zz Deze handleiding hoort bij de EOS R met firmwareversie 1.1.0 of hoger.
Inleiding Lees voordat u begint met opnamen maken het volgende Lees eerst “Veiligheidsinstructies” (pag. 25–27) en “Tips en waarschuwingen voor het gebruik” (pag. 28–30) om slechte foto's en ongelukken te voorkomen. Lees deze handleiding zorgvuldig door om ervoor te zorgen dat u de camera correct gebruikt. Raadpleeg deze handleiding tijdens het gebruik om nog verder vertrouwd te raken met de camera Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding doorneemt en bekijk het resultaat.
Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera (met oogschelp en cameradop) Riem Accu LP-E6N (met beschermdeksel) Interfacekabel Acculader LC-E6E* Kabelbescherming * De acculader LC-E6E wordt met een netsnoer geleverd. ooBij de camera is geen geheugenkaart (pag. 10) of HDMI-kabel geleverd.
Instructiehandleidingen De instructiehandleiding die bij de camera wordt geleverd, biedt basisinstructies voor de camera en voor Wi-Fi functies. U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding (dit PDFbestand) dat volledige aanwijzingen bevat, downloaden vanaf de website van Canon naar een computer of ander apparaat.
Instructiehandleidingen De Uitgebreide gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen downloaden met behulp van de QR-code U kunt de Uitgebreide gebruikershandleiding en instructiehandleidingen voor objectieven en software (PDF-bestanden) naar een smartphone of tablet downloaden met de QR-code. ggwww.canon.com/icpd ooVoor het lezen van de QR-code is software nodig. ooSelecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de Uitgebreide gebruikershandleiding/Instructiehandleidingen.
Verkorte handleiding 1 2 3 4 5 6 Plaats de accu (pag. 43). zz Laad na aankoop de accu om deze te kunnen gebruiken (pag. 40). Plaats de kaart (pag. 44). zz Plaats de kaart in de kaartsleuf met de etiketzijde naar de achterzijde van de camera gericht. Bevestig de lens (pag. 50). zz Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op één lijn bevinden als u de lens wilt bevestigen. zz Zorg er voor dat de scherpstelmodusknop op de lens is ingesteld op <2> (pag. 50).
Verkorte handleiding 6 7 8 9 Stel de opnamemodus in op [A] (pag. 123). zz Druk op de knop en draai aan het instelwiel <6> om [A] te selecteren, en druk vervolgens op <0>. zz Alle noodzakelijke camera-instellingen worden automatisch ingesteld. Stel scherp op het onderwerp (pag. 56). zz (een AF-punt) verschijnt over elk gedetecteerd gezicht. zz Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Maak de opname (pag. 56).
Over deze handleiding Indeling van de hoofdstukken De hoofdstukken 2–7 komen overeen met de functies in de cameramenu's. Pictogrammen in deze handleiding : Geeft de knop Modus aan. : Geeft het hoofdinstelwiel aan. <6> : Geeft het snelinstelwiel aan. <5> : Geeft de bijbehorende richting op de <0> * pijltjestoetsen aan. : Geeft de multifunctiebalk aan. : Geeft de lensinstelring aan. : Geeft de instelknop aan.
Over deze handleiding Uitgangspunten voor bedieningsinstructies, voorbeeldfoto's zz Voordat u de instructies volgt, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <1> en controleren dat geen bedieningselementen zijn vergrendeld met de multifunctievergrendeling (pag. 48, 60). zz Aangenomen wordt dat alle menu-instellingen en aangepaste functies op de standaardinstellingen zijn ingesteld. zz Ter verduidelijking is in de afbeeldingen van de instructies een RF24‑105mm F4 L IS USM-lens op de camera bevestigd.
Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren (pag. 373). zzSD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten * UHS-II en UHS-I kaarten worden ondersteund.
Hoofdstukken Inleiding 2 1 Voorbereiding en basisbediening 39 2 Opnamen maken 69 3 AF 255 4 Weergave 301 5 Instellen 361 6 Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies 423 7 Persoonlijke voorkeuze/My Menu 539 8 Referentie 571 11
Inhoudsopgave Inleiding 2 Controlelijst onderdelen............................................................. 3 Instructiehandleidingen.............................................................. 4 Verkorte handleiding.................................................................. 6 Over deze handleiding............................................................... 8 Compatibele geheugenkaarten................................................ 10 Hoofdstukken.........................................
Inhoudsopgave d Bediening via het touchscreen............................................. 67 Q Quick Control...................................................................... 68 2 Opnamen maken 2-1 Foto's maken 69 70 Tab-menu's: Foto-opnamen..................................................... 71 Functie-index: Foto-opnamen.................................................. 74 Beeldkwaliteit instellen............................................................. 75 Dual Pixel RAW-opnamen instellen.
Inhoudsopgave De opnameweergavetijd instellen.......................................... 118 De meettimer instellen........................................................... 119 Belichtingssimulatie................................................................ 120 Stofwisdata toevoegen........................................................... 121 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto).... 123 A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto)......
Inhoudsopgave w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)....................... 161 P Meervoudige belichting.................................................... 166 Opnamen maken met de afstandsbediening......................... 174 Een afstandsbediening gebruiken.......................................... 176 D Flash Photography............................................................. 177 De flitsfunctie instellen...........................................................
Inhoudsopgave De AF-bediening selecteren................................................... 262 De AF-methode selecteren.................................................... 265 De AF-puntgrootte instellen.................................................... 276 Op ogen scherpstellen........................................................... 277 Continue AF instellen............................................................. 278 AF aanraken en verslepen instellen.......................................
Inhoudsopgave k Movies afspelen............................................................... 325 X De eerste en laatste beelden van een movie bewerken.... 327 I Beelden uit 4K-movies of 4K time-lapse-movies opslaan als foto...................................................................... 329 Diavoorstelling (automatische weergave).............................. 331 Beelden op een televisie bekijken.......................................... 333 L Opnamen wissen.........................................
Inhoudsopgave De schermhelderheid aanpassen.......................................... 378 De schermkleurtoon aanpassen............................................ 379 De datum, tijd en tijdzone instellen........................................ 380 De interfacetaal instellen........................................................ 383 Het videosysteem instellen.................................................... 384 De aanraakbediening instellen...............................................
Inhoudsopgave Copyrightinformatie instellen.................................................. 420 Andere informatie controleren................................................ 422 6 Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies 423 Wat u kunt doen met Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies................................................................................... 424 Verbinden met een smartphone via Wi-Fi.............................. 427 Verbinden met een computer via Wi-Fi.........................
Inhoudsopgave Weergave Wi-Fi/Bluetooth-status........................................... 537 7 Persoonlijke voorkeuze/My Menu 539 Tabbladmenu's: aanpassen.................................................... 540 Persoonlijke voorkeuze-instellingen....................................... 542 Bediening aanpassen............................................................. 555 Tabblad menu's: My Menu..................................................... 565 My Menu vastleggen.................................
Functie-index Voeding zz Accugegevens controleren zz Accuniveau zz De accu opladen zz Eco-modus zz Energiebesparing zz Gewoon stopcontact Zoeker B pag. 387 B pag. 49 B pag. 40 B pag. 376 B pag. 377 B pag. 582 B pag. 54 B pag. 397 B pag. 399 B pag. 402 Scherm Kaarten zz Formatteren B pag. 373 zz Kaarten die compatibel zijn met movie-opnamen B pag. 611 zz Ontspan sluiter zonder kaart B pag.
Functie-index zz Oogdetectie-AF B pag. 277 zz Witbalans B pag. 152 zz Opnamemodus B pag. 70 zz HDR-modus B pag. 161 zz Meervoudige belichting B pag. 166 zz Bulbtimer B pag. 159 zz Scherptedieptecontrole B pag. 137 zz Afstandsbediening B pag. 176 zz Afstandsbediening B pag. 174 • Koppelen B pag. 408 zz Quick Control B pag. 68 zz Touch Shutter B pag. 130 zz Vergrote weergave B pag. 273 zz Rasterweergave B pag. 399 zz Weergave met opnameinformatie B pag. 397 zz Instellingen weergave B pag.
Functie-index zz Flitsbelichtingscorrectie B pag. 177 zz FE-vergrendeling B pag. 177 zz Flitsfunctieinstellingen B pag. 182 zz Persoonlijke voorkeuzeinstellingen voor flitser B pag. 187 Movie-opname zz Opnamen maken met automatische belichting B pag. 209 zz AE met sluitertijdvoorkeuze B pag. 210 zz AE met diafragmavoorkeuze B pag. 211 zz Opnamen met handmatige belichting B pag. 213 zz ISO-snelheid (movie) B pag. 246 zz Servo AF voor movies B pag. 286 zz Servo AF-trackinggevoeligheid voor movies B pag.
Functie-index zz Opnamen op een televisie bekijken zz Wissen B pag. 333 B pag. 335 Opnamen bewerken zz RAW-beeldverwerking B pag. 339 zz Formaat van JPEGopnamen wijzigen B pag. 345 zz JPEG-opnamen bijsnijden B pag. 346 Beeldoverdracht/printopties zz Beeldoverdracht naar een computer/ FTP-server B pag. 348 zz Afdrukopties (DPOF)B pag. 353 zz Fotoboek instellen B pag. 357 Aanpassen zz Persoonlijke functies (C.Fn) B pag. 542 zz Bediening aanpassenB pag. 555 zz My Menu B pag.
Veiligheidsinstructies Zorg dat u deze veiligheidsmaatregelen leest om het product veilig te kunnen gebruiken. Houd u aan deze veiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat de gebruiker van het product of anderen verwondingen of letsel oplopen. WAARSCHUWING: Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. oo Houd het product buiten bereik van jonge kinderen. Een draagriem rond de nek van een persoon wikkelen kan leiden tot verwurging.
Veiligheidsinstructies Indien een batterij lekt en het materiaal in contact komt met uw huid of kleding, dient u de blootgestelde huid of kleding grondig af te spoelen met stromend water. In geval van contact met de ogen dient u de ogen grondig te spoelen met ruime hoeveelheden stromend water en onmiddellijk medische hulp in te roepen. oo Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u een batterijlader of voedingsadapter gebruikt.
Veiligheidsinstructies Zo voorkomt u brand, oververhitting, elektrische schokken en brandwonden. oo Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen: • Sluit niet te veel stekkers aan op één stopcontact. • Gebruik geen snoeren waarvan de draad kapot is of het isolatiemateriaal beschadigd is. oo Sluit de accu niet rechtstreeks aan op een stopcontact of de sigarettenaansteker van een auto.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera zz Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. zz De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. zz Om de resistentie van de camera tegen stof en waterdruppels te vergroten, houdt u het aansluitingenklepje, het accucompartiment, het kaartsleufklepje en alle andere kleppen goed gesloten. zz De camera is resistent tegen stof en waterdruppels.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik zz Blokkeer de werking van de sluiter niet met uw vinger of met andere voorwerpen. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt. zz Gebruik alleen een in de handel verkrijgbaar blaasbuisje om stof van de lens, zoeker enzovoort te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen.
Tips en waarschuwingen voor het gebruik Scherm, zoeker en LCD-paneel zz Hoewel het scherm en de zoeker zijn gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen en kunnen er ook zwarte, rode of andere gekleurde vlekken voorkomen. Dit is geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen.
Namen van onderdelen (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20) (21) (9) (10) (11) (1) (2) (3) (4) (5) (6) knop Knop voor movie-opnamen <6> Hoofdinstelwiel Multifunctieknop Ontspanknop Knop voor LCD-scherm info wisselen/paneelverlichting (7) AF-hulplicht/Zelfontspanner/ Afstandsbediening lamp (8) Greep (accucompartiment) (9) Aansluitpunt voor DCkoppelingskabel (10) Contactpunten (22) (11) Objectiefvatting (12) Contactpunten voor flitssynchronisatie (13) Fl
Namen van onderdelen (6) (1) (2) (7) (3) (8) (4) (9) (5) (10) (15) (11) (16) (17) (12) (18) (19) (13) (14) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) Oogschelp Zoekeroculair Knop voor dioptrische aanpassing Aan-uitschakelaar Aansluitingenklepje LCD-paneel Multifunctievergrendelknop (8) <5> Snelinstelwiel (9) AF-startknop (10) Zoekersensor 32 (11) Infoknop (12) Lees-/schrijfindicator (13) Quick Control-/ instelknop (14) Menuknop (15) Aansluiting afstandsbediening (16) Digital-a
Namen van onderdelen (8) (9) (10) (11) (12) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (14) (15) (16) (17) Afdekklep contactpunten Bevestigingsopening voor accessoires Scherm Statiefbevestiging : pijltjestoetsen Serienummer Weergaveknop Multifunctiebalk Knop voor AEvergrendeling/FE-vergrendeling (13) (10) Knop voor AF-punt/ index/vergroten/verkleinen (11) Bevestigingspunt draagriem (12) Kaartsleufklepje (13) Kaartsleuf (14) Vergrendeling accucom
Namen van onderdelen LCD-paneel Weergavevoorbeeld De weergegeven informatie varieert afhankelijk van de status van de camera. Zie pagina 617 voor informatie over pictogrammen. Zoekerinformatiedisplay Weergavevoorbeeld De weergegeven informatie varieert afhankelijk van de status van de camera.
Namen van onderdelen Acculader LC-E6E Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 40).
Namen van onderdelen De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het oog van het bevestigingspunt van de draagriem. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp.
Namen van onderdelen De kabelbescherming gebruiken Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon om de camera aan te sluiten op een computer. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel ook de meegeleverde kabelbescherming. Het gebruiken van de kabelbescherming voorkomt per ongeluk losmaken en schade aan de aansluiting.
Namen van onderdelen Een optionele Canon-interfacekabel gebruiken Als u een originele Canon-interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, voert u de kabel door de klem (5) voordat u de klem aan de kabelbescherming bevestigt. (5) ooDe digital-aansluiting kan beschadigen als de interfacekabel wordt aangesloten zonder kabelbescherming. ooZorg er voor dat de interfacekabel stevig wordt aangesloten op de digital-aansluiting.
1 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven.
De accu opladen het beschermdeksel van 1 Verwijder de accu. 2 Steek de accu volledig in de lader. zz Verwijder de accu in omgekeerde volgorde. de accu op. 3 Laad zz Sluit het netsnoer aan op de lader en steek de stekker in het stopcontact. ggHet opladen begint automatisch en het laadlampje knippert oranje.
De accu opladen Laadniveau Laadlampje Kleur 0–49% 50–74% Oranje 75% of hoger Volledig opgeladen Groen Weergave Knippert eenmaal per seconde Knippert tweemaal per seconde Knippert driemaal per seconde Ingeschakeld zz Het duurt ongeveer 2 uur en 30 min. om een geheel lege accu bij kamertemperatuur (23 °C) volledig op te laden. Hoe lang het duurt om de accu op te laden, is sterk afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de resterende capaciteit van de accu.
De accu opladen zz Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. zz Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg. zz Verwijder de accu na het opladen en verwijder de acculader uit het stopcontact. zz U kunt het beschermdeksel in een andere richting plaatsen om aan te geven of de accu al dan niet is opgeladen.
De accu plaatsen/verwijderen Plaats een volledig opgeladen accu LP-E6N (of LP-E6) in de camera. Plaatsen de vergrendeling van het 1 Schuif accucompartimentklepje en open het klepje. de accu. 2 Plaats zz Steek het uiteinde met de elektrische contactpunten in de camera. zz Schuif de accu in de camera totdat de accu vastzit. het klepje. 3 Sluit zz Druk op het klepje totdat het dichtklikt. U kunt geen andere accu's gebruiken dan de accu LP-E6N of LP-E6. Verwijderen Open het klepje en verwijder de accu.
De kaart plaatsen en verwijderen De opnamen worden opgeslagen op de kaart. Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje (1) van de kaart omhoog staat, zodat schrijven en wissen mogelijk is. Plaatsen 1 Schuif het klepje om het te openen. (1) de kaart. 2 Plaats zz Plaats de kaart met de etiketzijde naar u toe, zoals in de afbeelding wordt weergegeven, en schuif de kaart in de camera totdat deze vastklikt. het klepje.
De kaart plaatsen en verwijderen Verwijderen het klepje. 1 Open zz Zet de aan-uitschakelaar op <2>. (1) zz Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit (1) is en open vervolgens het klepje. zz Sluit de klep als [Opslaan...] op het scherm wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder zz Druk de kaart voorzichtig in de camera en laat de kaart vervolgens los om deze uit te werpen. zz Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje.
De kaart plaatsen en verwijderen ooWanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen. • Met de camera schudden of slaan.
Het scherm gebruiken U kunt de richting en hoek van het scherm wijzigen. 1 Klap het scherm uit. het scherm. 2 Draai zz Als het scherm is uitgeklapt, kunt 180° 90° 175° u het naar boven, naar beneden of meer dan 180° draaien zodat het naar het onderwerp toe is gericht. zz De hoek is slechts bij benadering aangegeven. het scherm naar u toe. 3 Draai zz Normaal gesproken gebruikt u de camera met het scherm naar u gericht.
De camera inschakelen zz <1> Schakelt de camera in, waarbij het geluid van het openen van de sluiter klinkt. Tevens klinkt het geluid van het openen van het diafragma als een RF-lens is aangesloten. zz <2> Schakelt de camera uit, waarbij het geluid van het sluiten van de sluiter klinkt. Zet de aan-uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. Tevens klinkt het geluid van het sluiten van het diafragma als een RF-lens is aangesloten.
De camera inschakelen z Indicator accuniveau Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het accuniveau een van de volgende zes niveaus. Met een knipperend accupictogram wordt aangegeven dat de accu bijna leeg is. Weergave Niveau (%) 100–70 69–50 49–20 19–10 9–1 0 Weergave Niveau (%) ooDe accu raakt sneller leeg wanneer u een van de volgende handelingen verricht: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt.
Een lens bevestigen en verwijderen Een lens bevestigen de doppen. 1 Verwijder zz Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. de lens. 2 Bevestig zz Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze vastklikt. de scherpstelmodusknop op 3 Stel de lens in op .
Een lens bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Druk op de objectiefontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. zz Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. zz Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens. ooKijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen. ooZet de aan-uitschakelaar van de camera op <2> wanneer u een lens bevestigt of verwijdert.
EF/EF-S-objectieven bevestigen en verwijderen U kunt alle EF- en EF-S-objectieven gebruiken door de optionele vattingadapter EF-EOS R te bevestigen. De camera kan niet worden gebruikt met EF-M-objectieven. Een lens bevestigen de doppen. 1 Verwijder zz Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. (1) (2) de lens aan de adapter.
EF/EF-S-objectieven bevestigen en verwijderen de scherpstelmodusknop op 4 Stel de lens in op . zz staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. zz staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet. 5 Verwijder de voorste lensdop. De lens verwijderen op de objectiefontgrende1 Druk lingsknop en draai de adapter in de richting van de pijl. zz Draai de adapter totdat deze niet meer verder kan en maak hem los.
De zoeker gebruiken Kijk door de zoeker om deze te activeren. U kunt ook de weergave beperken tot het scherm of de zoeker (pag. 403). De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. zz Draai de knop naar links of rechts zodat de zoekerweergave scherp is. ooDe zoekerweergave en het camerascherm kunnen niet tegelijk worden ingeschakeld.
Basisbediening De camera vasthouden zzHet scherm tijdens het opnemen bekijken Terwijl u een opname maakt, kunt u het scherm kantelen om het in te stellen. Zie pagina 47 voor meer informatie. Normale hoek Lage hoek Hoge hoek zzOpnemen door de zoeker Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om cameratrilling te minimaliseren. Horizontaal fotograferen Verticaal fotograferen 1. Pak met uw rechterhand de cameragreep stevig vast. 2. Houd de lens onderaan vast met uw linkerhand. 3.
Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt gedurende circa 8 seconden op het scherm, in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven zoals ingesteld voor de meettimer.
Basisbediening Knop modus U kunt de opnamemodus instellen. Druk op de knop , draai aan het instelwiel <6> en selecteer de opnamemodus. Druk om te wisselen tussen het opnemen van foto's en movies op de knop en vervolgens op de knop . AF-startknop Heeft hetzelfde effect als het halverwege indrukken van de sluiterknop in de opnamemodi [t], [d], [s], [f], [a] en [BULB].
Basisbediening <6> Hoofdinstelwiel (1) Draai na het indrukken van een knop aan het hoofdinstelwiel <6>. Druk op een knop zoals of en draai aan het instelwiel <6>. Als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de opnamemodus. (2) Draai alleen aan het hoofdinstelwiel <6>. Draai aan het hoofdinstelwiel <6> terwijl u op het scherm, in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt. Gebruik dit instelwiel om de sluitertijd, het diafragma, enzovoort in te stellen.
Basisbediening <5> Snelinstelwiel (1) Draai na het indrukken van een knop aan het hoofdinstelwiel <5>. Druk op een knop zoals of en draai aan het instelwiel <5>. Als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de opnamemodus. (2) Draai alleen aan het hoofdinstelwiel <5>. Draai aan het hoofdinstelwiel <5> terwijl u op het scherm, in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt.
Basisbediening Multifunctie-vergrendelknop Door [56: Multifunctievergrendeling] in te stellen en op de knop te drukken, kunt u voorkomen dat instellingen worden veranderd door per ongeluk het hoofdinstelwiel, het snelinstelwiel, de M-Fn balk of de bedieningsring te gebruiken of door op het touchscreen te tikken. Druk nogmaals op de knop om de bedieningselementen te ontgrendelen. Voor meer informatie over [56: Multifunctievergrendeling] raadpleegt u pagina 416.
Basisbediening M-Fn (multifunctie) balkM U kunt veelgebruikte functies toewijzen door over de balk te vegen en op elk uiteinde te tikken. Standaard is geen functie toegewezen. Na aankoop of als geen functie is toegewezen, kunt u een snelkoppelscherm openen voor het instelscherm [84: M-Fn-balk aanpassen] door op het linkereinde op te tikken. Selecteer [Ja] om het instelscherm te openen (pag. 561). Basisbediening Vegen Veeg met uw vinger direct na het aanraken van naar links of rechts.
Basisbediening INFO-knop Elke druk op de knop verandert de weergegeven informatie. De volgende voorbeeldschermen zijn voor foto's.
Menubewerkingen en instellingen (1) (2) (3) (6) (7) (5) (4) (1) (2) (3) (4) Knop Knop Scherm Pijltjestoetsen (5) (6) (7) Knop <0> Snelinstelwiel Hoofdinstelwiel [A] Modus menuscherm * In de modus [A] worden sommige tabbladen en menuopties niet weergegeven.
Menubewerkingen en instellingen Scherm in de modi [t], [d], [s], [f], [a] en [BULB] (4) (5) (6) (7) (8) (9) (1) (2) (10) (3) (1) (2) (3) (4) (5) Hoofdtabblad Secundaire tabbladen Menu-items z: Opnamen 2: Automatische scherpstelling (6) (7) (8) (9) (10) 3 : Weergave 5 : Instellen 8 : Persoonlijke voorkeuze 9 : My Menu Menu-instellingen Procedure voor het instellen van het menu het menuscherm weer. 1 Geef zz Druk op de knop . een tabblad.
Menubewerkingen en instellingen een item. 3 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <5> om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. een optie. 4 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <5> om een optie te selecteren. zz De huidige instelling wordt blauw weergegeven. de optie. 5 Bevestig zz Druk op <0> om de instelling vast te leggen. de instelling. 6 Verlaat zz Druk op de knop om te stoppen en klaar te maken voor opnemen.
Menubewerkingen en instellingen Gedimde menu-items Voorbeeld: Lichte tonen prioriteit Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie-instelling voorrang heeft. U kunt de functie die voorrang heeft, weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op <0> te drukken, herkennen. Als u de instelling van de functie die voorrang heeft annuleert, wordt het gedimde menu-item instelbaar.
d Bediening via het touchscreen U kunt de camera bedienen door met uw vingers op het scherm (touchscreen-paneel) te tikken of slepen. Tikken Voorbeeldscherm (Quick Control) zz Tik met uw vinger op het scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). zz Als u bijvoorbeeld op [Q] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen. Door op [2] te tikken, keert u terug naar het vorige scherm. Slepen Voorbeeldscherm (Menuscherm) zz Sleep uw vinger over het scherm.
Q Quick Control U kunt de instellingen die worden weergegeven op het scherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dat heet Quick Control (Snel instellen). 1 Druk op de knop (7). een instelitem. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om een item te selecteren. zz Als het scherm links verschijnt, druk dan op de toetsen om een keuze te maken. een optie.
2 Opnamen maken In dit hoofdstuk worden het maken van opnamen evenals menu-instellingen op het tabblad Opnamen ([z]) beschreven. zz Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de modus [t], [d], [s], [f], [a], of [BULB].
2 -1 Foto's maken [Opnamemodus] Instellingen voor foto's Druk ter voorbereiding op foto-opnames op de knop en vervolgens op de knop om het scherm [Opnamemodus] links te openen. [A] : Scene Intelligent Auto (pag. 123) [t] : AE met flexibele prioriteit (pag. 140) [d] : AE-programma (pag. 132) [s] : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 134) [f] : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 136) [a] : Handmatige belichting (pag. 138) [BULB] : Bulb (pag. 158) [w/x/y] : Aangepaste opnamemodus (pag.
Tab-menu's: Foto-opnamen zzOpname 1 pag. 75 pag. 78 pag. 80 pag. 118 pag. 118 zzOpname 2 pag. 110 pag. 179 zzOpname 3 pag. 155 pag. 85 pag. 104 pag. 109 pag. 119 pag.
Tab-menu's: Foto-opnamen zzOpname 4 pag. 97 pag. 100 pag. 102 pag. 117 pag. 88, 92, 95 zzOpname 5 pag. 107 pag. 105 pag. 121 pag. 130 pag. 166 pag. 161 zzOpname 6 pag. 159 pag. 115 pag. 151 pag. 150 pag.
Tab-menu's: Foto-opnamen In de modus [A] verschijnt het volgende scherm. zzOpname 1 pag. 75 pag. 78 pag. 118 pag. 118 pag. 130 pag.
Functie-index: Foto-opnamen Opnamemodi zz Modus [A] B pag. 123 zz Modus [t] B pag. 140 zz Modus [d] B pag. 132 zz Modus [s] B pag. 134 zz Modus [f] B pag. 136 zz Modus [a] B pag. 138 zz Modus [BULB] B pag. 158 Menu's/Opnamefuncties zz Ontspan sluiter zonder kaart B pag. 118 zz Opnameweergavetijd B pag. 118 zz Meettimer B pag. 119 zz Belichtingssimulatie B pag. 120 zz Stofwisdata B pag. 121 zz Touch Shutter B pag. 130 zz Transportmodus B pag. 144 zz Zelfontspanner B pag.
Beeldkwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Opties voor JPEG-beeldkwaliteit zijn 73, 83, 74, 84, 7a, 8a en b. Opties voor RAW-beeldkwaliteit zijn 1 en F. 1 Selecteer [z1: Beeldkwalit.]. de beeldkwaliteit in. 2 Stel zz Draai aan het instelwiel <6> om de RAW-kwaliteit te selecteren, en druk op de pijltjestoetsen en om de JPEG-kwaliteit te selecteren. zz Druk op <0> om de instelling vast te leggen.
Beeldkwaliteit instellen RAW-opnamen RAW-opname is de uitvoer van onbewerkte gegevens die afkomstig zijn van de beeldsensor en zijn omgezet in digitale gegevens. Deze wordt ongewijzigd op de kaart opgeslagen en u kunt de kwaliteit als volgt selecteren: 1 of F. F levert RAW-opnamen op met een kleinere bestandsgrootte dan 1. RAW-opnamen kunnen worden verwerkt via het menu [31: RAWbeeldverwerking] (pag. 339) en worden opgeslagen als een JPEGafbeelding.
Beeldkwaliteit instellen Richtlijnen bij het kiezen van de beeldkwaliteit Zie pagina 609 voor richtlijnen over bestandsgrootte, het aantal mogelijke opnamen, en de maximale opnamereeks. Maximale opnamereeks voor continue opnamen De maximale opnamereeks wordt bij benadering weergegeven linksboven in het opnamescherm en rechtsonder in de zoeker. Als de maximale opnamereeks voor continue opname 99 of hoger is, wordt “99” weergegeven. Als de maximale opnamereeks 99 of hoger is, wordt “99” weergegeven.
Dual Pixel RAW-opnamen instellen 1 of F opnamen maken met deze optie ingeschakeld, levert speciale Dual Pixel RAW-opnamen op met dual pixel-informatie van de beeldsensor. Dit wordt het maken van Dual Pixel RAW-opnamen genoemd. Bij het verwerken van deze opnamen in Digital Photo Professional software voor EOS-camera's kunt u gebruikmaken van de Dual Pixelgegevens voor het verfijnen van de scherpte (met diepte-informatie), het camerastandpunt iets verschuiven, en reflecties verminderen.
Dual Pixel RAW-opnamen instellen de opname. 4 Maak ggEr wordt een RAW-opname opgeslagen die Dual Pixel-gegevens (Dual Pixel RAW-opname) bevat. ooHet opstarten duurt langer als de aan-uitschakelaar op <1> staat of als de camera de activiteiten weer hervat vanuit automatisch uitschakelen. ooDe continue opnamesnelheid is langzamer als u opneemt met Dual Pixel RAW (pag. 144). Ook de maximale opnamereeks neemt af. ooDe transportmodus is niet beschikbaar.
Bijsnijden/aspect ratio instellenN Normaal worden met RF- of EF-objectieven beelden vastgelegd met de sensorgrootte van circa 36,0 x 24,0 mm in volledig beeldopnamen, maar in opnamen met bijsnijden kunt u het midden van het beeld isoleren en ca. 1,6x (APS-C formaat) vergroten als met een telelens, of u kunt een aspect ratio instellen die geschikt is voor uw opnametoepassing voordat u opneemt. Voor EF-S-objectieven wordt een 3:2 aspect ratio in het midden vastgelegd en ca. 1,6x (APS-C formaat) vergroot.
Bijsnijden/aspect ratio instellen Voorbeelden van instellingen Y ingesteld de opname. 4 Maak zz Als [1,6x (bijsnijden)] is ingesteld of een EF-S objectief wordt gebruikt, dan wordt een beeld weergegeven dat ca. 1,6x is vergroot. zz Als [1:1 (aspectratio)], [4:3 (aspectratio)] of [16:9 (aspectratio)] is ingesteld, wordt het beeld binnen het zwarte masker of de omtrek vastgelegd.
Bijsnijden/aspect ratio instellen ooGebieden buiten het bijgesneden gebied worden niet vastgelegd bij RAW-opnamen als [1,6x (bijsnijden)] is ingesteld, en met EF-Sobjectieven. oo[Opnamegebied] heeft geen effect op de weergave als [1,6x (bijsnijden)] is ingesteld, en met EF-S-objectieven. oo[85: Voeg bijsnijdinformatie toe] is alleen beschikbaar als [Volledig] is ingesteld.
i: De ISO-snelheid instellen voor foto'sN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de modus [A] wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 608). Raadpleeg pagina 614 voor meer informatie over de ISO-snelheid tijdens movie-opnamen. op de knop (9). 1 Druk zz Druk op de knop als een beeld op het scherm wordt weergegeven. de optie ISO-snelheid.
De ISO-snelheid instellen voor foto's Richtlijnen voor de ISO-snelheid zz Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder scherptediepte) onder sommige opname-omstandigheden. zz Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik maar ze kunnen ook de beeldruis versterken.
De ISO-snelheid instellen voor foto's Het handmatig instelbaar ISO-snelheidsbereik instellen U kunt het ISO-snelheidsbereik handmatig instellen (er zijn minimumen maximumlimieten). U kunt de minimumlimiet instellen tussen L (gelijk aan ISO 50) en H1 (gelijk aan ISO 51200), en de maximumlimiet tussen ISO 100 en H2 (gelijk aan ISO 102400). Selecteer [z3: zISO1 snelheidsinst.]. 2 Selecteer [ISO-snelh.bereik]. de minimumlimiet in. 3 Stel zz Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>.
De ISO-snelheid instellen voor foto's Het ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto tussen ISO 100–40000 instellen. U kunt de minimumlimiet instellen tussen ISO 100–25600 en de maximumlimiet tussen ISO 200–40000. 1 Selecteer [Autom. bereik]. de minimumlimiet in. 2 Stel zz Selecteer het vak voor de minimumlimiet en druk vervolgens op <0>. zz Selecteer de ISO-snelheid en druk op <0>. de maximumlimiet in.
De ISO-snelheid instellen voor foto's De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen U kunt de kortste sluitertijd instellen zodat de automatisch ingestelde sluitertijd niet te traag wordt wanneer ISO auto is ingesteld. Dit is handig in de modi [d] en [f] wanneer u een groothoeklens gebruikt om een opname te maken van een bewegend onderwerp of wanneer u een telelens gebruikt. Hierdoor worden cameratrilling en wazige onderwerpen tegengegaan. 1 Selecteer [Max. sluitertijd].
Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. In de modus [A] is [D] (Auto) automatisch ingesteld. 1 Selecteer [z4: Beeldstijl]. een beeldstijl. 2 Selecteer zz Selecteer een beeldstijl en druk vervolgens op <0>.
Een beeldstijl selecteren Kenmerken van beeldstijlen zz[D] Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er echt levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en struiken, en zonsondergangen. Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt verkregen met [Automatisch]. zz[P] Standaard Het beeld ziet er levendig, scherp en helder uit.
Een beeldstijl selecteren zz[U] Natuurgetrouw Geschikt om het beeld met een computer te verwerken. De kleur van een onderwerp dat wordt vastgelegd in zonlicht bij een kleurtemperatuur van 5200K, wordt aangepast naar de colorimetrische kleur van het onderwerp. Voor ingetogen opnamen met een bescheiden helderheid en kleurverzadiging. zz[V] Monochroom Voor zwart-witopnamen. Kleurenbeelden kunnen niet worden hersteld uit JPEG-opnamen opgenomen met de beeldstijl [Monochroom].
Een beeldstijl selecteren Symbolen Het selectiescherm voor beeldstijlen heeft pictogrammen voor [Sterkte], [Details] of [Drempel] voor [Scherpte], [Contrast] en andere instellingen. De nummers geven de waarden weer voor deze instellingen voor de betreffende beeldstijl.
Een beeldstijl aanpassenN U kunt de beeldstijlen aanpassen. U kunt beeldstijlinstellingen aanpassen zoals [Contrast] of [Scherpte] ([Sterkte], [Details] en [Drempel]). Maak testopnamen om het resultaat te bekijken. Zie pagina 94 voor het aanpassen van [Monochroom]. 1 Selecteer [z4: Beeldstijl]. een beeldstijl. 2 Selecteer zz Selecteer de beeldstijl die u wilt aanpassen en druk vervolgens op de knop . een item.
Een beeldstijl aanpassen de optie aan. 4 Pas zz Pas het effectniveau aan en druk vervolgens op <0>. zz Druk op de knop om de aangepaste instellingen op te slaan en terug te keren naar het keuzescherm Beeldstijl. ggAlle instellingen waarvoor u de standaardwaarden wijzigt, worden weergegeven in blauw.
Een beeldstijl aanpassen [V] Monochroom aanpassen Naast de effecten die worden beschreven op de vorige pagina zoals [Contrast] of [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte], kunt u ook [Filtereffect] en [Toningeffect] instellen. [k] Filtereffect U kunt op een monochrome opname witte wolken of groene bomen meer laten afsteken door een filtereffect toe te passen. Filter N: None Voorbeeldeffecten Normale zwart-witopname zonder filtereffecten.
Een beeldstijl vastleggenN U kunt een basisbeeldstijl selecteren zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1], [Gebruiker 2] of [Gebruiker 3]. Dat is handig wanneer u meerdere beeldstijlen maakt met verschillende instellingen. Beeldstijlen die u aan de camera hebt toegevoegd via EOS Utility (EOS-software) kunnen ook worden aangepast. 1 Selecteer [z4: Beeldstijl]. [Gebruiker *].
Een beeldstijl vastleggen een item. 5 Selecteer zz Selecteer een item (zoals [Sterkte] in [Scherpte]) en druk vervolgens op <0>. de optie aan. 6 Pas zz Pas het effectniveau aan en druk vervolgens op <0>. zz Zie “Een beeldstijl aanpassen” (pag. 92) voor meer informatie. zz Druk op de knop om de aangepaste instellingen op te slaan en terug te keren naar het keuzescherm Beeldstijl. ggDe basisbeeldstijl wordt rechts van [Gebruiker *] weergegeven.
B: De witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. In de modus [A] wordt [Q] (Sfeerprioriteit) automatisch ingesteld.
De witbalans instellen (Circa) Weergave Q Qw W E R Y U D O P Modus Auto (Sfeerprioriteit, pag. 99) Auto (Witprioriteit, pag. 99) Daglicht Schaduw Bewolkt, schemer, zonsondergang Kunstlicht Wit TL licht Flitser Custom (pag. 100) Kleurtemperatuur (pag. 101) Kleurtemperatuur (K: Kelvin) 3000–7000 5200 7000 6000 3200 4000 Automatisch ingesteld* 2000–10000 2500–10000 * Van toepassing op Speedlites met een functie voor overdracht van kleurtemperatuur.
De witbalans instellen [Q] Automatische witbalans Met [Q] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [Qw] (Witprioriteit) selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van de opname verkleinen. Als u de automatische witbalans van vroegere EOS-cameramodellen wilt bereiken, selecteert u [Q] (Sfeerprioriteit). 1 Selecteer [z4: Witbalans]. [Q].
De witbalans instellen [O] Handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. een wit object. 1 Fotografeer zz Richt de camera op een vlak wit onderwerp zodat het scherm met wit is gevuld. zz Stel handmatig scherp en maak opnamen met de standaardbelichting die voor het witte object is ingesteld.
De witbalans instellen ooAls de bij stap 1 verkregen belichting sterk afwijkt van de standaardbelichting, kan dit een incorrecte witbalansinstelling tot gevolg hebben. ooDe volgende opnamen kunnen niet worden geselecteerd: opnamen die zijn gemaakt terwijl de beeldstijl was ingesteld op [Monochroom], opnamen met meervoudige belichting, bijgesneden opnamen en opnamen die zijn gemaakt met een andere camera.
u WitbalanscorrectieN U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Elke kleur kan in negen niveaus worden gecorrigeerd. Deze functie is voor gevorderde gebruikers die bekend zijn met het gebruik en de effecten van kleurtemperatuurconversie en kleurcompensatiefilters. Witbalanscorrectie 1 Selecteer [z4: WB Shift/Bkt.]. de witbalanscorrectie in.
Witbalanscorrectie Automatische witbalansbracketing Het is mogelijk om met één opname tegelijkertijd drie opnamen met een verschillende kleurtoon op te slaan. De opname wordt niet alleen opgeslagen met de kleurtemperatuur van de actuele witbalansinstelling, maar ook met meer blauw/ amber en magenta/groen. Deze functie wordt witbalansbracketing (WB-BKT.) genoemd. Witbalansbracketing is mogelijk in ±3 hele stappen. B/A ±3 niveaus Stel de witbalansbracketing in.
Helderheid en contrast automatisch corrigerenN De helderheid en het contrast kunnen automatisch worden gecorrigeerd als opnamen te donker zijn of het contrast te laag of te hoog is. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. In de modus [A] is [Standaard] automatisch ingesteld. [z3: Auto Lighting 1 Selecteer Optimizer/z3: Auto optimalisatie helderheid]. een correctie-optie in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
Ruisreductie instellenN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Dat is met name effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd. [z5: Hoge ISO1 Selecteer ruisreductie]. het niveau in. 2 Stel zz Selecteer het gewenste ruisreductieniveau en druk op <0>.
Ruisreductie instellen Aandachtspunten voor het instellen van ruisonderdrukking bij meerdere opnamen ooAls de opnamen door beweging van de camera erg zijn verschoven, is het effect van de ruisonderdrukking mogelijk kleiner. ooWanneer u de camera in de hand houdt, dient u deze goed stil te houden om cameratrilling te voorkomen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. ooAls u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
Ruisreductie instellen Ruisreductie lange sluitertijd Voor opnamen die worden belicht gedurende 1 seconde of langer, kan ruis (lichtpuntjes en strepen) veroorzaakt door lange belichting worden verminderd. [z5: Ruisred. lange 1 Selecteer sluitertijd]. een reductie-optie in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
Ruisreductie instellen ooMet [Automatisch] of [Inschakelen] ingesteld duurt het reduceren van ruis na het maken van de opname ongeveer even lang als het instellen van de juiste belichting. ooOpnamen zien er mogelijk korreliger uit met de instelling [Inschakelen] dan met de instelling [Uitschakelen] of [Automatisch]. oo[BUSY] wordt weergegeven bij ruisreductie, en het opnamescherm wordt niet weergegeven tot het verwerken is voltooid, waarna u weer kunt opnemen.
Lichte tonen prioriteitN U kunt overbelichte, uitgeknipte hooglichten verminderen. [z3: Lichte tonen 1 Selecteer prioriteit]. een optie in. 2 Stel zz [Inschakelen]: verbetert het verloop in hoge lichten. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en highlights wordt geleidelijker. zz [Vergroot]: beperkt overbelichte highlights nog meer dan [Inschakelen] onder bepaalde opname-omstandigheden. de opname.
Correctie van lensafwijking door optische eigenschappenN Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er donkerder uitzien als gevolg van de optische eigenschappen van de lens. Beeldvervorming door optische eigenschappen van de lens wordt vervorming genoemd. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische aberratie. En afgenomen opnamescherpte als gevolg van het diafragma wordt diffractie genoemd.
Correctie van lensafwijking door optische eigenschappen [Inschakelen]. 3 Selecteer zz Bevestig dat de naam van de gebruikte lens en (met uitzondering van diffractiecorrectie) [Correctiegegevens beschikbaar] worden weergegeven. zz Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 4 Maak zz Voor het vastgelegde beeld is de lensafwijking gecorrigeerd. Correctie helderheid randen ooAfhankelijk van de opname-omstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een opname ontstaan.
Correctie van lensafwijking door optische eigenschappen Digitale lensoptimalisatie ooAfhankelijk van de opname-omstandigheden kan de ruis toenemen door de effecten van correctie. Ook beeldranden kunnen worden benadrukt. Pas naar behoefte de beeldstijlscherpte aan of stel voor het opnemen [Digit. lensoptimalisatie] in op [Uitschakelen]. ooHoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. ooVoor movie-opnamen wordt [Digit. lensoptimalisatie] niet weergegeven. (Correctie is niet mogelijk.
Correctie van lensafwijking door optische eigenschappen Correctie chromatische aberratie [Corr. chromat. afw.] wordt niet weergegeven als [Digit. lensoptimalisatie] is ingeschakeld. Diffractiecorrectie ooAfhankelijk van de opname-omstandigheden kan de ruis toenemen door de effecten van correctie. ooHoe hoger de ISO-snelheid, hoe lager de mate van correctie. ooVoor movie-opnamen wordt [Diffractiecorrectie] niet weergegeven. (Correctie is niet mogelijk.
Correctie van lensafwijking door optische eigenschappen Correctiegegevens voor de lens De correctiegegevens voor het objectief worden geregistreerd (opgeslagen) in de camera. Als [Inschakelen] is geselecteerd, worden correctie van de helderheid van randen, vervormingscorrectie, digitale lensoptimalisatie, correctie van chromatische aberratie en diffractiecorrectie automatisch toegepast. Voor lenzen met correctiegegevens is het niet nodig de correctiegegevens op de camera te registreren.
Flikkeringen reducerenN Als u bij fel licht zoals TL-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen. Met deze functie kan de camera de flikkerfrequentie detecteren en opnames maken waarbij belichting en kleuren minder worden beïnvloed door flikkeren.
Flikkeringen reduceren ooAls in de modus [t], [d] of [f] de sluitertijd tijdens continue opname verandert of als u meerdere opnamen maakt van dezelfde scène met verschillende sluitertijden, wordt de kleurtoon mogelijk niet consistent. U kunt inconsistente kleurtonen voorkomen door de modus [t], [s] of [a] te gebruiken met een vaste sluitertijd. ooDe kleurtoon van vastgelegde beelden kan verschillen tussen [Inschakelen] en [Uitschakelen].
De kleurruimte instellenN Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Met deze camera kunt u de kleurruimte voor vastgelegde beelden instellen op sRGB of Adobe RGB. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. In de modus [A] is [sRGB] automatisch ingesteld. 1 Selecteer [z4: Kleurruimte]. een optie voor de 2 Stel kleurruimte in. zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
Kaartwaarschuwing U kunt de camera instellen op alleen opnemen als de camera een kaart bevat. De standaardinstelling is [Inschakelen]. [z1: Ontspan sluiter 1 Selecteer zonder kaart]. [Uitschakelen]. 2 Selecteer zz Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. De opnameweergavetijd instellen U kunt instellen hoe lang de opname direct na het opnemen op het scherm wordt weergegeven. Om de weergave van de opname aan te houden, stelt u [Vastzetten] in.
De meettimer instellenN U kunt instellen hoe lang de meettimer actief is (wat de duur van de belichtingsweergave/AE-vergrendeling bepaalt) nadat hij is geactiveerd door een actie zoals het half indrukken van de ontspanknop. 1 Selecteer [z3: Meettimer]. een tijdoptie in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
BelichtingssimulatieN Belichtingssimulatie toont en simuleert hoe de helderheid (belichting) van de daadwerkelijke opname zal zijn. 1 Selecteer [z3: Bel.simulatie]. een optie in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>. zzInschakelen (g) De helderheid van de weergegeven opname is bijna gelijk aan de werkelijke helderheid (belichting) van de gemaakte opname. Wanneer u belichtingscorrectie instelt, wordt de helderheid van de opname dienovereenkomstig aangepast.
Stofwisdata toevoegenN De zelfreinigende sensor zal er gewoonlijk voor zorgen dat er nauwelijks stof zichtbaar is op vastgelegde beelden. Als er echter zichtbaar stof achterblijft, kunt u stofwisdata aan de opname toevoegen om naderhand stofvlekken te verwijderen. Digital Photo Professional (EOS-software) gebruikt de stofwisdata om stofvlekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding zz Gebruik een RF- of EF-objectief. zz Zorg voor een effen wit voorwerp, zoals een vel papier.
Stofwisdata toevoegen een effen wit object. 3 Fotografeer zz Vul de zoeker op een afstand van 20–30 cm met een effen wit object zonder patroon en maak een opname. zz Aangezien de opname niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst. ggNadat de foto is gemaakt, verzamelt de camera de stofwisdata. Zodra de stofwisdata zijn verkregen, wordt er een bericht weergegeven.
A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) [A] is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan op het nietbewegende of bewegende onderwerp door de beweging van het onderwerp te detecteren (pag. 126). de opnamemodus in op [A]. 1 Stel zz Druk op de knop . zz Draai aan het instelwiel <6> om [A] te selecteren en druk vervolgens op <0>.
Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) ggVoor bewegende onderwerpen wordt het AF-punt blauw weergegeven en wordt de beweging van het onderwerp gevolgd. De camera geeft geen pieptoon. (Servo AF) de opname. 4 Maak zz Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. ggDe gemaakte opname wordt circa 2 seconden op het scherm weergegeven.
Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) Veelgestelde vragen zzScherpstellen is niet mogelijk (aangegeven door een oranje AF-punt). Richt het AF-punt op een gedeelte met goed contrast en druk de ontspanknop vervolgens half in (pag. 56). Als u te dicht bij het onderwerp bent, gaat u iets achteruit en maakt u een nieuwe opname. zzMeerdere AF-punten worden tegelijk weergegeven. Als meerdere AF-punten tegelijk worden weergegeven, dan is op al deze posities scherpgesteld.
A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Door het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld te plaatsen om een uitgebalanceerde achtergrond op te nemen, wordt een opname met een beter perspectief bereikt. In de modus [A] wordt om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld.
Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) Scènepictogrammen In de opnamemodus [A] detecteert de camera het scènetype en wordt alles automatisch ingesteld. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven. Zie pagina 623 voor informatie over pictogrammen.
Informatieweergave (foto-opnamen) Zie pagina 619 voor informatie over de pictogrammen die voor fotoopnamen worden weergegeven. ooAls wit wordt weergegeven, betekent dit dat het beeld wordt weergegeven met een helderheidsniveau dat vrijwel gelijk is aan dat van het feitelijke beeld dat u wilt vastleggen. ooAls knippert, betekent dit dat het beeld vanwege te donkere of te heldere lichtomstandigheden met een andere helderheid wordt weergegeven dan het daadwerkelijke opnameresultaat.
Aandachtspunten voor fotograferen ooRicht de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. oo“Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's” staan op de pagina's 142–143. Opmerkingen over fotograferen ooDe dekking van het beeld is circa 100% (als de opnamekwaliteit is ingesteld op JPEG 73).
x Opnamen maken met de Touch Shutter Door op het scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. de Touch Shutter in. 1 Schakel zz Tik op [y] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [y] en [x]. zz [x] (Touch Shutter: Inschakelen) De camera zal scherpstellen op het gebied waarop u tikt en de opname zal worden gemaakt. zz [y] (Touch Shutter: Uitschakelen) Tik op een plek om scherp te stellen op het gewenste gebied.
Opnamen maken met de Touch Shutter ooZelfs als u de transportmodus instelt op of , zal de camera nog steeds opnamen maken in de enkelbeeldmodus. ooZelfs als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], kunt u door op het scherm te tikken, scherpstellen op de opname met [1-beeld AF]. ooAls u op het scherm tikt in de vergrote weergave, wordt niet scherpgesteld en wordt de opname niet gemaakt.
d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AEprogramma. * [d] staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel de opnamemodus in op [d]. scherp op het onderwerp. 2 Stel zz Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. ggNadat op het onderwerp is scherpgesteld, wordt het AF-punt groen (met 1-beeld AF).
AE-programma ooAls de sluitertijd “30"” en het laagste f-getal knipperen, is sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser. ooAls de sluitertijd “1/8000” en het hoogste f-getal knipperen, is sprake van overbelichting. Verlaag de ISO-snelheid of gebruik een ND-filter (afzonderlijk verkrijgbaar) om de hoeveelheid licht die op de lens valt te verminderen.
s: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitertijdvoorkeuze. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * [s] staat voor tijdwaarde.
AE met sluitertijdvoorkeuze ooAls het laagste f-getal knippert, is sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een langere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een hogere ISO-snelheid in. ooAls het hoogste f-getal knippert, is sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kortere sluitertijd in te stellen totdat de diafragmawaarde niet meer knippert, of stel een lagere ISO-snelheid in.
f: AE met diafragmavoorkeuze In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeuze. Bij een hoger f-getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
AE met diafragmavoorkeuze ooAls de sluitertijd “30"” knippert, is sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een groter diafragma (lager f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een hogere ISO-snelheid in. ooAls de sluitertijd “1/8000” knippert, is sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <6> om een kleiner diafragma (hoger f-getal) in te stellen totdat het knipperen van de sluitertijd stopt, of stel een lagere ISO-snelheid in.
a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. * [a] staat voor handmatig. 1 Stel de opnamemodus in op [a]. 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 83). zz Met ISO auto kunt u belichtingscorrectie instellen (pag. 139). de sluitertijd en het diafragma in.
Handmatige belichting Belichtingscorrectie met ISO auto Als de ISO-snelheid is ingesteld op [AUTO] voor opnamen met handmatige belichting, kunt u belichtingscorrectie (pag. 154) als volgt instellen: ●●Raak de indicator voor het belichtingsniveau aan ●●[z3: Bel.comp./AEB] ●●Scherm Snel instellen Als ISO Auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast aan de sluitertijd en het diafragma om de standaardbelichting te verkrijgen.
t: AE met flexibele prioriteit In deze modus kunt u de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid handmatig of automatisch instellen en deze instellingen combineren met uw keuze aan belichtingscompensatie. Opnemen in de modus [t], met beheer over elk van deze parameters, komt overeen met opnemen in de modus [d], [s], [f] of [a]. * [t] staat voor flexibele waarde. 1 Stel de opnamemodus in op [t]. de sluitertijd, diafragmawaarde 2 Stel en ISO-snelheid in.
AE met flexibele prioriteit Combinaties van functies in de modus [t] Sluitertijd Diafragma [AUTO] [AUTO] Handmatige selectie [AUTO] [AUTO] Handmatige selectie Handmatige selectie Handmatige selectie ISO-snelheid [AUTO] Handmatige selectie [AUTO] Handmatige selectie [AUTO] Handmatige selectie [AUTO] Handmatige selectie Belichtingscompensatie Opnamemodus Beschikbaar Gelijk aan [d] Beschikbaar Gelijk aan [s] Beschikbaar Gelijk aan [f] Beschikbaar – Gelijk aan [a] ooKnipperende waarden gev
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Beeldkwaliteit ooWanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn. ooOpnamen bij hoge temperaturen kunnen ruis en afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben. ooContinue opnamen gedurende een langere periode kunnen de interne temperatuur van de camera doen toenemen en de beeldkwaliteit beïnvloeden. Stop af en toe met opnemen.
Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Opnamen en weergave ooBij weinig of juist heel fel licht wordt in het weergegeven beeld mogelijk niet de helderheid van de daadwerkelijke opname weergegeven. ooBij weinig licht kan ruis merkbaar zijn bij beeldweergave ook bij lage ISOsnelheden, maar de opname bevat minder ruis omdat de beeldkwaliteit verschilt tussen weergegeven en opgenomen beelden. ooHet scherm of de belichtingswaarde kan flikkeren als de lichtbron (verlichting) verandert.
i De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. op de knop (9). 1 Druk zz Druk op de knop als een beeld op het scherm wordt weergegeven. de optie transportmodus. 2 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <5> om het item transportmodus te selecteren. de transportmodus. 3 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <6> om een keuze te maken.
De transportmodus selecteren Met Servo AF opnemen: Als [AF-werking] is ingesteld op [Servo AF], krijgt de continue opnamesnelheid van max. ca. 5,0 opnamen/sec. prioriteit. Met stille opname: Wanneer [z6: Stille sluiter] is ingesteld op [Insch.], is de snelheid bij continu-opnamen max. ca. 5,0 opnamen/sec. Opnamen maken met de flitser: Met Speedlites uit de EL- of EX-serie is de snelheid bij continue opname max. ca. 3,0 opnamen/sec.
De transportmodus selecteren ooCa. 8,0 opnamen/sec. is de maximale snelheid voor continue hogesnelheid opnamen (pag. 144) onder deze omstandigheden: opnemen met een volledig geladen accu in de modus 1-beeld AF bij 1/1000 sec. of kortere sluitertijd en maximaal diafragma (afhankelijk van de lens*) bij kamertemperatuur (23 °C) met knipperreductie, Dual Pixel RAW-opnamen en Stille sluiter uitgeschakeld.
j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een herdenkingsfoto. op de knop (9). 1 Druk zz Druk op de knop als een beeld op het scherm wordt weergegeven. de optie transportmodus. 2 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <5> om het item transportmodus te selecteren. de zelfontspanner. 3 Selecteer zz Draai aan het instelwiel <6> om de zelfontspanner te selecteren. m: Opname na 10 sec. l: Opname na 2 sec.
De zelfontspanner gebruiken ooMet kunt u opnemen zonder de camera aan te raken als deze op een statief staat. Dit voorkomt bewegingsonscherpte wanneer u stillevens vastlegt of opnamen maakt met een lange belichtingstijd. ooHet wordt aanbevolen om na het maken van opnamen met de zelfontspanner de opname weer te geven (pag. 304) om de scherpstelling en belichting te controleren. ooAls u met de zelfontspanner een foto van uzelf wilt maken, vergrendelt u de scherpstelling (pag.
De weergavesnelheid selecteren voor continue opnames met hoge snelheidN Weergave met hoge snelheid die wisselt tussen uw opname en het live-beeld is beschikbaar bij opnemen met een RF-objectief, met [21: AF-werking] ingesteld op [Servo AF], en met de transportmodus ingesteld op [Hoge snelheid]. De weergave reageert vlotter zodat het gemakkelijker is om snelbewegende onderwerpen te volgen. [z6: 1 Selecteer Hogesnelheidsweergave]. een item. 2 Selecteer zz Selecteer [Insch.
Stille Live View-opnamenN U kunt de bedieningskenmerken voor het transport en de sluiter aanpassen aan opname-omstandigheden of het gebruikte objectief. 1 Selecteer [z6: Stille LV-opname]. een optie in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>. zzModus 1 (Standaardinstelling) zzModus 2 Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. Als u de ontspanknop ingedrukt houdt, kan de camera verder niet worden bediend.
Stille opnamen makenN U kunt stil opnemen met de elektronische sluiter-optie van de sensor, in plaats van met de mechanische sluiter die normaal wordt gebruikt bij het fotograferen. Het is ook mogelijk om continue opnamen te maken. Dat is handig als u opnamen maakt waar de camera stil moet zijn. Beschikbaar in de transportmodus , , of . 1 Selecteer [z6: Stille sluiter]. 2 Selecteer [Insch.]. de transportmodus 3 Selecteer (pag. 144). zz Selecteer , , of . de opname.
q De meetmethode selecterenN U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. In de modus [A] wordt automatisch meervlaksmeting ingesteld. op de knop (7). 1 Druk zz Druk tijdens de opnameweergave op de knop . 2 zzDruk op de pijltjestoetsen en Selecteer de meetmethode. om de optie te selecteren. zz Druk op de pijltjestoetsen en om de meetmethode te selecteren.
De meetmethode selecteren ooDe camera zal de belichting standaard als volgt instellen. Bij [q] (Meervlaksmeting), houdt u de ontspanknop half ingedrukt om de belichtingsinstelling te vergrendelen (AE-vergrendeling) na scherpstelling met 1-beeld AF. Bij de lichtmeetmodi [w] (Deelmeting), [r] (Spotmeting) en [e] (Centrum gewicht gemiddeld) wordt de belichting vastgesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. (De belichting wordt niet vastgezet als u de ontspanknop half indrukt.) ooMet [82: Meetmth.
