Quick Start Guide

12
Voordat u begint
Als u de lens wilt intrekken, houd
u de lensintrekschakelaar richting
[ ] terwijl u de zoomring draait. Lijn
de lensintrekmarkering uit met de
zoompositiemarkering en laat de
schakelaar los.
Als u wilt in-/uitzoomen, draait u de
zoomring op de lens met uw vingers.
Als u wilt in-/uitzoomen, moet u dit
doen voordat u scherpstelt. Als u de
zoomring draait nadat de scherpstelling is
voltooid, wordt de scherpstelling mogelijk
verstoord.
U kunt de lens beschermen door de lensdop te bevestigen
wanneer de camera niet wordt gebruikt.
Een lens verwijderen
Zorg dat de camera is uitgeschakeld.
Houd de lensontgrendelingsknop
(1) ingedrukt terwijl u de lens in de
aangegeven richting draait (2).
Draai de lens totdat deze niet meer
verder kan en verwijder de lens in de
aangegeven richting (3).
Bevestig de lensdop op de losgekoppelde
lens.
Stof vermijden
- Vervang lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zoveel
mogelijk stofvrij is.
- Bevestig de cameradop op de camera wanneer u deze zonder
lens bewaart.
- Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt.