscherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. U kunt Live View-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-opnamen/movieopnamen op te zetten. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan cameratrilling onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen op . het Live View-beeld weer. 2 Geef Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het Live View-beeld wordt weergegeven in het helderheidsniveau dat dicht bij het helderheidsniveau van de daadwerkelijke opname ligt. scherp op het onderwerp. 3 Stel Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-methode (pag. 276).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Live View-opname inschakelen Stel [z5: Live view-opname.] (het tabblad [z3] in basismodi) in op [Inschakelen]. Maximum aantal opnamen met Live View-opnamen (Geschat aantal opnamen) Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperaturen (0 °C) Geen flits 340 310 50% flits 300 270 De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6Naccu en de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Het histogram kan worden weergegeven door op de knop te drukken wanneer [z5: Bel.simulatie: Inschakelen] (pag. 271) is ingesteld. Het histogram wordt echter niet weergegeven wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. U kunt de digitale waterpas weergeven door op de knop te drukken (pag. 72). Als de AF-methode is ingesteld op [u+volgen] of als de camera via een HDMI-kabel op een tv is aangesloten, kan de digitale waterpas niet worden weergegeven.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Scènepictogrammen In de opnamemodus detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
A Opnamen maken met het LCD-scherm *5: Wordt weergegeven met een van de onderstaande lenzen: • EF-S18-55mm f/3.5-5.6 IS II • EF-S55-250mm f/4-5.6 IS II • EF300mm f/2.8L IS II USM • EF400mm f/2.8L IS II USM • EF500mm f/4L IS II USM • EF600mm f/4L IS II USM • Image Stabilizer-lenzen (beeldstabilisatie) die in 2012 of later op de markt zijn gebracht. *4+*5: Als de omstandigheden van zowel *4 als *5 van toepassing zijn, zal de sluitertijd toenemen.
A Opnamen maken met het LCD-scherm Weergaveopties B-knop U kunt wijzigen wat er wordt weergegeven wanneer de knop wordt ingedrukt tijdens Live View-opnamen of movie-opnamen. 1 Selecteer [LV-weergaveopties z-knop]. Selecteer op het tabblad [53] de [zLV-weergaveopties -knop] en druk op <0>. Wisselinstellingen Live View-info 1 Selecteer [Wisselinst. Live view-info]. een nummer. 2 Selecteer De nummers staan voor het aantal keer dat u op de knop moet drukken.
A Opnamen maken met het LCD-scherm de opties. 3 Bewerk Selecteer wat u wilt weergeven en druk op <0> om een [X] toe te voegen. Voor de items die u niet wilt weergeven, drukt u op <0> om de [X] te verwijderen. Selecteer [OK] als u klaar bent met het voltooien van de instellingen. Herhaal stap 2 en 3 indien nodig. Histogram • Helderheid/RGB U kunt de histogramweergave wisselen tussen [Helderheid] en [RGB] (pag. 352). Stel dit in met [Helderheid/RGB] in [Histogram].
Instellingen voor de opnamefunctie Instellingen voor f / R / i / D Wanneer de Live View-opname wordt weergegeven en u op de knop , , of drukt, wordt het instelscherm weergegeven op het LCD-scherm en kunt u aan het instelwiel <6> of <5> draaien om de desbetreffende opnamefunctie in te stellen. Bij het maken van Live View-opnamen kunt u niet of instellen voor de transportmodus.
Instellingen voor de opnamefunctie Q Quick Control In de creatieve modi kunt u de volgende opties instellen: AF-methode, AF-bediening, Transportmodus, Meetmethode, Beeldkwaliteit, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Creatieve filters. In de basismodi kunt u de functies instellen die in de tabel op pagina 107 zijn vermeld (met uitzondering van Achtergrond wazig), evenals de bovenstaande vetgedrukte functies. 1 Druk op de knop (7).
U Creatieve filters toepassenN Tijdens de weergave van het Live View-beeld kunt u, voor het maken van opnamen, een van zeven filtereffecten toepassen (Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheye-effect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect) en het effect ervan bekijken. De camera slaat alleen het beeld met het toegepaste creatieve filter op.
U Creatieve filters toepassenN het filtereffect aan. 5 Pas Druk op de knop (behalve voor c). Druk op de pijltjestoetsen en om het filtereffect aan te passen en druk vervolgens op <0>. de opname. 6 Maak De opname wordt gemaakt met het desbetreffende filtereffect toegepast. Als u een creatief filter instelt, wordt de enkelbeeldmodus geactiveerd, zelfs als de transportmodus is ingesteld op of .
U Creatieve filters toepassenN Kenmerken van creatieve filters G Korrelig Z/W Hiermee ontstaat een korrelige zwart-witfoto. U kunt het zwartwiteffect wijzigen door het contrast aan te passen. W Soft focus Geeft het beeld een zachte uitstraling. U kunt de zachtheid van het beeld wijzigen door de scherpte aan te passen. X Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-lens. De opname krijgt een tonvormige vervorming.
U Creatieve filters toepassenN H Speelgoedcamera-effect Hiermee worden de hoeken van de foto donkerder en wordt een unieke kleurtoon toegepast, waardoor het lijkt alsof de foto met een speelgoedcamera is gemaakt. U kunt de kleurzweem wijzigen door de kleurtoon aan te passen. c Miniatuureffect Creëert een kijkdooseffect. U kunt aanpassen waar de opname scherp moet zijn.
3 Menufunctie-instellingen z5 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , worden menuopties die exclusief zijn voor Live View-opnamen weergegeven op de tabbladen [z5] en [z6] (het tabblad [z3] in de basismodi). De instelbare functies in dit menuscherm zijn alleen van toepassing bij Live View-opnamen. Ze gelden niet voor opnamen met de zoeker (de instellingen worden dan uitgeschakeld). Live View-opnamen U kunt Live View-opname instellen op [Inschakelen] of [Uitschakelen].
3 Menufunctie-instellingen BelichtingssimulatieN Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van de daadwerkelijke opname zal zijn. • Inschakelen (g) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscorrectie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast.
3 Menufunctie-instellingen z6 N Stille LV-opnameN • Modus 1 Bij het maken van opnamen kunt u het mechanische geluid meer onderdrukken dan bij het maken van opnamen met de zoeker. Het is ook mogelijk om continue opnamen te maken. Indien is ingesteld, kunt u opnamen maken met een maximale snelheid bij continue opname van circa 7,0 bps. • Modus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt.
3 Menufunctie-instellingen Met de TS-E17mm f/4L- of TS-E24mm f/3.5L II-lens kunt u [Modus 1] of [Modus 2] gebruiken. MeettimerN U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de AE-vergrendeling). Als u een van de volgende menu-items selecteert, worden Live Viewopnamen beëindigd. Als u weer wilt beginnen met Live View-opnamen, drukt u op de knop <0>. • [z3: Stofwisdata], [53: Sensorreiniging], [54: Wis alle camerainstellingen] of [54: z firmwarever.].
De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de basismodi wordt de optimale AF-bediening automatisch ingesteld voor de respectieve opnamemodus. 1 Druk op de knop . de AF-bediening. 2 Selecteer Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste AF-bediening te selecteren en druk vervolgens op <0>. X: 1-beeld AF K: Servo AF Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje.
De AF-bediening selecterenN Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. Als de transportmodus is ingesteld op continue opname met hoge snelheid, is de maximale snelheid circa 5,0 beelden/sec. Bij het maken van de opnamen wordt voorrang gegeven aan de snelheid voor continue opnamen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt een AF-methode selecteren die bij de opnamesituatie en bij uw onderwerp past. De volgende AF-methoden zijn beschikbaar: [u+volgen] (pag. 277), [FlexiZone - Multi] (pag. 279), [FlexiZone Single] (pag. 281). Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop op de lens in op , vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 288). 1 Druk op de knop . de AF-methode.
Scherpstellen met AF (AF-methode) u+volgen:c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt
mee om het gezicht te volgen. 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. X Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. het AF-punt. 2 Controleer Als een gezicht wordt gedetecteerd, worden AF-kader het AF-kader en het kader
weergegeven op het gezicht voor scherpstelling.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Scherpstellen op andere onderwerpen dan gezichten van mensen Druk op <0> of en het AF-kader wordt in het midden van het scherm weergegeven. Gebruik vervolgens <9> om het AF-kader naar het gewenste onderwerp te verplaatsen. Zodra het AF-kader scherpstelling heeft bereikt wordt het onderwerp gevolgd, ook als het onderwerp beweegt of als u de compositie wijzigt. Als het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsherkenning niet mogelijk.
Scherpstellen met AF (AF-methode) FlexiZone - Multi: o U kunt maximaal 35 AF-punten gebruiken voor dekking van een groot gebied (automatische selectie). Dit grote gebied kan ook in 9 zones worden opgedeeld voor scherpstellen (zoneselectie). 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. AF-kader het AF-punt.O 2 Selecteer Door op <0> of de knop te drukken, schakelt u tussen automatische selectie en zoneselectie.
Scherpstellen met AF (AF-methode) scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-kader oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 256).
Scherpstellen met AF (AF-methode) FlexiZone - Single: d De camera stelt met één AF-punt scherp. Dit is nuttig als u op een specifiek onderwerp wilt scherpstellen. 1 AF-punt Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het AF-punt < > wordt weergegeven. Bij movie-opnamen wordt het AF-punt groter weergegeven als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen]. het AF-punt.
Scherpstellen met AF (AF-methode) de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 256).
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opmerkingen bij AF AF-bediening Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Tijdens en na de AF-bediening kan de helderheid van de opname veranderen. Afhankelijk van onder meer het onderwerp of de opnameomstandigheden, kan het scherpstellen langer duren of de snelheid bij continue opnamen afnemen.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer lichte tinten of schaduwpartijen niet zichtbaar zijn. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort). Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
Scherpstellen met AF (AF-methode) Als er bij de opnameomstandigheden die op de vorige pagina worden weergegeven, niet kan worden scherpgesteld, zet u de scherpstelmodusknop op de lens op en stelt u handmatig scherp. Afhankelijk van de gebruikte lens kan het scherpstellen langer duren of wordt de juiste scherpstelling mogelijk niet bereikt. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie.
x Opnamen maken met de Touch Shutter Door eenvoudigweg op het LCD-scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Dit werkt in alle opnamemodi. 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. de Touch Shutter in. 2 Schakel Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x].
x Opnamen maken met de Touch Shutter Zelfs als u de transportmodus instelt op of , zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. Wanneer u op het scherm tikt, wordt er scherpgesteld met 1-beeld AF, ongeacht de instellingen [x: Touch Shutter] of [AF-bediening]. De Touch Shutter werkt niet in de vergrote weergave. Als het creatieve filter Fisheye-effect is ingesteld, wordt voor het scherpstellen het AF-punt midden op het scherm gebruikt.
MF: Handmatige scherpstelling U kunt de opname vergroten en nauwkeurig scherpstellen met handmatig scherpstellen. 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op . Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. het vergrotingskader weer. 2 Geef Druk op de knop . Het vergrotingskader wordt weergegeven. U kunt ook op [1] tikken op het scherm om het beeld te vergroten. Vergrotingskader het vergrotingskader.
MF: Handmatige scherpstelling handmatig scherp. 5 Stel Draai terwijl u naar de vergrote opname kijkt aan de scherpstelring van de lens om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak Controleer de belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 256). In de vergrote weergave is de belichting vergrendeld. (De sluitertijd en het diafragma worden rood weergegeven.
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. Opnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. Als u langere tijd achtereen met Live View werkt, kan de interne temperatuur van de camera oplopen, waardoor de beeldkwaliteit mogelijk afneemt.
Algemene aandachtspunten bij het maken van Live View-opnamen Live View-beeld Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het Live View-beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. Ook wanneer er een lage ISO-snelheid is ingesteld, kan er ruis zichtbaar zijn op het weergegeven Live View-beeld bij weinig licht. Maar wanneer u de opname maakt, bevat de opgeslagen opname minimale ruis. (De beeldkwaliteit van het Live View-beeld is anders dan die van de opgeslagen opname.