O De gewenste belichtingscorrectie instellenN Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi [t], [d], [s], [f] en [a]. U kunt belichtingscorrectie instellen tot maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop.
h Bracketing met automatische belichting (AEB)N Als de sluitertijd, het diafragma of de ISO-snelheid automatisch wordt gewijzigd, kunt u het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen wijzigen tot ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor “Auto Exposure Bracketing” (bracketing met automatische belichting). 1 Selecteer [z3: Bel.comp./AEB]. het AEB-bereik in.
Bracketing met automatische belichting (AEB) Als [z3: Auto Lighting Optimizer/z3: Auto optimalisatie helderheid] (pag. 104) op iets anders dan [Uitschakelen] wordt ingesteld, wordt het effect van AEB mogelijk beperkt. oo knippert in de linker benedenhoek van het scherm tijdens AEBopnames. ooAls de transportmodus is ingesteld op , moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname.
A De opnamebelichting vergrendelen (AE-vergrendeling)N U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en meten of een aantal opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor het opnemen van bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. scherp op het onderwerp. 1 Stel zz Druk de ontspanknop half in.
BULB: Lange (Bulb) belichtingen In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Deze fotografische techniek heet “bulbbelichting”. Gebruik de instelling voor bulbbelichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist. de opnamemodus in op 1 Stel [BULB]. het gewenste diafragma in.
Lange (Bulb) belichtingen ooMet [z5: Ruisred. lange sluitertijd] kunt u de gegenereerde ruis tijdens langdurige belichting reduceren (pag. 107). ooHet gebruik van een statief en bulbtimer wordt bij bulbbelichting aangeraden. ooU kunt ook opnamen maken met bulbbelichting met behulp van de afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 176). ooU kunt ook draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 174) gebruiken voor bulb-belichting.
Lange (Bulb) belichtingen de gewenste belichtingstijd in. 3 Stel zz Selecteer uur, minuut of seconde. zz Druk op <0> om weer te geven. zz Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) 4 Selecteer [OK]. de opname. 5 Maak ggDruk de ontspanknop helemaal in, waarna de bulbbelichting wordt gestart en aanhoudt tot de ingestelde tijd is verstreken. zz [H] en de belichtingstijd worden op het LCD-paneel weergegeven tijdens bulbtimer-opnamen.
w: HDR-opnamen (High Dynamic Range)N U kunt foto's met uitgeknipte highlights en verminderde schaduwen maken voor een groter dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. HDR-opnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. Bij het maken van HDR-opnamen worden voor elke foto drie opnamen na elkaar met verschillende belichtingstijden (standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting) vastgelegd. Deze worden vervolgens automatisch samengevoegd.
HDR-opnamen (High Dynamic Range) Effecten zz[P] Natuurlijk Voor opnamen met een breed kleurtoonbereik waarbij details in hoge lichten en schaduwen anders verloren zouden gaan. Uitgeknipte highlights en schaduwen worden verminderd. zz[A] Kunst Hoewel de uitgeknipte highlights en schaduwen meer worden verminderd dan met [Natuurlijk], zal het contrast lager en de gradatie vlakker zijn, waardoor de opname er meer als een schilderij uitziet. Het onderwerp heeft heldere (of donkere) randen.
HDR-opnamen (High Dynamic Range) a [Continue HDR] in. 4 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>. zz Met [1 opname] wordt het maken van HDR-opnamen automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. zz Met [Elke opname] blijft u HDRopnamen maken tot de instelling in stap 2 wordt ingesteld op [HDR uitsch.]. [Beeld aut. uitl.] in. 5 Stel zz Selecteer voor opnamen uit de hand [Inschakelen]. Selecteer bij gebruik van een statief [Uitschakelen] en druk op <0>.
HDR-opnamen (High Dynamic Range) ooRAW HDR-beelden worden vastgelegd met de beeldkwaliteit JPEG73. RAW+JPEG HDR-beelden worden vastgelegd met de opgegeven beeldkwaliteit voor JPEG. De drie opnamen die gemaakt worden om een HDR-beeld te maken, zijn eveneens in de opgegeven beeldkwaliteit. ooHDR-opnamen zijn niet mogelijk met uitgebreide ISO-snelheden (L, H1, H2). HDR-opnamen zijn mogelijk binnen ISO 100–40000 (verschilt afhankelijk van de instellingen van [Minimum] en [Maximum] voor [ISO-snelh.bereik]).
HDR-opnamen (High Dynamic Range) ooAls u HDR-opnamen maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden geen gegevens over de AF-puntweergave (pag. 309) en geen stofwisdata (pag. 121) aan de opname toegevoegd. ooAls u HDR-opnamen uit de hand maakt terwijl [Beeld aut. uitl.] is ingesteld op [Inschakelen], worden de beeldranden iets bijgesneden en de resolutie iets verlaagd.
P Meervoudige belichtingN Terwijl u meervoudige belichtingen opneemt (2 tot 9) kunt u zien hoe de beelden tot een enkel beeld worden samengevoegd. [z5: Meerdere 1 Selecteer opnames]. een optie [Meerdere opnamen] in. 2 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>. zz Om te stoppen met het maken van opnamen met meervoudige belichting, selecteert u [Uitschakelen].
Meervoudige belichting [Meerdere opn] in. 3 Stel zz Selecteer de gewenste methode voor de meervoudige belichting en druk op <0>. zzAdditief De belichting van iedere afzonderlijke opname wordt cumulatief toegevoegd. Stel een negatieve belichtingscorrectie in op basis van het [Aantal opnames]. Volg de onderstaande richtlijnen voor het instellen van de belichtingscorrectiewaarde.
Meervoudige belichting welke opnamen moeten 5 Specificeer worden opgeslagen. zz Als u alle afzonderlijke opnamen en de opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alle beelden]. Druk vervolgens op <0>. zz Als u alleen de opname met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alleen res.]. Druk vervolgens op <0>. een optie [Doorg. meerd.opn.] in. 6 Stel zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
Meervoudige belichting de volgende opname. 8 Maak zz Wanneer [Aan:Fnc/bed] is ingesteld, worden beelden weergegeven die tot dan toe zijn vastgelegd. Druk meerdere malen op knop om alleen het huidige beeld weer te geven. zz Het maken van opnamen met meervoudige belichting stopt wanneer het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. ooMet [Aan:Fnc/bed], kunt u op de knop drukken om de tot dan toe gemaakte opnamen met meervoudige belichting te bekijken of om de vorige afzonderlijke opname (pag.
Meervoudige belichting ooDe beeldkwaliteit, ISO-snelheid, beeldstijl, hoge ISO-ruisreductie, kleurruimte, enzovoort, die u voor de eerste afzonderlijke belichting hebt ingesteld, zullen ook worden toegepast voor de volgende belichtingen. ooAls [z4: Beeldstijl] is ingesteld op [Auto], wordt [Standaard] toegepast voor het maken van de opnamen.
Meervoudige belichting Opnamen met meervoudige belichting samenvoegen met een opname die al op de kaart is opgeslagen U kunt een RAW-opname die is vastgelegd op de kaart selecteren als de eerste afzonderlijke opname. De opnamegegevens van de geselecteerde RAW-opname blijven intact. Alleen 1 of F beelden kunnen gebruikt worden. JPEG-opnamen kunnen niet worden geselecteerd. Welke beelden u kunt opgeven is tevens afhankelijk van het bevestigde objectief. Zie de onderstaande tabel voor meer informatie.
Meervoudige belichting oo De ISO-snelheid, beeldstijl, hoge ISO-ruisreductie, kleurruimte, enzovoort, die zijn ingesteld voor de eerste opname zullen ook worden toegepast voor de volgende opnamen. oo Als Beeldstijl is ingesteld op [Automatisch] voor de-opname die is geselecteerd als de eerste opname, wordt [Standaard] toegepast voor het maken van de opnamen. ooU kunt geen opname selecteren die met een andere camera is gemaakt. oo [Select. bld voor meerdere opn.
Meervoudige belichting Veelgestelde vragen zzZijn er beperkingen ten aanzien van de opnamekwaliteit? Alle enkele belichtingen en het beeld met meervoudige belichting worden vastgelegd met de door u opgegeven beeldkwaliteit. Alle instellingen voor beeldkwaliteit kunnen worden geselecteerd voor JPEG-opnamen. zzKan ik opnamen samenvoegen die al op de kaart staan? Met [Select. bld voor meerdere opn.] kunt u de eerste afzonderlijke opname selecteren uit de opnamen die op de kaart zijn vastgelegd (pag. 171).
Opnamen maken met de afstandsbediening Met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) compatibel met Bluetooth® lage energie-technologie kunt u opnamen met de afstandsbediening maken op maximaal circa 5 meter afstand van de camera. Koppelen Om de BR-E1 te gebruiken, moet u eerst de camera en de afstandsbediening koppelen (verbinden en registeren). Zie pagina 408 voor instructies over koppelen. Ga als volgt te werk nadat de apparaten zijn gekoppeld. op de knop (9).
Opnamen maken met de afstandsbediening de opname. 4 Maak zz Door op de afstandsbediening op de knop <2> te drukken, kunt u ook automatisch scherpstellen. zz Druk op de afstandsbediening op de ontspanknop om de opname te maken. zz Raadpleeg de instructiehandleiding van de BR-E1 voor gedetailleerde instructies voor opnemen. U kunt geen infrarode afstandsbediening gebruiken zoals de afstandsbediening RC-6. ooAls scherpstellen met AF niet mogelijk is, stel dan handmatig scherp voordat u opneemt (pag. 281).
Een afstandsbediening gebruiken U kunt opnamen maken door de afstandsbediening RS-60E3 (afzonderlijk verkrijgbaar) aan te sluiten. Raadpleeg de instructiehandleiding van de afstandsbediening voor bedieningsinstructies. 1 Open het aansluitingenklepje. de connector aan 2 Sluit op de aansluiting voor de afstandsbediening.
D Flash Photography EL/EX-serie Speedlites voor EOS-camera's Met een Speedlite uit de EL/EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) is flitsfotografie eenvoudig. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EL/EXserie voor gedetailleerde instructies. Deze camera is een camera van het type A en daarom geschikt voor alle functies van Speedlites uit de EL/EX-serie. Zie pagina 179 voor informatie over het instellen van de persoonlijke voorkeuzen voor de flitser via het menuscherm van de camera.
Flash Photography Canon Speedlites die niet tot de EL/EX-serie behoren zz Wanneer Speedlites uit de EZ-/E-/EG-/ML-/TL-serie worden ingesteld op de automatische A-TTL- of TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op [a] handmatige belichting of [f] AE met diafragmavoorkeuze en pas de diafragmainstelling aan voordat u de opname maakt.
De flitsfunctie instellenN Bij gebruik van een Speedlite uit de EL/EX-serie die compatibel is met de flitsfunctie-instellingen, kunt u het menuscherm van de camera gebruiken om de functies van de Speedlite en Persoonlijke voorkeuzen in te stellen. Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in voordat u de flitsfuncties instelt. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. [z2: Externe Speedlite 1 Selecteer besturing]. een item.
De flitsfunctie instellen Flitsen Om flitsfotografie mogelijk te maken, stelt u dit in op [Insch.]. Om flitsen uit te schakelen of alleen het AF-hulplicht in te schakelen, stelt u dit in op [Uitsch.]. Als een Speedlite is aangesloten die automatisch flitsen ondersteunt, kunt u ook de volgende instellingen configureren om automatisch flitsen mogelijk te maken als dat nodig is voor de opname-omstandigheden. ●●Stel [Flitsen] in op [Insch.]. ●●Stel de Speedlite in op de modus voor Automatisch flitsen.
De flitsfunctie instellen Langzame synchronisatie U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitsfotografie instellen in de modus AE met diafragmavoorkeuze [f] of de modus AE-programma [d]. zz[ ] 1/200-30 sec. auto De flitssynchronisatiesnelheid wordt automatisch ingesteld in een bereik van 1/200 tot 30 seconden, afhankelijk van de lichtomstandigheden.
De flitsfunctie instellen Veiligheids FE Om overbelichting door de flitser te voorkomen overdag of op korte afstanden, kan de camera de ISOsnelheid automatisch verlagen en met standaard onderwerpbelichting fotograferen als hij is ingesteld op ISO auto. Instellingen voor flitsfunctie De weergegeven informatie, de positie van de weergave, en de beschikbare opties variëren afhankelijk van het model Speedlite, de persoonlijke voorkeuze-instellingen, de flitsmodus en andere factoren.
De flitsfunctie instellen zzFlitsmodus U kunt de flitsmodus selecteren die geschikt is voor flitsfotografie. [E-TTL II-flitsmeting] is de standaardmodus voor flitsfotografie met de automatische flitser met Speedlites uit de EL/EX-serie. Met [Handmatig flitsen] stelt u het [Flitssterkteniveau] van uw Speedlite zelf in. [CSP] (continuous shooting priority mode) vermindert automatisch de flitsuitvoer met een stop en verhoogt de ISO-snelheid met een stop.
De flitsfunctie instellen zzDraadloze functies/Regeling flitsverhouding Wireless flitsfotografie (meerdere keren) is mogelijk via radio- of optische transmissie. Raadpleeg voor meer informatie over wireless flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met wireless flitsfotografie.
De flitsfunctie instellen zzFlitsbelichtingscompensatie Gewoonlijk stelt u deze optie in op [Synchronisatie 1e gordijn] zodat direct na de belichting wordt geflitst. Als [Synchronisatie 2e gordijn] is ingesteld, wordt geflitst vlak voordat de sluiter dichtgaat. Als dit wordt gecombineerd met een lange sluitertijd, kunt u een lichtspoor maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de koplampen van een auto's avonds.
De flitsfunctie instellen zzFlitsbelichtingscompensatie U kunt de flitsbelichtingscorrectie instellen op maximaal ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie. Als flitsbelichtingscorrectie op de Speedlite is ingesteld, kunt u de flitsbelichtingscorrectie niet op de camera instellen. Als de flitsbelichtingscorrectie met zowel de camera als de Speedlite is ingesteld, heeft de instelling van de Speedlite voorrang op die van de camera.
De flitsfunctie instellen Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flitser Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over de persoonlijke voorkeuze-instellingen van de Speedlite (afzonderlijk verkrijgbaar). 1 Selecteer [Flitser C.Fn instellingen]. de gewenste functies in. 2 Stel zz Selecteer het nummer en druk vervolgens op <0>. zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>.
2 -2 Movie-opnamen [Opnamemodus] Instellingen voor movies Druk ter voorbereiding op movie-opnamen op de knop en vervolgens op de knop om het scherm [Opnamemodus] links te openen. [y] : Scene Intelligent Auto (pag. 209) [k] : AE-programma (pag. 209) [t] : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 210) [v] : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 211) [M] : Handmatige belichting (pag. 213) [ / / ]: Aangepaste opnamemodus (pag.
Tab menu's: Movie-opname zzOpname 1 pag. 192 pag. 219 pag. 202 pag. 205 pag. 220 zzOpname 2 pag. 245 pag. 224 pag. 245 zzOpname 3 pag. 246 pag. 246 pag. 247 pag. 247 pag. 248 pag. 249 pag.
Tab menu's: Movie-opname zzOpname 4 pag. 250 pag. 250 pag. 250 pag. 250 pag. 236 pag. 250 pag. 251 In de modus [y] verschijnen de volgende schermen. zzOpname 1 pag. 192 pag. 202 pag. 205 pag. 220 zzOpname 2 pag. 224 pag. 245 pag.
Functie-index: Movie-opname zz Witbalans Opnamemodus zz Modi [y] [k] zz Modus [t] B pag. 209 B pag. 210 zz Modus [v] B pag. 211 zz Modus [M] B pag. 213 Menu's/Opnamefuncties B pag. 250 zz Aangepast Witbalans B pag. 250 zz Witbalanscorrectie B pag. 250 zz Beeldstijl B pag. 250 zz Ruisreductie voor hoge ISO-snelheden B pag. 250 zz HDMI-weergave B pag. 251 zz Movie-opnamekwaliteit B pag. 192 zz 24,00p B pag. 198 zz Hoge framerate B pag. 199 zz Geluidsopname B pag. 202 zz Tijdcode B pag.
De movie-opnamekwaliteit instellen Selecteer onder de tab [z1: Movieopn.kwal.] [Movie-opn.form.] om het beeldformaat, framerate, en compressiemethode in te stellen. De movie wordt opgenomen als een MP4bestand. De op het scherm [Movie-opn.form.] weergegeven beeldsnelheid wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem] (pag. 384). De lees- en schrijfsnelheid van de kaart die vereist is voor movieopnamen (vereiste kaartprestaties) verschilt afhankelijk van de movieopnamekwaliteit.
De movie-opnamekwaliteit instellen ooAls u de instelling van [53: Videosysteem] wijzigt, dient u ook [z1: Movie-opn.kwal.] opnieuw in te stellen. ooNormaal weergeven van bijvoorbeeld 4K, L8/7, en movies met hoge framerates is niet altijd mogelijk op andere apparaten, omdat de weergave verwerkingsintensief is. ooScherpte en ruis zijn afhankelijk van de opnamekwaliteit en opnameinstellingen voor bijsnijden en van het gebruikte objectief.
De movie-opnamekwaliteit instellen Filmopnamedekking De dekking van de beeldsensor voor movies is afhankelijk van de opnamekwaliteit en opname-instellingen voor bijsnijden en van het gebruikte objectief. Met EF-S-objectieven worden films rond het midden van het beeld bijgesneden.
De movie-opnamekwaliteit instellen zzFramesnelheid (fps: frames per seconde) [2] 119,9 fps/[8] 59,94 fps/[6] 29,97 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). Voor 2, zie pagina 199. [3] 100,0 fps/[7] 50,00 fps/[5] 25,00 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort). Voor 3, zie pagina 199. [4] 23,98 fps/[B] 24,00 fps Voornamelijk voor speelfilms.
De movie-opnamekwaliteit instellen zzOpname-indeling voor movies [C] MP4 Alle movies die u opneemt met de camera worden opgenomen als moviebestanden in MP4-indeling (bestandsextensie “.MP4”). Deze bestandsindeling biedt een grotere compatibiliteit voor weergave dan de MOV-bestandsindeling.
De movie-opnamekwaliteit instellen Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Zie pagina 611 voor details over kaarten die op elk niveau van opnamekwaliteit kunnen vastleggen. Gebruik bij het opnemen van movies een kaart met een grote capaciteit met een lees-/schrijfsnelheid (zoals opgegeven in de eisen voor kaartprestaties) als in de tabel op pagina 611 of hoger dan de standaardspecificaties. Test de kaart door een paar movies in de gewenste kwaliteit te maken (pag.
De movie-opnamekwaliteit instellen 24,00p Neemt films op bij een framerate van 24,00 fps. Wanneer [Inschak.] is ingesteld, kunt u de movie opnamekwaliteit als volgt selecteren: HBW, HBX, LBW, of LBX. Als u [Movie opn.formaat] instelt voordat u [24,00p] hebt ingesteld op [Inschak.], moet u [Movie-opn.form.] nogmaals instellen. Waarschuwingen voor [24,00p: Inschak.] ooHDMI video-uitvoer is 2160/24,00p of 1080/24,00p, afhankelijk van de gespecificeerde movie-opnamekwaliteit.
De movie-opnamekwaliteit instellen Hoge framerate U kunt HD filmopnamen maken bij een hoge framerate van 119,9 fps of 100,0 fps. Dat is ideaal voor filmopnamen die in slow motion worden afgespeeld. De maximale opnametijd per film is 7 minuten en 29 seconden. Movies worden opgenomen als w2W of w3W. Servo AF voor movies en Digitale beeldstabilisatie van movies hebben geen effect bij het opnemen van movies met hoge framerate.
De movie-opnamekwaliteit instellen Filmbestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een film opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen. zzSD/SDHC-kaarten gebruiken die zijn geformatteerd met de camera Als u de camera gebruikt om een SD/SDHC-kaart te formatteren, dan formatteert de camera deze als FAT32. Wanneer u een film maakt en de bestandsgrootte 4 GB overschrijdt, wordt bij een FAT32-geformatteerde kaart automatisch een nieuw filmbestand gemaakt.
De movie-opnamekwaliteit instellen Totale opnametijd voor movies en bestandsgrootte per minuut Zie pagina 612 voor details over bestandsgroottes en de opnametijd beschikbaar op elk niveau van opnamekwaliteit. Limiet voor movie-opnametijd zzWanneer u films zonder een hoge framerate maakt De maximale opnametijd per film is 29 minuten en 59 seconden. Nadat 29 min. en 59 sec. zijn bereikt, stopt het opnemen automatisch.
De geluidsopname instellen U kunt movies opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde stereomicrofoons of een externe stereomicrofoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Gebruik [z1: Geluidsopname] om geluidsopnamefuncties in te stellen. Geluid wordt opgenomen in het LPCM-formaat voor movies met ALL-I compressie en AAC voor movies met IPB-compressie. Geluidsopname/Geluidsopnameniveau zzAutomatisch Het geluidsopnameniveau wordt automatisch aangepast.
De geluidsopname instellen Demper Onderdrukt automatisch geluidsvervorming die door harde geluiden ontstaat. Ook als u [Geluidsopname] instelt op [Auto] of [Handmatig] om opnamen te maken, kan geluidsvervorming optreden indien er een zeer hard geluid is. In dat geval wordt het aanbevolen om de instelling [Inschakelen] te gebruiken. zzEen microfoon gebruiken Normaliter neemt de ingebouwde microfoon geluid in stereo op.
De geluidsopname instellen ooGeluiden van Wi-Fi-handelingen kunnen worden opgenomen met de ingebouwde of externe microfoon. Tijdens de geluidsopname wordt het gebruik van de draadloze communicatiefunctie niet aanbevolen. ooAls u een externe microfoon of hoofdtelefoon aansluit op de camera, steekt u de stekker helemaal in het stopcontact. ooMet de ingebouwde microfoon worden ook het bedieningsgeluid en het mechanische geluid van de camera opgenomen tijdens de opnamen.
De tijdcode instellen Tijdens het opnemen van movies wordt tevens automatisch een tijdcode opgenomen om de tijd voor synchronisatie bij te houden. Tijdcodes worden constant opgenomen in uren, minuten, seconden en frames. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt bij het bewerken van movies. Stel de tijdcode in met [z1: Tijdcode]. Count Up zzTijdens opnemen De tijdcode gaat alleen vooruit terwijl u movies opneemt.
De tijdcode instellen Filmopnameteller U kunt selecteren hoe de tijd wordt weergegeven op het film-opnamescherm. zzOpn. tijd Geeft de tijd weer die is verlopen sinds u met opnemen bent begonnen. zzTijdcode Geeft de tijdcode weer tijdens het opnemen. Filmweergaveteller U kunt selecteren hoe de tijd wordt weergegeven op het film-weergavescherm. zzOpn. tijd Geeft de opnametijd of weergavetijd weer tijdens de filmweergave. zzTijdcode Geeft de tijdcode weer tijdens de filmweergave.
De tijdcode instellen HDMI zzTijdcode U kunt tijdcodes aan movies toevoegen terwijl u ze via HDMI opneemt op een extern apparaat. Uit Er wordt geen tijdcode toegevoegd aan de HDMI-video-uitvoer. Aan Voegt een tijdcode toe aan de HDMI video-uitvoer. Als [Aan] is ingesteld, wordt [Opname opdracht] weergegeven. zzOpnameopdracht Voor HDMI-video-uitvoer die op een extern opname-apparaat is vastgelegd, kunt u de opname synchroniseren met wanneer u met opnemen begint en stopt op de camera.
De tijdcode instellen Drop frame De tijdcode komt niet overeen met de feitelijke tijd als frames worden geteld in de tijdcode als de framerate is ingesteld op 2 (119,9 fps), 8 (59,94 fps), of 6 (29,97 fps). Het verschil wordt automatisch gecorrigeerd als [Inschakelen] is ingesteld. Deze correctiefunctie heet “drop frame”. Dit is bedoeld voor filmbewerking of andere toepassingen door geavanceerde gebruikers.
k Movie-opnamen y/k Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus is ingesteld op [y] of [k], schakelt de camera over op automatische belichting, met instellingen die geschikt zijn voor de huidige lichtomstandigheden van de scène. de opnamemodus in op [y] of 1 Stel [k]. zz Druk op de knop . zz Draai aan het instelwiel <6> om [y] of [k] te selecteren. scherp op het onderwerp. 2 Stel zz Stel voor het opnemen van een movie scherp met AF of handmatige scherpstelling (pag. 268–275, 281).
Movie-opnamen t AE met sluitertijdvoorkeuze Met de modus [t] kunt u de sluitertijd van uw voorkeur voor movies instellen. ISO-snelheid en het diafragma worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel de opnamemodus in op [t]. de gewenste sluitertijd in (1). 2 Stel zz Draai aan het instelwiel <6> terwijl u naar het scherm kijkt. zz De instelbare sluitertijden zijn afhankelijk van de framerate. (1) scherp en start de movie3 Stel opname.
Movie-opnamen v AE met diafragmavoorkeuze Met de modus [v] kunt u het diafragma van uw voorkeur voor movies instellen. ISO-snelheid en de sluitertijd worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel de opnamemodus in op [v]. het gewenste diafragma in (1). 2 Stel zz Draai aan het instelwiel <6> terwijl u naar het scherm kijkt. (1) scherp en start de movie3 Stel opname.
Movie-opnamen Let op de modi [y], [k], [t] en [v] ooIn de modus [y] wordt het scènepictogram voor de scène die door de camera wordt gedetecteerd, linksboven in het scherm weergegeven (pag. 623). ooU kunt de belichting vergrendelen (AE-vergrendeling) door op de knop te drukken (behalve in de modus [A], pag. 157). Als u de AEvergrendeling hebt toegepast tijdens movie-opnamen, kunt u deze annuleren door op de knop te drukken.
Movie-opnamen M Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movieopnamen handmatig instellen. Het gebruik van handmatige belichting voor movie-opnamen is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. 1 Stel de opnamemodus in op [M]. de ISO-snelheid in. 2 Stel zz Druk op de knop . zz Draai aan het instelwiel <5> om de optie ISO-snelheid te selecteren. zz Draai aan het hoofdinstelwiel <6> om de instelling te kiezen.
Movie-opnamen ooVoor het maken van movie-opnamen kan de ISO-snelheid niet worden uitgebreid naar L (gelijk aan ISO 50). ooWanneer u overschakelt van foto's naar filmopname, moet u de camerainstellingen controleren voordat u filmopname gaat maken. ooTijdens movie-opnamen kunt u de sluitertijd of het diafragma beter niet aanpassen. Als u dit wel doet, kan de veranderde belichting zichtbaar zijn in de opname of tot meer ruis leiden bij hoge ISO-snelheden.
Movie-opnamen ISO-snelheid in de modus [M] In de modus [M] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen of [AUTO] selecteren om dit automatisch in te stellen. Zie pagina 614 voor informatie over de ISO-snelheid. Sluitertijd Beschikbare sluitertijden in de opnamemodi [t] (AE met sluitertijdvoorkeuze) en [M] (handmatige belichting) zijn afhankelijk van de framerate of van de opgegeven movie-opnamekwaliteit. Framerate 2 3 8 7 Normale filmopname – Sluitertijd (sec.
Movie-opnamen Foto-opnamen Er kunnen geen foto's worden gemaakt tijdens filmopname. Om foto's te maken, stopt u eerst met opnemen en verandert u de instelling [Opnamemodus] naar foto's (pag. 70). Informatieweergave (movie opnemen) Zie pagina 621 voor informatie over de pictogrammen die voor movieopnamen worden weergegeven.
Aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen ooRicht de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. ooAls u opnamen maakt van iets met fijne details, kunnen moiré en valse kleuren ontstaan. ooAls of is ingesteld en de ISO-snelheid of het diafragma tijdens de movie-opname verandert, kan het zijn dat de witbalans ook verandert.
Opmerkingen over movie-opnamen ooTelkens wanneer u een movie opneemt, wordt een nieuw filmbestand gemaakt op de kaart. ooDe dekking van de zichthoek van de movie voor 4K, Full HD- en HDmovies is circa 100%. ooU kunt ook scherpstellen door op de knop
te drukken. ooOm het starten of stoppen van movie-opnames mogelijk te maken door de ontspanknop geheel in te drukken, stelt u [Voll. ingedrukt] voor [54: Functie knop V] in op [Start/stop mov.-opn.].
Movie bijsnijdenN Met RF- of EF-objectieven kunnen movies worden bijgesneden rond het midden van het beeld alsof u een telelens gebruikt. Movies opnemen met EF-S-objectieven heeft hetzelfde effect als deze filmbijsnijdfunctie. 1 Selecteer [z1: Movie bijsnijden]. [Insch.]. 2 Selecteer ggHet middengebied wordt vergroot. ooL8W, L8X, L7W, L7X en movies met hoge framerates kunnen niet worden opgenomen met movie-bijsnijden.
