User manual

137
Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen
die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen.
In de basismodi wordt [
D
] (Auto) automatisch ingesteld. (In <
v
>-modi
is [
P
] (standaard) ingesteld.)
1
Selecteer [Beeldstijl].
Selecteer op het tabblad [z3]
de optie [Beeldstijl] en druk
vervolgens op <0>.
2
Selecteer een beeldstijl.
Selecteer een beeldstijl en druk
vervolgens op <0>.
De beeldstijl wordt ingesteld.
D Automatisch
De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden.
De kleuren van blauwe luchten, bomen en struiken,
en zonsondergangen zien er levendig uit, met name in natuur-
en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen.
PStandaard
Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit. Dit is een algemene
beeldstijl die in de meeste omstandigheden geschikt is.
Q Portret
Voor mooie huidskleurtinten. De opname heeft zachtere kleuren.
Geschikt voor portretten in close-up.
Door de [Kleurtoon] te wijzigen, kunt u de huidskleurtint aanpassen.
A Een beeldstijl selecterenN
Kenmerken van beeldstijlen
Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt
verkregen met [Automatisch].