8 Movies opnemen U kunt movie-opname inschakelen door de schakelaar voor Live View-opnamen/movieopnamen op te zetten. Zie pagina 5 voor kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen. Wanneer u de camera in de hand houdt en movies opneemt, kan cameratrilling leiden tot onscherpe opnamen. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen een statief te gebruiken. Full HD 1080 Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met High-Definition met 1080 verticale pixels (scanlijnen).
k Movies opnemen Opnamen maken met automatische belichting De camera schakelt over naar automatische belichting die geschikt is voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. het programmakeuzewiel in op 1 Stel een andere modus dan en . de schakelaar voor Live 2 Stel View-opnamen/movie-opnamen in op . De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. scherp op het onderwerp. 3 Stel Voordat u een movie opneemt, stelt u automatisch of handmatig scherp (pag.
k Movies opnemen In de basismodi zijn de opnameresultaten dezelfde als in . Het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, wordt linksboven weergegeven (pag. 297). In de opnamemodi , en zijn de instellingen dezelfde als bij opnamen in de modus . Instelbare menufuncties verschillen tussen basismodi en creatieve modi (pag. 477). In de creatieve modi kunt u op de knop (pag. 203) drukken om de belichting te vergrendelen (AE-vergrendeling).
k Movies opnemen ISO-snelheid in de basismodi De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 12800. ISO-snelheid in de modi d, s, f en F De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 12800. Als u in [Bereik v. movies] onder [z2: ISO-snelheidsinst.] de optie [Maximum] instelt op [H(25600)], wordt het automatische instelbereik verhoogd naar H (equivalent van ISO 25600).
k Movies opnemen Scènepictogrammen Tijdens het maken van movie-opnamen in een basismodus (behalve de modus ) wordt er een pictogram weergegeven voor de scène die door de camera is gedetecteerd en wordt het maken van de opnamen aangepast aan de omstandigheden. Bij bepaalde scènes of opnameomstandigheden komt het weergegeven pictogram mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke scène.
k Movies opnemen Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movie-opnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opname is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel het programmakeuzewiel in op . de schakelaar voor Live View2 Stel opnamen/movie-opnamen in op . de ISO-snelheid in. 3 Stel Druk op de knop . Het instelscherm voor ISO-snelheid wordt geopend op het LCD-scherm.
k Movies opnemen ISO-snelheid tijdens opnamen met handmatige belichting Als u [Automatisch] (A) selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 12800. Als u in [Bereik v. movies] onder [z2: ISO-snelheidsinst.] de optie [Maximum] instelt op [H(25600)], wordt het automatische instelbereik verhoogd naar H (equivalent van ISO 25600).
k Movies opnemen Informatiedisplay Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
k Movies opnemen U kunt de digitale waterpas weergeven door op de knop te drukken (pag. 72). U kunt wijzigen wat u wilt weergeven wanneer u op de knop drukt (pag. 262). Als de AF-methode is ingesteld op [u+volgen] of als de camera via een HDMI-kabel (pag. 373) op een tv is aangesloten, kan de digitale waterpas niet worden weergegeven. De digitale waterpas, de rasterlijnen en het histogram kunnen tijdens movie-opnamen niet worden weergegeven.
k Movies opnemen Foto-opnamen Het is niet mogelijk om foto's te maken tijdens movie-opname. Om foto's te maken, stopt u de movie-opname en maakt u opnamen met de zoeker of Live View-opnamen. Aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera.
k Movies opnemen Opmerkingen over movie-opnamen Instellingen voor movie-opname staan op de tabbladen [z4] en [z5] (pag. 326). (In basismodi staan deze op de tabbladen [z2] en [z3].) Telkens wanneer u een movie opneemt, wordt er een moviebestand gemaakt. Als het bestand groter is dan 4 GB, wordt er een nieuw bestand gemaakt voor elke extra 4 GB (pag. 309). Het weergaveoppervlak van de movie-opname is circa 100% (waarbij het movie-opnameformaat is ingesteld op [1920x1080]).
Instellingen voor de opnamefunctie f / i-instellingen Indien u op de knop drukt terwijl de opname op het LCD-scherm wordt weergegeven, verschijnt het scherm met instellingen op het LCD-scherm en kunt u het instelwiel <6> draaien om de AF-methode in te stellen. Tijdens opnamen met handmatige belichting (pag. 298) kunt u op de knop drukken om de ISO-snelheid in te stellen. -transportmodus en -meetmethode kunnen niet worden ingesteld.
Instellingen voor de opnamefunctie Q Quick Control In creatieve modi kunnen AF-methode, Movieo-pnameformaat, Digitale zoom, Opnameniveau (alleen handmatig instellen), Volume (hoofdtelefoon), Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), Creatieve filters en Video snapshot worden ingesteld. In de basismodi kunnen alleen de bovenstaande vetgedrukte functies worden ingesteld. 1 Druk op de knop (7). X De instelbare geselecteerde functie wordt weergegeven.
3 Het movie-opnameformaat instellen Met [z4: Movie-opn.kwal.] (het tabblad [z2] in basismodi) kunt u de movie-opname-indeling, het movieopnameformaat (beeldformaat, framerate en compressiemethode) en andere functies instellen. MOV/MP4 U kunt de gewenste movie-opnamebestandsindeling selecteren. D MOV De movie wordt opgenomen in MOVbestandsindeling (bestandsextensie: '.MOV'). Geschikt voor bewerken op een computer. C MP4 De movie wordt opgenomen in MP4-bestandsindeling (bestandsextensie: '.MP4').
3 Het movie-opnameformaat instellen Movie-opnameformaat U kunt het movie-opnameformaat, de framerate en de compressiemethode instellen. Beeldformaat L 1920x1080 Full HD-opnamekwaliteit (Full HighDefinition). De aspect ratio is 16:9. w 1280x720 HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De aspect ratio is 16:9. Framerate (fps: frames per seconde) 6 29,97 fps/8 59,94 fps voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (NoordAmerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort).
3 Het movie-opnameformaat instellen Compressiemethode Ingesteld op W als de opname-indeling MOV is. Voor de MP4-indeling kan X of Xv worden geselecteerd. • In MOV-indeling W ALL-I (Voor bewerken/alleen-I) Comprimeert één frame tegelijkertijd voor opname. Hoewel de bestandsgrootte groter is dan bij IPB (standaard) en IPB (licht), is de movie beter geschikt voor bewerken. • In MP4-indeling X IPB (Standaard) Comprimeert meerdere frames tegelijkertijd voor opname.
3 Het movie-opnameformaat instellen Totale opnametijd voor movies en bestandsgrootte per minuut In MOV-indeling Movie-opnamekwaliteit L 654 W (ongeveer) Totale opnameduur op kaart 4 GB 16 GB 5 min. 23 min. 64 GB 1 uur 33 min. 654 MB/min. In MP4-indeling Movie-opnamekwaliteit Bestandsgrootte (ongeveer) Totale opnameduur op kaart 4 GB 16 GB Bestandsgrootte 87 X 8 min. L 654 X 17 min. 1 uur 10 min. 4 uur 41 min. 216 MB/min. 65 Xv 43 min. 2 uur 53 min. 11 uur 35 min. 87 MB/min.
3 Het movie-opnameformaat instellen Tijdslimiet voor movie-opname De maximale opnametijd van één movie bedraagt 29 min. en 59 sec. Als de movie-opnametijd 29 min. en 59 sec. heeft bereikt, stopt de movie-opname automatisch. U kunt verder gaan met het opnemen van een movie door op de knop <0> te drukken. (De movie wordt opgenomen als een nieuw moviebestand.
3 Movie digital zoom gebruiken Als het opnameformaat L6/4 (NTSC) of L5 (PAL) is, kunt u opnamen maken met circa 3x tot 10x digitale zoom (behalve in de modus ). 1 Selecteer [Digitale zoom]. Selecteer op het tabblad [z4] (het tabblad [z2] in basismodi) [Digitale zoom] en druk op <0>. [Ca. 3-10x zoom]. 2 Selecteer Selecteer [Ca. 3-10x zoom] en druk op <0>. Druk op de knop om het menu af te sluiten en naar de movieopname terug te keren. digitale zoom.
3 De geluidsopname instellen U kunt movies opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde stereomicrofoons of een in de handel verkrijgbare stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Stel de geluidsopname in met [z4: Geluidsopname]. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau [Automatisch]: Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast. Automatische niveauregeling functioneert automatisch in reactie op het geluidsniveau. [Handmatig] : Voor gevorderde gebruikers.
3 De geluidsopname instellen Microfoons gebruiken Normaliter nemen de ingebouwde microfoons geluid in stereo op. Opname in stereogeluid is ook mogelijk door een in de winkel verkrijgbare externe stereomicrofoon die is uitgerust met een ministereostekker (3,5 mm) aan te sluiten op de IN-aansluiting voor externe microfoons op de camera (pag. 26).
HDR-movies opnemen U kunt movie-opnamen maken door de dichtgelopen overbelichte gedeelten van lichte gebieden te beperken, zelfs in scènes met veel contrast. Deze functie is instelbaar in basismodi (behalve de modus ). HDR-movie kan worden ingesteld wanneer de MP4-indeling is ingesteld en het opnameformaat L6X (NTSC) of L5X (PAL) is. 1 Stel het programmakeuzewiel in op een basismodus. op de knop (7). 2 Druk Het scherm Quick Control wordt weergegeven. [4].
HDR-movies opnemen Aangezien meerdere frames worden samengevoegd om een HDRmovie te maken, kan een gedeelte van de movie vervormd raken. Wanneer u de camera tijdens de opnamen in de hand houdt, kan de vervorming die wordt veroorzaakt door cameratrilling meer zichtbaar zijn. U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
v Movies opnemen met creatieve filters In de modus (Creatieve filters) kunt u movies opnemen met een van vijf filtereffecten (Geheugen, Droom, Oude film, Dramatisch zwart-wit en Miniatuureffectmovie). Het opnameformaat kan worden ingesteld op L6/4 (NTSC) of L5 (PAL). 1 Stel het programmakeuzewiel in op . op de knop (7). 2 Druk Het scherm Quick Control wordt weergegeven. Selecteer [l].
v Movies opnemen met creatieve filters het filtereffectniveau aan. 5 Pas Druk op de knop Q en selecteer het pictogram onder [Creatieve filters]. Druk op de pijltjestoetsen en om het filtereffect aan te passen en druk vervolgens op <0>. Als Miniatuureffectmovie is ingesteld, selecteert u de weergavesnelheid. 6 Begin met opnemen. Een vergrote weergave is niet mogelijk. Het histogram wordt niet weergegeven.
v Movies opnemen met creatieve filters n Dramatisch zwart-wit Creëert een dramatische werkelijkheid in zeer contrastrijk zwart en wit. U kunt de korreligheid en het zwart-witeffect aanpassen. o Movie met miniatuureffect U kunt movies opnemen met een miniatuureffect (kijkdoos). Selecteer de weergavesnelheid en maak de opname. U kunt aanpassen waar de opname scherp moet zijn.
N Time-lapse-movies opnemen Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een time-lapse-movie te maken. Een time-lapse-movie geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
N Time-lapse-movies opnemen het opname-interval en het 4 Stel aantal opnamen in. Vereiste tijd Weergavetijd Controleer de [k: Vereiste tijd] en [3: Afspeeltijd] die onder aan het scherm wordt weergegeven om het opname-interval en het aantal opnamen in te stellen. Selecteer het nummer dat u wilt instellen (uren: minuten: seconden / aantal opnamen). Druk op <0> zodat wordt weergegeven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .
N Time-lapse-movies opnemen Resterende kaarttijd De totale lengte van een time-lapse-movie die kan worden opgenomen op de kaart gebaseerd op de resterende kaartcapaciteit. het menu af. 7 Sluit Druk op de knop om het menuscherm af te sluiten. de melding. 8 Lees Lees de melding en selecteer [OK]. testopnamen. 9 Maak Stel de belichtings- en opnamefuncties in en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen zoals u dat doet met Live View-opnamen.
N Time-lapse-movies opnemen de time-lapse-movie op. 11 Neem Druk de ontspanknop half in en controleer Resterende opnamen Time-lapse-movie de scherpstelling en de belichting. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname van de time-lapse-movie te starten. Automatische scherpstelling werkt niet tijdens time-lapse-movie-opname. De belichting die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle volgende opnamen.
N Time-lapse-movies opnemen Als time-lapse-movie is ingesteld op [Inschakelen], kunt u [z4: Movieopn.kwal.] en [53: Videosysteem] niet instellen. Kan niet worden ingesteld als movie digital zoom is ingesteld. Als een camera met de interfacekabel op een computer is aangesloten of als een HDMI-kabel op de camera is aangesloten, kunt u [Inschakelen] niet selecteren. De maximale ISO-snelheid zal ISO 6400 zijn in de modi , , en en in de modus met ISO auto ingesteld.
N Time-lapse-movies opnemen Als de tijd die nodig is om op de kaart op te nemen, langer is dan het interval tussen opnamen vanwege de ingestelde opnamefuncties of kaartprestaties, kunnen er geen opnamen worden gemaakt met het ingestelde interval. De vastgelegde beelden worden niet opgenomen als foto's. Zelfs wanneer u de time-lapse-movie-opname annuleert nadat één opname is gemaakt, wordt deze opgenomen als een moviebestand.
N Time-lapse-movies opnemen U kunt time-lapse-movie-opname uitvoeren met een volledig opgeladen accu LP-E6N voor de geschatte tijden (vanaf het begin van de opname tot de accu leeg is) die in de onderstaande tabel worden weergegeven. De mogelijke duur voor time-lapse-movie-opname verschilt afhankelijk van de opnameomstandigheden. Totale mogelijke tijd voor time-lapse-movie-opname bij benadering (circa.) Kamertemperatuur Lage temperaturen (23 °C) (0 °C) Opname-interval: 1 sec. 3 uur 50 min.
3 Menufunctie-instellingen z4 Wanneer de schakelaar voor Live Viewopnamen/movie-opnamen is ingesteld op , wordt het movie-opnamemenu weergegeven onder de tabbladen [z4] en [z5] (de tabbladen [z2] [z3] in basismodi). Servo AF voor movies Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens movie-opname. De standaardinstelling is [Inschakelen].
3 Menufunctie-instellingen AF-methode De AF-methoden werken hetzelfde als beschreven op pagina 276-285. U kunt [u+volgen], [FlexiZone - Multi] of [FlexiZone - Single] selecteren. Aandachtspunten wanneer [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld • Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. • Een onderwerp dat zich op korte afstand voor de camera beweegt.