Digitale beeldstabilisatie van movies De interne Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) corrigeert cameratrillingen tijdens het filmen. Deze functie heet Digitale beeldstabilisatie van movies. Met Digitale beeldstabilisatie van movies kunnen beelden ook worden gestabiliseerd als een objectief zonder Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) wordt gebruikt.
Digitale beeldstabilisatie van movies Combination IS Een nog effectievere correctie is mogelijk door op te nemen met digitale beeldstabilisatie van movies en een objectief die compatibel is met Combination IS, waardoor optische en digitale beeldstabilisatie door lens en camera worden gecorrigeerd. ooDigitale beeldstabilisatie van movies werkt niet als de schakelaar voor beeldstabilisatie van het objectief is ingesteld op <2>.
HDR-movies opnemen U kunt movies met een hoog dynamisch bereik opnemen die details in highlights of scènes met een hoog contrast behouden. U kunt opgeven om HDR-movies op te nemen in het scherm Snel instellen bij het gebruik van RF- of EF-objectieven met [Movie-opn. form.] onder [z1: Movie-opn.kwal.] ingesteld op L6X (NTSC) of L5X (PAL), of bij het gebruik van EF-S-objectieven of movie bijsnijden met deze instelling ingesteld op w6X (NTSC) of w5X (PAL). [Movie-opn.form.].
HDR-movies opnemen een HDR-movie. 5 Maak zz Maak de movie zoals u zou doen bij normale opnamen. zz Zie de tabel op pagina 612 voor details over bestandsgroottes en de beschikbare opnametijd. ooMovies worden opgenomen in HD (Full HD is niet beschikbaar) als EFS-objectieven of movie-bijsnijden wordt gebruikt. ooISO-snelheid voor HDR-movies heeft een instelbereik van ISO 100– 25600, of dit nu automatisch of handmatig is ingesteld. ISO vergroten is niet beschikbaar.
a Time-lapse-movies opnemen Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-timelapse-movie te maken. Een time-lapse-movie geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen enzovoort.
Time-lapse-movies opnemen zzInschakelenH (3840x2160) De film wordt opgenomen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is 16:9. De framerate is 29,97 fps (6) voor NTSC en 25,00 fps (5) voor PAL, en movies worden opgenomen in MP4 (C) formaat met ALL-I (W) compressie. zzInschakelenL (1920x1080) De film wordt opgenomen met een Full High-Definitionopnamekwaliteit (Full HD). De aspect ratio is 16:9.
Time-lapse-movies opnemen het aantal opnamen in. 6 Stel zz Selecteer [Aant. opn.]. zz Raadpleeg [k: Vereiste tijd] en [3: Afspeeltijd] om de waarde in te stellen. zz Selecteer het cijfer. zz Druk op <0> om weer te geven. zz Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <0>. (U keert terug naar .) zz Instelbaar binnen het bereik [0002]– [3600]. zz Controleer of [3: Afspeeltijd] niet rood wordt weergegeven. zz Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.
Time-lapse-movies opnemen de methode voor het 7 Selecteer instellen van de belichting. zz Selecteer [Aut. belichting]. zz Selecteer een optie en druk vervolgens op <0>. zzVast 1e beeld Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichting die voor de eerste opname is ingesteld, wordt ook toegepast op alle volgende opnamen.
Time-lapse-movies opnemen de pieptoon in. 9 Stel zz Selecteer [Pieptoon bij foto]. zz Als [Uitschakelen] is ingesteld, klinkt de pieptoon niet voor het opnemen. 10 Controleer de instellingen. (1) (2) (1) Vereiste tijd Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal opnamen met het ingestelde interval. Indien dit meer is dan 24 uur, wordt “*** dagen” weergegeven.
Time-lapse-movies opnemen de melding. 12 Lees zz Lees de melding en selecteer [OK]. testopnamen. 13 Maak zz Zoals bij foto-opnames stelt u de belichting en opnamefuncties in en drukt u de ontspanknop half in om scherp te stellen. zz Druk de ontspanknop helemaal in om testopnamen te maken. De foto's worden op de kaart opgenomen. zz Als er geen problemen zijn met de testopnamen, gaat u verder naar de volgende stap. zz Herhaal deze stap als u opnieuw testopnamen wilt maken.
Time-lapse-movies opnemen op de knop voor movie14 Druk opnamen. ggDe camera is nu klaar om te beginnen met de opname van een time-lapsemovie. zz Als u wilt terugkeren naar stap 13, drukt u nogmaals op de knop voor movie-opnamen. de time-lapse-movie. 15 Maak zz Druk op de knop en (1) 230 (2) controleer opnieuw de “Vereiste tijd (1)” en “Interval (2)” die op het scherm worden weergegeven. zz Druk de ontspanknop helemaal in om de opname van de time-lapsemovie te starten.
Time-lapse-movies opnemen ooU wordt aangeraden een statief te gebruiken. ooHet wordt aanbevolen om vooraf testopnamen te maken zoals in stap 13 en om testmovies voor time-lapse-movies te maken. ooOngeacht de instelling van [Movie-opn.form.] onder [z1: Movieopn.kwal.] worden 4K-time-lapse-movies opgenomen in H6W (NTSC)/H5W (PAL), en Full HD-time-lapse-movies worden opgenomen in L 6 W (NTSC)/L 5 W (PAL).
Time-lapse-movies opnemen ooRicht de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. ooAls de camera met de interfacekabel op een computer is aangesloten of als een HDMI-kabel op de camera is aangesloten, kunt u [Inschakelen] niet selecteren. ooServo AF voor movies functioneert hier niet.
Time-lapse-movies opnemen ooAls de sluitertijd langer is dan de opname-interval (zoals bij een lange belichting) of als een trage sluitertijd automatisch wordt ingesteld, neemt de camera mogelijk niet op met het ingestelde interval. Opnemen kan tevens worden voorkomen door opname-intervallen die vrijwel gelijk zijn aan de sluitertijd. ooAls de volgende geplande opname niet mogelijk is, wordt deze overgeslagen. Dit kan de opnametijd van de gemaakte time-lapse-movie korter maken.
Time-lapse-movies opnemen ooAls u de time-lapse-movie-opname begint terwijl het witte waarschuwingspictogram voor temperatuur (pag. 253) wordt weergegeven, kan de beeldkwaliteit van de time-lapse-movie afnemen. Het wordt aanbevolen dat u de time-lapse-movie-opname start nadat het witte pictogram verdwijnt (als de interne temperatuur van de camera is gezakt). ooMet [Aut.
Time-lapse-movies opnemen U kunt de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 174) gebruiken om de timelapse-opname te starten en te stoppen. zz Met draadloze afstandsbediening BR-E1 • Koppel de draadloze afstandsbediening BRE1 eerst met de camera (pag. 408). • Stel [z2: Afst.bediening] in op [Inschakelen].
Movies opnemen ingesteld op Canon LogN De Canon Log gamma curve maakt gebruik van de sensorkenmerken om een breed dynamisch bereik vast te leggen voor films die later in postproductie worden verwerkt. Met een minimaal gegevensverlies in schaduwen en hoge lichten, behouden films meer visuele informatie over het dynamische bereik. Om in postproductie met Canon Log-movies te werken, kunt u opzoektabellen (LUTs) gebruiken. U kunt LUT-gegevens downloaden van de Canon-website. de opnamemodus in op [M].
Movies opnemen ingesteld op Canon Log de gewenste opties in. 5 Stel zz Stel [Beeldassistent], [Color Matrix] [Kenmerken] en [HDMI-kleurruimte] in. Raadpleeg de pagina's 239–241 voor meer informatie. instellen 6 Opnemen zz Stel de ISO-snelheid handmatig in (pag. 242). zz Stel de sluitertijd en het diafragma in. de movie-opname. 7 Maak zz Zie pagina 611 voordat u movies op een kaart opneemt. zz Verbind bij het opnemen van movies op een extern apparaat via HDMI de apparaten met een HDMI-kabel.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log zzCanon Log zz Aan (8bit) Selecteer dit bij het opnemen van movies met Canon Log op een kaart. Hiermee kunt u tevens op een extern apparaat opnemen via HDMI. De opnamekwaliteit via HDMI wisselt automatisch aan de hand van de instelling [z1: Movie-opn.kwal.]. Aan (10bit) Selecteer dit voor 10-bit 4K (3840x2160) opnemen via HDMI naar een extern apparaat dat 10-bit opnemen in 4K ondersteunt. Movies kunnen niet worden opgenomen op de kaart.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log zzBeeldassistent Bij weergave op de camera kunnen deze movies er donkerder uitzien en een lager contrast hebben dan movies opgenomen met een toegepaste Beeldstijl, als gevolg van de beeldkenmerken van Canon Log, die bedoeld zijn om voor een groot dynamisch bereik te zorgen. Stel [Beeldassistent] in op [Inschakelen] voor een duidelijker weergave waarin details beter zichtbaar zijn.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log zzKleurenmatrix Met een kleurenmatrix kunt u opgeven hoe kleuren worden gereproduceerd, om de verwerking in postproductie voor te bereiden. Cinema EOS Original Reproduceert [Cinema EOS Original] kleuren zoals gebruikt in professionele Cinema EOS-camera's. Neutraal Reproduceert [Neutraal] kleuren zoals gebruikt in professionele Cinema EOS-camera's. Overeenkomstig de feitelijke kleuren van het onderwerp.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log zzKenmerken Pas dit naar behoefte aan. Selecteer een optie ([Scherpte: Sterkte], [Verzadiging], of [Tint]), pas het effectniveau aan en druk vervolgens op <0>.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log Opname-instellingen zz Opnemen met ISO Auto is niet mogelijk, en indien ingesteld op ISO Auto als Canon Log is opgegeven, wordt de instelling veranderd in ISO 400. Stel de ISO-snelheid handmatig in. zz De ISO-snelheid handmatig instellen op 100–320 maakt het dynamisch bereik kleiner. zz Canon Log biedt een dynamisch bereik van circa 800% bij ISO 400 of hoger.
Movies opnemen ingesteld op Canon Log Algemene waarschuwingen voor opnemen met Canon Log ooHDR-movies zijn niet beschikbaar als Canon Log is ingesteld. ooDoor Canon Log op te geven, wordt [Corr. helderh. randen] onder [z2: Lensafwijkingscorrectie] ingesteld op [Uitschakelen]. ooCanon Log 2 en Canon Log 3 worden niet ondersteund. Movies afspelen die zijn opgenomen met Canon Log Beeldassistent wordt niet gebruikt tijdens de movieweergave.
Menufunctie-instellingen In dit gedeelte worden menu's voor het opnemen van movies besproken. [z1] zzMovie-opnamekwaliteit Zie pagina 192 voor informatie over de filmopnamekwaliteit. zzMovie bijsnijdenM Zie pagina 219 voor informatie over bijsnijden. zzGeluidsopname Zie pagina 202 voor informatie over geluid opnemen. zzTijdcode Zie pagina 205 voor informatie over tijdcodes. zzDigitale beeldstabilisatie van movies Zie pagina 220 voor informatie over digitale beeldstabilisatie van movies.
Menufunctie-instellingen [z2] zzLensafwijkingscorrectieM Omgevingslicht, vervorming en chromatische aberratie kunnen tijdens movie-opnamen worden gecorrigeerd. Zie pagina 110 voor informatie over de lensafwijkingscorrectie. zzTime-lapse-movie Zie pagina 224 voor informatie over het opnemen van time-lapsemovies. zzOpnamen maken met de afstandsbediening Als [Inschakelen] is ingesteld, kunt u movie-opnamen starten of stoppen met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, pag. 174).
Menufunctie-instellingen [z3]M zzBelichtingscorrectieM Belichtingscorrectie is beschikbaar in een bereik van ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Zie pagina 154 voor informatie over belichtingscorrectie. zzkISO-snelheidsinstellingenM ISO-snelheid In de modus [M] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren. ISO-snelheidsbereik Bij het opnemen van HD/Full HD movies of Full HD time-lapsemovies, kunt u het ISO-snelheidsbereik instellen (minimum en maximum).
Menufunctie-instellingen HISO Auto U kunt de maximumgrens voor ISO Auto bij het opnemen van 4K-movies instellen in de modi [k], [t] en [v] of in de modus [M] met ISO Auto. Standaard is dit ingesteld op [Max.:12800]. U kunt de maximumgrens instellen binnen [Max.:6400] tot [Max.:H2(102400)]. aISO Auto U kunt de maximumgrens voor ISO Auto bij het opnemen van 4K/Full HD Time-lapse-movies instellen in de modi [k], [t] en [v] of in de modus [M] met ISO Auto. Standaard is dit ingesteld op [Max.:12800].
Menufunctie-instellingen zzk Automatisch langzame sluiterM U kunt kiezen of u movies wilt opnemen die helderder en met minder ruis zijn dan wanneer ze zijn ingesteld op [Uitsch.] door de sluitertijd automatisch te vergroten bij weinig licht. Beschikbaar in de opnamemodi [k] en [v]. Van toepassing op movies opgenomen met een framerate van 7 of 8. Uitschakelen Hiermee kunt u movies opnemen met vloeiendere en natuurlijkere bewegingen, minder beïnvloed door trillingen dan wanneer de instelling [Insch.] is.
Menufunctie-instellingen zzMeettimerM Zie pagina 119 voor informatie over de meettimer. zzk Tussenstappen van k 1/8 stopM U kunt diafragmawaarden op een fijnere schaal instellen bij het opnemen van movies met een RF-objectief. Selecteer [Insch.] om de diafragmawijziging te veranderen van 1/3 stop (of 1/2 stop) naar 1/8 stop in de modi [v] of [M]. oo[kAv stp v. 1/8-stop] is niet beschikbaar (wordt niet weergegeven) als EF- of EF-S-objectieven worden gebruikt. ooOok als dit is ingesteld op [Insch.
Menufunctie-instellingen [z4]M zzWitbalansM Zie pagina 97 voor informatie over witbalans. zzHandmatige witbalansM Zie pagina 100 voor informatie over handmatige witbalans. zzWitbalanscorrectieM Zie pagina 102 voor informatie over witbalanscorrectie. zzBeeldstijlM Zie pagina 88 voor informatie over beeldstijl. zzInstellingen Canon LogM Zie pagina 236 voor informatie over instellingen voor Canon Log. zzHoge ISO-ruisreductieM Zie pagina 105 voor informatie over hoge ISO-ruisreductie.
Menufunctie-instellingen zzHDMI-weergave U kunt opgeven hoe movies worden weergegeven terwijl ze via HDMI worden opgenomen op een extern apparaat. De movie-uitvoer zelf is of 4K (3840x2160) of Full HD (1920x1080), afhankelijk van de instelling [Movie-opn.form.]. De standaardinstelling voor HDMIweergave is [A+a]. zzA+a ●●Maakt movieweergave zowel op het camerascherm als op het andere apparaat mogelijk, via de HDMI-uitgang.
Menufunctie-instellingen Voor langere HDMI-uitvoer Selecteer om langer dan 30 min door te gaan met de HDMI-uitvoer [A+a], en stel vervolgens [Automatisch uitschakelen] onder [52: Spaarstand] in op [Uitschakelen] (pag. 377). HDMI-uitvoer blijft doorgaan nadat het scherm is uitgeschakeld als de tijd ingesteld in [Display uit] verloopt. ooHDMI-uitvoer zonder informatie voorkomt de weergave van waarschuwingen over de kaartruimte, het accuniveau, of hoge interne temperatuur (pag. 253) via HDMI.
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Rood Waarschuwingspictogram voor interne temperatuur ooAls de interne temperatuur van de camera oploopt vanwege langdurig gebruik van movie-opnamen of bij een hoge omgevingstemperatuur, verschijnt er een rood pictogram . ooHet rode pictogram geeft aan dat de movie-opname binnenkort automatisch wordt beëindigd. U kunt in dat geval geen opnamen meer maken totdat de interne temperatuur van de camera is gedaald.
Algemene aandachtspunten bij het maken van movie-opnamen Opname- en beeldkwaliteit ooAls u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens movie-opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator weergegeven. Deze geeft aan hoeveel gegevens nog niet naar de kaart zijn geschreven (beschikbare capaciteit van (1) het interne buffergeheugen). Hoe langzamer de kaart, hoe sneller de indicator stijgt. Als de indicator (1) vol raakt, wordt de movie-opname automatisch gestopt.
3 AF In dit hoofdstuk wordt de werking van automatische scherpstelling evenals menu-instellingen op het tabblad AF ([2]) beschreven. zz Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de modus [t], [d], [s], [f], [a], of [BULB]. staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling.
Tab menu's: AF (foto's) zzAF1 pag. 262 pag. 265 pag. 276 pag. 277 pag. 278 pag. 279 zzAF2 pag. 283 pag.
Tab menu's: AF (foto's) zzAF3 pag. 288 pag. 289 pag. 290 zzAF4 pag. 293 pag. 295 pag. 296 zzAF5 pag. 297 pag. 298 pag. 299 pag. 300 Opties in de menu's [23], [24] en [25] zijn in het helpsysteem van de camera beschreven (pag. 405).
Tab menu's: AF (foto's) In de modus [A] verschijnt het volgende scherm. zzAF1 pag. 278 pag. 279 pag. 263 pag.
Tab menu's: AF (movies) zzAF1 pag. 265 pag. 279 pag. 286 zzAF2 pag. 283 pag.
Tab menu's: AF (movies) zzAF3 pag. 291 pag. 292 zzAF4 pag. 293 zzAF5 pag. 297 pag. 298 Opties in de menu's [23], [24] en [25] zijn in het helpsysteem van de camera beschreven (pag. 405).
Tab menu's: AF (movies) In de modus [y] verschijnt het volgende scherm. zzAF1 pag. 279 pag. 286 pag.
De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opname-omstandigheden en het onderwerp passen. 1 Selecteer [21: AF-werking]. 2 Selecteer een item. Als niet kan worden scherpgesteld, wordt het AF-punt oranje. In dit geval kan er geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie “Opname-omstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld” (pag. 275).
De AF-bediening selecteren 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen (ONE SHOT) Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. zz Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. zz De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de opname maakt. zz Zie pag.
De AF-bediening selecteren AF-hulplicht Bij weinig licht kan het AF-hulplicht continu oplichten als u de sluiterknop half indrukt. Dat maakt scherpstellen met AF gemakkelijker. ooHet AF-hulplicht ontsteekt niet als [21: AF-werking] is ingesteld op [Servo AF]. ooHet AF-hulplicht gaat niet aan als Touch AF wordt gebruikt (als [z5: Touch Shutter] is ingesteld op [Uitschakelen]). ooEen klein aantal flitsen wordt gegeven door externe flitsers die zijn voorzien van een IR AF-hulplicht.
De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode selecteren die bij de opname-omstandigheden en het onderwerp past. De camera probeert scherp te stellen op de gezichten van iedereen binnen een AF-punt of zone AF-kader. In de modus [A] is [u+volgen] automatisch ingesteld. Zie pagina 268 voor instructies voor het selecteren van een AFmethode. AF-methode : Gezicht+volgen De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen.
De AF-methode selecteren : AF-gebied uitbreiden (Z) Scherpstellen gebruikt een AF-punt en richt boven, onder, links en rechts . Effectief voor bewegende onderwerpen die moeilijk te volgen zijn met één punt AF. Hoewel u voor AF aanvankelijk moet scherpstellen op een onderwerp met een AF-punt , is scherpstellen gemakkelijker met deze AFmethode dan met Zone-AF. : AF-gebied uitbreiden: omringen Scherpstellen gebruikt een AF-punt en omringende punten .
De AF-methode selecteren : Grote zone-AF: Verticaal Gebruikt automatische selectie-AF in een verticaal Grote zone-AF kader om een groter gebied te dekken dan Zone-AF, waardoor scherpstellen gemakkelijker gaat dan met 1 punt AF/AFpuntuitbreiding en wat tevens effectief is voor bewegende onderwerpen. Stelt gewoonlijk scherp op het dichtstbijzijnde onderwerp. Merk op dat de camera probeert scherp te stellen op de gezichten van iedereen binnen een zone AF-kader.
De AF-methode selecteren De AF-methode selecterenM U kunt de AF-methode selecteren die bij de opname-omstandigheden en het onderwerp past. Zie pagina 281 als u de voorkeur geeft aan handmatig scherpstellen. 1 Selecteer [21: AF-methode]. 2 Selecteer een item. ooOm de AF-methode in te stellen, kunt u het AF-methodescherm ook bereiken door op de knop en daarna op de knop te drukken. ooDe beschrijvingen op de pagina's 269–272 gaan ervan uit dat [21: AF-werking] is ingesteld op [1-beeld AF] (pag. 263).
De AF-methode selecteren zzu(gezicht)+volgen: c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt
mee om het gezicht te volgen. het AF-punt. 1 Controleer gg
(een AF-punt) verschijnt over elk gedetecteerd gezicht. zz Druk om een ander gezicht te kiezen eerst op de knop waarna verschijnt als meerdere gezichten gedetecteerd zijn. Gebruik de toetsen en om te verplaatsen naar het gezicht waarop u wilt scherpstellen.
De AF-methode selecteren Een onderwerp voor scherpstellen selecteren Tik op het scherm waar u wilt scherpstellen, hetzij op een onderwerp of op een bepaalde positie. Zodra op het AF-punt < > is scherpgesteld, zal het AF-punt zich verplaatsen om het onderwerp te volgen als u de compositie wijzigt of als het onderwerp beweegt. ooAls het gezicht van het onderwerp erg onscherp is, is gezichtsdetectie niet mogelijk. Stel handmatig scherp (pag.
De AF-methode selecteren zz1-Punt AF / AF-gebied uitbreiden (Z) / AF / AF-gebied uitbreiden: Rondom / Zone-AF / Grote zone-AF: Verticaal / Grote zone-AF: HorizontaalM U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden 1 punt AF-schermen als voorbeeld gebruikt. 1 (1) Controleer het AF-punt. ggHet AF-punt (1) wordt weergegeven. zz Met Af-gebied uitbreiden (Z) of AFgebied uitbreiden: omringen worden ook aangrenzende AF-punten weergegeven.
De AF-methode selecteren scherp op het onderwerp. 3 Stel zz Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. ggAls de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. ggAls de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. 4 Maak de opname.
De AF-methode selecteren Vergrote weergave U kunt de scherpstelling controleren door de weergave met ca. 5x of 10x te vergroten. Vergrote weergave is niet mogelijk met [u+volgen]. zz Vergroting wordt gecentreerd rond het AF-punt voor [1-punt AF], [AF-gebied uitbr. (Z)], en [AF-geb. uitbr.: omringen] en is gecentreerd op het Zone-AF-kader voor [Zone-AF], [Grote zoneAF: verticaal] en [Grote zone-AF: horizont.].
De AF-methode selecteren Opmerkingen bij AF AF-bediening zz Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. zz Tijdens het scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen. zz Afhankelijk van het onderwerp en de opname-omstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de snelheid bij continue opnamen lager liggen.
De AF-methode selecteren Opname-omstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld zz Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer hoge lichten of schaduwpartijen geen detail meer hebben. zz Onderwerpen bij weinig licht. zz Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. zz Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld vensters in een wolkenkrabber of toetsenborden). zz Dunne lijnen en contouren van het onderwerp.
De AF-puntgrootte instellenN Om heel nauwkeurig op één punt scherp te stellen, kunt u [AF kader afm.] instellen op [Klein]. 1 Selecteer [21: AF kader afm.]. 2 Selecteer een item. Alleen beschikbaar als [21: AF-werking] is ingesteld op [1-beeld AF] en [21: AF-methode] is ingesteld op [1-punt AF].
Op ogen scherpstellenN U kunt opnemen terwijl op de ogen van het onderwerp is scherpgesteld. 1 Selecteer [21: Oogdetectie-AF]. 2 Selecteer [Inschakelen]. 3 Richt de camera op het onderwerp. ggEr wordt een AF-punt weergegeven rond de ogen. zz U kunt ook het scherm aanraken om een oog te selecteren. 4 Maak de opname. ooMogelijk worden ogen van onderwerpen niet goed gedetecteerd. Dit hangt af van het onderwerp en de opnameopstandigheden.
Continue AF instellen Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt. 1 Selecteer [21: Continue AF]. 2 Selecteer [Inschakelen]. ooHet inschakelen van deze functie beperkt het aantal beschikbare opnamen, om het de lens voortdurend wordt bediend en het accuvermogen snel terugloopt. ooVoordat u de scherpstelmodusknop op de lens tijdens Continue AF op zet, moet u de aan-uitschakelaar instellen op <2>.
AF aanraken en verslepen instellen U kunt het AF-punt of het zone-AF-kader verplaatsen door het scherm aan te raken of daarover te slepen terwijl u door de zoeker kijkt. AF aanraken en verslepen inschakelen [21: Inst. AF aanraken 1 Selecteer & verslepen]. [AF aanr & versl]. 2 Selecteer zz Selecteer [Insch.]. Positioneermethode U kunt het aantal opgegeven posities instellen door aan te raken of te slepen. positioneermethode instellen. 1 De zz Selecteer een item.
AF aanraken en verslepen instellen Actief aanraakgebied U kunt het gebied van het scherm opgeven dat gebruikt wordt voor aanraken en slepen. actieve aanraakgebied instellen. 1 Het zz Selecteer een item. Het scherm aanraken als [u+volgen] is ingesteld, laat een rond oranje kader verschijnen < >. Nadat u uw vinger hebt opgelicht van de positie waarheen u het AF-punt wilt verplaatsen, wordt < > weergegeven en wordt dat onderwerp gevolgd. Druk op de knop om de onderwerpkeuze te annuleren.
MF: Handmatige scherpstelling Als scherpstellen niet mogelijk is met automatische scherpstelling, kunt u het beeld vergroten en handmatig scherpstellen. de scherpstelmodusknop op 1 Stel de lens in op . zz Draai aan de scherpstelring van de lens om ruw scherp te stellen. het beeld. 2 Vergroot zz Druk op de knop en vervolgens op de knop . vergrote gebied verplaatsen.
MF: Handmatige scherpstelling aanpassen. 4 Vergroting zz Elke druk op de knop verandert de vergrotingsverhouding als volgt. 1x → 5x → 10x handmatig scherp. 5 Stel zz Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring op het objectief om scherp te stellen. zz Nadat u hebt scherpgesteld, drukt op <0> om naar de normale weergave terug te keren. 6 Maak de opname. ooIn de vergrote weergave is de belichting vergrendeld.
MF: Handmatige scherpstelling MF-peaking (benadrukken van de contouren) instellenM Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld kunnen in kleur worden weergegeven om het scherpstellen te vereenvoudigen. U kunt de omtrekkleuren instellen en de gevoeligheid (niveau) van de randdetectie aanpassen. [22: MF-peaking1 Selecteer instellingen]. [Peaking]. 2 zSelecteer z Selecteer [Aan]. 3 Stel het niveau en de kleur in. zz Stel dit naar wens in. ooPiekweergave wordt niet getoond tijdens vergrote weergave.
MF: Handmatige scherpstelling Focusgeleider Door [Scherpstelgeleiding] op [Aan] in te stellen, verschijnt een visuele geleider die laat zien in welke richting u de scherpte moet instellen en hoever de benodigde afstelling gaat. Het geleiderkader wordt weergegeven naast de ogen die voor het hoofdonderwerp zijn gedetecteerd als [21: AF-methode] is ingesteld op [u+volgen] en [21: Oogdetectie-AF] is ingesteld op [Inschakelen]. [22: 1 Selecteer Scherpstelgeleiding].
MF: Handmatige scherpstelling ooOnder moeilijke opname-omstandigheden voor AF (pag. 275) wordt het geleiderkader mogelijk niet goed weergegeven. ooAls het geleiderkader wordt weergegeven, worden geen AF-punten weergegeven. ooGeen informatie over aanpassingen wordt gedetecteerd voor diafragma's kleiner dan f/8 als MP-E 65mm f/2.8 1-5x Macro Photo wordt gebruik of kleiner dan f/11 voor andere objectieven, zoals aangegeven door het uiterlijk van de Focusgeleider.
Servo AF voor movies instellen Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens movie-opname. 1 Selecteer [21: Servo AF v. mov.]. 2 Selecteer [Inschakelen]. zzAls [Inschakelen] is ingesteld: ●●De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt.
Servo AF voor movies instellen Aandachtspunten wanneer [Servo AF voor movies] is ingesteld op [Inschakelen] ooOpname-omstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld • Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. • Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt. • Opnamen met een hoger f-getal. • Raadpleeg ook “Opname-omstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld” op pagina 275.
AF-functies aanpassenN [23] zzTrackinggevoeligheid U kunt de trackinggevoeligheid instellen, wat invloed heeft op de reactie op voorwerpen die over AF-punten bewegen of op onderwerpen die tijdens Servo AF uit AF-punten verdwijnen. 0 Standaardinstelling. Geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen. Vergrendeld: -2/Vergrendeld: -1 De camera blijft proberen scherp te stellen op het onderwerp, zelfs wanneer een obstakel voor de AF-punten komt of het onderwerp zich van de AF-punten vandaan beweegt.
