User manual

102
In basismodi, wanneer een andere modus dan <A>, <7>,
<8: G> en <v> is ingesteld, kunt u de opnamesfeer selecteren.
1
Stel het programmakeuzewiel
in op <
C
> of <
8
>.
Stel voor <8> een andere
opnamemodus in dan <G>.
2
Zet de schakelaar voor Live view-
opnamen/movie-opname op <
A
>.
3
Geef het Live View-beeld weer.
Druk op de knop <0> om het Live
View-beeld weer te geven (behalve
bij <x>).
4
Selecteer met Quick Control de
gewenste sfeer.
Druk op de knop <Q> (7).
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X>
om [1 Standaard] te selecteren.
[Sfeeropnamen] wordt weergegeven
op het scherm.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> <Z>
om de gewenste sfeer te selecteren.
Op het LCD-scherm wordt
weergegeven hoe de opname er met de
geselecteerde sfeerinstelling zal uitzien.
Opnamen maken met sfeerselectie
Sfeer C
8
Sfeereffect
P/x
C/6/F/2/
3/4/5
1 Standaard kk k
Geen instelling
2 Levendig k
k Zwak/Standaard/Sterk
3 Soft k
k Zwak/Standaard/Sterk
4 Warm k
k Zwak/Standaard/Sterk
5 Intens k
k Zwak/Standaard/Sterk
6 Koel k
k Zwak/Standaard/Sterk
7 Helderder kk k Zwak/Normaal/Hoch
8 Donkerder kk k Zwak/Normaal/Hoch
9 Monochroom kk k Blauw/Z/W/Sepia