3 Menufunctie-instellingen Movie-opnamekwaliteit U kunt de opname-indeling voor movies (MOV of MP4) en het movie-opnameformaat instellen. Zie pagina 306 voor meer informatie. Digitale zoom U kunt digitale zoom gebruiken voor teleopnamen. Zie pagina 311 voor meer informatie. Geluidsopname U kunt de geluidsopnamefuncties instellen. Zie pagina 312 voor meer informatie.
3 Menufunctie-instellingen Servo AF-snelheid voor moviesO U kunt de AF-snelheid van Servo AF voor movies en de gebruiksomstandigheden ervan instellen. Deze functie kan worden ingesteld als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [AF-methode] is ingesteld op [FlexiZone - Single]. Bovendien wordt de functie ingeschakeld bij gebruik van een lens die ondersteuning biedt voor langzame overgang van de scherpstelling tijdens het maken van movie-opnamen*.
3 Menufunctie-instellingen Trackinggevoeligheid van Servo AF voor moviesO U kunt de trackinggevoeligheid van Servo AF voor movies op zeven niveaus instellen. Dit heeft invloed op de reactiesnelheid van AF-trackinggevoeligheid wanneer de AF-punten het onderwerp kwijtraken, zoals tijdens pannen of wanneer er een obstakel voor de AF-punten komt. Deze functie kan worden ingesteld als [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] en [AF-methode] is ingesteld op [FlexiZone - Single].
3 Menufunctie-instellingen z5 MeettimerO U kunt wijzigen hoe lang de belichtingsinstelling wordt weergegeven (duur van de AE-vergrendeling). Rasterweergave Met [3x3 l] of [6x4 m] kunt u rasterlijnen weergeven om u te helpen de camera verticaal of horizontaal recht te houden. Met [3x3+diag n] wordt het raster ook met diagonale lijnen weergegeven om u te helpen de intersecties over het onderwerp uit te lijnen voor een betere balans in de compositie.
3 Menufunctie-instellingen Video snapshot U kunt videosnapshots maken. Zie pagina 333 voor meer informatie. Time-lapse-movie U kunt time-lapse-movies maken. Zie pagina 319 voor meer informatie. Opnamen maken met de afstandsbediening Als [Inschakelen] is ingesteld, kunt u movie-opname starten of stoppen met de afstandsbediening RC-6 (afzonderlijke verkrijgbaar, pag. 221). Op het LCD-paneel wordt [R] weergegeven. Zet de ontgrendelmodusknop op <2> en druk vervolgens op de verzendknop.
3 Videosnapshots maken U kunt een reeks korte movieclips van circa 2 seconden, 4 seconden of 8 seconden maken; deze worden 'videosnapshots' genoemd. De videosnapshots kunnen worden samengevoegd tot één movie, die 'videosnapshotalbum' wordt genoemd. Zo kunt u hoogtepunten van een reis of gebeurtenis in vogelvlucht laten zien. Een videosnapshotalbum kan ook worden afgespeeld met achtergrondmuziek (pag. 340 en 372).
3 Videosnapshots maken 4 Selecteer [Albuminstellingen]. 5 Selecteer [Nieuw album maken]. de snapshotlengte. 6 Selecteer Druk op <0> en gebruik de pijltjestoetsen om de duur van de videosnapshot te selecteren. Druk vervolgens op <0>. [OK]. 7 Selecteer Druk op de knop om het Opnameduur 334 menu af te sluiten. Er wordt een blauwe balk weergegeven om de snapshotlengte aan te geven. Ga naar 'Een videosnapshotalbum maken' (pag. 335).
3 Videosnapshots maken Een videosnapshotalbum maken de eerste videosnapshot. 8 Maak Druk op de knop <0> en maak de opname. De blauwe balk die de opnameduur aangeeft, loopt langzaam terug. Nadat de ingestelde opnameduur is verstreken, stopt de opname automatisch. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven (pag. 336-337). de opname op als videosnapshotalbum. 9 Sla Selecteer [J Sla op als album] en druk vervolgens op <0>.
3 Videosnapshots maken Opties in stap 9 en 10 Functie Omschrijving J Sla op als album (stap 9) De movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot van het videosnapshotalbum. J Voeg toe aan album (stap 10) De zojuist opgenomen videosnapshot wordt toegevoegd aan het album dat net daarvoor is opgenomen. W Sla op als nieuw album (stap 10) Er wordt een nieuw videosnapshotalbum gemaakt en de movieclip wordt opgeslagen als de eerste videosnapshot.
3 Videosnapshots maken Handelingen bij [Speel videofoto af] in stap 9 en 10 Functie Beschrijving van weergave 7 Afspelen Druk op <0> als u de opgenomen videosnapshot direct hiervóór wilt afspelen of pauzeren. 5 Eerste beeld Hiermee wordt de eerste scène van de eerste videosnapshot in het album weergegeven. P Achteruit springen* Telkens als u op <0> drukt, springt de videosnapshot enkele seconden achteruit. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
3 Videosnapshots maken Toevoegen aan een bestaand album 1 Selecteer [Aan bestaand album toevoegen]. Voer stap 5 op pagina 334 uit om [Aan bestaand album toevoegen] te selecteren en druk vervolgens op <0>. een bestaand album. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een bestaand album te selecteren en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] en druk vervolgens op <0>. Bepaalde videosnapshotinstellingen worden aangepast aan de instellingen van het bestaande album.
3 Videosnapshots maken Waarschuwingen voor het maken van videosnapshots Als de MOV-indeling is geselecteerd, kan videosnapshot niet worden ingesteld. U kunt aan een album alleen videosnapshots met dezelfde lengte toevoegen (elk van circa 2, 4 of 8 seconden). Als u tijdens het maken van videosnapshots een van de volgende handelingen uitvoert, wordt er een nieuw album gemaakt voor de volgende videosnapshots. • Het [Movie-opn.formaat] wijzigen.
3 Videosnapshots maken Een album afspelen Een videosnapshotalbum kan op dezelfde manier worden afgespeeld als een normale movie (pag. 365). 1 Speel de movie af. Druk op de knop om een opname weer te geven. het album. 2 Selecteer In de weergave van één opname geeft het pictogram [st] linksboven op het scherm aan dat het een videosnapshotalbum betreft. Draai aan het instelwiel <5> om een album te selecteren. het album af. 3 Speel Druk op <0>.
3 Videosnapshots maken Een album bewerken Nadat u de opname hebt gemaakt, kunt u de videosnapshots in het album opnieuw ordenen, verwijderen of afspelen. 1 Selecteer [X]. Selecteer op het movieweergavepaneel [X] (Bewerken) en druk vervolgens op <0>. Het bewerkingsscherm wordt weergegeven. een bewerking. 2 Selecteer Selecteer een bewerkingsoptie en druk op <0>.
3 Videosnapshots maken het bewerkte album op. 3 Sla Druk op de knop om terug te keren naar het bewerkingspaneel onder aan het scherm. Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het bestand als een nieuw album op te slaan, selecteert u [Nieuw bestand]. Als u het bestand wilt opslaan en het originele album wilt overschrijven, selecteert u [Overschrijven] en drukt u vervolgens op <0>.
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Rood waarschuwingspictogram voor interne temperatuur Als de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram . Het rode pictogram geeft aan dat de movie-opname binnenkort automatisch wordt beëindigd. U kunt in dat geval geen opnamen meer maken totdat de interne temperatuur van de camera is gedaald.
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opname rechts in het scherm mogelijk een indicator met vijf niveaus weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator vol raakt, wordt de movie-opname automatisch Indicator gestopt.
9 Opnamen weergeven Dit hoofdstuk bevat informatie over hoe u foto's en movies kunt weergeven en wissen, opnamen kunt weergeven op een tv-scherm en over andere aan weergave gerelateerde functies. Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel Mogelijk geeft de camera opnamen die met een andere camera zijn vastgelegd of met een computer zijn bewerkt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd niet goed weer.
x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop . De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom. Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd.
x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. Weergave met opname-informatie Als de weergave met opname-informatie wordt weergegeven (pag. 346), kunt u op de pijltjestoetsen en drukken om de onder in het scherm weergegeven opname-informatie als volgt te wijzigen. Raadpleeg pagina 349 en 350 voor meer informatie.
B: Weergave met opname-informatie De informatie die wordt weergegeven, is afhankelijk van de opnamemodus en de instellingen.
B: Weergave met opname-informatie Weergave met opname-informatie • Gedetailleerde informatie Belichtingscorrectiewaarde Histogram (Helderheid/RGB) Opnamedatum en -tijd Diafragma ISO-snelheid Sluitertijd Schuifbalk Opnamemodus Lichte tonen prioriteit Meetmethode Witbalans Bestandsgrootte Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Witbalanscorrectie Beeldstijl/Instellingen Waarde voor flitsbelichtingscorrectie/ Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen Opnamekwaliteit AF-fijnafstelling
B: Weergave met opname-informatie • Informatie over lens/histogram Histogram (Helderheid) Naam van lens Brandpuntsafstand Histogram (RGB) • Informatie over witbalans • Beeldstijlinformatie 1 • Beeldstijlinformatie 2 • Informatie over kleurruimte en ruisreductie • Informatie over lensafwijkingscorrectie Als u GPS-ontvanger GP-E2 hebt gebruikt om GPS-informatie voor de opname vast te leggen, wordt het scherm GPS-informatie ook weergegeven.
B: Weergave met opname-informatie Voorbeeld van de movie-informatieweergave Weergave Diafragma Sluitertijd Movie-opnamemodus/ Time-lapse-movie Creatieve filters Opname-indeling Movie-opnameformaat Framerate Bestandsgrootte movie Opnametijd, weergavetijd Compressiemethode * Als handmatige belichting is gebruikt, worden de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid (indien handmatig ingesteld) weergegeven. * Het pictogram wordt weergegeven voor videosnapshots.
B: Weergave met opname-informatie AF-puntweergave Wanneer [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld rood. Als automatische AF-puntselectie is ingesteld, worden er mogelijk meerdere AF-punten tegelijk rood weergegeven. Histogram Het helderheidshistogram toont de verdeling van het belichtingsniveau en de algehele helderheid. Het RGB-histogram is geschikt voor controle van de kleurverzadiging en -gradatie.
x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. 1 Schakel over naar de indexweergave. Druk tijdens het weergeven van opnamen op de knop . De 4-beeldindexweergave verschijnt. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader. Met de knop schakelt u tussen de volgende weergaven: 9 opnamen 9 36 opnamen 9 100 opnamen.
x Snel opnamen zoeken I Door opnamen navigeren (opnamesprong) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [Spring met 6]. Selecteer [Spring met 6] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. de sprongmethode. 2 Selecteer Selecteer de sprongmethode en druk vervolgens op <0>.
u/y Vergrote weergave Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 10 maal worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. Druk tijdens opnameweergave op de knop . De opname wordt vergroot. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de opname verder vergroot tot de maximale vergroting is bereikt. Druk op de knop om de vergroting te reduceren. Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de vergroting verder verkleind totdat het normale formaat van de opname is bereikt.
d Opnamen weergeven via de touchscreen Het LCD-scherm is een aanraakgevoelig paneel dat u met uw vingers kunt bedienen om zo de weergaveopties te gebruiken. Druk eerst op de knop om de opnamen weer te geven. Door opnamen bladeren Veeg met één vinger. Raak in de weergave van één opname het LCD-scherm aan met één vinger. U kunt naar de vorige of volgende opname bladeren door met uw vinger naar links of rechts te vegen.
d Opnamen weergeven via de touchscreen Opname verkleinen (indexweergave) Druk twee vingers tegen elkaar aan. Raak het scherm aan met twee uitgespreide vingers en breng uw vingers vervolgens samen op het scherm. Elke keer dat u uw vingers tegen elkaar aan drukt, wordt de weergave van één opname gewijzigd in de indexweergave. Als u uw vingers uitspreidt, verandert de weergave in de omgekeerde volgorde. Wanneer u een opname selecteert, wordt het oranje kader weergegeven.
b De opname roteren U kunt de weergegeven opname in de gewenste positie draaien. 1 Selecteer [Beeld roteren]. Selecteer [Beeld roteren] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt draaien. U kunt ook een opname selecteren in de indexweergave (pag. 353). de opname. 3 Draai Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° 9 270° 9 0°.
3 Classificaties instellen U kunt opnamen en movies classificeren met een van vijf classificaties: l/m/n/o/p. Deze functie heet classificatie. 1 Selecteer [Classificatie]. Selecteer [Classificatie] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. een opname. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname of movie te selecteren die u wilt classificeren, en druk vervolgens op <0>. Druk op de knop om opnamen te selecteren uit een weergave van drie opnamen.
3 Classificaties instellen Er kunnen in totaal maximaal 999 opnamen met een bepaalde classificatie worden weergegeven. Indien er meer dan 999 opnamen zijn met een bepaalde classificatie, wordt er [###] weergegeven. Het voordeel van classificaties Met [32: Spring met 6] kunt u alleen opnamen met de opgegeven classificatie weergeven. Met [32: Diavoorstelling] kunt u alleen opnamen met een bepaalde classificatie afspelen.
