Operation Manual

265
Instellingen voor de opnamefunctie
In de creatieve modi kunt u de volgende opties instellen:
AF-methode
,
AF-bediening,
Transportmodus
, Meetmethode,
Beeldkwaliteit
,
Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie
helderheid) en Creatieve filters.
In de basismodi kunt u de functies instellen die in de tabel op pagina 107
zijn vermeld (met uitzondering van Achtergrond wazig), evenals de
bovenst
aande vetgedrukte functies.
1
Druk op de knop <Q>
(7)
.
De instelbare functies worden
weergegeven.
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Druk op de pijltjestoetsen <
W
> en <
X
> om een functie te
selecteren.
De instellingen van de geselecteerde functie en Uitleg (pag. 75)
worden weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <
Y
> en <
Z
> om de functie in te stellen.
Selecteer in de modi <
8
> en <
v
> de opnamemodusoptie
linksboven in het scherm en druk op <
0
> om de
opnamemodus te selecteren.
Om de automatische witbalans in te stellen, selecteert u [
Q
] en
vervolgens drukt u op <
0
>.
Druk op de knop <
B
> om de RAW-beeldkwaliteit,
witbalanscorrectie/-bracketing, de parameters voor Beeldstijl of
de creatieve-filtereffecten in te stellen.
Druk op <
0
> om terug te keren naar het maken van Live View-opnamen.
U kunt ook [
2
] selecteren om terug te keren naar Live View-opnamen.
Q Quick Control
Met
[
Servo AF
]
(pag. 275) kan de beeldkwaliteit worden ingesteld op 1
of JPEG. Als 41 of 61 wordt ingesteld, wordt de afbeelding
vastgelegd met de ingestelde 1-kwaliteit.