AF-functies aanpassen zzVersnellen/vertragen tracking Stelt de Servo AF trackinggevoeligheid in voor onderwerpen die plotseling van snelheid veranderen, bijvoorbeeld door plotseling te bewegen of te stoppen. 0 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid). -2 / -1 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid).
AF-functies aanpassen zzAutomatisch schakelen tussen AF-punten Dit bepaalt de gevoeligheid voor het wisselen van AF-punten bij het volgen van een onderwerp dat zich met hoge snelheid omhoog, omlaag, naar links of naar rechts beweegt. Dit is van kracht als [21: AF-methode] is ingesteld op [Face+volgen], [AFgebied uitbr.:Z], [AF-geb. uitbr.: omringen], [Zone-AF], [Grote zoneAF: verticaal], of [Grote zone-AF: horizont.]. 0 Standaardinstelling voor geleidelijke overschakeling tussen AFpunten.
AF-functies aanpassen zzTrack. gev. Servo AF movies U kunt de trackinggevoeligheid instellen (op een van zeven niveaus) wat het reactievermogen beïnvloedt als het onderwerp uit een AF-punt verdwijnt tijdens Servo AF voor movies, bijvoorbeeld omdat voorwerpen over AFpunten bewegen of tijdens het pannen. Deze functie kan worden ingesteld als [21: Servo AF v. mov.] is ingesteld op [Inschakelen] en [21: AF-methode] is ingesteld op [1-punt AF].
AF-functies aanpassen zzServo AF-snelheid voor movies U kunt de AF-snelheid van Servo AF voor movies en de gebruiksomstandigheden ervan instellen. Deze functie kan worden ingesteld als [21: Servo AF v. mov.] is ingesteld op [Inschakelen] en [21: AF-methode] is ingesteld op [1-punt AF]. Bovendien wordt de functie ingeschakeld bij gebruik van een lens die ondersteuning biedt voor langzame overgang van de scherpstelling tijdens het maken van movie-opnamen*.
AF-functies aanpassen [24] zzObjectief elektronische MF Omdat de USM- en STM-objectieven zijn voorzien van elektronische handmatige scherpstelling, kunt u instellen of u elektronische handmatige scherpstelling wilt gebruiken na automatische scherpstelling in de modus 1-beeld AF. [24: Objectief 1 Selecteer elektronische MF]. 2 Selecteer een item. [ ] Uitschakelen na One-Shot Handmatig scherpstellen nadat de AF-bediening is uitgeschakeld.
AF-functies aanpassen [ ] Uitschakelen in AF-modus Afstemmen van handmatige scherpstelling is uitgeschakeld als de scherpstelmodusknop van het objectief is ingesteld op . Met [Een-beeld 9beeld ingeschakeld (vergroten)] wordt de weergave mogelijk niet vergroot ook als de scherpstelring op het objectief draait terwijl u de ontspanknop half indrukt direct na het fotograferen.
AF-functies aanpassen zzAF-hulplicht Schakelt het AF-hulplicht van de camera of een externe Speedlite voor EOS-camera's in of uit. 1 Selecteer [24: AF-hulplicht]. 2 Selecteer een item. [ON] Inschakelen Schakelt gebruik van het AF-hulplicht in als dat nodig is. [OFF] Uitschakelen Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit. Stel dit in als u liever geen AF-hulplicht van de camera en externe flitsers wilt gebruiken.
AF-functies aanpassen zzOntspanvoorkeur One-Shot AF U kunt opgeven of de voorkeur moet worden gegeven aan scherpstellen of aan de sluitertijd voor 1-beeld AF (behalve bij opnemen met de Touch Shutter). [24: Ontspanvoor. One1 Selecteer Shot AF]. 2 Selecteer een item. [ ] Scherpstelvoorkeur De opname wordt pas gemaakt nadat op het onderwerp is scherpgesteld. Dit is nuttig als u wilt scherpstellen voordat u de opname maakt. [ ] Ontspanvoorkeur De ontspanknoptimer krijgt de voorkeur boven scherpstellen.
AF-functies aanpassen [25] zzLenssturing bij AF onmogelijk Als niet kan worden scherpgesteld met automatische scherpstelling, kunt u de camera naar de juiste scherpstelling laten zoeken of laten stoppen met zoeken. [25: Obj.sturing bij AF 1 Selecteer onmogelijk]. 2 Selecteer een item. [ON] Continu scherpstellen Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld, blijft de lens naar de juiste scherpstelling zoeken.
AF-functies aanpassen zzBeperken AF-methoden U kunt de beschikbare AF-methoden beperken tot degene die u wilt gebruiken. Zie pagina 265 voor informatie over AF-methoden. 1 Selecteer [25: Beperk AF-meth.]. 2 Om de beschikbare AF-methoden te beperken, plaatst u een vinkje [X] voor degene die u wilt weergeven. De markering [X] kan niet worden verwijderd uit [1-punt AF]. Een sterretje rechts van [25: Beperk AF-meth.] geeft aan dat de standaardinstelling is aangepast.
AF-functies aanpassen zzAF-punt op basis van richting U kunt AF-punten of Zone-AF-kaders toewijzen aan verschillende posities afhankelijk of u verticaal of horizontaal opneemt. [25: AF-punt op basis 1 Selecteer van richting]. 2 Selecteer een item. [ ] Gelijk voor verticaal/horizontaal AF-punten of Zone-AF-kaders op dezelfde positie worden gebruikt voor zowel verticaal als horizontaal fotograferen.
AF-functies aanpassen zzInit. servo-AF-pt voor c U kunt het eerste AF-punt voor Servo AF instellen als de AF-methode is ingesteld op [Face+volgen]. [25: Init. servo-AF-pt 1 Selecteer voor c]. 2 Selecteer een item. [ ] Init. AF-pt ingesteld voor c Servo AF begint vanaf het handmatig ingestelde AF-punt als AF-bediening is ingesteld op [Servo AF] en de AF-methode is ingesteld op [u+volgen].
4 Weergave In dit hoofdstuk worden onderwerpen behandeld met betrekking tot weergave — de weergave van foto's en movies — en maakt u kennis met menu-instellingen op het tabblad Weergave (tabblad [x]). Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel Normale weergave of selectie op deze camera is misschien niet mogelijk voor opnamen die op andere camera's zijn vastgelegd, of voor opnamen van deze camera die op een computer zijn bewerkt of hernoemd.
Tabblad menu's: Weergave zzWeergave 1 pag. 318 pag. 317 pag. 335 pag. 353 pag. 357 pag. 348 pag. 339 zzWeergave 2 pag. 346 pag. 345 pag. 321 pag. 331 pag. 313 pag. 311 zzWeergave 3 pag. 307 pag. 309 pag. 309 pag. 305 pag. 206 pag. 305 pag. 316 [31: RAW-beeldverwerking] wordt niet weergegeven in de modus [A] of [y].
Functie-index: weergave en bijbehorende handelingen Opnamen bewerken Weergave zz Weergave van één opname B pag. 304 zz Weergave met opnameinformatie B pag. 305 zz RAW-beeldverwerking B pag. 339 zz Formaat van JPEG-opnamen wijzigen B pag. 345 zz JPEG-opnamen bijsnijden B pag. 346 zz Rasterweergave B pag. 305 zz Weergave via touchscreen B pag. 306 zz Weergave met afspeelinformatie B pag. 307 zz Indexweergave B pag. 310 zz Beeldoverdracht naar een computer/ FTP-server B pag.
x Opnamen weergeven Weergave van één opname de opname weer. 1 Geef zz Druk op de knop . een opname. 2 Selecteer zz Druk om nieuwere beelden weer te geven op de knop en om oudere beelden weer te geven op de knop . zz Telkens als u op de knop drukt, verandert de weergave. Geen informatie Weergave met basisinformatie Weergave met opname-informatie de opnameweergave. 3 Beëindig zz Druk op de knop om de weergave te verlaten.
Opnamen weergeven Weergave met opname-informatie Met het scherm Informatieweergave in beeld kunt u op de toetsen en drukken om de weergegeven informatie te veranderen. U kunt de weergegeven informatie tevens aanpassen, in [x3: Weergaveinformatiescherm] (pag. 307). Het beginbeeld opgeven voor als de weergave begint U kunt opgeven welk beeld het eerste wordt weergegeven als u de weergave van beelden start.
Opnamen weergeven Touch-weergave De camera beschikt over een touchscreen dat u kunt aanraken om de weergave te bedienen. Ondersteunde aanraakhandelingen zijn overeenkomstig degene die gebruikt worden met smartphones en gelijksoortige apparaten. Druk eerst op de knop om de aanraakweergave voor te bereiden. Door opnamen bladeren Opnamesprong Indexweergave Vergrote weergave U kunt de weergave ook vergroten door met een vinger te dubbeltikken.
Het weergave-informatiescherm aanpassen U kunt schermen en de bijbehorende informatie opgeven die tijdens de beeldweergave worden getoond. [33: Weergave1 Selecteer informatiescherm]. een vinkje [X] naast het 2 Plaats aantal weer te geven schermen. zz Druk op de pijltjestoetsen en om een nummer te selecteren. zz Druk op <0> om een vinkje toe te voegen [X]. zz Herhaal deze stappen om een vinkje [X] toe te voegen aan het nummer van elk weer te geven scherm en selecteer vervolgens [OK].
Het weergave-informatiescherm aanpassen zz[Helderheid] weergave Dit histogram toont in grafiekvorm de verdeling van het helderheidsniveau van de opname. De horizontale as geeft het helderheidsniveau aan (donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de verticale as geeft aan hoeveel pixels er voor ieder helderheidsniveau bestaan. Hoe meer pixels aan de linkerkant, hoe donkerder de afbeelding. Hoe meer pixels aan de rechterkant, hoe lichter de afbeelding.
Het weergave-informatiescherm aanpassen Overbelichtingswaarschuwing Als [33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen], knipperen de uitgeknipte highlights. Voor meer detail in de knipperende gedeelten waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de belichtingscorrectie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw voor een beter resultaat. AF-puntweergave Als [33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen], wordt het AF-punt waarop is scherpgesteld rood.
H Indexweergave (Meerdere opnamen weergeven) Zoek snel naar opnamen met de indexweergave waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven. op de knop . 1 Druk zz Druk tijdens de opnameweergave op de knop . gg[6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de indexweergave. 2 Schakel zz Draai het instelwiel <6> linksom. ggDe 4-beeldindexweergave verschijnt. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader.
e Opnamesprong (door beelden springen) In de weergave van één opname kunt u aan het instelwiel <6> draaien om snel vooruit of achteruit door de opnamen te bladeren, al naar gelang de ingestelde sprongmethode. 1 Selecteer [x2: Spring met 6]. de sprongmethode.
Opnamesprong (door beelden springen) door te springen. 3 Navigeer zz Druk op de knop . (1) (2) zz Draai in de weergave van één opname aan het hoofdinstelwiel <6>. ggU kunt met de ingestelde methode bladeren. (1) (2) Sprongmethode Weergavepositie ooSelecteer [g: Datum] om opnamen te zoeken op opnamedatum. ooAls u beelden op map wilt zoeken, selecteert u [h: Map]. ooAls de kaart zowel movies als foto's bevat, selecteert u [i: Movies] of [j: Foto's] om een van beide categorieën weer te geven.
t Opnamen filteren voor weergave U kunt de beeldweergave aan de hand van zoekcriteria filteren. Nadat u de voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden beelden afspelen en weergeven. U kunt tevens beschermen, classificeren, wissen, een diavoorstelling weergeven, en andere handelingen toepassen op gefilterde beelden. Met deze functie kunt u snel een specifieke taak uitvoeren op de gevonden beelden in één batch. [32: Beeldzoekvoork. 1 Selecteer instellen ]. de zoekvoorkeuren in.
Opnamen filteren voor weergave de zoekvoorkeuren toe. 3 Pas zz Druk op <0> en lees het getoonde bericht. zz Selecteer [OK]. ggHet zoekcriterium wordt opgegeven. gevonden beelden weergeven. 4 De zz Druk op de knop <3>. (2) ggAlleen de beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren (gefilterd) worden afgespeeld. ggAls de beelden voor weergave zijn gefilterd, heeft het scherm een gele buitenrand (2).
u Opnamen vergroten U kunt uw vastgelegde beelden vergroten. het beeld. 1 Vergroot zz Druk tijdens de opnameweergave op (1) de knop . ggDe vergrote weergave wordt geactiveerd. De positie van het vergrotingsgebied (1) en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven. zz Draai het instelwiel <6> rechtsom om beelden te vergroten. zz Draai het instelwiel <6> linksom om de vergroting te verminderen. Blijf aan het instelwiel draaien voor de indexweergave (pag. 310). opname verschuiven.
Opnamen vergroten De eerste vergrotingsverhouding en -positie instellen Als u [33: Vergroting (ca.)] selecteert, kunt u de eerste vergrotingsverhouding en -positie voor de vergrote weergave instellen. zz1x (geen vergroting) Het beeld wordt niet vergroot weergegeven. De vergrote weergave start vanuit de weergave van één opname. zz2x, 4x, 8x, 10x (vergroot vanuit centrum) De vergrote weergave start vanuit het midden van het beeld, op de ingestelde vergroting.
b Beelden draaien U kunt deze functie gebruiken om de weergegeven opname in de gewenste positie te draaien. 1 Selecteer [31: Beeld roteren]. een opname. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt roteren. de opname. 3 Draai zz Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de opname als volgt naar rechts gedraaid: 90° → 270° → 0°. zz Als u nog een opname wilt draaien, herhaalt u stap 2 en 3. ooAls u voorafgaand aan het maken van verticale opnamen de optie [51: Auto.
K Opnamen beveiligen U kunt belangrijke opnamen beveiligen om te voorkomen dat ze gewist worden. Een afzonderlijke opname beveiligen 1 Selecteer [31: Beveilig beelden]. 2 Selecteer [Selecteer beelden]. een opname. 3 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen om de opname te selecteren die u wilt beveiligen. (1) de opname. 4 Beveilig zz Druk op <0> om de geselecteerde opname te beveiligen. Het pictogram (1) verschijnt bovenaan het scherm.
Opnamen beveiligen Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beveiligen. [Selecteer reeks]. 1 Selecteer zz Selecteer [Selecteer reeks] in [31: Beveilig beelden]. het bereik van de beelden op. 2 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. zz Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
Opnamen beveiligen Alle opnamen in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] in [31: Beveilig beelden] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Om de selectie te annuleren, selecteert u [Wis bev. beelden in map] of [Wis bev. alle beelden op kaart]. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag.
p Classificaties instellen U kunt beelden classificeren op een schaal van 1 tot 5 (l/m/n/o/ p). Deze functie heet classificatie. Eén opname classificeren 1 Selecteer [32: Classificatie]. 2 Selecteer [Selecteer beelden]. de opname die u wilt 3 Selecteer classificeren. zz Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt classificeren. de opname. 4 Classificeer zz Druk op <0>. Er wordt een blauw markeringskader weergegeven, zoals getoond in het scherm dat u links ziet.
Classificaties instellen Classificeren door het bereik op te geven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te beoordelen. [Selecteer reeks]. 1 Selecteer zz Selecteer [Selecteer reeks] in [32: Classificatie]. het bereik op. 2 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. zz Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
Classificaties instellen Alle beelden in een map of op een kaart classificeren U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u onder [32: Classificatie] de optie [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert, worden alle opnamen in de map of op de kaart beoordeeld. Draai aan het hoofdinstelwiel <6> om een classificatie te selecteren en selecteer vervolgens [OK]. Wanneer u geen opnamen beoordeelt of de classificatie annuleert, selecteert u [OFF].
k Genieten van movies U kunt de opgenomen movies op de volgende drie manieren afspelen: Op een televisie weergeven (pag. 333) Door de camera met een HDMI-kabel op een televisie aan te sluiten, kunt u de vastgelegde foto's en films op de televisie weergeven. Het gebruik van de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen. Ook wanneer de camera via een interface-kabel op een recorder met vaste schijf is aangesloten, kunnen movies en foto's niet worden weergegeven of opgeslagen.
k Movies afspelen de opname weer. 1 Geef zz Druk op de knop . een movie. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om de movie te selecteren die u wilt afspelen. zz Bij de weergave van één opname geeft het pictogram , dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het een film is. zz In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is. Movies kunnen niet in de indexweergave worden weergegeven.
Movies afspelen Movieweergavepaneel Optie 7 Afspelen 8 Vertraagd 5 Eerste beeld 3 Vorige beeld 6 Volgende beeld 4 Laatste beeld X Bewerken I Beeld opslaan als foto mm’ ss” Volume Weergaveopties Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. Past de vertragingssnelheid aan door aan het instelwiel <5> te draaien. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven.
XDe eerste en laatste beelden van een movie bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een movie bewerken in tussenstappen van circa 1 seconde. onderbreken 1 Movieweergave ggHet movieweergavepaneel verschijnt. op het 2 Selecteer movieweergavepaneel [X]. aan welk deel moet worden 3 Geef verwijderd. zz Selecteer [U] (Snijden begin) of [V] (Snijden eind) en druk op <0>. zz Druk op de pijltjestoetsen om het vorige of volgende beeld te zien.
De eerste en laatste beelden van een movie bewerken de bewerkte film. 4 Controleer zz Selecteer [7] en druk op <0> om de bewerkte film af te spelen. zz Ga terug naar stap 3 om het bewerkte deel te wijzigen. zz Druk op de knop om het bewerken te annuleren. de bewerkte film op. 5 Sla zz Selecteer [W] en druk vervolgens op <0>. zz Het scherm Opslaan wordt weergegeven. zz Om het resultaat als nieuwe movie op te slaan, kiest u [Nieuw bestand].
I Beelden uit 4K-movies of 4K time-lapsemovies opslaan als foto In 4K-movies en 4K time-lapse-movies kunt u individuele frames selecteren om op te slaan als JPEG-foto's van ca. 8,3-megapixel (3840x2160). Deze functie heet “Beeld opslaan als foto (4K-frame vastleggen)”. de opname weer. 1 Geef zz Druk op de knop <3>. een 4K-movie. 2 Selecteer zz Druk op de toetsen en om een 4K-movie of 4K time-lapse-movie te selecteren.
Beelden uit 4K-movies of 4K time-lapse-movies opslaan als foto [I]. 6 Selecteer zz Druk op de toetsen en om [I] te selecteren en druk vervolgens op <0>. het frame op. 7 Sla zz Selecteer [OK] om het huidige frame op te slaan als een JPEG-foto. het weer te geven beeld. 8 Selecteer zz Controleer de bestemmingsmap en het nummer van het bestand. zz Selecteer [Originele film bekijken] of [Overgenomen foto bekijken]. ggDe geselecteerde opname wordt weergegeven.
Diavoorstelling (automatische weergave) U kunt de opnamen op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. de opnamen op die u wilt 1 Geef afspelen. zz Als u alle opnamen op de kaart wilt afspelen, gaat u naar stap 2. zz Als u wilt opgeven welke beelden in de diavoorstelling moeten worden weergeven, filtert u de beelden met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag. 313). 2 Selecteer [32: Diavoorstelling]. de gewenste weergaveopties in. 3 Stel zz Selecteer [Stel in] en druk vervolgens op <0>.
Diavoorstelling (automatische weergave) de diavoorstelling. 4 Start zz Selecteer [Start] en druk vervolgens op <0>. ggNadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. de diavoorstelling. 5 Beëindig zz Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop . ooAls u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op <0>. Tijdens het pauzeren wordt [G] in de linkerbovenhoek van het beeld weergegeven.
Beelden op een televisie bekijken Door de camera met een HDMI-kabel op een televisie aan te sluiten, kunt u de vastgelegde foto's en films op de televisie weergeven. Het gebruik van de HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen. Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [53: Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie). de HDMI-kabel aan op de 1 Sluit camera.
Beelden op een televisie bekijken ooPas het geluidsvolume van de televisie aan. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast. ooSchakel, voordat u de kabel tussen de camera en de tv aansluit of verwijdert, de camera en de tv uit. ooOp bepaalde tv-toestellen worden de weergegeven opnamen mogelijk afgesneden. ooSluit geen andere apparaten aan op de -aansluiting van de camera. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt.
L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde beelden (pag. 318) worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Eén opname wissen 1 Selecteer de opname die u wilt wissen. zz Druk op de knop .
Opnamen wissen Opnamen selecteren [X] die in een batch moeten worden gewist Door vinkjes toe te voegen aan de te wissen opnamen, kunt u al die opnamen in één keer wissen. 1 Selecteer [31: Wis beelden]. [Selecteer en wis 2 Selecteer beelden]. een opname. 3 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt wissen en druk vervolgens op <0>. ggLinksboven in het scherm wordt een vinkje [X] weergegeven.
Opnamen wissen Het bereik opgeven van de te wissen opnamen Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u de eerste en de laatste opname voor een bereik opgeven om alle opgegeven opnamen tegelijk te wissen. [Selecteer reeks]. 1 Selecteer zz Selecteer [Selecteer reeks] in [31: Wis beelden]. het bereik van de beelden op. 2 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. zz Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
Opnamen wissen Alle opnamen in een map of op een kaart wissen U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Als [31: Wis beelden] is ingesteld op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart], worden alle opnamen in de map of op de kaart gewist. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [32: Beeldzoekvoork. instellen] (pag. 313), wijzigt de weergave naar [Alle gev. bldn]. Als u [Alle gev. bldn] selecteert, worden alle beelden gewist die gefilterd zijn door de zoekcriteria.
R RAW-opnamen met de camera verwerkenN U kunt 1 of F opnamen met de camera verwerken en opslaan als JPEG-foto's. Aangezien de RAW-opname zelf niet wordt gewijzigd, kunt u de RAW-opname volgens verschillende “recepten” verwerken om er vervolgens diverse JPEG-opnamen van te maken. U kunt tevens Digital Photo Professional (EOS-software) gebruiken om RAW-opnamen te bewerken. [31: RAW1 Selecteer beeldverwerking]. een item en selecteer 2 Selecteer vervolgens beelden.
RAW-opnamen met de camera verwerken de gewenste verwerkingsopties in. 3 Stel [Opname-instellingen gebr.] zz Beelden worden verwerkt met beeldinstellingen op het moment van vastleggen. [RAW-verwerking aanp.] zz Druk op de pijltjestoetsen en of en om een item te selecteren. zz Draai het hoofdinstelwiel <6> of <5> om de instelling te verwisselen. zz Druk op <0> om het scherm met functie-instellingen te openen.
RAW-opnamen met de camera verwerken het weer te geven beeld. 5 Selecteer zz Selecteer [Origineel beeld] of [Bewerkt beeld]. ggDe geselecteerde opname wordt weergegeven. Vergrote weergave U kunt beelden vergroten die worden weergegeven voor [RAWverwerking aanp.] door op de knop te drukken. De vergroting is afhankelijk van de instelling [Beeldkwaliteit]. Met de pijltjestoetsen kunt u het vergrote beeld verticaal en horizontaal verschuiven.
RAW-opnamen met de camera verwerken RAW-beeldverwerkingsopties zz[ ] Helderheid aanpassen U kunt de helderheid van de opname aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3-stop. zz[ ] Witbalans (pag. 97) U kunt de witbalans selecteren. Als u [Q] selecteert, kunt u [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit] selecteren. Als u [P] selecteert, kunt u de kleurtemperatuur instellen. zz[ ] Beeldstijl (pag. 88) U kunt de beeldstijl selecteren.
RAW-opnamen met de camera verwerken zz[ ] Kleurruimte (pag. 117) U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren. Omdat het scherm van de camera niet compatibel is met Adobe RGB, zal het verschil in de opname nauwelijks waarneembaar zijn, ongeacht de kleurruimte die is ingesteld. zz[ ] Lensafwijkingscorrectie [ ] Correctie helderheid randen (pag. 111) Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname er donkerder uitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens, kan worden gecorrigeerd.
RAW-opnamen met de camera verwerken [ ] Correctie chromatische aberratie (pag. 113) Chromatische aberraties (kleurranden langs de omtrek van het onderwerp) als gevolg van fysieke eigenschappen van de lens kunnen worden gecorrigeerd. Als [Inschakelen] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld (pag. 341). [ ] Diffractiecorrectie (pag.
S Het formaat van JPEG-beelden wijzigen U kunt het formaat van een JPEG-beeld wijzigen om het aantal pixels te reduceren en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het is alleen bij JPEG 3, 4en a beelden mogelijk om het formaat te wijzigen. Het formaat van JPEG b- en RAW-beelden kan niet worden gewijzigd. 1 Selecteer [32: Wijzig formaat]. een opname. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren waarvan u het formaat wilt wijzigen.
N JPEG-opnamen bijsnijden U kunt een JPEG-opname bijsnijden en deze opslaan als een andere opname. Het is alleen bij JPEG-opnamen mogelijk om een opname bij te snijden. Beelden genomen in RAW kunnen niet worden bijgesneden. 1 Selecteer [x2: Trimmen]. een opname. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om de opname te selecteren die u wilt bijsnijden. het bijsnijdkader in. 3 Stel zz Druk op <0> om het bijsnijdkader weer te geven.
JPEG-opnamen bijsnijden zzHet bijsnijdkader verplaatsen Gebruik de pijltjestoetsen om het kader verticaal en horizontaal te verschuiven. Verplaats het bijsnijdkader tot het gewenste beeldgebied binnen het kader wordt weergegeven. zzDe kanteling corrigeren U kunt de kanteling van het beeld corrigeren met ± 10°. Draai aan het instelwiel <5> om te selecteren en druk vervolgens op <0>.
d Opnamen overbrengen naar Computer/ FTP‑server U kunt de camera op een computer aansluiten en de kaart gebruiken om opnamen van de kaart naar de computer over te brengen. U kunt de camera tevens aansluiten op een Wireless File Transmitter (apart verkocht) en beelden overbrengen naar een FTP-server. Deze functie wordt rechtstreekse beeldoverdracht genoemd. Rechtstreekse beeldoverdracht wordt uitgevoerd vanaf de camera terwijl u naar het scherm van de camera kijkt.
Opnamen overbrengen naar Computer/FTP‑server de aan-uitschakelaar op <1>. 3 Zet zz Als een bericht om een programma te selecteren op de computer verschijnt, selecteert u [EOS Utility]. ggHet scherm EOS Utility verschijnt op de computer. Gebruik EOS Utility niet wanneer het scherm EOS Utility wordt weergegeven. [Directe overdracht] in stap 6 op pagina 351 wordt niet weergegeven behalve wanneer het hoofdscherm van EOS Utility zichtbaar is, waardoor beeldoverdracht naar de computer wordt voorkomen.
Opnamen overbrengen naar Computer/FTP‑server Opnamen voor overdracht selecteren zzOpnamen selecteren 1 Selecteer [x1: Beeldoverdracht]. 2 Selecteer [Beeldsel./overdr.]. een overdrachtmethode. 3 Selecteer zz Selecteer [Directe overdracht] voor beeldoverdracht naar een computer. 4 Selecteer [Sel.beeld]. de over te brengen beelden. 5 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en 350 om beelden voor overdracht te selecteren en druk op <0>.
Opnamen overbrengen naar Computer/FTP‑server het beeld. 6 Verzend zz Bevestig dat het hoofdscherm van EOS Utility op de computer wordt weergegeven. zz Selecteer [Directe overdracht] en druk op <0>. zz Selecteer [OK] in het bevestigingsvenster om de opnamen over te brengen naar de computer. zz Op deze wijze kunt u ook opnamen overbrengen die met [Meerdere] zijn geselecteerd. ooAls [Sel.
Opnamen overbrengen naar Computer/FTP‑server In een map Door [Mapbeelden niet overgebr.] te selecteren, worden alle niet-verzonden beelden in een map geselecteerd. Door [Mapbeelden overbr. fout] te selecteren, worden alle opnamen in de map geselecteerd waarvoor de overdracht mislukt is. Door [Wis map overbr. historie] te selecteren, wordt de overdrachtshistorie van de opnamen in de map gewist. Nadat de overdrachtshistorie is gewist, kunt u [Mapbeelden niet overgebr.
W Digital Print Order Format (DPOF) Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, afdrukken volgens uw afdrukinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch afdrukken of afdrukopties maken voor een foto-ontwikkelaar. U kunt het afdruktype instellen en instellen of de datum en het bestandsnummer moeten worden afgedrukt, enzovoort.
Digital Print Order Format (DPOF) de instelling. 4 Verlaat zz Druk op de knop . zz Selecteer vervolgens [Sel.beeld] of [Meerdere] om de af te drukken beelden te selecteren. ooRAW-beelden of movies kunnen niet voor afdrukken worden geselecteerd. ooAls u een afbeelding met een groot formaat afdruk met behulp van de instelling [Index] of [Beide] (pag. 353), wordt bij bepaalde printers de index mogelijk niet afgedrukt. Verklein in dat geval het formaat van de opname (pag. 345) en druk de index opnieuw af.
Digital Print Order Format (DPOF) Opnamen selecteren voor afdrukken zzOpnamen selecteren Selecteer en specificeer de beelden een voor een afdruk. Druk op de knop om de afdrukopties op de kaart op te slaan. (1) (2) Standaard/Beide Druk op <0> om een kopie van de weergegeven opname af te drukken. Door op de toetsen te drukken, kunt u het aantal afdrukken instellen op maximaal 99.
Digital Print Order Format (DPOF) Alle beelden in een map Selecteer [Markeer alles in de map] en selecteer de map. Er worden afdrukopties voor één afdruk van alle opnamen in de map opgegeven. Als u [Verwijder alles in de map] selecteert en de map selecteert, worden de afdrukopties voor alle opnamen in die map geannuleerd. Alle beelden op een geheugenkaart Als u [Markeer alles op de kaart] selecteert, wordt één exemplaar van alle beelden op de kaart voor afdrukken gespecificeerd.
p Opnamen selecteren voor een fotoboek U kunt aangeven welke opnamen (maximaal 998) u wilt hebben afgedrukt in een fotoboek. Als u EOS Utility (EOS-software) gebruikt om opnamen te importeren op een computer, worden de geselecteerde opnamen voor een fotoboek naar een speciale map gekopieerd. Deze functie is handig als u online fotoboeken wilt bestellen. Eén opname tegelijk opgeven 1 Selecteer [31: Fotoboek instellen]. 2 Selecteer [Selecteer beelden]. de gewenste opname 3 Selecteer voor het fotoboek.
Opnamen selecteren voor een fotoboek Het beeldbereik voor een fotoboek opgeven Terwijl u de opnamen in de indexweergave bekijkt, kunt u het bereik (beginpunt tot eindpunt) opgeven voor foto's voor een fotoboek. [Meerdere]. 1 Selecteer zz Selecteer onder [31: Fotoboek instellen] de optie [Meerdere]. 2 Selecteer [Selecteer reeks]. het bereik van de beelden op. 3 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. zz Selecteer vervolgens de laatste opname (eindpunt) en druk op <0>.
Opnamen selecteren voor een fotoboek Alle opnamen in een map of op een kaart opgeven U kunt alle opnamen in een map of op een geheugenkaart tegelijk opgeven voor een fotoboek. Onder [x1: Fotoboek instellen] kunt u [Meerdere] instellen op [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] om alle opnamen in de map of op de kaart voor een fotoboek op te geven. Als u de selectie wilt annuleren, selecteert u [Verwijder alles in de map] of [Verwijder alles op de kaart].
5 Instellen In dit hoofdstuk worden menu-instellingen op het insteltabblad ([5]) beschreven. zz Een pictogram M rechts van een paginatitel geeft aan dat de functie alleen beschikbaar is in de modus [t], [d], [s], [f], [a], of [BULB].
Tabblad menu's: instellen zzInstellingen 1 pag. 365 pag. 367 pag. 370 pag. 372 pag. 373 zzInstellingen 2 pag. 376 pag. 377 pag. 378 pag. 379 pag. 380 pag. 383 zzInstellingen 3 pag. 384 pag. 385 pag. 386 pag. 387 pag. 391 pag. 395 pag.
Tabblad menu's: instellen zzInstellingen 4 pag. 397 pag. 402 pag. 402 pag. 403 pag. 406 zzInstellingen 5 pag. 407 pag. 411 zzInstellingen 6 pag. 416 pag. 417 pag. 419 pag. 420 pag. 422 pag. 422 pag.
Tabblad menu's: instellen Als u movies vastlegt, verschijnt het volgende scherm voor [54]. pag. 397 pag. 402 pag. 403 pag. 404 pag. 406 In de modus [A] en [y] verschijnt het volgende scherm voor [56]. pag. 416 pag.
Een map maken en selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. Een map maken 1 Selecteer [51: Selecteer map]. 2 Selecteer [Maak map]. 3 Selecteer [OK].
Een map maken en selecteren Een map selecteren (1) (3) (2) (4) zz Selecteer een map op het mapselectiescherm. zz Vastgelegde beelden worden opgeslagen in de geselecteerde map. (1) (2) (3) (4) Aantal opnamen in de map Laagste bestandsnummer Mapnaam Hoogste bestandsnummer Mappen Een map kan maximaal 9999 opnamen bevatten (bestandsnummers 0001–9999). Wanneer een map vol raakt, wordt er automatisch een nieuwe map gemaakt met een mapnummer dat één cijfer hoger is.
Methoden voor bestandsnummering Aan de vastgelegde beelden die in een map zijn opgeslagen, wordt een bestandsnummer toegekend van 0001 tot 9999. U kunt de nummering van de beeldbestanden wijzigen. (Voorbeeld) BE3B0001.JPG Bestandsnummer 1 Selecteer [51: Bestandnr.]. het item in. 2 Stel zz Selecteer [Nummering]. zz Selecteer [Continu] of [Auto. reset]. zz Als u de bestandsnummering opnieuw wilt instellen, selecteert u [Handm. reset] (pag. 369).
Methoden voor bestandsnummering Continu Als u de bestandsnummering altijd wilt laten doorlopen, zelfs nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Zelfs nadat u de kaart hebt vervangen of een nieuwe map hebt gemaakt, loopt de opeenvolgende bestandsnummering door tot 9999. Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
Methoden voor bestandsnummering Automatisch resetten Als u de bestandsnummering elke keer opnieuw bij 0001 wilt laten beginnen nadat de kaart is vervangen of een nieuwe map is gemaakt. Als u de kaart vervangt of een map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001 voor de nieuwe opnamen. Dit is handig als u de opnamen per kaart of map wilt archiveren.
Bestanden hernoemen Bestandsnamen bestaan uit vier alfanumerieke tekens gevolgd door een (Voorbeeld) BE3B0001.JPG getal van vier cijfers (pag. 367) en de bestandsextensie. U kunt de eerste vier tekens wijzigen. Bestandsnamen vastleggen/wijzigen 1 Selecteer [51: Bestandsnaam]. [Wijzig gebruikersinstelling *]. 2 Selecteer zz [Gebr.inst. 1] U kunt vier tekens naar keuze vastleggen. zz [Gebr.inst. 2] U kunt drie tekens naar keuze vastleggen. Het vierde teken, voor de beeldkwaliteit (pag.
Bestanden hernoemen zz Gebruik de pijltjestoetsen of het instelwiel <5> om een teken te selecteren en druk op <0> om het in te voeren. ] te selecteren, kunt u de zz Door [ invoermodus wijzigen. de instelling. 4 Verlaat zz Druk op de knop en druk vervolgens op [OK]. 5 Selecteer een vastgelegde bestandsnaam. zz Selecteer [Bestandsnaam]. zz Selecteer een vastgelegde bestandsnaam. Een underscore kan niet worden gebruikt als eerste teken.
Automatisch roteren van staande beelden instellen U kunt de instelling voor automatisch roteren wijzigen die beelden bij de weergave rechtop zet welke in verticale stand zijn opgenomen. 1 Selecteer [51: Auto. roteren]. 2 Selecteer een item. zzAanzD Roteert beelden automatisch tijdens het afspelen op zowel de camera als computers. zzAanD Roteert beelden automatisch alleen tijdens het afspelen op computers.
De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde opnamen worden gewist; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert.
De kaart formatteren Formatteer de kaart in de volgende gevallen: zz De kaart is nieuw. zz De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. zz De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. zz Er wordt een kaartfout weergegeven (pag. 607). Low-levelformattering zz Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
De kaart formatteren ooHet kan zijn dat het niet mogelijk is om SDXC-kaarten die zijn geformatteerd met deze camera in andere camera's te gebruiken. Houd er ook rekening mee dat met exFAT geformatteerde kaarten niet door alle computerbesturingssystemen of kaartlezers worden herkend. ooKaarten formatteren of gegevens van de kaart wissen, verwijdert de gegevens niet volledig. Houd hier rekening mee wanneer u de kaart verkoopt of weggooit.
Eco-modus instellen Met deze functie kunt u ervoor zorgen dat de accu minder snel leeg is in de opnamemodus. Als de camera niet in gebruik is, wordt het scherm donker om het accugebruik te beperken. 1 Selecteer [52: Eco-modus]. [Aan]. 2 Selecteer zz Het scherm wordt donker als de camera ca. 2 seconden niet is gebruikt. Ongeveer tien seconden later wordt het scherm uitgeschakeld. zz U kunt het scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken.
Spaarstandfuncties instellen U kunt de timing aanpassen wanneer scherm, camera en zoeker automatisch uitschakelen (Scherm uit, Automatisch uitschakelen en Zoeker uit). 1 Selecteer [52: Spaarstand]. een item. 2 Selecteer zz Ook als [Uitschakelen] is ingesteld op [Uitschakelen], schakelt het scherm uit na de tijd die is ingesteld in [Display uit]. [Display uit] en [Uitschakelen] zijn niet beschikbaar wanneer de Ecomodus is ingesteld op [Aan].
De schermhelderheid aanpassen De helderheid van de zoeker en het scherm kunnen afzonderlijk worden afgesteld. 1 Selecteer [52: Displayheldrh.]. de afstelling. 2 Maak zz Kijk naar het diagram met grijswaarden en druk op de toetsen om de helderheid aan te passen. Druk vervolgens op <0>. zz Kijk door de zoeker tijdens het aanpassen van de helderheid van de zoeker. Als u de belichting van de opname wilt controleren, raden we u aan het histogram te raadplegen (pag. 307).
De schermkleurtoon aanpassen De kleurtoon van de zoeker en het scherm kunnen afzonderlijk worden afgesteld. 1 Selecteer [52: Displaykleurtoon]. de afstelling. 2 Maak zz Druk op de toetsen of draai aan het instelwiel <5> om een om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. zz Kijk door de zoeker tijdens het aanpassen van de kleurtoon van de zoeker.
De datum, tijd en tijdzone instellen Als u de camera voor het eerst inschakelt of als de datum/tijd/zone opnieuw zijn ingesteld, gaat u als volgt te werk om eerst de tijdzone in te stellen. Door eerst de tijdzone in te stellen, kunt u deze instelling gemakkelijk in de toekomst aanpassen als dat nodig is waarna datum/tijd aan de hand daarvan worden bijgewerkt. Omdat de vastgelegde beelden worden aangevuld met de opnamedatum en tijd, moet u de datum en tijd goed instellen. 1 Selecteer [52: Datum/tijd/zone].
De datum, tijd en tijdzone instellen zz Druk op de toetsen en om een [Tijdverschil] te selecteren en druk vervolgens op <0>. zz Druk op de toetsen en om uw keuze in te stellen en druk vervolgens op <0>. zz Druk na het invoeren van de tijdzone of het tijdverschil op de toetsen en om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de datum en de tijd in. 3 Stel zz Druk op de pijltjestoetsen en om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>.
De datum, tijd en tijdzone instellen ooDe datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden teruggezet als de camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum en tijd opnieuw in. ooControleer nadat u de instelling van [Zone/tijdverschil] hebt gewijzigd of de juiste datum en tijd worden aangegeven.
De interfacetaal instellen 1 Selecteer [52: TaalK]. 2 Stel de gewenste taal in.
Het videosysteem instellen Stel het videosysteem in voor elke televisie die wordt gebruikt voor weergave. Deze instelling bepaalt de beschikbare framerates bij het opnemen van movies. 1 Selecteer [53: Videosysteem]. een item. 2 Selecteer zz NTSC Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). zz PAL Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort).
De aanraakbediening instellen 1 Selecteer [53: Aanraakbediening]. een item. 2 Selecteer zz [Standaard] is de normale instelling. zz [Gevoelig] zorgt voor een betere reactie van het touchscreen dan [Standaard]. zz Met [Deactiveren] kunt u de aanraakbediening uitschakelen. Aandachtspunten bij aanraakbediening ooHet scherm is niet drukgevoelig; gebruik dus geen scherpe voorwerpen zoals uw nagel of een balpen op het scherm. ooBedien de touchscreen niet met natte vingers.
Pieptoon voor werking van de camera uitschakelen U kunt de pieptoon uitschakelen als op onderwerpen is scherpgesteld of voor ander handelingen. 1 Selecteer [53: Pieptoon]. een item. 2 Selecteer zz Raak aan U hoort geen pieptoon tijdens bewerkingen via het touchscreen. zz Uitschakelen Schakelt de pieptoon uit als op onderwerpen is scherpgesteld, als u opneemt met de zelfontspanner, en als u aanraakbediening gebruikt.
De accugegevens controleren U kunt de status van de accu die u gebruikt controleren. Door meerdere accu's voor de camera te registreren, kunt u de resterende capaciteit bij benadering controleren, evenals de gebruiksgeschiedenis. Selecteer [53: Accu-info]. (1) (2) (3) (1) (2) (4) (3) (4) (5) (5) Accupositie Model van de accu of stroomvoorziening die u gebruikt. De indicator van het accuniveau (pag. 49) wordt weergegeven, samen met de resterende capaciteit van de accu in stappen van 1%.
De accugegevens controleren Accu's registreren in de camera U kunt maximaal zes LP-E6N/LP-E6-accu's registreren in de camera. Als u meerdere accu's wilt registreren in de camera, volgt u voor elke accu de onderstaande procedure. op de knop . 1 Druk zz Druk, als het scherm met accugegevens wordt weergegeven, op de knop . ggAls de accu niet is geregistreerd, wordt deze grijs weergegeven. 2 Selecteer [Registreer]. [OK]. 3 Selecteer ggDe accu wordt nu wit weergegeven.
De accugegevens controleren Accu's labellen met serienummers Het is handig om de serienummers op geregistreerde LP-E6N/LPE6-accu's te vermelden. Dit kunt u doen met behulp van in de winkel verkrijgbare etiketten. het serienummer op een 1 Schrijf etiket van ca. 25x15 mm (1). (1) 7c40 0300 het etiket op. 2 Plak zz Zet de aan-uitschakelaar op <2>. zz Verwijder de accu uit de camera. zz Plak het etiket zoals aangegeven in de illustratie (op de zijde zonder elektrische contactpunten).
De accugegevens controleren De resterende capaciteit van een geregistreerde accu controleren U kunt de resterende capaciteit controleren van accu's die op dit moment niet in gebruik zijn, evenals hun laatste gebruiksdatum. (1) (3) (2) Zoek het serienummer op. zz Zoek het etiket met het gewenste serienummer en kijk bij hetzelfde serienummer (1) op het scherm met de accugeschiedenis.
f Sensorreiniging De voorkant van de sensor reinigt zichzelf telkens wanneer u de aanuitschakelaar op <2> zet. U kunt de sensorreiniging ook handmatig activeren. Directe sensorreiniging activeren 1 Selecteer [53: Sensorreiniging]. [Reinig nuf]. 2 Selecteer zz Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster.
Sensorreiniging Automatische reiniging inschakelen 1 Selecteer [Auto. reinigingf]. een item. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om een item te selecteren en druk vervolgens op <0>. ooPlaats de camera rechtop op een bureau of een ander oppervlak voordat u begint te reinigen, voor de beste reinigingsresultaten. ooWanneer u de sensorreiniging een aantal keren herhaalt, wordt het resultaat niet echt beter. [Reinig nuf] is direct na het reinigen mogelijk niet beschikbaar voor selectie.
Sensorreiniging Handmatige sensorreinigingM Stof dat na de automatische sensorreiniging is achtergebleven, kunt u handmatig verwijderen met een in de handel verkrijgbare blaasbalg of een vergelijkbaar hulpmiddel. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. 1 Selecteer [Reinig handmatig]. 2 Selecteer [OK]. het objectief en reinig de 3 Verwijder sensor. het reinigen. 4 Beëindig zz Zet de aan-uitschakelaar op <2>.
Sensorreiniging ooTijdens het reinigen van de sensor mag u geen van de onderstaande handelingen verrichten. Als de stroom uitvalt, sluit de sluiter. Dit kan ertoe leiden dat de beeldsensor en de sluitergordijnen worden beschadigd. • De aan-uitschakelaar op <2> zetten. • De accu verwijderen/plaatsen. ooHet oppervlak van de beeldsensor is zeer kwetsbaar. Reinig de sensor voorzichtig. ooGebruik een gewoon blaasbuisje zonder borsteltje. Een borsteltje kan het oppervlak van de sensor beschadigen.
De resolutie van de HDMI-uitgang instellen Stel de uitgangsresolutie in die gebruikt wordt als de camera met een HDMI-kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat. 1 Selecteer [53: HDMI-resolutie]. een item. 2 Selecteer zz Auto De opnamen worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie passend bij de aangesloten televisie. zz 1080p Uitvoer bij 1080p resolutie. Selecteer of u weergave- of vertragingsproblemen wilt voorkomen als de camera van resolutie wisselt.
RAW weergeven op een HDR-tv U kunt RAW-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een HDR-tv. 1 Selecteer [53: HDMI HDR-uitgang]. 2 Selecteer [Aan]. ooBeeldhandelingen zoals RAW verwerken zijn niet mogelijk tijdens HDRweergave. ooJPEG-beelden worden gebruikt voor HDR-weergave in het geval van L (ISO 50-equivalente) beelden of meervoudig belichte RAW-beelden. ooZorg ervoor dat de HDR-tv is ingesteld op HDR-invoer.
Informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven U kunt de details en schermen met informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven op de camera of in de zoeker. Selecteer [54: Opnameinfoscherm]. Informatie op het scherm aanpassen 1 Selecteer [Scherminfo-inst.]. schermen.
Informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven Informatie in de zoeker aanpassen [VF-info/ 1 Selecteer schakelinstellingen]. schermen. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om informatieschermen te selecteren die in de zoeker moeten worden weergegeven: zz Voor schermen die u niet wilt weergeven, drukt u op <0> om de markering [X] te wissen. zz Druk op de knop om het scherm te bewerken. scherm bewerken.
Informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven Verticale zoekerweergave U kunt selecteren hoe zoekerinformatie wordt weergegeven als u staande foto's maakt. 1 Selecteer [Vert. weergave VF]. een item. 2 Selecteer zz Aan Informatie wordt automatisch gedraaid zodat deze gemakkelijker te lezen is. zz Uit Informatie wordt niet automatisch gedraaid. Rasterweergave Op het scherm en in de zoeker kan een raster worden weergegeven. 1 Selecteer [Rasterweergave]. 2 Selecteer een item.
Informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven Het Histogram instellen U kunt de inhoud en de weergavegrootte van het histogram selecteren. 1 Selecteer [Histogram]. een item. 2 Selecteer zz Selecteer de inhoud ([Helderheid] of [RGB]) en de weergavegrootte ([Groot] of [Klein]). zz Druk op de knop om de instelling te bevestigen. Weergave van de scherpstelafstand instellen U kunt bij het gebruik van RF-objectieven de scherpstelafstand weergeven.
Informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven Instellingen wissen U kunt de standaardinstellingen voor [Opname-infoscherm] herstellen. 1 Selecteer [Reset]. 2 Selecteer [OK].
Een prioriteit instellen voor de weergave van opnameprestaties U kunt de prestatieparameter selecteren die prioriteit moet krijgen op het weergavescherm voor foto's. 1 Selecteer [54: Weerg.prestaties]. 2 Selecteer een item. Het weergaveformaat van de zoeker instellen U kunt het weergaveformaat voor de zoekerweergave selecteren. 1 Selecteer [54: Formaat VF-weerg.]. een item. 2 Selecteer zz Druk op de pijltjestoetsen en om te selecteren. zz Druk op <0> om de instelling vast te leggen.
De weergavemodus instellen U kunt de weergavemodus voor opnameschermen selecteren. 1 Selecteer [54: Weergave-inst.]. een item. 2 Selecteer zz Automatisch Gebruik het scherm voor weergave maar wissel naar de zoeker als u daar doorheen kijkt. zz Handmatig U kunt de weergave beperken tot het scherm of de zoeker. weergave op scherm of in 3 Selecteer de zoeker. zz Druk op <0> om de instelling te bevestigen.
De werking van de ontspanknop aanpassen U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van movies worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt. 1 Selecteer [54: Functie knop V]. een item. 2 Selecteer zz Half ingedrukt Geef aan of half indrukken van de ontspanknop meting, meting en Servo AF voor movies of meting en 1-beeld AF start. zz Voll. ingedrukt Geef aan of het volledig indrukken van de ontspanknop wordt genegeerd of het opnemen van de movie start/ stopt. Als [Voll.
1 Help Als [zHelp] onder een menu wordt weergegeven, kunt u een beschrijving over de functie weergeven door op de knop te drukken. Druk opnieuw op de knop om het Help-scherm te sluiten. Om door het scherm te bladeren als rechts een schuifbalk (1) verschijnt, drukt u op de pijltjestoetsen of of draait u aan het instelwiel <5>.
Help Grootte helptekst U kunt de tekstgrootte voor het Help-scherm wijzigen. 1 Selecteer [54: Grootte helptekst]. 2 Selecteer een item.
Draadloze functies instellen U kunt de camera draadloos verbinden met een smartphone of computer en uw opnames verzenden of de camera op afstand bedienen. [55: Inst. draadloze 1 Selecteer communicatie]. het item in. 2 Stel zz Zie voor details hoofdstuk 6, “Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies”.
Draadloze functies instellen Opnemen met een afstandsbediening Door de camera te verbinden via Bluetooth met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (apart verkocht, ondersteunt Bluetooth lage energie-technologie), kunt u opnamen op afstand maken tot ca. 5 m van de camera. Koppelen Om de BR-E1 te gebruiken, moet u eerst de camera en de afstandsbediening koppelen (verbinden en registeren). Selecteer [55: Inst. draadloze 1 communicatie]. 2 Selecteer [Bluetooth-functie]. 3 Selecteer [Bluetooth-functie].
Draadloze functies instellen [Pairing]. 5 Selecteer zz Selecteer [Pairing]. zz Houd de knoppen en op de BR-E1 tegelijkertijd 3 seconden of langer ingedrukt. ggHet koppelen begint vervolgens. Nadat het koppelen is voltooid, is de BR-E1 op de camera geregistreerd. Tijdens foto's maken de camera in voor opnamen 6 Stel maken op afstand. zz Selecteer [Q] of [k] als transportmodus (pag. 144). Tijdens movies opnemen zz Selecteer in [z2: Afst.bediening], [Inschakelen].
Draadloze functies instellen Het koppelen annuleren Wis informatie over de verbonden afstandsbediening voordat u met een andere BR-E1 koppelt. Selecteer [55: Inst. draadloze 1 communicatie]. 2 Selecteer [Bluetooth-functie]. [Verbindingsinfo contr./ 3 Selecteer wissen]. 4 Druk op de knop . de verbindingsinformatie. 5 Wis zz Selecteer [OK].
Opnamen van een geotag voorzien U kunt beelden van geotags voorzien met GPS-ontvanger GP-E2 (apart verkocht) of een smartphone die Bluetooth ondersteunt. De GP-E2 gebruiken de GP-E2 op de camera. 1 Bevestig zz Bevestig de GP-E2 op de flitsschoen van de camera en schakel hem in. Raadpleeg de instructiehandleiding van de GP-E2 voor meer informatie. [55: Instellingen GPS2 Selecteer systeem]. 3 Selecteer [GPS-ontvanger]. de opname.
Opnamen van een geotag voorzien Een smartphone gebruiken De toepassing Camera Connect (gratis) moet op de smartphone zijn geïnstalleerd. Zie pagina 427 voor informatie over het installeren van Camera Connect. De smartphone als GPS-apparaat opgeven locatiediensten op de 1 Activeer smartphone. een Bluetooth-verbinding op. 2 Zet zz Breng via Bluetooth verbinding tot stand tussen de camera en een smartphone. Zie pagina 429 voor meer informatie. Selecteer [55: Instellingen GPS3 systeem].
Opnamen van een geotag voorzien [Smartphone]. 4 Selecteer zz Selecteer [Smartphone] in [GPS- systeem sel.]. ggLocatie-informatie kan nu worden opgehaald van de smartphone. zz Selecteer [GPS-informatiedisplay] op het scherm [Instellingen GPS-systeem] om de verkregen geotaginformatie (lengtegraad, breedtegraad, hoogte en UTC-tijd) te controleren. de opname. 5 Maak zz Beelden worden van geotags voorzien met de informatie van de smartphone.
Opnamen van een geotag voorzien Weergave GPS-verbinding U kunt de status van de verkregen locatie-informatie op de smartphone bekijken op de schermen voor foto's of movie-opnames (respectievelijk pag. 619 en pag. 621). ●●Grijs: locatiediensten zijn uitgeschakeld. ●●Knipperend: locatie-informatie kan niet worden opgehaald. ●●Aan: Locatie-informatie opgehaald Zie de GP-E2 instructiehandleiding voor details over hoe de GPSverbindingsstatus wordt weergegeven bij gebruik van de GP-E2.
Opnamen van een geotag voorzien ooDe smartphone kan locatie-informatie alleen ophalen als hij met de camera is verbonden via Bluetooth. ooRoute-informatie wordt niet opgehaald. ooDe opgehaalde locatie-informatie is mogelijk niet nauwkeurig afhankelijk van de reisomstandigheden en de status van de smartphone. ooHet kan even duren voordat locatie-informatie is opgehaald van de smartphone nadat de camera is ingeschakeld. ooLocatie-informatie wordt niet langer opgehaald na een van de volgende handelingen.
R De multifunctievergrendeling instellen Geef aan welke camerabediening vergrendeld moet worden als de multifunctievergrendeling is ingeschakeld. Dit kan helpen bij het per ongeluk wijzigen van instellingen. Selecteer [56: 1 Multifunctievergrendeling]. de te vergrendelen 2 Selecteer camerabediening. zz Druk op <0> om een vinkje toe te voegen [X]. zz Selecteer [OK]. ggDoor op de knop te drukken, wordt de geselecteerde [X] camerabediening vergrendeld.
w: Aangepaste opnamemodi vastleggenN U kunt actuele camera-instellingen vastleggen, zoals instellingen voor opnemen, menu en aangepaste opnamefuncties, als Aangepaste opnamemodi toegewezen aan de modi tot . U kunt verschillende functies registeren voor gebruik bij foto's maken of movieopnames. [56: Aangep. 1 Selecteer opnamemodus (C1-C3)]. 2 Selecteer [Registreer instellingen]. de gewenste items vast.
Aangepaste opnamemodi vastleggen My Menu-instellingen worden niet vastgelegd onder Aangepaste opnamemodi. U kunt opname- en menu-instellingen ook veranderen in de Aangepaste opnamemodi.
De standaard instellingen van de camera herstellenN De standaardwaarden voor de instellingen van de camera voor opnamefuncties en menufuncties kunnen worden hersteld. [56: Wis alle camera1 Selecteer instellingen]. 2 Selecteer [OK]. Zie pag. 554 voor meer informatie over het wissen van alle persoonlijke voorkeuren.
Copyrightinformatie instellenN Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan de opname toegevoegd. Selecteer [56: 1 Copyrightinformatie]. 2 Selecteer een item. tekst in. 3 Voer zz Gebruik de pijltjestoetsen of het instelwiel <5> om een teken te selecteren en druk op <0> om het in te voeren. zz Door [ ] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen. zz U kunt maximaal 63 tekens invoeren. zz Selecteer [ ] of druk op de knop om onnodige tekens te wissen.
Copyrightinformatie instellen De copyrightinformatie controleren Wanneer u bij stap 2 [Geef copyrightinfo weer] selecteert, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] controleren. De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. Als de vermelding voor “Auteur” of “Copyright” lang is, wordt deze mogelijk niet helemaal weergegeven wanneer u [Geef copyrightinfo weer] selecteert.
Andere informatie controleren zzInstructiehandleidingen downloaden Selecteer [56: Handleiding/software URL] en scan de weergegeven QR-code met een smartphone om instructiehandleidingen te downloaden. Houd er rekening mee dat u een app nodig hebt om QR-codes te scannen. zzCertificatielogo's weergevenM Selecteer [56: Certificaatlogo weergeven] om een aantal van de logo's van de cameracertificaten weer te geven.
6 Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies In dit hoofdstuk is beschreven hoe vastgelegde beelden via Wi-Fi® van de camera naar een reeks compatibele apparaten kunnen worden verzonden, en hoe u webservices gebruikt.
Wat u kunt doen met Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies (CANON iMAGE GATEWAY) (4) Opnamen naar een webservice versturen (3) Opnamen afdrukken met een Wi-Fi-printer (1) Communiceren met een smartphone (2) Gebruik met EOSsoftware of andere speciale software Belangrijk Let op: Canon is niet aansprakelijk voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste draadloze communicatie-instellingen bij gebruik van de camera.
Wat u kunt doen met Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies (1) q Communiceren met een smartphone (pag. 427) Bedien de camera op afstand en blader door beelden op de camera via een Wi-Fi-verbinding met behulp van de speciale app Camera Connect op smartphones en tablets (waarnaar gezamenlijk wordt verwezen als “smartphones”in deze handleiding). (2) D Gebruik met EOS-software of andere speciale software (pag.
Wat u kunt doen met Wi-Fi (Draadloze communicatie) functies Bluetooth® functies Door de camera te koppelen met een smartphone die de Bluetooth lage-energie technologie ondersteunt (hierna “Bluetooth”) kunt u: ●●Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen vanaf de camera of de smartphone zelf (pag. 448, 511) ●●Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen met de camera ook als deze is uitgeschakeld (pag. 437) ●●Beelden van geotags voorzien met GPS-informatie verkregen door de smartphone (pag.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de camera rechtstreeks met een smartphone met Bluetooth-ondersteuning verbindt via Wi-Fi. zz Door via Wi-Fi te communiceren met een smartphone, kunt u het volgende doen: ●●Bekijk opnamen die op de camera zijn opgeslagen, op een smartphone of sla bekeken opnamen op een smartphone op. ●●Bedien de camera om opnamen te maken of camera-instellingen te wijzigen met behulp van een smartphone.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi zz Gebruik de nieuwste versie van het besturingssysteem van de smartphone. zz Camera Connect kan worden geïnstalleerd via Google Play of de App Store. Google Play en de App Store zijn tevens bereikbaar met de QR-codes die verschijnen als de camera via Wi-Fi wordt gekoppeld of verbonden met een smartphone. Android iOS ooRaadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Verbinden met een smartphone met Bluetoothondersteuning via Wi-Fi Stappen op de camera (1) [55: Inst. draadloze 1 Selecteer communicatie]. 2 Selecteer [Instellingen Wi-Fi]. 3 Selecteer [Wi-Fi]. [Inschakelen]. 4 Selecteer zz Druk nadat het scherm [Instellingen Wi-Fi] is verschenen op de knop om terug te keren naar het scherm [Inst. draadloze communicatie].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi 5 Selecteer [Bluetooth-functie]. 6 Selecteer [Bluetooth-functie]. 7 Selecteer [Smartphone]. 8 Registreer [Bijnaam]. zz Druk bij gebruik van de bijnaam op de knop . zz U kunt de bijnaam van het apparaat naar wens veranderen (pag. 514).
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi 9 Selecteer [OK]. 10 Selecteer [Pairing]. een item. 11 Selecteer zz Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven]. zz Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteer dan [Android] of [iOS], scan de QRcode met de smartphone en ga naar Google Play of App Store en installeer Camera Connect. ggHet koppelen begint vervolgens.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Stappen op de smartphone (1) 12 Schakel de Bluetooth-functie in. 13 Start Camera Connect. de camera waarmee moet 14 Selecteer worden gekoppeld. ggAls u een Android-smartphone gebruikt, gaat u naar stap 16. 15 Tik op [Pair/Koppelen] (alleen iOS).
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Stappen op de camera (2) 16 Selecteer [OK]. op <0>. 17 Druk zz Het koppelen is nu voltooid en de camera is via Bluetooth verbonden met de smartphone. ggEen Bluetooth-pictogram verschijnt op het hoofdscherm van Camera Connect. ooKoppelen of Bluetooth-verbindingen zijn niet mogelijk als de camera is verbonden met een computer of een ander apparaat met een interfacekabel. ooDe camera kan niet via Bluetooth met twee of meer apparaten tegelijkertijd worden verbonden.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Stappen op de smartphone (2) een Camera Connect18 Selecteer functie. zz Selecteer in iOS [Verbind] als een bericht verschijnt om de cameraverbinding te bevestigen. zz Zie pagina 444 voor de Camera Connect-functies. ggAls een Wi-Fi-verbinding tot stand is gekomen verschijnt het scherm voor de geselecteerde functie. gg[qWi-Fi aan] wordt weergegeven op de camera. ggDe Bluetooth- en Wi-Fi pictogrammen lichten op hoofdscherm van Camera Connect op.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi zz Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fiverbinding verbreken” (pag. 457). zz Als u de Wi-Fi-verbinding afsluit, wisselt de camera naar de Bluetooth-verbinding. zz Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 509). Het scherm [qWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten zz Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen zz U kunt de instellingen controleren.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Scherm [Bluetooth-functie] Op het scherm [Bluetooth-functie] kunt u de instellingen van de Bluetooth-functie controleren of instellen. Bluetooth-functie zz Selecteer het apparaat waarmee moet worden gekoppeld. zz Selecteer [Uitschakelen] als u de Bluetooth-functie niet gebruikt. Koppelen zz Koppel de camera met het apparaat dat is geselecteerd in [Bluetoothfunctie].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Verb. blijven als uit zz Door [Inschakelen] te selecteren, kunt u ook als de camera is uitgeschakeld beelden op de camera bekijken en deze op andere manieren bedienen via Wi-Fi. Zie voor details “Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als de camera is uitgeschakeld”.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen als de camera is uitgeschakeld Camera Connect. 1 Start zz Start Camera Connect op een smartphone die via Bluetooth gekoppeld is met de camera. [Images on camera/ 2 Selecteer Beelden op camera]. zz Tik in het menu Camera Connect op [Images on camera/Beelden op camera]. Selecteer in iOS [Verbind] als een bericht verschijnt om de cameraverbinding te bevestigen.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Registratie van een gekoppeld apparaat verwijderen Om de camera met een andere smartphone te koppelen, wist u de informatie van het gekoppelde apparaat op het scherm [Bluetoothfunctie] (pag. 436). Stappen op de camera [Verbindingsinfo contr./ 1 Selecteer wissen]. 2 Druk op de knop . de verbindingsinformatie. 3 Wis zz Selecteer [OK]. Stappen op de smartphone de cameraregistratie.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Verbinden met een smartphone via Wi-Fi vanaf het menu [Wi-Fi-functie] Stappen op de camera (1) Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een bijnaam op. 3 Geef zz Voer een bijnaam in als het scherm 4 [Bijnaam] verschijnt (pag. 430). Selecteer [q] (Verbinden met smartphone). zz Als de geschiedenis (pag.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi een item. 6 Selecteer zz Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven]. zz Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteer dan [Android] of [iOS] op het scherm links, scan de QR-code met de smartphone en ga naar Google Play of de App Store en installeer Camera Connect. (1) (2) de SSID (netwerknaam) 7 Controleer en het wachtwoord. zz Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Stappen op de smartphone Scherm van smartphone (voorbeeld) met de smartphone om 8 Werk een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. zz Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en selecteer vervolgens de SSID (netwerknaam) gecontroleerd in stap 7. zz Voer als wachtwoord het in stap 7 gecontroleerde wachtwoord in. Camera Connect. 9 Start zz Wanneer het scherm [Wachten op verbinding] op de camera verschijnt, start u Camera Connect op de smartphone.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi ggHet hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. zz Bedien de camera met Camera Connect. Zie pagina 444. zz Zie voor het beëindigen van de Wi-Fi-verbinding “De Wi-Fiverbinding verbreken” (pag. 457). zz Zie voor het herstellen van de verbinding via Wi-Fi “Opnieuw verbinden via Wi-Fi” (pag. 509). Het scherm [qWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten zz Verbreekt de Wi-Fi-verbinding.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi De camera met een smartphone bedienen Hier volgt een beschrijving van de belangrijkste functies van Camera Connect. Images on camera (Beelden op camera) zz Opnamen op de camera kunnen worden bekeken. zz Opnamen op de camera kunnen op een smartphone worden opgeslagen. zz Handelingen zoals opnamen verwijderen kunnen op opnamen op de camera worden uitgevoerd.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi ooAls de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie opneemt, gebeurt het volgende. • Elke movie-opname die actief is in de movie-opnamemodus blijft doorgaan. • Elke movie-opname die actief is in de Foto-opnamemodus stopt. ooU kunt de camera niet voor opnames gebruiken nadat Camera Connect is gebruikt om te wisselen van foto-opnamemodus naar filmopnamemodus.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Beelden terwijl u opnamen maakt automatisch naar een smartphone verzenden Uw opnamen kunnen automatisch worden verzonden. Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi. Selecteer [55: Inst. draadloze 1 communicatie]. 2 Selecteer [Instellingen Wi-Fi]. [Verzend n. smartphone na 3 Kies opn.]. [Autom. verzenden] in op 4 Stel [Inschakelen].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi [Te verz. formaat]. 5 Stel zz Selecteer het beeldformaat en druk op <0>. 6 Maak de opname.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Beelden naar een smartphone vanaf de camera verzenden U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi. (1) [Beelden n. smartphone verz.] selecteren om beelden te verzenden Selecteer [55: Inst. draadloze 1 communicatie]. [Beelden n. smartphone 2 Selecteer verz.].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi (2) Beelden verzenden vanuit het scherm Snel instellen bij het weergeven 1 Geef de opname weer. 2 Druk op de knop . [q]. 3 Selecteer ggAls u deze stap uitvoert terwijl u verbonden bent via Bluetooth, wordt een bericht weergegeven en schakelt de verbinding over naar een Wi-Fiverbinding. verzendopties en verzend 4 Selecteer de beelden.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi (3) Verzendopties selecteren en de beelden verzenden Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. 1 zz Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <5> om een afbeelding te selecteren om te verzenden en druk vervolgens op <0>. zz U kunt op de knop <1> drukken en het instelwiel <6> linksom draaien om de opname te selecteren met de indexweergave. [Wrg. bld. vrz.]. 2 Selecteer zz In [Te verz.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Meerdere geselecteerde beelden verzenden 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Gesel. verz.]. de opnamen die u wilt 3 Selecteer verzenden. zz Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <5> om een afbeelding te selecteren om te verzenden en druk vervolgens op <0>. zz U kunt op de knop <1> drukken en het instelwiel <6> linksom draaien om de beelden die u wilt verzenden te selecteren met de weergave van drie beelden.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi afsluiten. 4 Beeldselectie zz Selecteer [OK]. [Te verz. formaat]. 5 Selecteer zz Stel dit naar wens in. zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. 6 Selecteer [Verzend.]. Een opgegeven bereik aan beelden verzenden 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Reeks verzend.].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi het bereik van de beelden op. 3 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt) en druk op <0>. zz Selecteer het laatste beeld (eindpunt) en druk op <0>. zz Herhaal deze stap om de selectie op te heffen. zz U kunt op de knop <1> drukken en het instelwiel <6> draaien om het aantal opnamen dat wordt weergegeven in de indexweergave te wijzigen. het bereik. 4 Bevestig zz Druk op de knop . [Te verz. formaat]. 5 Selecteer zz Stel dit naar wens in.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Alle beelden op de kaart verzenden 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle op krt vrz.]. [Te verz. formaat]. 3 Selecteer zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. 4 Selecteer [Verzend.].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen als ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Zie voor details over [Beeldzoekvoork. instellen] “Opnamen filteren voor weergave” (pag. 313). 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle gev. vrz.]. [Te verz. formaat]. 3 Selecteer zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. 4 Selecteer [Verzend.].
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Beeldoverdracht beëindigen Opnamen overbrengen van de camera indien gekoppeld via Bluetooth (Android) zz Druk op de knop op het scherm voor beeldoverdracht. zz Selecteer [OK] op het scherm links om de beeldoverdracht te beëindigen en de Wi-Fi-verbinding te sluiten. Beelden van de camera via een Wi-Fi-verbinding verzenden zz Druk op de knop op het scherm voor beeldoverdracht.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi ooTijdens de beeldoverdracht kan geen opname worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. ooDe camera kan niet via Wi-Fi worden verbonden met meerdere smartphones als hij via Wi-Fi met een ander apparaat is verbonden. ooAls u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u tijdens de overdracht [Annuleer]. ooU kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi Beelden die kunnen worden bekeken specificeren U kunt op de camera instellen welke beelden op de smartphone worden weergegeven. Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven. [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. [q]. 2 Selecteer zz Als de geschiedenis (pag. 509) wordt weergegeven, wissel het scherm met de knoppen. [Apparaatgegevens 3 Selecteer bewerken]. een smartphone.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi 5 Selecteer [Weerg. beelden]. een item. 6 Selecteer zz Selecteer [OK] om het instelscherm te openen. [Alle beelden] Alle opnamen op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug. zz Selecteer een item. zz Wanneer [Afgel. dgn gem.
Verbinden met een smartphone via Wi-Fi [Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. zz Nadat u het type classificatie hebt geselecteerd, worden de beelden die kunnen worden bekeken ingesteld. [Bestandsnummerreeks] (Select. reeks) Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd.
Verbinden met een computer via Wi-Fi In deze sectie wordt beschreven hoe u de camera via Wi-Fi met een computer verbindt en hoe u de camera bedient met EOS-software of andere speciale software. Installeer de laatste versie van EOSsoftware of andere speciale software op de computer voordat u een Wi-Fi-verbinding instelt. Raadpleeg de handleiding van de computer voor de gebruiksaanwijzingen voor de computer.
Verbinden met een computer via Wi-Fi [Registreer apparaat v. 5 Selecteer verbind.]. (1) (2) de SSID (netwerknaam) 6 Controleer en het wachtwoord. zz Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. zz Als u in [Instellingen WiFi] [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of is het niet vereist. Zie pagina 533 voor meer informatie. Stappen op de computer (1) Scherm van computer (voorbeeld) de SSID en voer het 7 Selecteer wachtwoord in.
Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) [OK]. 8 Selecteer ggHet volgende bericht wordt weergegeven. “******” staat voor de laatste zes cijfers van het MAC-adres van de camera waarmee u verbinding maakt. Stappen op de computer (2) 9 Start de EOS Utility. in EOS Utility op [Pairing over 10 Klik Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/LAN]. zz Als een bericht wordt weergegeven met betrekking tot de firewall, selecteert u [Yes/Ja]. op [Connect/Verbinden].
Verbinden met een computer via Wi-Fi Stappen op de camera (2) een Wi-Fi-verbinding tot stand. 12 Breng zz Selecteer [OK]. Het scherm [DWi-Fi aan] Verbreken, afsluiten zz Verbreekt de Wi-Fi-verbinding. Bevestig instellingen zz U kunt de instellingen controleren. Foutdetails zz Als een Wi-Fi-verbindingsfout optreedt, kunt u de details van de fout controleren. De Wi-Fi-verbinding met een computer is nu voltooid. zz Bedien de camera met de EOS Utility op de computer.
Verbinden met een computer via Wi-Fi ooAls de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een movie opneemt, gebeurt het volgende. • Elke movie-opname die actief is in de movie-opnamemodus blijft doorgaan. • Elke movie-opname die actief is in de Foto-opnamemodus stopt. ooHandelingen met de camera zijn niet mogelijk nadat u EOS Utility hebt gebruikt om van foto-opnamemodus te wisselen naar filmopnamemodus.
Verbinden met een computer via Wi-Fi Beelden automatisch naar een computer verzenden Met de speciale software Image Transfer Utility 2 kunt u beelden van de camera automatisch naar een computer verzenden. Stappen op de computer (1) verbinding met de computer 1 Maak en een access point en start Image Transfer Utility 2. zz Open in Image Transfer Utility 2 het scherm waarmee u instellingen voor het koppelen kunt configureren.
Verbinden met een computer via Wi-Fi 4 Selecteer [OK]. verbinding met een access 5 Maak point via Wi-Fi. zz Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand tussen de camera en het access point waarmee de computer is verbonden. Raadpleeg voor verbindingsinstructies “Wi-Fi-verbinding via Access Points” (pag. 496). de computer waarmee de 6 Selecteer camera moet worden gekoppeld. Stappen op de computer (2) camera en computer. 7 Koppel zz Selecteer de camera en klik op [Pairing].
Verbinden met een computer via Wi-Fi Beelden op de camera automatisch naar een computer verzenden op het scherm 1 Selecteer [Instellingen Wi-Fi] de optie [Blden aut. n. computer verz.]. 2 Selecteer [Beeldverzendingsopties]. Selecteer de opnamen die u wilt 3 verzenden. zz Als u [Gesel. blden] in [Verzendbereik] selecteert, geef dan de te verzenden beelden op het scherm [Selecteer te verzenden beelden] op. verbinding met de computer 4 Maak en een access point en start Image Transfer Utility 2.
Verbinden met een printer via Wi-Fi In dit gedeelte wordt beschreven hoe u beelden kunt afdrukken door de camera rechtstreeks met een printer te verbinden via Wi-Fi. Raadpleeg de handleiding van de printer voor de gebruiksaanwijzingen voor de printer. Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een bijnaam op.
Verbinden met een printer via Wi-Fi (1) (2) de SSID (netwerknaam) 6 Controleer en het wachtwoord. zz Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op de camera worden weergegeven. zz Als u in [Instellingen WiFi] [Wachtwoord] op [Geen] instelt, wordt het wachtwoord niet weergegeven of is het niet vereist. Zie pagina 533 voor meer informatie. de printer. 7 Installeer zz Selecteer in het Wi-Fi- instellingenmenu van de printer de SSID die u hebt gemarkeerd.
Verbinden met een printer via Wi-Fi Een Wi-Fi-verbinding is mogelijk met Wi-Fi-printers die ondersteuning bieden voor PictBridge (Wireless LAN). Om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen via een access point, zie “Wi-Fi verbinding via Access Points” (pag. 496).
Verbinden met een printer via Wi-Fi Beelden afdrukken Afzonderlijke beelden printen de opname die u wilt 1 Selecteer afdrukken. zz Druk op de toetsen en of draai aan het instelwiel <5> om een afbeelding te selecteren om af te drukken en druk vervolgens op <0>. zz U kunt op de knop drukken en het instelwiel <6> linksom draaien om de opname te selecteren met de indexweergave. 2 Selecteer [Beeld printen]. de opname af. 3 Druk zz Zie pagina 475 voor de instelprocedure voor afdrukinstellingen.
Verbinden met een printer via Wi-Fi Opties opgeven bij printen 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Printopties]. de gewenste afdrukopties in. 3 Stel zz Raadpleeg voor meer informatie over de instellingsprocedure het gedeelte “Digital Print Order Format (DPOF)” (pag. 353). zz Als de printopties zijn voltooid voordat u de verbinding tot stand hebt gebracht, gaat u naar stap 4. [Print]. 4 Selecteer zz [Print] kan alleen worden geselecteerd als een beeld is geselecteerd en de printer klaar is om af te drukken.
Verbinden met een printer via Wi-Fi de opname af. 6 Druk zz Als [OK] wordt geselecteerd, start het afdrukken. ooAls een Wi-Fi-verbinding met een printer actief is, kan geen foto worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. ooU kunt movies niet afdrukken. ooVergeet niet het papierformaat in te stellen voordat u gaat printen. ooBepaalde printers kunnen het bestandsnummer mogelijk niet printen. ooAls [Randen] is ingesteld, is het mogelijk dat de datum op de rand wordt geprint.
Verbinden met een printer via Wi-Fi Afdrukinstellingen De schermweergave en instellingsopties verschillen per printer. Sommige instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Scherm met printinstellingen (1) (2) (3) (4) (5) (6) (8) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (7) Hiermee schakelt u het afdrukken van datum of bestandsnummer in of uit (pag. 477). Hiermee stelt u de afdrukeffecten in (pag. 477).
Verbinden met een printer via Wi-Fi [Q] Het papierformaat instellen zz Selecteer het formaat van het papier in de printer. [Y] De papiersoort instellen zz Selecteer het type papier in de printer. [U] De pagina-indeling instellen zz Selecteer de pagina-indeling. Randloos Randen xx-plus Standaard Afdrukken zonder rand. Als uw printer niet kan afdrukken zonder randen, wordt het beeld met randen afgedrukt. Afdrukken met een witte rand rondom het beeld.
Verbinden met een printer via Wi-Fi Het afdrukken van de datum en het bestandsnummer instellen zz Selecteer [I]. zz Selecteer wat u wilt afdrukken. De afdrukeffecten instellen (Beeld optimaliseren) De schermweergave kan per printer verschillen. zz Selecteer [E]. zz Selecteer afdrukeffecten. Optie [E] Standaard [E] Aan Afdrukeffect Afdrukeffecten kunnen per printer verschillen. Raadpleeg de instructiehandleiding van de printer voor meer informatie. Drukt af met de standaardkleuren van de printer.
Verbinden met een printer via Wi-Fi Het aantal exemplaren instellen zz Selecteer [R]. zz Stel het aantal af te drukken exemplaren in. Bij de instelling [Standaard] voor afdrukeffecten en andere opties worden de standaardinstellingen van de printer gebruikt zoals deze door de fabrikant zijn ingesteld. Raadpleeg de instructiehandleiding bij de printer voor de [Standaard]-instellingen.
Verbinden met een printer via Wi-Fi De opname bijsnijden Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt. Als u andere afdrukinstellingen wijzigt nadat u beelden hebt bijgesneden, moet u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden. 1 Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen. de grootte, positie en aspect ratio van het 2 Stel bijsnijdkader in. zz Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt. U kunt de vorm van het kader (aspect ratio) wijzigen met [Papier inst.].
Verbinden met een printer via Wi-Fi ooAfhankelijk van de printer is het mogelijk dat het bijgesneden beeldgebied niet wordt afgedrukt zoals u hebt opgegeven. ooDe afgedrukte foto wordt korreliger naarmate u het bijsnijdkader verkleint. Printerproblemen oplossen Als het afdrukken niet wordt hervat nadat u een printerfout hebt opgelost (geen inkt, geen papier, enzovoort) en [Doorgaan] hebt geselecteerd, gebruik dan de knoppen op de printer.
Beelden naar een webservice verzenden In dit gedeelte wordt beschreven hoe u webservices gebruikt om beelden te verzenden. Webservices registreren Gebruik een smartphone of computer om uw webservices toe te voegen aan de camera. zz Een smartphone of computer met browser en internettoegang is nodig om de camera-instellingen voor CANON iMAGE GATEWAY en andere webservices in te voeren.
Beelden naar een webservice verzenden CANON iMAGE GATEWAY registreren Koppel de camera en CANON iMAGE GATEWAY door CANON iMAGE GATEWAY als bestemmingswebservice toe te voegen op de camera. U moet een e-mailadres invoeren dat u op uw computer of smartphone gebruikt. Stappen op de camera (1) Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een bijnaam op.
Beelden naar een webservice verzenden een Wi-Fi-verbinding tot 6 Breng stand. zz Ga naar stap 7 op pagina 498 (PBCmodus), stap 7 op pagina 502 (PINmodus), of stap 7 op pagina 505 (handmatig). uw e-mailadres in. 7 Voer zz Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK]. een viercijferig nummer in. 8 Voer zz Voer een zelfgekozen viercijferig nummer in en selecteer [OK]. [OK]. 9 Selecteer ggHet pictogram [R] verandert in [ ].
Beelden naar een webservice verzenden Stappen op de computer of smartphone webkoppeling op de camera 10 De instellen. zz Open de pagina in het meldingsbericht. zz Volg de instructies op de pagina met instellingen voor het koppelen van de camera om de instellingen te voltooien. Stappen op de camera (2) CANON iMAGE GATEWAY als 11 Voeg bestemming toe. zz Selecteer [ ]. ggCANON iMAGE GATEWAY is nu toegevoegd.
Beelden naar een webservice verzenden Andere webservices registreren Stappen op de computer of smartphone de webservice in die u wilt 1 Stel gebruiken. zz Ga naar de CANON iMAGE GATEWAY-website en open de instellingenpagina voor de camera webkoppeling. zz Volg de instructies op het scherm om de instellingen voor de webservices te voltooien die u wilt gebruiken. Stappen op de camera de geconfigureerde 2 Voeg webservice als bestemming in. zz Selecteer op het scherm [Wi-Fifunctie] de optie [ ].
Beelden naar een webservice verzenden Een Wi-Fi-verbinding tot stand brengen [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een webservice. 2 Selecteer zz Als de geschiedenis (pag. 509) wordt weergegeven, wissel het scherm met de knoppen. zz Er wordt mogelijk een scherm weergegeven om een bestemming te selecteren afhankelijk van het type en de instellingen van de webservice (pag. 508).
Beelden naar een webservice verzenden Beelden naar een webservice verzenden U kunt beelden met uw familie en vrienden delen door deze vanaf de camera naar een op de camera geregistreerde webservice te sturen of door koppelingen van de online albums te verzenden. Afzonderlijke beelden verzenden een beeld dat u wilt 1 Selecteer verzenden. zz Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <5> om een afbeelding te selecteren om te verzenden en druk vervolgens op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden Meerdere geselecteerde beelden verzenden 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Gesel. verz.]. de beelden die u wilt 3 Selecteer verzenden. zz Druk op de pijltjestoetsen en of draai aan het instelwiel <5> om een afbeelding te selecteren om te verzenden en druk vervolgens op <0>. zz U kunt op de knop <1> drukken en het instelwiel <6> linksom draaien om de beelden die u wilt verzenden te selecteren met de weergave van drie beelden.
Beelden naar een webservice verzenden [Te verz. formaat]. 4 Selecteer zz Wanneer YouTube als bestemming is geselecteerd, wordt [Te verz. formaat] niet weergegeven. zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. [Verzend.]. 5 Selecteer zz Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. zz Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord].
Beelden naar een webservice verzenden Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Geef het bereik op van beelden om alle beelden binnen dit bereik in een keer te verzenden. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Reeks verzend.]. het bereik van de beelden op. 3 Geef zz Selecteer het eerste beeld (beginpunt). zz Selecteer het laatste beeld (eindpunt). ggDe beelden worden geselecteerd en [X] wordt weergegeven. zz Herhaal deze stap om de selectie op te heffen.
Beelden naar een webservice verzenden [Te verz. formaat]. 5 Selecteer zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. [Verzend.]. 6 Selecteer zz Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. zz Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. zz Gebruik de toetsen om door het scherm te bladeren. Alle beelden op de kaart verzenden 1 Druk op <0>.
Beelden naar een webservice verzenden [Te verz. formaat]. 3 Selecteer zz Stel dit naar wens in. zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. [Verzend.]. 4 Selecteer zz Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. zz Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. zz Gebruik de toetsen om door het scherm te bladeren.
Beelden naar een webservice verzenden Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Verzend alle beelden tegelijk die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [Beeldzoekvoork. instellen]. Raadpleeg “Opnamen filteren voor weergave (pag. 313)” voor details over [Beeldzoekvoork. instellen]. 1 Druk op <0>. 2 Selecteer [Alle gev. vrz.]. [Te verz. formaat]. 3 Selecteer zz Stel dit naar wens in. zz Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat.
Beelden naar een webservice verzenden [Verzend.]. 4 Selecteer zz Selecteer [OK] op het scherm nadat de afbeeldingen zijn verzonden om de Wi-Fi-verbinding af te sluiten. zz Wanneer het scherm met de [Gebruiksvoorwaarden] wordt weergegeven, leest u het bericht zorgvuldig en selecteert u [Akkoord]. zz Gebruik de toetsen om door het scherm te bladeren.
Beelden naar een webservice verzenden ooAls een Wi-Fi-verbinding met een webservice actief is, kan geen foto worden genomen, ook al drukt u de ontspanknop helemaal in. ooWanneer u een beeld naar een andere webservice dan CANON iMAGE GATEWAY verzendt, wordt soms een verzendfoutmelding niet weergegeven, zelfs niet wanneer het verzenden van de webservice is mislukt. U kunt dergelijke verzendfouten controleren op de CANON iMAGE GATEWAY-site.
Wi-Fi verbinding via Access Points In dit gedeelte wordt het aansluiten bij een Wi-Fi Netwerk via een access point beschreven. Het type access point controleren Bepaal of het access point voor de Wi-Fi-verbinding compatibel is met WPS (Wi-Fi Protected Setup) zoals beschreven in de handleiding voor het access point of in andere documentatie. zzAls WPS wordt ondersteund De volgende twee verbindingsmethoden voor Wi-Fi zijn beschikbaar. Het makkelijkst is om verbinding te maken via WPS (PBC-modus).
Wi-Fi verbinding via Access Points Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PBC-modus) Controleer eerst de locatie van de WPS-knop en hoe lang u deze moet indrukken. Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Als in de omgeving meerdere access points actief zijn en u kunt geen Wi-Fi-verbinding tot stand brengen, probeer dan de verbinding tot stand te brengen in de [WPS (PIN-modus)]. Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429.
Wi-Fi verbinding via Access Points [Registreer apparaat 5 Selecteer v. verbind.]. zz Als [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd, verschijnt het hier links weergegeven scherm. Als Camera Connect reeds is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven]. [Ander netwerk]. 6 Selecteer zz Weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd. 7 Selecteer [Verbind via WPS]. Voor [Camera access point modus] dat wordt weergegeven in scherm in stap 7 raadpleegt u pagina 508.
Wi-Fi verbinding via Access Points [WPS (PBC-modus)]. 8 Selecteer zz Selecteer [OK]. verbinding met een access 9 Maak point via Wi-Fi. zz Druk op de WPS-knop van het access point. zz Selecteer [OK]. [Autom. instellen]. 10 Selecteer zz Selecteer [OK] om het instelscherm voor de Wi-Fi-functie te openen. zz Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 535. voor de Wi-Fi-functie 11 Instellingen opgeven.