Q Quick Control voor weergave U kunt tijdens de weergave op de knop drukken om de volgende opties in te stellen: [J: Beveilig beelden], [b: Beeld roteren], [9: Classificatie], [R: RAW-beeldverwerking], [U: Creatieve filters], [S: Wijzig formaat] (alleen JPEG-beelden), [N: Trimmen (alleen JPEGbeelden)], [1: Overbelichtingswaarschuwing], [T: AF-puntweergave], [e: Spring met 6] en [q: Beelden n. smartphone verz.*].
Q Quick Control voor weergave de instelling. 3 Verlaat Druk op de knop om het scherm Quick Control af te sluiten. Stel [51: Auto. roteren] in op [AanzD] om een opname te roteren. Als [51: Auto. roteren] is ingesteld op [AanD] of [Uit], wordt de instelling [b Beeld roteren] toegevoegd aan de opname, maar zal de camera de opname niet draaien voor weergave.
k Genieten van movies U kunt movies op de volgende drie manieren afspelen: Weergave op een televisie (pag. 373) Als u de camera met HDMI-kabel HTC100 op een televisie aansluit, kunt u de movies en foto's van de camera op de televisie weergeven. Omdat recorders met vaste schijf geen HDMI IN-poort bevatten, kan de camera niet op de recorder met vaste schijf worden aangesloten met behulp van een HDMI-kabel.
k Genieten van movies Weergave en bewerken op een computer De moviebestanden op de kaart kunnen worden overgezet naar een computer en worden afgespeeld of bewerkt met vooraf geïnstalleerde of algemene software die compatibel is met de opname-indeling van de movie. Om een movie af te spelen of te bewerken met commerciële software, hebt u software nodig die compatibel is met movies in MOV-indeling en MP4indeling.
k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop om een opname weer te geven. een movie. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de movie te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één opname geeft het pictogram linksboven op het scherm aan dat het een movie betreft. Als de movie een videosnapshot is, wordt weergegeven. In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is.
k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Wijzig de vertragingssnelheid met behulp van de pijltjestoetsen en . De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken Weergave via de touchscreen Tik op [7] in het midden van het scherm. X De movie wordt afgespeeld. Als u het movieweergavepaneel wilt weergeven, tikt u op linksboven in het scherm. Als u het afspelen van de movie wilt pauzeren, tikt u op het scherm. Het movieweergavepaneel wordt ook weergegeven. X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van circa 1 seconde.
X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte movie. 3 Controleer Selecteer [7] en druk op <0> om de bewerkte movie af te spelen. Ga terug naar stap 2 om de bewerking te wijzigen. Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op de knop en selecteert u [OK] op het bevestigingsdialoogvenster. de bewerkte movie op. 4 Sla Selecteer [W] en druk vervolgens op <0>. Het scherm Opslaan wordt weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. 1 Aantal weer te geven opnamen Selecteer [Diavoorstelling]. Selecteer op het tabblad [32] de optie [Diavoorstelling] en druk vervolgens op <0>. de opnamen die u wilt 2 Selecteer afspelen. Druk op de pijltjestoetsen en om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) Optie Beschrijving van weergave jAlle beelden Alle foto's en movies op de geheugenkaart worden weergegeven. iDatum De foto's en movies die zijn vastgelegd op de geselecteerde opnamedatum, worden weergegeven. nMap De foto's en movies in de geselecteerde map worden weergegeven. kMovies Alleen de movies op de geheugenkaart worden weergegeven. zFoto's Alleen de foto's op de geheugenkaart worden weergegeven.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) [Overgangseffect] [Achtergrondmuziek] de diavoorstelling. 4 Start Druk op de pijltjestoetsen en om [Start] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>.
3 Diavoorstelling (automatische weergave) De achtergrondmuziek selecteren Nadat u met EOS Utility (EOS-software) achtergrondmuziek naar de kaart hebt gekopieerd, kunt u de diavoorstelling met een achtergrondmuziekje afspelen. 1 Selecteer [Achtergrondmuziek]. Stel [Achtergrondmuziek] in op [Aan] en druk dan op <0>. Als de kaart geen achtergrondmuziek bevat, kunt u stap 2 niet uitvoeren. de achtergrondmuziek.
Opnamen op een televisie bekijken Als u de camera met een HDMI-kabel op een televisie aansluit, kunt u de foto's en movies op de camera op de televisie weergeven. Voor de HDMIkabel wordt HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [53: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie). 1 Sluit de HDMI-kabel aan op de camera.
Opnamen op een televisie bekijken Pas het geluidsvolume van de movie aan via de tv. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. Schakel de camera en de tv uit voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert. Op bepaalde tv's worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. Sluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
Opnamen op een televisie bekijken een opname. 5 Selecteer Richt de afstandsbediening op de tv en druk op de knop / om een opname te selecteren. Fotoweergave-menu Movieweergavemenu 2 : Terug a : 9-beeldindex 1 : Movie afspelen y : Diavoorstelling B : Opname-info weergeven op Enter op de 6 Druk afstandsbediening. Het menu wordt weergegeven en u kunt de afspeelopties uitvoeren die links worden weergegeven. Druk op de toets / om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op Enter.
K Opnamen beveiligen U kunt beveiligingen instellen om te voorkomen dat opnamen die u dierbaar zijn, per ongeluk worden gewist. 3 Eén opname beveiligen 1 Selecteer [Beveilig beelden]. Selecteer [Beveilig beelden] op het tabblad [31] en druk vervolgens op <0>. [Selecteer beelden]. 2 Selecteer Er wordt een opname weergegeven. Wisbeveiligingspictogram de opname. 3 Beveilig Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>.
K Opnamen beveiligen 3 Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in [31: Beveilig beelden], worden alle opnamen in de map of op de kaart beveiligd. Om de opnamebeveiliging te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als u de kaart formatteert (pag. 64), worden ook beveiligde opnamen verwijderd.
L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één selecteren en wissen, of in een batch. Beveiligde opnamen (pag. 376) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een opname die is opgenomen in RAW+JPEG verwijdert, wordt zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding verwijderd.
L Opnamen wissen [Selecteer en wis beelden]. 2 Selecteer Selecteer [Selecteer en wis beelden] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. de opnamen die u wilt wissen. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste opname te kiezen en druk vervolgens op <0>. Er wordt linksboven in het scherm een vinkje [X] weergegeven. Druk op de knop om opnamen te selecteren uit een weergave van drie opnamen.
W Digital Print Order Format (DPOF) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u opnamen die op de kaart staan, printen volgens uw printinstructies, zoals de opnameselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere opnamen in één batch printen of de printopties doorgeven aan een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden geprint. De printinstellingen worden toegepast op alle opnamen die zijn geselecteerd om te worden geprint.
W Digital Print Order Format (DPOF) [Afdruktype] Afdruktype Datum Bestandsnummer [Datum] [File No.] K Standaard Er wordt één opname geprint per vel. L Index Er worden meerdere miniatuurafbeeldingen geprint per vel. K Beide L Er worden zowel standaard- als indexprints gemaakt. Aan Uit Aan Uit Bij [Aan] wordt de datum van de opname geprint. Bij [Aan] wordt het bestandsnummer van de opname geprint. de instelling. 4 Verlaat Druk op de knop . Het scherm met printopties verschijnt weer.
W Digital Print Order Format (DPOF) RAW-opnamen en movies kunnen niet worden geselecteerd voor afdrukken. Ook als [Datum] en [File No.] zijn ingesteld op [Aan], kan het zijn dat de datum of het bestandnummer niet wordt geprint. Dit is afhankelijk van het afdruktype en printermodel. Als het afdruktype is ingesteld op [Index], kunnen [Datum] en [File No.] niet allebei tegelijk worden ingesteld op [Aan]. Wanneer u prints maakt met DPOF, gebruikt u de kaart waarvoor printopties zijn ingesteld.
W Digital Print Order Format (DPOF) Printopties opgeven Sel.beeld Selecteer een voor een opnamen en voeg ze aan de printtaak toe. Druk op de knop om opnamen te selecteren uit een weergave van drie opnamen. Als u wilt terugkeren naar de weergave van een enkele opname, drukt u op de knop . Druk op de knop om de printopties op de kaart op te slaan.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben geprint in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen over te brengen naar een computer, worden de geselecteerde opnamen naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen. Eén opname tegelijk opgeven 1 Selecteer [Fotoboek instellen]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Fotoboek instellen] en druk vervolgens op <0>.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven. Als [x1: Fotoboek instellen] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart opgegeven. Als u de selectie van de opname wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart]. RAW-opnamen en movies kunnen niet worden geselecteerd.
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 De helderheid van het LCD-scherm aanpassen U kunt de helderheid van het LCD-scherm aanpassen, zodat het gemakkelijker te bekijken is. 1 Selecteer [LCD-helderheid]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [LCD-helderheid] en druk vervolgens op <0>. aan. 2 PasKijkdenaarhelderheid het diagram met grijswaarden en druk op de pijltjestoetsen en vervolgens op <0>.
De instellingen voor het weergeven van opnamen wijzigen 3 Verticale opnamen automatisch roteren Verticale opnamen worden automatisch geroteerd, zodat ze verticaal in plaats van horizontaal op het LCD-scherm van de camera of op de computer worden weergegeven. U kunt de instelling voor deze functie wijzigen. 1 Selecteer [Auto. roteren]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Auto. roteren] en druk vervolgens op <0>. de beeldrotatie in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>.
10 Opnamen naverwerken U kunt RAW-opnamen verwerken, het formaat van JPEG-opnamen wijzigen of JPEG-opnamen bijsnijden en een creatief filter toepassen. Het pictogram O rechts boven de paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de creatieve modi (d/s/f/a/F) beschikbaar is. De camera kan mogelijk geen opnamen verwerken die zijn gemaakt met een andere camera.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN U kunt 1-opnamen verwerken met de camera en ze opslaan als JPEG-opnamen. Aangezien de RAW-opname zelf niet wordt gewijzigd, kunt u de RAW-opname volgens verschillende 'recepten' verwerken om er vervolgens diverse JPEG-opnamen van te maken. Houd er rekening mee dat 41- en 61-opnamen niet met de camera kunnen worden verwerkt. Gebruik Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 512) om die opnamen te verwerken. 1 Selecteer [RAW-beeldverwerking].
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Het instelscherm weergeven Druk op <0> om het instelscherm weer te geven. Draai aan het instelwiel <5> of <6> om de instelling te wijzigen. Druk op <0> om de instelling te voltooien en terug te keren naar het scherm van stap 3. de opname op. 4 Sla Selecteer [W] (Opslaan) en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK].
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN RAW-beeldverwerkingsopties P Aanpassing helderheid U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. Het effect van de instelling is zichtbaar in de weergegeven opname. Q Witbalans (pag. 162) U kunt de witbalans selecteren. Als u [Q] selecteert en drukt op de knop kunt u [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit] selecteren. Als u [P] selecteert en drukt op de knop kunt u de kleurtemperatuur instellen.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN U Kleurruimte (pag. 181) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het LCD-scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. V Correctie helderheid randen (pag. 175) Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er donkerder uitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens, kan worden gecorrigeerd.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN Correctie helderheid randen, vervormingscorrectie en correctie chromatische aberratie Om correctie helderheid randen, vervormingscorrectie en chromatische correctie uit te voeren, zijn de correctiegegevens voor de gebruikte lens nodig. Als u geen correctie kunt toepassen tijdens het verwerken van RAW-opnamen in de camera, gebruikt u EOS Utility (EOS-software, pag. 512) om de correctiegegevens in de camera vast te leggen.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-opname wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Bij JPEG 3/4/a/b-opnamen is het mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG- c en RAW-opnamen kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [Wijzig formaat]. Selecteer [Wijzig formaat] op het tabblad [32] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname.
S Het formaat van JPEG-opnamen wijzigen Opties voor formaatwijziging op basis van het originele beeldformaat Origineel beeldformaat 3 Beschikbare instellingen voor wijziging formaat 4 a b c k k k k k k k k k 4 a k b Beeldformaten De beeldformaten volgens de aspect ratio's worden weergegeven in de onderstaande tabel.
N JPEG-opnamen bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. JPEG c- en RAW-opnamen kunnen niet worden bijgesneden. JPEG-opnamen die zijn gemaakt met RAW+JPEG, kunnen worden bijgesneden. 1 Selecteer [Trimmen]. Selecteer op het tabblad [x2] de optie [Trimmen] en druk vervolgens op <0>. Er wordt een opname weergegeven. een opname. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de opname te selecteren die u wilt bijsnijden.
N JPEG-opnamen bijsnijden Het bijsnijdkader verplaatsen Druk op de pijltjestoetsen of . Het bijsnijdkader gaat omhoog, omlaag, naar links of naar rechts. U kunt het kader ook aanraken en naar de gewenste positie slepen. De stand van het bijsnijdkader wijzigen Druk op de knop . Het bijsnijdkader wisselt tussen de horizontale en de verticale stand. Hiermee kunt u een horizontaal gemaakte opname bijsnijden zodat het lijkt alsof de opname in de verticale stand is gemaakt.
U Creatieve filters toepassen U kunt de volgende creatieve filters toepassen op een opname en deze opslaan als een nieuw bestand: Korrelig Z/W, Soft focus, Fisheyeeffect, Effect kunst opvallend, Aquareleffect, Speelgoedcamera-effect en Miniatuureffect. 1 Selecteer [Creatieve filters]. Selecteer op het tabblad [x1] de optie [Creatieve filters] en druk vervolgens op <0>. X Er wordt een opname weergegeven. een opname.
