Operation Manual

113
Opname volgens lichtomstandigheden of scènetype
4
Selecteer met Quick Control het
licht- of scènetype.
Druk op de knop <
Q
> (
7
).
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> en
<
X
> om [
e
Stand. inst.
] te
selecteren. [
Licht-/scèneopnamen
]
wordt weergegeven op het scherm.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> <
Z
>
om het type licht of scène te selecteren.
De resulterende opname met het
geselecteerde licht- of scènetype dat
wordt weergegeven.
5
Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal in om
een opname te maken.
Druk op de knop <
0
> om de Live
View-modus te verlaten en weer via
de zoeker te fotograferen. Druk
vervolgens de ontspanknop helemaal
in om de opname te maken.
Als u de opnamemodus wijzigt of de
aan-uitschakelaar op <
2
> instelt,
wordt de instelling [
e
Stand. inst.
]
hersteld.
Als u de flitser gebruikt, gaat de instelling over op [e Stand. inst.].
(In de opname-informatie wordt echter het ingestelde licht- of scènetype
weergegeven.)
Als u deze functie samen met [Sfeeropnamen] wilt instellen, kiest u de
lichtomstandigheden of het scènetype dat het beste past bij de sfeer die
u hebt ingesteld. Wanneer u bijvoorbeeld [Zonsondergang] hebt
gekozen, worden warme kleuren benadrukt. Dit past wellicht niet bij de
sfeer die u hebt ingesteld.
Als u niet wilt dat het Live View-beeld tijdens het instellen van functies wordt
weergegeven, drukt u na stap 1 op de knop <Q> en stelt u [Licht-/
scèneopnamen] in.