Operation Manual

108
Wanneer in de basismodi een andere modus dan <
A
>, <
7
>,
<
8:
G
> en <
v
> wordt ingesteld, kunt u de sfeer selecteren die
u voor de opname wilt gebruiken
1
Stel het programmakeuzewiel in op
<
C
> of <
8
>.
Stel voor <
8
> een andere
opnamemodus in dan <
G
>.
2
Zet de schakelaar voor Live View-
opnamen/movie-opnamen op <
A
>.
3
Geef het Live View-beeld weer.
Druk op de knop <
0
> om het Live
View-beeld weer te geven (behalve
bij <
x
>).
4
Selecteer met Quick Control de
gewenste sfeer.
Druk op de knop <
Q
> (
7
).
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> <
X
>
om [
1
Standaard
] te selecteren.
[
Sfeeropnamen
] wordt weergegeven
op het scherm.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om de gewenste sfeer te selecteren.
Op het LCD-scherm wordt weergegeven
hoe de opname er met de geselecteerde
sfeerinstelling zal uitzien.
Opname met sfeerselectie
Sfeer C
8
Sfeereffect
P/x
C/6/F/2/3/
4/5
1
Standaardinstelling
kk k Geen instelling
2 Levendig k
k Zwak/Standaard/Sterk
3 Soft k
k Zwak/Standaard/Sterk
4 Warm k
k Zwak/Standaard/Sterk
5 Intens k
k Zwak/Standaard/Sterk
6 Koel k
k Zwak/Standaard/Sterk
7 Lichter kk k Zwak/Normaal/Sterk
8 Donkerder kk k Zwak/Normaal/Sterk
9 Monochroom kk k Blauw / Z/W / Sepia