U Creatieve filters toepassen de opname op. 5 Sla Selecteer [OK] om de opname op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand en selecteer [OK]. Als u het filter op nog een opname wilt toepassen, herhaalt u stap 2 t/m 5. Wanneer u 1+JPEG-opnamen maakt, wordt het creatieve filter toegepast op de 1-opname en wordt de opname opgeslagen als JPEG-bestand. Bij 41+JPEG- en 61+JPEG-bestanden wordt het creatieve filter toegepast op het JPEG-bestand.
U Creatieve filters toepassen X Fisheye-effect Geeft het effect van een fisheye-lens. De opname krijgt een tonvormige vervorming. Afhankelijk van het niveau van dit filtereffect, verandert het bijgesneden gedeelte langs de rand van de opname. Aangezien dit filtereffect er tevens voor zorgt dat het midden van het beeld wordt vergroot, kan de ogenschijnlijke resolutie in het midden slechter zijn afhankelijk van het aantal vastgelegde pixels.
11 Sensorreiniging De voorzijde van de beeldsensor (low-pass-filter) beschikt over een zelfreinigende sensor die automatisch stof verwijdert. Ook kunnen stofwisdata aan de opname worden toegevoegd, zodat achtergebleven stofdeeltjes automatisch kunnen worden verwijderd met Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 512).
f Automatische sensorreiniging Als u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de zelfreinigende sensor geactiveerd en verwijdert deze automatisch het stof van de voorzijde van de sensor. Normaal gesproken is de reinigingseenheid actief zonder dat u daar iets van merkt. U kunt de sensorreiniging echter ook handmatig in- of uitschakelen. De sensor nu reinigen 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. [Reinig nuf].
3 Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op opnamen. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (EOS-software, pag. 512) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Zorg voor een effen wit object, zoals een vel papier. Stel de brandpuntsafstand van de lens in op 50 mm of meer.
3 Stofwisdata toevoegenN een effen wit object. 3 Fotografeer Vul de zoeker op een afstand van 20-30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. De foto wordt in de modus AE met diafragmavoorkeuze gemaakt bij een diafragma van f/22. Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. Nadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata.
3 Handmatige sensorreinigingN Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje of een vergelijkbaar hulpmiddel. Haal de lens van de camera voordat u de sensor gaat reinigen. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Sensorreiniging]. Selecteer [Sensorreiniging] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>.
3 Handmatige sensorreinigingN Als ruisonderdrukking bij meerdere opnamen is ingesteld, kan [Reinig handmatig] niet worden geselecteerd. Tijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom wordt onderbroken, gaat de sluiter dicht en kunnen de sluitergordijnen of de beeldsensor beschadigd raken. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • De accu verwijderen/plaatsen. Het oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig.
12 De camera aanpassen aan uw voorkeuren U kunt verschillende camerafuncties fijner aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met behulp van persoonlijke voorkeuzen. Ook kunnen de huidige camera-instellingen worden opgeslagen onder de posities van het programmakeuzewiel. De functies die worden uitgelegd in dit hoofdstuk kunnen alleen worden ingesteld in en werken alleen in de creatieve modi.
3 Persoonlijke voorkeuzen instellenN 1 Selecteer [8]. de groep. 2 Selecteer Selecteer een van de persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn I, II of III en druk vervolgens op <0>. Nummer van de persoonlijke voorkeuze het nummer van de 3 Selecteer persoonlijke voorkeuze. Druk op de pijltjestoetsen en om het nummer van de persoonlijke voorkeuze te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling.
3 Persoonlijke voorkeuzeN A LVopnamen C.Fn I: Belichting k Movieopnamen 1 Belichtingsniveaustappen pag. 413 k k 2 ISO-stappen pag. 413 k In a 3 Bracketing automatisch annuleren pag. 413 k 4 Bracketingvolgorde pag. 414 k 5 Aantal bracketed opnamen pag. 414 k 6 Veiligheidsshift pag. 415 k A LVopnamen C.Fn II: Autofocus 1 Trackinggevoeligheid pag. 416 2 Versnellen/vertragen tracking pag. 417 3 AF-punt automatisch schakelen pag. 417 4 AI servo 1e beeldvoorkeur pag.
3 Persoonlijke voorkeuzeN C.Fn III: Bediening/overig A LVopnamen k Movieopnamen 1 Waarschuwingen z in zoeker pag. 425 2 Wielrichting bij Tv/Av pag. 425 k k 3 Lens intrekken als camera wordt uitgeschakeld pag. 426 k k 4 Aangepaste bediening pag.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I: Belichting C.Fn I -1 Belichtingsniveauverhogingen 0: 1/3-stop 1: 1/2-stop Hier stelt u verhogingen in stappen van 1/2 stop in voor de sluitertijd, het diafragma, AEB, de flitsbelichtingscorrectie, enzovoort. Deze instelling is effectief als u de belichting wilt regelen in grotere stappen dan 1/3 stop. Wanneer [1: 1/2-stop] is ingesteld, wordt het belichtingsniveau als volgt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I -4 Bracketingvolgorde De volgorde van de opnamereeks voor AEB en witbalansbracketing kan worden gewijzigd. 0: 09-9+ 1: -909+ 2: +909Witbalansbracketing Richting b/a Richting m/g 0 : Standaardbelichting 0 : Standaardwitbalans 0 : Standaardwitbalans - : Kortere - : Meer blauw - : Meer magenta belichting + : Langere + : Meer amber + : Meer groen belichting AEB C.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn I -6 Veiligheidsshift 0: Uitschakelen 1: Sluitertijd/diafragma Wordt van kracht in de modi AE met sluitertijdvoorkeuze en AE met diafragmavoorkeuze. Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II: Autofocus C.Fn II -1 Trackinggevoeligheid Bepaalt de gevoeligheid bij het volgen van het onderwerp tijdens AI Servo AF wanneer een obstakel voor de AF-punten komt of wanneer de AF-punten zich van het onderwerp vandaan bewegen. 0: Een standaardinstelling die geschikt is voor de meeste onderwerpen. Geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -2 Versnelde/vertraagde tracking Dit bepaalt de gevoeligheid voor het volgen van bewegende onderwerpen die tijdelijk enorm kunnen versnellen of vertragen, bijvoorbeeld als gevolg van abrupt starten of stoppen, enz. 0: Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid).
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -4 AI servo 1e beeldvoorkeur U kunt de eigenschappen instellen voor de automatische scherpstelling en de ontspantiming voor de eerste opname met AI Servo AF. Gelijke voorkeur: Er wordt aan het scherpstellen en ontspannen gelijke prioriteit gegeven. s: Ontspanvoorkeur Wanneer u de ontspanknop indrukt, wordt de opname direct gemaakt, ook al is er nog niet scherpgesteld. Dit is handig wanneer u het maken van de opname belangrijker vindt dan de scherpstelling.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -6 AF-hulplicht Hiermee schakelt u het AF-hulplicht van de ingebouwde flitser of het AF-hulplicht van de externe Speedlite voor EOS-camera's in of uit. 0: Inschakelen Het AF-hulplicht wordt indien nodig ingeschakeld. 1: Uitschakelen Het AF-hulplicht wordt niet ingeschakeld. Dit voorkomt dat het AF-hulplicht anderen stoort. 2: Alleen ext. flits zenden Als er een externe Speedlite is bevestigd, activeert deze indien nodig het AF-hulplicht.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -8 Selecteer AF-gebiedselectiemodus U kunt de selecteerbare AF-gebiedselectiemodi beperken tot uw opnamevoorkeuren. Selecteer de gewenste selectiemodus en druk op <0> om er een [X] bij te zetten. Selecteer daarna [OK] om de instelling te registreren. E: Handmatige selectie:1 pt AF U kunt één AF-punt selecteren. F: Handmatige selectie:Zone-AF Het AF-gebied wordt in negen scherpstelzones verdeeld om scherp te stellen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -10 AF-punt op basis van richting U kunt het AF-punt of de AF-gebiedselectiemodus + het AF-punt afzonderlijk instellen voor verticaal en horizontaal fotograferen. 0: Gelijk voor verticaal/horizontaal Voor zowel verticaal als horizontaal fotograferen worden dezelfde AF-gebiedselectiemodus en hetzelfde handmatig geselecteerde AF-punt (of dezelfde handmatig geselecteerde zone) gebruikt.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -11 Eerste AF-punt, o AI Servo AF U kunt het eerste AF-punt voor AI Servo AF instellen voor wanneer de AF-gebiedselectiemodus is ingesteld op Autoselectie: 45 pt AF. 0: Automatisch Het AF-punt waarmee AI Servo AF begint wordt automatisch ingesteld op basis van de opnameomstandigheden.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN Bij instelling [0: Inschakelen] duurt het scherpstellen iets langer dan bij instelling [1: Uitschakelen]. Zelfs bij instelling [0: Inschakelen] kan het zijn dat het gewenste resultaat niet wordt behaald afhankelijk van de opnameomstandigheden en het onderwerp. Bij zo weinig licht dat de flitser het AF-hulplicht automatisch activeert, worden de AF-punten automatisch geselecteerd op basis van AFgegevens alleen.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn II -15 Zoekerweergaveverlichting U kunt instellen of de AF-punten in de zoeker al dan niet rood oplichten wanneer de scherpstelling is bereikt. 0: Automatisch De AF-punten lichten automatisch rood op bij weinig licht. 1: Inschakelen De AF-punten lichten altijd rood op, ongeacht de hoeveelheid omgevingslicht. 2: Uitschakelen De AF-punten lichten niet rood op.
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III: Bediening/overig C.Fn III -1 Waarschuwingen z in zoeker Wanneer een van de volgende functies is ingesteld, wordt het pictogram rechtsonder in de zoeker (pag. 29) weergegeven. Het pictogram wordt ook weergegeven in de weergave van instellingen voor de opnamefunctie (pag. 55). Selecteer de functie waarvoor u het waarschuwingspictogram wilt weergeven, druk op <0> om er een [X] bij te zetten en selecteer [OK].
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN C.Fn III -3 Lens intrekken bij uit Hiermee kunt u het intrekmechanisme van de lens configureren voor het geval dat er een gemotoriseerde STM-lens (zoals EF40mm f/2.8 STM) op de camera is bevestigd. U kunt deze zodanig instellen dat de bevestigde lens automatisch wordt ingetrokken wanneer de aanuitschakelaar van de camera wordt ingesteld op <2>. 0: Inschakelen 1: Uitschakelen Bij automatisch uitschakelen wordt de lens niet ingetrokken, ongeacht de instelling.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling is mogelijk voor opnamen met de zoeker. Dit wordt 'AF-fijnafstelling' genoemd. Lees voordat u afstellingen doorvoert 'Algemene aandachtspunten bij AF-fijnafstelling' op pagina 432. Gewoonlijk is deze afstelling niet vereist. Voer deze afstelling alleen uit als het nodig is. Deze afstelling kan tot gevolg hebben dat er niet meer accuraat kan worden scherpgesteld.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling de afstelling. 5 Maak Stel de mate van afstelling in. Het instelbare bereik is ±20 stappen. Door een instelling in de richting van '-:a' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar voren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt. Door een instelling in de richting van '+:b' te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer naar achteren ten opzichte van het standaard scherpstelpunt.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling 2: Per lens afstellen U kunt de afstelling voor iedere lens doorvoeren en de afstelling in de camera registreren. U kunt voor maximaal 40 lenzen afstellingen registreren. Wanneer u automatisch scherpstelt met een lens waarvan de afstelling is geregistreerd, wordt het scherpstelpunt altijd verschoven met de afstelling.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Het serienummer invoeren Selecteer het in te voeren cijfer en druk vervolgens op <0> zodat wordt weergegeven. Voer het cijfer in en druk vervolgens op <0>. Nadat u alle cijfers hebt ingevoerd, selecteert u [OK]. Serienummer van de lens Als in stap 3 een sterretje (' * ') voor het 10-cijferige serienummer van de lens wordt weergegeven, kunt u slechts één exemplaar van hetzelfde lensmodel registreren.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Lens met een vaste brandpuntsafstand de afstelling. 4 Maak Selecteer voor een zoomlens de Zoomlens groothoekstand (W) of de telestand (T). Wanneer u op <0> drukt, wordt het kader uitgeschakeld en is het mogelijk om de afstelling te doen. Stel de mate van afstelling in en druk vervolgens op <0>. Het instelbare bereik is ±20 stappen.
8: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling Wanneer u opnamen maakt met het middenbereik (brandpuntsafstand) van een zoomlens, wordt het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling gecorrigeerd ten opzichte van de afstellingen die zijn gemaakt voor de groothoek- en telestand. Zelfs wanneer alleen de groothoek- of telestand is afgesteld, wordt automatisch een correctie doorgevoerd voor het middenbereik.
8: Aangepaste bediening U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of instelwielen. 1 Selecteer [C.Fn III: Bediening/ overig]. Selecteer op het tabblad [8] [C.Fn III: Bediening/overig] en druk op <0>. [4: Aangepaste bediening]. 2 Selecteer Het scherm Aangepaste bediening wordt weergegeven. een cameraknop of instelwiel. 3 Selecteer Selecteer een cameraknop of instelwiel en druk vervolgens <0>. De naam van de camerabediening en de toewijsbare functies worden weergegeven.
