Operation Manual

431
8
: Fijnafstelling van het scherpstelpunt bij automatische scherpstelling
4
Maak de afstelling.
Selecteer voor een zoomlens de
groothoekstand (W) of de telestand
(T). Wanneer u op <
0
> drukt, wordt
het kader uitgeschakeld en is het
mogelijk om de afstelling te doen.
Stel de mate van afstelling in en druk
vervolgens op <
0
>. Het instelbare
bereik is ±20 stappen.
Door een instelling in de richting van '-:
a
'
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt
meer naar voren ten opzichte van het
standaard scherpstelpunt.
Door een instelling in de richting van '+:
b
'
te kiezen, brengt u het scherpstelpunt meer
naar achteren ten opzichte van het
standaard scherpstelpunt.
Herhaal voor een zoomlens deze
procedure en voer de afstelling in voor de
groothoekstand (W) en de telestand (T).
Nadat u klaar bent met het doorvoeren
van de afstelling, drukt u op de knop
<
M
> om terug te keren naar het
scherm uit stap 1.
Selecteer [
2: Per lens afstellen
] en
druk vervolgens op <
0
>.
Druk op de knop <
M
> om de
instelling te sluiten.
5
Controleer het resultaat van de
afstelling.
Maak een opname en geef deze weer
(pag. 346) om het resultaat van de
afstelling te controleren.
Wanneer de resulterende opname wordt
scherpgesteld vóór het gewenste punt,
maakt u de afstelling naar de '+:
b
'-
richting. Wanneer wordt scherpgesteld
achter het gewenste punt, maakt u de
afstelling naar de '-:
a
'-richting.
Voer de afstelling indien nodig
nogmaals uit.
Lens met een vaste brandpuntsafstand
Zoomlens