User manual

166
Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die
door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder
(kortere belichting) te maken.
Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi <
d
>, <
s
>
en <
f
>. De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met
tussenstappen van 1/3 stop. De indicator voor belichtingscompensatie in de
zoeker en op het LCD-paneel kan de instelling echter alleen tot ±3 stops
weergeven. Als u de belichtingscompensatie op meer dan ±3 stops wilt
instellen, gebruikt u Quick Control (pag. 50) of volgt u de aanwijzingen
voor [
z
2: Bel.comp./AEB]
op de volgende pagina.
Als de modus <
a
> en ISO auto beide zijn ingesteld, raadpleeg dan pagina 163
voor het instellen van de belichtingscompensatie.
* Tijdens Live View-opnamen kan belichtingscompensatie worden ingesteld tot ±3 stops.
1
Controleer de belichting.
Druk de ontspanknop half in (
0
) en
controleer de belichtingsniveau-indicator.
2
Stel de waarde voor de
belichtingscompensatie in.
Draai aan het instelwiel <
5
> terwijl u
in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt.
Indien het niet kan worden ingesteld,
zet u de <
R
>-schakelaar omlaag
en draait u aan het instelwiel <
5
>.
Als u belichtingscompensatie instelt,
wordt <O> weergegeven in de
zoeker en op het LCD-paneel.
3
Maak de opname.
Om de belichtingscompensatie te
annuleren, stelt u deze weer in op <
E
>.
O Belichtingscompensatie instellenN
Langere belichting voor
een helderdere opname
Kortere belichting voor
een donkerdere opname
Als [
z
2: Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid
] (pag. 142) is
ingesteld op iets anders dan [
Uitschakelen
], kan de opname nog steeds licht zijn, zelfs
als er een kleinere belichtingscompensatie voor een donkerdere opname is ingesteld.
De waarde voor de belichtingscompensatie blijft van toepassing, zelfs
nadat u de aan-uitschakelaar op <2> hebt gezet.
Nadat u de waarde voor belichtingscompensatie hebt ingesteld, kunt u
voorkomen dat de waarde ongewild wordt gewijzigd door de schakelaar
<R> omhoog te zetten.
Indien de waarde voor belichtingscompensatie hoger is dan ±3 stops,
wordt bij het uiteinde van de indicator voor het belichtingsniveau <I> of
<J> weergegeven.