8: Aangepaste bediening Toewijsbare functies voor knoppen/wielen op de camera (camerabediening) Functie a AF Belichting Pagin Meten en AF-start b AF-stop c ONE SHOT z AI SERVO/SERVO V r t k k k k k k k k k 436 S Directe AF-puntselectie q Start meten t AE-vergrendeling/FE-vergrendeling A AE-vergrendeling A AE-vergrendeling (bij ingedrukte knop) T AE-vergrendeling (vasthouden) k k d FE-vergrendeling k k k k k 437 k e ISO-snelheid instellen (knop vasthouden, S draaien)
8: Aangepaste bediening e 0* s S T T k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k * De AF-stopknop (0) is alleen aanwezig op IS-supertelelenzen.
8: Aangepaste bediening a: Meten en AF-start Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, worden de meting en de automatische scherpstelling uitgevoerd. b: AF-stop De automatische scherpstelling stopt wanneer u de knop die aan deze functie is toegewezen ingedrukt houdt. Dit is handig wanneer u de automatische scherpstelling wilt stoppen tijdens AI Servo AF. c: ONE SHOT z AI SERVO/SERVO U kunt de AF-bediening wisselen.
8: Aangepaste bediening q: Start meten Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de belichtingsmeting uitgevoerd. (Automatische scherpstelling wordt niet uitgevoerd.) t: AE-vergrendeling/FE-vergrendeling Normale opnamesituatie (geen flits) Wanneer u op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, kunt u de belichting tijdens de meting vergrendelen (AE-vergrendeling).
8: Aangepaste bediening d: FE-vergrendeling Wanneer u voor flitsfotografie op de knop drukt die aan deze functie is toegewezen, wordt er voorgeflitst en wordt de vereiste flitsoutput (FE-vergrendeling) vastgelegd. e: ISO-snelheid instellen (knop vasthouden, S draaien) U kunt de ISO-snelheid instellen door <0> ingedrukt te houden en aan het instelwiel <6> te draaien. Als deze functie wordt gebruikt terwijl ISO auto is ingesteld, dient de ISO-snelheid handmatig te worden ingesteld.
8: Aangepaste bediening g: Beeldkwaliteit Druk op <0> om het instelscherm voor beeldopnamekwaliteit (pag. 142) op het LCD-scherm weer te geven. A: Beeldstijl Druk op <0> om het scherm voor het selecteren van de beeldstijl op het LCD-scherm weer te geven (pag. 154). B: Witbalansselectie Druk op <0> om het instelscherm voor witbalans (pag. 162) op het LCD-scherm weer te geven.
3 My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. U kunt ook de vastgelegde menutabbladen een naam geven en op de knop drukken om het tabblad My Menu als eerste weer te geven. My Menu-tabblad maken en toevoegen 1 Selecteer [My Menu-tab toevoegen]. Selecteer op het tabblad [9] de optie [My Menu-tab toevoegen] en druk vervolgens op <0>. [OK]. 2 Selecteer Het tabblad [MY MENU1] wordt gemaakt.
3 My Menu vastleggenN [Selecteer te registr. 2 Selecteer items]. de gewenste items vast. 3 Leg Selecteer het gewenste item en druk vervolgens op <0>. Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster. U kunt maximaal zes items vastleggen. Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 2. Instellingen van het My Menu-tabblad U kunt items onder het menutabblad sorteren en verwijderen en het menutabblad een andere naam geven of verwijderen.
3 My Menu vastleggenN Verwijder tab U kunt het My Menu-tabblad dat momenteel wordt weergegeven verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het [MY MENU*]-tabblad te verwijderen. Hernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. 1 Selecteer [Hernoem tab]. tekst in. 2 Voer Druk op de knop om onnodige tekens te wissen. Druk op de knop om tussen het bovenste en onderste invoergebied te wisselen.
3 My Menu vastleggenN Verwijder alle My Menu-tabs/Verwijder alle items U kunt alle My Menu-tabbladen of alle My Menu-items die u hebt gemaakt, verwijderen. Verwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot [MY MENU5] verwijderd en wordt het tabblad [9] teruggezet naar de standaardinstelling.
3 My Menu vastleggenN Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt. Normale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven. Weergave van My Menu-tab Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [9] geselecteerd. Alleen My Menu-tab weergeven Hiermee wordt alleen het tabblad [9] weergegeven. (De tabbladen z, 3, 5 en 8 worden niet weergegeven.
w: Aangepaste opnamemodi instellenN U kunt de huidige camera-instellingen, zoals de opnamemodus, menufuncties en persoonlijke voorkeuzen, onder de stand en van het programmakeuzewiel instellen als aangepaste opnamemodi. 1 Selecteer [Aangep. opnamemodus (C1,C2)]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Aangep. opnamemodus (C1, C2)] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Registreer instellingen]. de aangepaste 3 Registreer opnamemodus.
w: Aangepaste opnamemodi instellenN Te registreren instellingen Opnamefuncties Opnamemodus, Sluitertijd, Diafragma, ISO-snelheid, AF-bediening, AF-gebiedselectiemodus, AF-punt, Transportmodus, Meetmethode, Belichtingscorrectiewaarde, Waarde flitsbelichtingscorrectie Menufuncties [z1] Beeldkwaliteit, Opnameweergavetijd, Pieptoon, Ontspan sluiter zonder kaart, Lensafwijkingscorrectie, Flitsen, E-TTL II-flitsmeting, Flitssynchronisatiesnelheid in Av-modus, Rode-ogen-reductie [z2] Belichtingscorrectie/AE
w: Aangepaste opnamemodi instellenN [51] Bestandnummering, Automatisch roteren [52] Automatisch uitschakelen, LCD-helderheid, LCD uit/aanknop, Zoekerweergave [53] Aanraakbediening, Automatische reiniging, Weergaveopties z-knop [54] Multifunctievergrendeling [81] Belichtingsniveauverhogingen, ISO-stappen, Bracketing automatisch annuleren, Bracketingvolgorde, Aantal bracketed opnamen, Veiligheidsshift [82] Trackinggevoeligheid, Versnelling/vertraging tracking, AF-punt automatisch schakelen, AI servo 1e bee
13 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie voor camerafuncties, systeemaccessoires, enzovoort. Certificaatlogo Als u [54: Certificaatlogo weergeven] selecteert en op <0> drukt, wordt een aantal logo's van cameracertificaten weergegeven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera.
B-knopfuncties Als u op de knop drukt wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, kunt u [Geeft camera-inst. weer], [Digitale horizon] (pag. 72) en [Geeft opname-inst. weer] (pag. 451) weergeven. Op het tabblad [53] kunt u met [Weergaveopties z-knop] aangeven welke opties moeten worden weergegeven wanneer u op de knop drukt. Selecteer de gewenste optie en druk op <0> om er een [X] bij te zetten. Selecteer [OK] als u klaar bent met selecteren.
B-knopfuncties Instellingen voor de opnamefunctie Witbalanscorrectie Sluitertijd Diafragma AE-vergrendeling Flitsbelichtingscorrectie Opnamemodus ISO-snelheid Indicator belichtingsniveau Lichte tonen prioriteit Belichtingscorrectie Wi-Fi-functie Aangepaste bediening Beeldstijl Opnamekwaliteit AF-bediening Pictogram Quick Control Accuniveau AF-puntselectie Sterkte van draadloos signaal/ Eye-Fi-overdrachtstatus Witbalans Status GPS-ontvangst Meetmethode Maximum aantal opnamen Maximale opnamereeks/
3 De accugegevens controleren U kunt de status van de accu die u gebruikt, controleren op het LCDscherm. Elke LP-E6N/LP-E6-accu heeft een uniek serienummer en u kunt meerdere accu's registreren in de camera. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de resterende capaciteit en de gebruiksgeschiedenis van de geregistreerde accu controleren. Selecteer [Accu-info]. Selecteer [Accu-info] op het tabblad [53] en druk vervolgens op <0>. Het scherm met de accugegevens wordt weergegeven.
3 De accugegevens controleren Accu's registreren in de camera U kunt maximaal zes LP-E6N/LP-E6-accu's registreren in de camera. Als u meerdere accu's wilt registreren in de camera, volgt u voor elke accu de onderstaande procedure. 1 Druk op de knop . Druk, als het scherm met accugegevens wordt weergegeven, op de knop . Het scherm met de accugeschiedenis wordt weergegeven. Als de accu niet is geregistreerd, wordt deze grijs weergegeven. [Registreer].
3 De accugegevens controleren Een etiket met het serienummer op de accu plakken Het is handig om de serienummers op elke geregistreerde LP-E6N/LP-E6-accu te vermelden. Dit kunt u doen met behulp van in de handel verkrijgbare etiketten. 1 Serienummer Schrijf het serienummer op een etiket. Schrijf het serienummer op het scherm met de accugeschiedenis over op een etiket van ongeveer 25 mm x 15 mm groot. 7c40 0300 de accu uit de camera en 2 Haal plak het etiket op de accu.
3 De accugegevens controleren De resterende capaciteit van een geregistreerde accu controleren U kunt nagaan wat de resterende capaciteit van een accu is (zelfs wanneer deze zich niet in de camera bevindt) en wanneer de accu voor het laatst is gebruikt. Serienummer Datum laatste gebruik Zoek het serienummer op. Zoek op het scherm met de accugeschiedenis naar het serienummer dat overeenkomt met het serienummer op het etiket van de accu.
Een gewoon stopcontact gebruiken Met de DC-koppeling DR-E6 en de AC-adapter AC-E6N (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. 1 Plaats het snoer in de groef. Plaats het snoer van de DC-koppeling voorzichtig, zonder het snoer te beschadigen. de DC-koppeling. 2 Plaats Open het accucompartimentklepje en Aansluitpunt voor DCkoppelingskabel het deksel van het aansluitpunt voor de DC-koppelingskabel.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Met een in de handel verkrijgbare en reeds geconfigureerde Eye-Fikaart kunt u opnamen via een Wireless LAN netwerk automatisch naar een computer overbrengen of naar een online service uploaden. De beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken de verbindingsinformatie 4 Geef weer. Selecteer [Verbindingsinfo] en druk vervolgens op <0>. de instelling 5 Controleer [Toegangspunt SSID:]. Controleer of een toegangspunt wordt weergegeven voor [Toegangspunt SSID:]. U kunt ook het MAC-adres en de firmwareversie van de Eye-Fi-kaart controleren. Druk op de knop om het menu af te sluiten. de opname.
H Eye-Fi-kaarten gebruiken Aandachtspunten bij het gebruik van Eye-Fi-kaarten Als [Wi-Fi/NFC] op [51: Inst. draadloze communicatie] is ingesteld op [Inschakelen], is beeldoverdracht met een Eye-Fi-kaart niet mogelijk. Als 'J' wordt weergegeven, is er een fout opgetreden bij het ophalen van de kaartinformatie. Schakel de camera uit en weer in. Zelfs als [Eye-Fi trans.] is ingesteld op [Uit], zendt de kaart wellicht nog steeds een signaal uit.
