Operation Manual

A
Een beeldstijl aanpassen
N
158
Druk op de knop <
M
> om de
aangepaste parameters op te slaan.
Het keuzescherm voor beeldstijlen
verschijnt weer.
Parameterinstellingen die afwijken
van de standaardinstelling worden
blauw weergegeven.
*1: Geeft de details aan van de contouren die moeten worden benadrukt. Hoe
kleiner het getal, hoe fijner de contouren die kunnen worden benadrukt.
*2: Geeft op hoeveel de contouren worden benadrukt op basis van het verschil in
contrast tussen het onderwerp en het gebied eromheen. Hoe kleiner het getal,
hoe meer de contouren met een klein verschil in contrast kunnen worden
benadrukt. Ruis is echter meer zichtbaar wanneer het getal kleiner is.
Parameterinstellingen en -effecten
g
Scherpte
J Sterkte
0: minder scherpe
co
ntour
en
7: scherpe contouren
K Details
*1
1: fijn 5: korrelig
L Drempel
*2
1: zwak 5: sterk
h Contrast -4: laag contrast
+4: hoog contrast
i Verzadiging -4: lage verzadiging +4: hoge verzadiging
j Kleurtoon -4: roodachtige huidskleur +4: geelachtige huidskleur
Tijdens het afspelen van movies kunnen [
Details
] en [
Drempel
] voor [
Scherpte
]
niet worden ingesteld (deze menu-items worden niet weergegeven).
Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de
standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen.
Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u
eerst de aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnamen.