Operation Manual

140
Handleiding voor gevorderden
Basishandleiding
1
Basishandelingen van
de camera
2
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
3
Andere opnamemodi
Tv-, Av- en M-modus
6
Afspeelmodus
7
Wi-Fi-functies
8
Menu Instellingen
9
Accessoires
10
Bijlage
Index
4
P-modus
5
Tv-, Av-, M- en C-modi
Vóór gebruik
De digitale horizon resetten
Reset de oorspronkelijke toestand van de digitale horizon als volgt. Dit is
alleen mogelijk als u de digitale horizon hebt gekalibreerd.
Selecteer [Digitale horizon] in het tabblad
[
1] en druk vervolgens op de knop [ ].
Kies [Reset] en druk vervolgens op de
knop [
].
Selecteer [OK] en druk op de knop [
].
Eco-modus gebruiken
Met deze functie kunt u accuvermogen sparen in de opnamemodus.
Wanneer de camera niet in gebruik is, wordt het scherm snel donker om
het accuverbruik te beperken.
1
Congureer de instellingen.
Selecteer [Eco-modus] op het tabblad [
2] en selecteer vervolgens [Aan].
[
] verschijnt nu op het opnamescherm
(
=
175).
Het scherm wordt donkerder wanneer
de camera gedurende ongeveer
twee seconden niet wordt gebruikt.
Daarna gaat het scherm na ongeveer
tien seconden uit. De camera wordt
na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
2
Maak de opname.
Als het scherm is uitgeschakeld maar
het lampje (op de achterzijde) nog
is ingeschakeld, kunt u het scherm
weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de
ontspanknop half in te drukken.
Video-indelingen wijzigen
Hiermee kunt u de beeldindeling voor uw televisie deniëren. Deze
instelling wijzigt ook de opties voor beeldkwaliteit (framesnelheid) die
beschikbaar zijn voor lms.
Selecteer [Videosysteem] op het tabblad
[
1] en selecteer vervolgens een optie.
De digitale horizon kalibreren
Kalibreer de digitale horizon als het lijkt alsof deze niet helpt om waterpas
opnamen te maken.
De kalibratie is nauwkeuriger als u van tevoren een raster weergeeft
(
=
31) waarmee u de camera waterpas kunt krijgen.
1
Zorg dat de camera waterpas staat.
Plaats de camera op een vlakke
ondergrond, bijvoorbeeld een tafel.
2
Kalibreer de digitale horizon.
Selecteer [Digitale horizon] in het tabblad
[ 1] en druk vervolgens op de knop [ ].
Om links/rechts kantelen te corrigeren,
selecteert u [Kalibratie horizontale
rol] en om vooruit/achteruit kantelen
te corrigeren, selecteert u [Kalibratie
verticale pitch], gevolgd door de knop
[
]. Er verschijnt een bevestigingsbericht
op het scherm.
Selecteer [OK] en druk op de knop [
].