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto's maken in basismodi: A 7 C 8 o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit Aspect ratio Automatisch ingesteld/ ISOAutomatisch snelheid Handmatig ingesteld Automatisch ingesteld Beeldstijl Handmatige selectie Sfeeropnamen Licht-/scèneopnamen Achtergrond wazig Kleurtoon Automatisch Vooraf ingesteld Witbalans Handmatig Correctie/Bracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helder
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie A 7 C AF-bediening 1-beeld AF (opnamen met AI Servo AF de zoeker) AI Focus AF o*3 o*3 o*3 AF-bediening 1-beeld AF o o o (Live ViewServo AF opnamen) AF-gebiedselectiemodus AF-punt o o o AF AF-hulplicht o o *2 AF-fijnafstelling Programmakeuze Belichtingscorrectie AEB AE-vergrendeling Belichting Scherptedieptecontrole HDR-opnamen Meerdere opnamen Intervaltimer*2 k k k Enkelbeeld k k k Continue opname met k k k hoge snelheid Continue opname met k k k
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto's maken in basismodi: v o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit*1 Aspect ratio Automatisch ingesteld/ ISO-snelheid Automatisch Handmatig ingesteld Beeldstijl : niet in te stellen/uitgeschakeld v G W X H c Z A B C D k k k k k k k k k k o o o o o o o o o o Automatisch ingesteld PPPPPPPPPP Handmatige selectie Sfeeropnamen Licht-/scèneopnamen Achtergrond
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie AF-bediening 1-beeld AF (opnamen met AI Servo AF de zoeker) AI Focus AF AF-bediening 1-beeld AF (Live ViewServo AF opnamen) AF-gebiedselectiemodus AF-punt AF AF-hulplicht AF-fijnafstelling*2 Programmakeuze Belichtingscorrectie AEB AE-vergrendeling Belichting Scherptedieptecontrole HDR-opnamen Meerdere opnamen Intervaltimer*2 Enkelbeeld Continue opname met hoge snelheid Continue opname met lage snelheid Transport Enkele stille opname*2 Enkele stille
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Foto's maken in creatieve modi o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie Selecteerbare instellingen voor beeldkwaliteit Aspect ratio Automatisch ingesteld/ Automatisch ISO-snelheid Handmatig ingesteld Beeldstijl Automatisch ingesteld Handmatige selectie : niet in te stellen/uitgeschakeld d s f a F k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie 1-beeld AF AI Servo AF AI Focus AF AF-bediening (Live 1-beeld AF View-opnamen) Servo AF AF-gebiedselectiemodus*3 AF-punt AF AF-hulplicht AF-fijnafstelling*3 Programmakeuze Belichtingscorrectie AEB AE-vergrendeling Belichting Scherptedieptecontrole HDR-opnamen Meerdere opnamen Intervaltimer*3 Bulbtimer Enkelbeeld Continue opname met hoge snelheid Continue opname met lage snelheid Enkele stille opname*3 Transportmodus Enkele stille opname*3 Zelfontsp
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Movie-opname o: automatisch ingesteld k: door gebruiker in te stellen Functie A 7 : niet in te stellen/uitgeschakeld C 8 v d s f y Selecteerbare movieopnameformaten k k k k Digitale zoom k k k k HDR-Movie opnamemodus k k k k Videosnapshot k k k k Time-lapse-movie k k k k Automatisch ingesteld/ o Automatisch Handmatig ingesteld o o o Beeldstijl k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k o o
Tabel met beschikbare functies volgens opnamemodus Functie 7 C 8 v d s f y F k a M o o o o o o o o o o Gezicht+volgen k k k k k k k k k k FlexiZone - Multi k k k k k k k k k k FlexiZone - Single k k k k k k k k k k Handmatige scherpstelling (MF) k k k k k k k k k k Servo AF voor movies k k k k k k k k k k Belichtingscorrectie k k k k *1 AE-vergrendeling k k k k *2 Meetmethode AF A Programmakeuze Belichting Scherptedie
Systeemschema ST-E2 ST-E3-RT 270EX II 430EX III-RT/ 430EX III 600EX-RT/ 600EX Macro Ring Lite MR-14EX II Macro Twin Lite MT-24EX Standaardaccessoires Zoekerloupe MG-Eb Oogschelp Eb Oculairverlengstuk EP-EX15 Brede draagriem Rubberframe Eb Dioptrische aanpassingslenzen E-serie Accu LP-E6N*1 Acculader LC-E6 of LC-E6E Hoekzoeker C AC-adapter DC-koppeling AC-E6N*2 DR-E6*2 Lederen cameratas EH21-L Handriem E2 468 Batterijgreep BG-E14 Laadkabel voor in de auto CB-570 Acculader voor in de auto
Systeemschema Hoofdtelefoon GPS-ontvanger Afstandsbediening Afstandsbediening Afstandsbediening GP-E2 RC-6 RS-60E3 met timer TC-80N3 EF-lenzen EF-S-lenzen Afstandsbedieningsadapter RA-E3 Externe microfoon HDMI-kabel HTC-100 (2,9 m) Interfacekabel IFC-400PCU (1,3 m) Tv/video Connect Station CS100 Interfacekabel IFC-200U/500U (1,9 m/4,7 m) USB-poort SD-/SDHC-/SDXCgeheugenkaart Kaartlezer Kaartsleuf Computer *1: Accu LP-E6 kan ook worden gebruikt.
3 Menu-instellingen Opnamen met de zoeker en Live View-opnamen z: Opname 1 (rood) Beeldkwaliteit Pagina 1* / 41* / 61* 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
3 Menu-instellingen z: Opname 2 (rood) Pagina Belichtingscorrectie/ AEB Tussenstappen van 1/3 en 1/2 stop, ±5 stops* 200 (AEB ±3 stops) 201 ISOsnelheidsinstellingen ISO-snelheid / Bereik voor foto's / Automatisch bereik / Kortste sluitertijd voor auto Auto Lighting Optimizer Uitschakelen / Zwak / Standaard / Hoog (Auto optimalisatie Uitgeschakeld in modus M of B helderheid) 148 169 Witbalans Q (Sfeerprioriteit) / Qw (Witprioriteit) / W/ E/R/Y/U/D/O/ P (Circa 2500 - 10000) 162 Handmatige witba
3 Menu-instellingen z: Opname 4* (rood) Pagina Intervaltimer Uitschakelen / Inschakelen (interval/aantal opnamen) 223 Bulbtimer Uitschakelen / Inschakelen (belichtingstijd) 205 Antiknipperopname Uitschakelen / Inschakelen 179 Spiegel opklappen Uitschakelen / Inschakelen 219 Aspect ratio 3:2 / 4:3 / 16:9 / 1:1 146 * In de basismodi vindt u deze menuopties onder het tabblad [z2].
3 Menu-instellingen x: Weergave 1 (blauw) Pagina Beveilig beelden Beveilig beelden 376 Beeld roteren Opnamen roteren 358 Wis beelden Wis beelden 378 Printopties Aangeven welke opnamen moeten worden geprint (DPOF) 380 Fotoboek instellen Opnamen selecteren voor een fotoboek 384 Creatieve filters Korrelig Z/W / Soft focus / Fisheye-effect / Effect kunst opvallend / Aquareleffect / Speelgoedcamera-effect / Miniatuureffect 399 RAW-beeldverwerking 1-bestanden verwerken 390 3: Weergave
3 Menu-instellingen 5: Instellingen 1 (Geel) Pagina Selecteer map Een map maken en selecteren 182 Bestandsnummer Continu / Automatisch resetten / Handmatig resetten 184 Automatisch roteren Aan zD / Aan D / Uit 387 Kaart formatteren Gegevens op de kaart initialiseren en wissen 64 Eye-Fi-instellingen Weergegeven wanneer een in de handel verkrijgbare Eye-Fi-kaart is geplaatst 457 Wi-Fi/NFC: Uitschakelen / Inschakelen NFC-verbindingen toestaan Draadloze communicatieinstellingen Wi-Fi-functie
3 Menu-instellingen 5: Instellingen 3 (Geel) Pagina Videosysteem NTSC / PAL 307 373 Uitleg Inschakelen / Uitschakelen 75 Aanraakbediening Standaard / Gevoelig / Uitschakelen 63 Accugegevens Voeding / Resterende capaciteit / Sluiterteller / Laadprestatie / Accuregistratie / Serienummer / Accugeschiedenis 452 Sensorreiniging Weergaveopties zknop LV-weergaveopties z-knop Automatische reinigingf: Inschakelen / Uitschakelen 404 Reinig nuf Reinig handmatig 407 Geeft camera-instellingen weer /
3 Menu-instellingen 5: Instellingen 4 (Geel) Pagina Hoofdinstelwiel Multifunctievergrendeling Snelinstelwiel Multicontroller 54 Aanraakbediening Hiermee legt u de huidige camera-instellingen Aangepaste vast op de posities w of x van het opnamemodus (C1, C2) programmakeuzewiel 445 Wis alle camerainstellingen De camera wordt ingesteld op de standaardinstellingen 68 Copyrightinformatie Geef copyrightinfo weer / Voer naam van auteur in / Voer copyrightdetails in / Verwijder copyrightinfo 186
3 Menu-instellingen Movie-opname z: Opname 1 (rood) Beeldkwaliteit* Pagina 1 / 41 / 61 73 / 83 / 74 / 84 / 7a / 8a / b / c 142 Kijktijd Uit / 2 sec. / 4 sec. / 8 sec.
3 Menu-instellingen z: Opname 2 (rood) Pagina Belichtingscorrectie Tussenstappen van 1/3 en 1/2 stop, ±3 stops 200 ISOsnelheidsinstellingen ISO-snelheid* / Bereik voor movies 148 332 Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Uitschakelen / Zwak / Standaard / Hoog Uitgeschakeld in modus M of B 169 Witbalans Q (Sfeerprioriteit) / Qw (Witprioriteit) / W/ E/R/Y/U/D/O/P (Circa 2500 - 10000) 162 Handmatige witbalans De witbalans handmatig instellen 164 Witbalanscorrectie B/A/M/G-c
3 Menu-instellingen z: Opname 4*1 (Rood) Pagina Servo AF voor movies Inschakelen / Uitschakelen 326 AF-methode u+volgen / FlexiZone - Multi / FlexiZone Single 327 MOV / MP4 306 Movieopnameformaat (MOV-indeling): • 1920x1080 • NTSC: 29,97p / 23,98p PAL: 25,00p Movie-opnamekwaliteit • ALL-I (voor bewerken) Movieopnameformaat (MP4-indeling): • 1920x1080 / 1280x720 • NTSC: 59,94p / 29,97p / 23,98p PAL: 50,00p / 25,00p • IPB (Standaard) / IPB (Licht) 307 Digitale zoom 311 Uitschakelen / Ca.
3 Menu-instellingen z: Opname 5*1 (Rood) Pagina Meettimer 4 sec. / 8 sec. / 16 sec. / 30 sec. / 1 min. / 10 min. / 30 min.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen De accu laadt niet op. Indien de resterende capaciteit van de accu 94% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen (pag. 452). Gebruik alleen echte Canon-accu's van het type LP-E6N/LP-E6. Het lampje van de lader knippert snel.
Problemen oplossen De lees-/schrijfindicator blijft branden of knipperen, zelfs wanneer de aan-uitschakelaar op <2> staat. Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator aan of blijft deze een paar seconden knipperen. Wanneer de opname is voltooid, wordt de camera automatisch uitgeschakeld. [Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?] wordt weergegeven. Gebruik alleen echte Canon-accu's van het type LP-E6N/LP-E6.
Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-M-lenzen (pag. 47). De zoeker is donker. Plaats een opgeladen accu in de camera (pag. 34). Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 37). Schuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (pag. 37).
Problemen oplossen De opname is onscherp of wazig. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op (pag. 47). Druk voorzichtig op de ontspanknop om with cameratrilling te voorkomen (pag. 49-50). Als de lens een Image Stabilizer (beeldstabilisatie) heeft, stelt u de IS-schakelaar in op <1>. Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd (pag. 192), stel een hogere ISO-snelheid in (pag. 148), gebruik een flitser (pag. 228, 233) of gebruik een statief.
Problemen oplossen De snelheid van continue opnamen is laag. De snelheid van continue opnamen neemt mogelijk af op basis van de sluitertijd, het diafragma, de omstandigheden van het onderwerp, de helderheid, de lens, het gebruik van de flitser, de temperatuur, het accutype, het resterende accuniveau, de instellingen voor de opnamefunctie enzovoort. Ga voor meer informatie naar pagina 139. Met FlexiZone - Multi duurt het langer om scherp te stellen.
Problemen oplossen Ik heb een kleinere belichtingscorrectie ingesteld, maar de opname valt nog steeds te licht uit. Stel [z2: Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid] in op [Uitschakelen]. Wanneer [Zwak], [Standaard] of [Hoog] is ingesteld, kan de opname nog steeds licht uitvallen, zelfs wanneer u een kleinere belichtingscorrectie of flitsbelichtingscorrectie hebt ingesteld (pag. 169). Opnamen met meervoudige belichting worden gemaakt met opnamekwaliteit 1.
Problemen oplossen De ingebouwde flitser werkt niet. Als u de ingebouwde flitser te vaak gebruikt in een te korte tijd kan de flitser stoppen met flitsen om de lichtbron te beschermen. De externe flitser flitst niet. Als u voor Live View-opnamen een flitser gebruikt van een ander merk dan Canon, stelt u [z6: Stille LV-opname] in op [Uitschakelen] (pag. 272). De externe flitser werkt altijd op vol vermogen.
Problemen oplossen De camera maakt geluid wanneer deze wordt geschud. Het uitschuifmechanisme van de flitser beweegt een beetje. Dit is normaal en is geen defect. De sluiter maakt bij Live View-opnamen twee sluitergeluiden. Als u de flitser gebruikt, maakt de sluiter bij iedere opname twee sluitergeluiden (pag. 257). Tijdens Live View-opnamen wordt een wit of rood pictogram weergegeven. Dit geeft aan dat de interne temperatuur van de camera te hoog is.
Problemen oplossen De ISO-snelheid kan niet worden ingesteld voor movie-opname. In andere opnamemodi dan wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. In de modus kunt u de ISO-snelheid naar wens instellen (pag. 299). De handmatig ingestelde ISO-snelheid verandert wanneer u overschakelt op movie-opname. De ISO-snelheid wordt ingesteld volgens de instelling voor [Bereik v. foto's] tijdens opnamen met de zoeker en Live View-opnamen of de instelling voor [Bereik v.
Problemen oplossen Draadloze functies Draadloze functies kunnen niet worden ingesteld. Als de camera via een interfacekabel met een computer, GPSontvanger of ander apparaat is verbonden, kunnen de draadloze functies niet worden ingesteld ([51: Inst. draadloze communicatie] wordt grijs weergegeven). Ontkoppel de interfacekabel voordat u de instellingen configureert. Raadpleeg de instructiehandleiding voor de draadloze functie.
Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft minder tabbladen en opties weer. In de basismodi worden bepaalde tabbladen en menuopties niet weergegeven. Stel de opnamemodus in op een creatieve modus (pag. 58). Op het tabblad [9] is [Menuweergave] ingesteld op [Alleen My Menu-tab weergeven] (pag. 444). Het eerste teken van de bestandsnaam is een onderstrepingsteken ('_'). Stel de kleurruimte in op sRGB.
Problemen oplossen [###] wordt weergegeven. Als het aantal opnamen op de kaart hoger is dan het maximum aantal opnamen dat door de camera kan worden weergegeven, wordt [###] weergegeven (pag. 360). Het AF-punt wordt langzaam weergegeven in de zoeker. Bij lage temperaturen kan de weergavesnelheid van AF-punten trager worden door de eigenschappen van de AF-puntweergave van het apparaat. De weergavesnelheid zal bij kamertemperatuur weer normaal zijn. De weergave op het LCD-scherm is onduidelijk.
Problemen oplossen De opname kan niet worden gewist. Als de opname tegen wissen is beveiligd, kan deze niet worden verwijderd (pag. 376). De movie kan niet worden afgespeeld. Movies die op een computer zijn bewerkt, kunnen niet worden afgespeeld op de camera. U kunt het bedieningsgeluid en het mechanische geluid horen tijdens movieweergave. Als u tijdens movie-opnamen aan de instelwielen draait of de lens instelt, wordt ook het bijbehorende bedieningsgeluid opgenomen.
Problemen oplossen Ik kan de RAW-opname niet verwerken. 41- en 61-bestanden kunnen niet met de camera worden verwerkt. Gebruik Digital Photo Professional (EOS-software) om het bestand te verwerken (pag. 512). Ik kan het beeldformaat niet aanpassen of bijsnijden. Het formaat van JPEG c-, 1-, 41- en 61-bestanden kan niet worden gewijzigd of bijgesneden met de camera (pag. 395). Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor.
Problemen oplossen Problemen bij aansluiten op een computer De communicatie tussen de aangesloten camera en computer werkt niet. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt, stelt u [z5: Time-lapsemovie] in op [Uitschakelen] (pag. 319). Ik kan geen afbeeldingen naar een computer downloaden. Installeer de EOS-software op de computer (pag. 513). Tijdens een draadloze verbinding kan de camera niet worden aangesloten op een computer via een interfacekabel.
Foutcodes Foutnummer Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. Oorzaak en tegenmaatregelen Nummer Foutmelding en oplossing Communicatie tussen camera en lens is foutief. Reinig lenscontacten. 01 02 Maak de elektrische contacten op de camera en de lens schoon, gebruik een Canon-lens of verwijder de accu en plaats deze weer (pag. 25, 26, 36). Geen toegang tot kaart.
Specificaties • Type Type: Opnamemedia: Grootte beeldsensor: Compatibele lenzen: Lensvatting: Digitale AF/AE-spiegelreflexcamera met ingebouwde flitser SD-/SDHC*-/SDXC*-geheugenkaarten * UHS-I-kaarten worden ondersteund Circa 22,3 x 14,9 mm Canon EF-lenzen (incl. EF-S-lenzen) * Exclusief EF-M-lenzen (de beeldhoek is gelijk aan 35 mm en is die van een lens met circa 1,6 x de aangegeven brandpuntsafstand.
Specificaties Witbalans: Automatisch (Sfeerprioriteit), Automatisch (Witprioriteit), Vooraf ingesteld (Daglicht, Schaduw, Bewolkt, Kunstlicht, Wit tl-licht, Flitser), Handmatig, Kleurtemperatuurinstelling (circa 2500-10000 K), Witbalanscorrectie en Witbalansbracketing aanwezig * Overdracht kleurtemperatuurgegevens van de flitser ingeschakeld Van toepassing op lange belichtingstijden en opnamen Ruisreductie: met een hoge ISO-snelheid Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Automatische aanw
Specificaties Scherpstelling: AFgebiedselectiemodus: Condities voor automatische AFpuntselectie: Kenmerken AI Servo AF: AF-fijnafstelling: AF-hulplicht: 1-beeld AF, AI Servo AF, AI Focus AF, Handmatige scherpstelling (MF) Eén-punts AF (handmatige selectie), Zone-AF (handmatige selectie van een zone), Grote zone-AF (handmatige selectie van een zone), AF met 45-punts automatische selectie AF-punten kunnen automatisch worden geselecteerd op basis van informatie over kleuren die overeenkomen met huidtinten.
Specificaties ISOsnelheidsinstellingen: Belichtingscorrectie: AE-vergrendeling: Antiknipperen: Intervaltimer: Bulbtimer: • HDR-opnamen Dynamisch bereik aanpassen: Effecten: Beeld automatisch uitlijnen: Bereik voor foto's, Automatisch bereik en Kortste sluitertijd voor auto instelbaar Handmatig: ±5 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop AEB: ±3 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop (kan worden gecombineerd met handmatige belichtingscorrectie) Auto: toegepast in 1-beeld AF met meervlaksmeting
Specificaties Maximale opnamereeks:JPEG Groot/Fijn: circa 77 opnamen (circa 110 opnamen) RAW: circa 20 opnamen (circa 25 opnamen) RAW+JPEG Groot/Fijn: circa 20 opnamen (circa 22 opnamen) * De cijfers zijn gebaseerd op de testnormen van Canon (aspect ratio van 3:2, ISO 100 en beeldstijl Standaard) met een kaart van 8 GB. * De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op een kaart van 16 GB die compatibel is met UHS-I en zijn gebaseerd op de testnormen van Canon.
Specificaties Creatieve filters: Stille LV-opname: Touch Shutter: Rasterweergave: Beschikbaar Beschikbaar (Modus 1 en 2) Beschikbaar Drie typen • Movie-opname Opname-indeling: Movie: Audio: Grootte en framerate van opname: MOV/MP4 MPEG-4 AVC/H.
Specificaties Bereik helderheid lichtmeting: Belichtingscontrole: Belichtingscorrectie: ISO-snelheid (Aanbevolen belichtingsindex): ISOsnelheidsinstellingen: HDR-Movie opnamemodus: Creatieve filters voor movies: Videosnapshots: Geluidsopname: Hoofdtelefoon: Rasterweergave: Time-lapse-movie: Foto-opnamen: EV 0 - 20 (bij kamertemperatuur, ISO 100) Opnamen maken met automatische belichting (AE-programma voor movie-opname) en handmatige belichting ±3 stops met tussenstappen van 1/3 of 1/2 stop Voor opn
Specificaties • Weergave Weergaveformaat voor Weergave van één opname (zonder opname-informatie), opnamen: Weergave van één opname (met basisinformatie), Weergave van één opname (opname-informatie weergegeven: Gedetailleerde informatie, Lens/ histogram, Witbalans, Beeldstijl 1, Beeldstijl 2, Kleurruimte/ruisreductie, Lensafwijkingscorrectie), Indexweergave (4/9/36/100 opnamen) Overbelichte gedeelten knipperen Overbelichtingswaarschuwing: Weergave AF-punt: Aanwezig (wordt mogelijk niet weergegeven afhankeli
Specificaties • Interface DIGITAL-aansluiting: HDMI mini OUT-aansluiting: IN-aansluiting externe microfoon: Aansluiting afstandsbediening: Draadloze afstandsbediening: Eye-Fi-kaart: computercommunicatie (Hi-speed USB), aansluiting voor GPS-ontvanger GP-E2, Connect Station CS100 Type C (automatisch wisselen van resolutie), compatibel met CEC Stereomini-aansluiting van 3,5 mm diameter Voor afstandsbediening RS-60E3 Compatibel met afstandsbediening RC-6 Compatibel • Voeding Accu: Accu LP-E6N/LP-E6 (1 stu
Specificaties • Accu LP-E6N Type: Oplaadbare lithium-ionaccu Nominale spanning: 7,2 V DC Accucapaciteit: 1865 mAh Bedrijfstemperatuur: 0 °C - 40 °C Luchtvochtigheid tijdens 85% of lager gebruik: Afmetingen (B x H x D): Circa 38,4 x 21,0 x 56,8 mm Gewicht: Circa 80 g (exclusief beschermdeksel) • Acculader LC-E6 Compatibele accu: Accu LP-E6N/LP-E6 Laadtijd: Circa 2 uur en 30 min.
Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product is zodanig ontworpen dat het uitstekende prestaties levert wanneer het wordt gebruikt in combinatie met originele Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een accu).
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
14 Verkorte softwarehandleiding / Opnamen downloaden naar een computer In dit hoofdstuk wordt het volgende uitgelegd: Informatie over de software voor EOS-camera's De software downloaden en installeren op een computer De software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden en bekijken Beelden van de camera downloaden naar een computer 511
Verkorte softwarehandleiding Informatie over de software In dit gedeelte vindt u een overzicht van de verschillende softwaretoepassingen voor EOS-camera's. Een internetverbinding is vereist om de software te downloaden en installeren. Downloaden en installeren is niet mogelijk zonder internetverbinding. EOS Utility Wanneer de camera op een computer is aangesloten, kunt u EOS Utility gebruiken om foto's en movies die met de camera zijn opgenomen, naar de computer over te brengen.
Verkorte softwarehandleiding De software downloaden en installeren Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders wordt de software niet juist geïnstalleerd. Zelfs wanneer er al een eerdere versie van de software op uw computer is geïnstalleerd, volgt u de onderstaande procedure om de nieuwste versie te installeren. (De vorige versie wordt overschreven.) 1 Download de software.
De software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden) downloaden en bekijken U hebt een internetverbinding nodig om de softwareinstructiehandleidingen (PDF-bestanden) te downloaden. Downloaden is niet mogelijk zonder internetverbinding. 1 Download de software-instructiehandleidingen (PDF-bestanden). Maak verbinding met internet en ga naar de volgende Canonwebsite. www.canon.com/icpd Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de instructiehandleidingen.
Opnamen downloaden naar een computer U kunt de EOS-software gebruiken om de opnamen op de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Downloaden door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag. 513). een interfacekabel om de 2 Gebruik camera op de computer aan te sluiten. Sluit de kabel aan op de digitale aansluiting van de camera en zorg dat het pictogram van de plug naar de voorkant van de camera wijst.
Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te downloaden. Installeer de software (pag. 513). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Digital Photo Professional 3 Gebruik om de opnamen te downloaden. Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding.
Index Nummers 1280x720 (movie) .........................307 1920x1080 (movie) .......................307 45 punts AF automatische selectie..........................................120 A A (Scene Intelligent Auto) ............78 Aangepaste bediening ............57, 433 Aangepaste opnamemodus ..........445 Aantal pixels..................................142 Accessoires.......................................3 Accu ....................................34, 36, 42 Achtergrond wazig ..........................
Index Bestandsextensie .........................185 Bestandsgrootte............143, 309, 349 Bestandsnaam..............................184 Bracketing.............................168, 201 Bulbbelichting ...............................204 Bijsnijden (opnamen) ....................397 C w (Aangepaste opnamemodi).....445 C (Automatisch/creatief)...............84 Camera Camera-instellingen wissen .......68 Cameratrilling .............................49 De camera vasthouden ..............49 Instellingenscherm ..
Index Fisheye-effect ...............104, 268, 401 Flitser (Speedlite) Contact voor flitssynchronisatie .......................26 Draadloos .................................241 Effectief bereik..........................229 Externe Speedlite .....................233 FE-vergrendeling ..............232, 233 Flitsbelichtingscor rectie.........................230, 233, 242 Flitsbesturing ............................235 Flitser uit .............................83, 107 Flitsmodus ................................
Index Intervaltimer ..................................223 IPB (Licht) .....................................308 IPB (Standaard) ............................308 ISO-snelheid .................148, 296, 299 Automatisch instellen (Auto).....150 Bereik automatisch instellen.....152 Bereik handmatig instellen .......151 Instellingsstappen.....................413 ISO vergroten ...........................151 Kortste sluitertijd.......................153 J JPEG ............................................
Index Meetmethode ................................198 Meettimer ......................................273 Menu ...............................................58 Instellingen ...............................470 Instellingsprocedure ...................59 My Menu...................................440 3-pictogram ................................8 MF (Handmatige scherpstelling).......................137, 288 Microfoon ..............................294, 313 Miniatuureffect ..............
Index B (Bulb) ....................................204 w (Aangepaste opname) ........445 C (Creative auto) .....................84 M (Handmatige belichting) .......196 P (AE-programma) ...................190 Tv (AE met sluitertijdvoorkeuze) .................192 A (Scene Intelligent Auto) .......78 7 (Flitser uit) ............................83 8 (Speciale scène) P (Voedsel).............................89 C (Kinderen)...........................90 x (Kaarslicht) .........................91 6 (Nachtportret) .
Index Q Q (Quick Control) ........................56, 265, 106, 305, 361 R Rasterweergave......71, 270, 331, 347 RAW..............................142, 143, 144 RAW+JPEG ..................................142 RAW-beeldverwerking ..................390 Reiniging (beeldsensor) ................403 Riem................................................33 Rode-ogen-reductie ......................230 Roteren (opname).................358, 387 Ruisonderdrukking bij meerdere opnamen.......................
Index Tikken .............................................61 Time-lapse-movie .........................319 Toningeffect (monochroom) ..........159 Touch Shutter................................286 Touchscreen ...........................61, 356 Transportmodus............................138 Tv (AE met sluitertijdvoorkeuze)......................192 Tijdzone ..........................................43 U Uitgeknipte hooglichten ................351 Uitleg...............................................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Postbus 2262, 1180 EG Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging Het product en de bijbehorende garantie worden in Europese landen geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in januari 2016 geactualiseerd.