Wi-Fi verbinding via Access Points [qVerbinden met smartphone] Ga naar stap 9 op pagina 442. [DAfstandsbedien. (EOS Utility)] Ga naar stap 8 op pagina 463. [lAfdrukken van Wi-Fi-printer] Ga naar stap 8 op pagina 470. CANON iMAGE GATEWAY registreren Ga naar stap 7 op pagina 483.
Wi-Fi verbinding via Access Points Een Wi-Fi-verbinding opzetten met WPS (PIN-modus) Controleer eerst hoe u een PIN-code op het access point moet invoeren. Het kan circa een minuut duren om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een bijnaam op.
Wi-Fi verbinding via Access Points zz Als [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd, verschijnt het hier links weergegeven scherm. Als Camera Connect reeds is geïnstalleerd, selecteer dan [Niet weergeven]. [Ander netwerk]. 6 Selecteer zz Weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd. 7 Selecteer [Verbind via WPS]. [WPS (PIN-modus)]. 8 Selecteer zz Selecteer [OK].
Wi-Fi verbinding via Access Points bij het access point de 9 Geef PIN‑code op. zz Voer op het access point de PINcode in die op de camera wordt weergegeven. zz Selecteer [OK] nadat u de PIN-code hebt ingevoerd. verbinding met een access 10 Maak point via Wi-Fi. zz Selecteer [OK]. [Autom. instellen]. 11 Selecteer zz Selecteer [OK] om het instelscherm voor de Wi-Fi-functie te openen. zz Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 535.
Wi-Fi verbinding via Access Points Een Wi-Fi-verbinding handmatig tot stand brengen Breng een verbinding tot stand door de SSID (of ESS-ID) van het access point waarmee u verbinding wilt maken, te selecteren in een lijst met actieve access points in de buurt. Het access point selecteren Wi-Fi-instellingen in op 1 Stel [Inschakelen]. zz Zie de stappen 1 tot 4 op pagina 429. [Wi-Fi-functie]. 2 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een bijnaam op.
Wi-Fi verbinding via Access Points [Ander netwerk]. 6 Selecteer zz Weergegeven wanneer [q], [D] of [l] is geselecteerd. (1) (2) (3) access point selecteren. 7 Het zz Druk op de pijltjestoetsen om het access point waarmee u via Wi-Fi verbinding wilt maken te selecteren in een lijst met actieve access points.
Wi-Fi verbinding via Access Points Het wachtwoord voor het access point invoeren zz Voer het wachtwoord in dat voor het access point is gespecificeerd. Voor informatie over het gespecificeerde wachtwoord raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. zz De schermen die in stap 8 t/m 9 hieronder zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het access point. zz Als het scherm [Inst.
Wi-Fi verbinding via Access Points Het IP-adres instellen [Autom. instellen]. 10 Selecteer zz Selecteer [OK] om het instelscherm voor de Wi-Fi-functie te openen. zz Als [Autom. instellen] een fout oplevert of als u de instellingen handmatig wilt opgeven, raadpleegt u pagina 535. voor de Wi-Fi-functie 11 Instellingen opgeven (pag. 500).
Wi-Fi verbinding via Access Points Scherm Verzenden naar Afhankelijk van de webservice kan een scherm verschijnen waarin u een bestemming selecteert. Het registreren van bestemmingen of het opgeven van instellingen dient op een computer te gebeuren. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor meer informatie. zz Wanneer [m] (E-mail) of een andere service is geselecteerd op het scherm [Uploaden naar webservice], wordt mogelijk het scherm [Verzenden naar] weergegeven.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Ga als volgt te werk om opnieuw verbinding te maken met apparaten of webservices met geregistreerde verbindingsinstellingen. [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een item. 2 Selecteer zz Selecteer in de weergegeven historie het item waarmee u via WiFi verbinding wilt maken. Als het item niet wordt weergegeven, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen. zz Als [Verbindingshist.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi [D] Computer zz Start de EOS software op de computer. zz Als het doel van de verbinding van de computer is gewijzigd, herstelt u deze om Wi-Fi verbinding te kunnen maken met de camera of hetzelfde access point als de camera. Als de camera rechtstreeks via Wi-Fi wordt verbonden met een computer, wordt “_Canon0A” weergegeven aan het einde van de SSID.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi Camera Connect. 1 Start zz Tik op het Camera Connect-pictogram op de smartphone om de toepassing te starten. een Camera Connect2 Selecteer functie. zz Selecteer de Camera Connect-functie die u wilt gebruiken. zz Er wordt automatisch een Wi-Fiverbinding tot stand gebracht. zz Selecteer in iOS [Verbind] als een bericht verschijnt om de cameraverbinding te bevestigen.
Opnieuw verbinden via Wi-Fi Meerdere verbindingsinstellingen vastleggen U kunt maximaal 20 verbindingsinstellingen voor de Wi-Fi-functie vastleggen. [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een item. 2 Selecteer zz Als het scherm links verschijnt, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen. zz Selecteer op het scherm links het item waarmee via Wi-Fi opnieuw verbinding moet worden gemaakt.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen Instellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u wijzigen en verwijderen. Als u verbindingsinstellingen wilt wijzigen of verwijderen, verbreekt u eerst de Wi-Fi-verbinding. [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een item. 2 Selecteer zz Als het scherm links verschijnt, druk dan op de toetsen om van scherm te wisselen.
Verbindingsinstellingen wijzigen of verwijderen of wijzig de 5 Controleer verbindingsinstellingen. zz Selecteer een item en wijzig of verwijder vervolgens de verbindingsinstellingen op het getoonde scherm. zzBijnaam apparaat veranderen Met het virtueel toetsenbord kunt u de bijnaam van het apparaat veranderen (pag. 534). zzWeergeefbare beelden (pag. 458) Deze optie wordt weergegeven wanneer [q] (Verbinden met smartphone) is geselecteerd. De instellingen worden onder op het scherm weergegeven.
Standaardinstellingen voor draadloze communicatie-instellingen herstellen Alle draadloze communicatie-instellingen kunnen worden gewist. Door de draadloze communicatie-instellingen te wissen, kunt u voorkomen dat de informatie wordt weergegeven wanneer u de camera uitleent of weggeeft. 1 Selecteer [Wis instellingen]. [OK]. 2 Selecteer ggDe draadloze communicatie- instellingen worden gewist en het scherm [Inst. draadloze communicatie] wordt opnieuw weergegeven.
Scherm Info bekijken Op het scherm [Info bekijken] kunt u de details van foutmeldingen en het MAC-adres van de camera controleren. [Wi-Fi-functie]. 1 Selecteer zz Selecteer [Wi-Fi-functie] op het scherm [Inst. draadloze communicatie]. een beeldstijl en druk 2 Selecteer vervolgens op . ggHet scherm [Info bekijken] wordt weergegeven. zz Als een fout is opgetreden, drukt u op <0> om de inhoud van de foutmelding weer te geven.
Reageren op foutmeldingen Wanneer een fout optreedt, kunt u op een van de volgende manieren meer informatie over de fout weergeven. Verhelp vervolgens de oorzaak van de fout aan de hand van de voorbeelden in dit hoofdstuk. zz Druk op het scherm [Info bekijken] op <0> (pag. 516). zz Selecteer [Foutdetails] op het scherm [Wi-Fi aan]. Klik in het overzicht hieronder op de pagina die bij het foutcodenummer is vermeld om naar de desbetreffende pagina te gaan. 11 (pag. 518) 21 (pag. 519) 61 (pag. 522) 67 (pag.
Reageren op foutmeldingen 11: Verbindingsdoel niet gevonden zz Kunt u controleren of in het geval van [q] Camera Connect wordt uitgevoerd? ggMaak verbinding met behulp van Camera Connect (pag. 442). zz Kunt u kijken of in het geval van [l] de printer is ingeschakeld? ggSchakel de printer in. zz Kunt u kijken of in het geval van [D] de EOS-software wordt uitgevoerd? ggStart de EOS-software en breng de verbinding opnieuw tot stand (pag. 463).
Reageren op foutmeldingen 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera zz Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? ggAls u geen DHCP-server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instellingen (pag. 535). Controleren op de DHCP-server zz Is de DHCP-server ingeschakeld? ggSchakel de DHCP-server in.
Reageren op foutmeldingen 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera zz Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP-adres van de DNS-server? ggStel het IP-adres in op [Handm. Instellen]. Stel vervolgens op de camera het IP-adres van de gebruikte DNS-server in (pag. 531, 535). Controleren op de DNS-server zz Is de DNS-server ingeschakeld? ggSchakel de DNS-server in.
Reageren op foutmeldingen 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op geselecteerd netwerk Controleren op de camera zz Hebben de camera en een ander apparaat dat via W-Fi met hetzelfde netwerk is verbonden, hetzelfde IP-adres? ggWijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen. ggAls het IP-adres van de camera in een netwerkomgeving met een DHCP-server is ingesteld op [Handm.
Reageren op foutmeldingen 61: Geselecteerd SSID LAN network niet gevonden zz Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? ggVerplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 528). Controleren op de camera zz Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access point hetzelfde? ggControleer de SSID van het access point en stel de SSID op de camera overeenkomstig in (pag. 505).
Reageren op foutmeldingen 63: Wireless LAN-verificatiefout zz Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde verificatiemethode gebruiken? ggDe camera ondersteunt de volgende verificatiemethoden: [Open systeem], [Shared Key] en [WPA/WPA2-PSK] (pag. 496).
Reageren op foutmeldingen 65: Wireless LAN-verbinding verbroken zz Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? ggVerplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt (pag. 528). zz De Wi-Fi-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
Reageren op foutmeldingen 68: Kan niet verbinden met wireless LAN-terminal. Start opnieuw. zz Hebt u de WPS-knop (Wi-Fi Protected Setup) op het access point lang genoeg ingedrukt? ggHoud de WPS-knop zo lang ingedrukt als in de instructiehandleiding van het access point is opgegeven. zz Probeert u verbinding te maken in de buurt van het access point? ggProbeer verbinding te maken wanneer beide apparaten zich binnen elkaars bereik bevinden. 69: Meerdere wireless LAN-terminals gevonden.
Reageren op foutmeldingen 125: Controleer de netwerkinstellingen zz Is er verbinding met het netwerk? ggControleer de verbindingsstatus van het netwerk. 126: Kon geen verbinding maken met server zz Er wordt onderhoud gepleegd aan CANON iMAGE GATEWAY of de belasting is tijdelijk geconcentreerd. ggProbeer later opnieuw verbinding te maken met de webservice. 127: Er is een fout opgetreden zz Tijdens het verbinden met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126.
Reageren op foutmeldingen 151: Overdracht geannuleerd zz Automatische beeldoverdracht naar de computer is onderbroken. ggOm de automatische beeldoverdracht te hervatten, zet u de aanuitschakelaar van de camera op <2> en vervolgens op <1>. 152: Kaart schrijfbeveiligd zz Is het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart in de vergrendelde positie geplaatst? ggSchuif het schrijfbeveiligingsschuifje van de kaart naar de stand voor schrijven.
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Als de transmissiesnelheid afneemt, de verbinding wordt verbroken of andere problemen optreden bij het gebruik van draadloze communicatiefuncties, kunt u de volgende suggesties voor oplossingen proberen. Afstand tussen camera en smartphone Als de camera te ver uit de buurt is van de smartphone, wordt een WiFi-verbinding mogelijk niet opgezet, zelfs als een Bluetooth-verbinding mogelijk is.
Opmerkingen over de draadloze communicatiefunctie Aandachtspunten bij het gebruik van meerdere camera's zz Zorg ervoor dat de IP-adressen van de camera's verschillend zijn wanneer u via Wi-Fi met meerdere camera's verbinding maakt met één access point. zz Wanneer meerdere camera's verbonden zijn met één access point via Wi-Fi, neemt de transmissiesnelheid af. zz Wanneer er meerdere access points met IEEE 802.
Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. zzBekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen de Wi-Fi-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. zzOngeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
Netwerkinstellingen controleren zzWindows Open de [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de -toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. zzMac OS Open in Mac OS X de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op . Het IP-adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
Het scherm [Inst. draadloze communicatie] Op het scherm [Inst. draadloze communicatie] kunt u de volgende draadloze communicatiefuncties instellen. Selecteer [55: Inst. draadloze communicatie]. Instellingen Wi-Fi zz Zie de volgende pagina. Wi-Fi-functie De volgende Wi-Fi-functies zijn beschikbaar: zz Communiceren met een smartphone zz Afstandsbediening (EOS Utility) zz Afdrukken van Wi-Fi-printer zz Beelden naar een webservice versturen Bluetooth-functie (pag.
Het scherm [Instellingen Wi-Fi] Wi-Fi zz U kunt instellen of u de draadloze communicatiefunctie wilt [Inschakelen] of [Uitschakelen]. zz Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is verboden, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in op [Uitschakelen]. Wachtwoord Stel in op [Geen] om een Wi-Fiverbinding zonder wachtwoord te kunnen opzetten (behalve wanneer via Wi-Fi verbinding wordt gemaakt met een access point).
Het virtuele toetsenbord gebruiken (1) (2) (3) (4) (5) (1) (2) (3) (4) (6) (7) (8) Invoergebied, voor het invoeren van tekst Cursortoetsen, voor verplaatsingen binnen het invoergebied Huidig aantal tekens/beschikbaar aantal Toetsenbord (5) (6) (7) (8) (9) (9) Van invoermodus wisselen Spatie Een teken verwijderen in het invoergebied Van type toetsenbord wisselen Tekstinvoer voltooien zz Druk op de toetsen of om binnen 2 en 4–8 te verplaatsen.
Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de Wi-Fi-functie. [Handm. Instellen]. 1 Selecteer zz Selecteer [OK]. een item. 2 Selecteer zz Selecteer een item om het scherm voor numerieke invoer te openen. zz Selecteer [Inschakelen] om een gateway te gebruiken en selecteer [Adres]. de gewenste waarden in.
Het IP-adres handmatig instellen [OK]. 4 Selecteer zz Wanneer u alle nodige items hebt ingesteld, selecteert u [OK]. zz Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u de pagina “Netwerkinstellingen controleren” (pag. 531) of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis van het netwerk heeft om hulp.
Weergave Wi-Fi/Bluetooth-status De status van de draadloze verbinding wordt weergegeven op het camerascherm en het LCD-paneel.
Weergave Wi-Fi/Bluetooth-status Indicator Bluetooth-functie Bluetooth-functie Verbindingsstatus Bluetooth verbonden Anders dan [Uitschakelen] Bluetooth niet verbonden Bluetooth niet [Uitschakelen] verbonden 538 Scherm LCD-paneel Niet weergegeven Niet weergegeven
7 Persoonlijke voorkeuze/My Menu U kunt camerafuncties heel nauwkeurig instellen en de werking van knoppen en instelwielen aanpassen aan uw opnamevoorkeuren met Persoonlijke voorkeuze en aangepaste bediening. U kunt ook menu-items en aangepaste functies die u regelmatig instelt toevoegen aan de tabbladen van My Menu.
Tabbladmenu's: aanpassen zzC.Fn1 pag. 542 pag. 542 pag. 543 pag. 543 pag. 544 pag. 545 pag. 546 zzC.Fn2 pag. 547 pag. 547 pag. 548 zzC.Fn3 pag. 548 pag. 548 pag. 549 pag.
Tabbladmenu's: aanpassen zzC.Fn4 pag. 555 pag. 555 pag. 561 pag. 555 zzC.Fn5 pag. 550 pag. 551 pag. 551 pag. 552 pag. 553 zzC.Fn6 pag.
Persoonlijke voorkeuze-instellingenN U kunt camerafuncties aanpassen op het tabblad [8] zodat deze aansluiten op uw opnamevoorkeuren. Alle instellingen waarvoor u de standaardwaarden wijzigt, worden weergegeven in blauw. C.Fn1 Belichtingsniveauverhogingen Hiermee stelt u stappen van 1/2-stop in voor de sluitertijd, het diafragma, de belichtingscorrectie, AEB, de flitsbelichtingscorrectie enzovoort.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Bracketing automatisch annuleren Geef op of de instellingen voor AEB en witbalansbracketing worden geannuleerd als u de aan-uitschakelaar op <2> zet of naar movieopname gaat. [ON] Inschakelen [OFF] Uitschakelen Bracketingvolgorde De volgorde van de opnamereeks voor AEB en witbalansbracketing kan worden gewijzigd.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Aantal bracketed opnamen U kunt in plaats van het gebruikelijke aantal van 3 opnamen bij AEB en witbalansbracketing ook kiezen voor 2, 5 of 7 opnamen. Als [81: Bracketingvolgorde] is ingesteld op [0, -, +], worden de bracketed opnamen genomen als in de volgende tabel.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Veiligheidsshift Als de helderheid van het onderwerp verandert en de standaardbelichting niet binnen het bereik van de automatische belichting valt, wordt de handmatig opgegeven instelling automatisch door de camera gewijzigd zodat de standaardbelichting kan worden gebruikt. Als dit wordt ingesteld op [Sluitertijd/diafragma], is dit van toepassing op de modus [s] en [f]. Als dit is ingesteld op [ISO-snelheid], dan is dit van toepassing op de modus [d], [s] en [f].
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Dezelfde belichting voor ander diafragma Het maximaal diafragma kan afnemen (het laagste f/nummer neemt dan toe) in de modus [a] (opnemen met handmatige belichting) met handmatig ingestelde ISO-snelheid (behalve wanneer ingesteld op ISO auto) als u: 1. Van objectief wisselt, 2. U bevestigt een extender, of 3. U gebruik een zoomlens met een variabel maximaal diafragma.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn2 Sluitertijdbereik instellen U kunt het sluitertijdbereik instellen. In de modus [t], [s] en [a] kunt u de sluitertijd handmatig instellen binnen uw opgegeven bereik. In de modus [d] en [f] of in de modus [t] met de sluitertijd ingesteld op [AUTO], wordt de sluitertijd automatisch ingesteld binnen uw opgegeven bereik (behalve bij movie-opnames). Selecteer [OK] om de instelling te registreren. [Langste tijd] Instelbaar binnen het bereik 30 sec.–1/4000 sec.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen AE-vergrendeling meetmethode na scherpstellen Voor elke meetmethode kunt u instellen of u de belichting wilt vergrendelen (AEvergrendeling) als de scherpstelling is verkregen met 1-beeld AF door de ontspanknop half in te drukken. De belichting wordt vergrendeld terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Voeg een vinkje [X] toe aan de meetmethodes wanneer AEvergrendeling moet worden toegepast.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Draaiing scherpstelring De draairichting van de scherpstelring van het RF-objectief kan worden omgekeerd. [ ] Normaal [ ] Omgekeerde richting RF-objectief gevoeligheid MF scherpstelring De gevoeligheid van de scherpstelring van het RF-objectief kan worden Ingesteld. [ ] Varieert met de draaisnelheid [ ] Gekoppeld aan de draaihoek C.Fn4 Zie voor details op het tabblad [84] “Bediening aanpassen” (pag. 555).
Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn5 Voeg bijsnijdinformatie toe Door bijsnijdinformatie toe te voegen, worden verticale lijnen weergegeven voor de aspect ratio, zodat u opnames kunt componeren alsof u opneemt met een middelgrote of grootformaat-camera (6x6 cm, enz.). Als u opneemt, worden de beelden die op de kaart worden geplaatst niet bijgesneden, maar de camera voegt informatie over de aspect ratio toe aan de beelden om ze bij te snijden in Digital Photo Professional (EOS-software).
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Standaard wisoptie U kunt de standaardoptie instellen in het menu Wissen (pag. 335) dat u bereikt door op de knop te drukken tijdens de beeldweergave of de beoordeling na het opnemen. Druk op <0> om het beeld direct te wissen. [ ] [Annuleer] geselecteerd [ ] [Wissen]/[Wissen1+JPEG] geselecteerd [ ] [Wissen1] geselecteerd [ ] [WissenJPEG] geselecteerd Let op dat u niet per ongeluk beelden wist als een andere optie dan [Annuleer] is ingesteld.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Lens intrekken als camera wordt uitgeschakeld Hiermee kunt u het intrekmechanisme van de lens configureren voor het geval dat er een gemotoriseerde STM-lens (zoals EF40mm f/2.8 STM) op de camera is bevestigd. U kunt instellen of de bevestigde lens automatisch wordt ingetrokken als de aan-uitschakelaar van de camera wordt ingesteld op <2>. [ON] Inschakelen [OFF] Uitschakelen ooBij automatisch uitschakelen wordt de lens niet ingetrokken, ongeacht de instelling.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen Voeg IPTC-informatie toe Door IPTC (International Press Telecommunications Council) informatie toe te voegen aan de camera vanuit EOS Utility (EOS-software) kunt u deze informatie vastleggen (toevoegen) aan JPEG/RAW foto's op het tijdstip van opnemen. Dit is handig bij bestandsbeheer en andere taken waarbij de IPTC-informatie wordt gebruikt.
Persoonlijke voorkeuze-instellingen C.Fn6 Wis alle persoonlijke voorkeuze (C.Fn) Selecteer [86: Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] om alle persoonlijke voorkeuze-instellingen te wissen. Aangepaste handelingen voor [84] worden niet gewist als u [86: Wis pers. voorkeuze(C.Fn)] uitvoert. Merk op dat informatie toegevoegd met [85: Voeg IPTC-informatie toe] behouden blijft, maar dat de instelling verandert in [Uitschakelen].
Bediening aanpassenN U kunt veelgebruikte functies naar wens toewijzen aan cameraknoppen of hoofdinstelwielen voor een eenvoudigere bediening. een item op het tabblad 1 Selecteer [84]. zz [Knoppen aanpassen]: Wijs functies toe aan knoppen, zoals of . zz [Wielen aanpassen]: Wijs functies toe aan instelwielen, zoals <6> of <5>. zz [M-Fn-balk aanpassen] (pag. 561): Wijs functies toe aan de balk. een camerabediening.
Bediening aanpassen Functies beschikbaar voor knoppen.
Bediening aanpassen k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k 557
Bediening aanpassen Functie Instelwiel functie-instellingen L k k Knoppen direct indrukken k Kort indrukken: wisselen LCD-informatie Lang indrukken: LCD-verlichting k LCD-paneelverlichting k k k Wisselen LCD-informatie k k k Instellingen opnamemodus k k k Naar aangepaste opnamemodus Menu 9 k Kort indrukken: LCD-verlichting Lang indrukken: wisselen LCD-informatie k Scherptedieptecontrole*1 k k k Geselecteerd item in modus Fv resetten*1 k k k Tv/Av/O/ISO in Fv-modus resetten*
Bediening aanpassen k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k k
Bediening aanpassen Functies beschikbaar voor instelwielen Functie 6 5 Sluitertijdinstelling in M-modus k k Diafragma-instelling in M-modus k k ISO-snelheid instellen (5 tijdens meting) k Diafragma wijzigen (meterknop ingedrukt houden) Sluitertijd wijzigen (meterknop ingedrukt houden) ISO-snelheid instellen (meterknop ingedrukt houden) Belichtingscorrectie (meterknop ingedrukt houden) k k k k Diafragmawaarde wijzigen k Sluitertijd wijzigen k ISO-snelheid instellen k Belichtingscompensati
Bediening aanpassen De M-Fn (multifunctie) balk aanpassen [84: M-Fn-balk 1 Selecteer aanpassen]. [z] (om tijdens opnemen 2 Selecteer te gebruiken) of [x] (om tijdens de weergave te gebruiken). zz U kunt aan elk verschillende functies toewijzen. een functie om toe te wijzen. 3 Selecteer zz Als u [z] (voor opnemen) of [x] (voor weergave) selecteert, verschijnt een scherm met beschikbare functies. Selecteer uit de lijst functies om toe te wijzen.
Bediening aanpassen Wijs functies toe door op te 4 vegen of op elk uiteinde te tikken. ] (vegen), [ ] (op zz Als u [ linkereinde tikken), of [ ] (op rechtereinde tikken) kiest, verschijnt een scherm voor het toewijzen van functies. zz Selecteer opties om aan elke handeling toe te wijzen. zzzBalk M-Fn veiligheidsslot Om onbedoelde handelingen tijdens het opnemen te voorkomen, is het veiligheidsslot standaard ingeschakeld. Merk op dat handelingen altijd mogelijk zijn tijdens weergave.
Bediening aanpassen zzInstelling volledig afdekken Als [Inst. bij voll. afd.] is ingeschakeld, kunt u het instelscherm voor de balk M-Fn openen door volledig af te dekken. ●●Om deze instelling te configureren, drukt u op de knop op het scherm uit stap 2. ooAls u liever helemaal niet gebruikt, selecteer dan [Niet toegewezen] in stap 3. ooUw huidige actie wordt aangegeven op het scherm als u gebruikt. ooOm uw voorkeursfunctie toe te wijzen aan balkhandelingen, selecteert u [Aanpassing d.
Bediening aanpassen Functies beschikbaar voor de balk M-Fn Functie ISO-snelheid ISO-snelheid Witbalans Witbalansselectie Instelling van kleurtemperatuur Scherpstelling controleren/ Vergroten/verkleinen door info te vegen weergeven z x Movieopname- Geluidsopnameniveau Volume Diafragma-instelling AE met flexibele prioriteit Selecteren door te vegen [t] AF Methode voor automatische scherpstelling instellen Aanpassing door gebruiker Snelkoppeling naar functie Door opnamen navigeren Waarde/geselec
Tabblad menu's: My Menu pag. 566 pag. 569 pag. 569 pag.
My Menu vastleggenN Op het tabblad My Menu kunt u menuopties en persoonlijke voorkeuzen vastleggen waarvan u de instellingen regelmatig wijzigt. My Menu-tabblad maken en toevoegen 1 Selecteer [My Menu-tab toevoegen]. [OK]. 2 Selecteer zz U kunt maximaal vijf My Menu- tabbladen maken door stap 1 en 2 opnieuw uit te voeren. Menu-items op de My Menu-tabbladen vastleggen 1 Selecteer [MY MENU*: Configureer].
My Menu vastleggen 2 Selecteer [Selecteer te registr. items]. de gewenste items vast. 3 Leg zz Selecteer het item dat u wilt instellen en druk op <0>. zz Selecteer [OK] in het bevestigingsdialoogvenster. zz U kunt maximaal zes items vastleggen. zz Druk op de knop om terug te keren naar het scherm van stap 2. Instellingen van het tabblad My Menu U kunt items onder het menutabblad sorteren en verwijderen en het menutabblad een andere naam geven of verwijderen.
My Menu vastleggen zzVerwijder tab U kunt het actuele tabblad van My Menu verwijderen. Selecteer [Verwijder tab] om het tabblad [MY MENU*] te verwijderen. zzHernoem tab U kunt de naam van het My Menu-tabblad veranderen van het oorspronkelijke [MY MENU*]. 1 Selecteer [Hernoem tab]. tekst in. 2 Voer zz Druk op de knop om onnodige tekens te wissen. zz Gebruik de pijltjestoetsen of het instelwiel <5> om een teken te selecteren en druk op <0>.
My Menu vastleggen Alle My Menu-tabbladen verwijderen/Alle items verwijderen U kunt alle gemaakte tabbladen in My Menu of de My Menu-items die daaronder geregistreerd zijn, wissen. zzVerwijder alle My Menu-tabs U kunt alle My Menu-tabbladen die u hebt gemaakt, verwijderen. Wanneer u [Verwijder alle My Menu-tabs] selecteert, worden alle tabbladen van [MY MENU1] tot [MY MENU5] verwijderd en wordt het tabblad [9] teruggezet naar de standaardinstelling.
My Menu vastleggen Menuweergave-instellingen U kunt [Menuweergave] selecteren om het menuscherm in te stellen dat als eerste wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt. zzNormale weergave Hiermee wordt het laatst weergegeven menuscherm weergegeven. zzWeergave van My Menu-tabblad Hiermee wordt My Menu weergegeven met het tabblad [9] geselecteerd. zzAlleen My Menu-tabblad weergeven Hiermee wordt alleen het tabblad [9] weergegeven. (De tabbladen [z], [2], [3], [5] en [8] worden niet weergegeven.
8 Referentie Dit hoofdstuk biedt referentie-informatie voor camerafuncties.
Informatie over de software U kunt de nieuwste versie van EOS-software of andere speciale software downloaden van de Canon-website. De software downloaden en installeren Gebruik altijd de nieuwste versie als u EOS-software of andere speciale software gebruikt. Om deze te downloaden, moet u het serienummer invoeren dat onderop de camera staat. ooSluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd.
Informatie over de software (1) Dubbelklik op het dmg-bestand. ggEen stationspictogram en installatiebestand worden weergegeven op het bureaublad. Als het installatiebestand niet wordt weergegeven, dubbelklikt u op het stationspictogram om dit weer te geven. (2) Dubbelklik op het installatiebestand. ggHet installatieprogramma wordt gestart. de instructies op het scherm om de software te 2 Volg installeren.
Opnamen importeren naar een computer U kunt EOS-software gebruiken om beelden van de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Importeren door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag. 572). de camera aan op de 2 Sluit computer. zz Gebruik voor het aansluiten van de kabel op de camera de kabelbescherming (pag. 37) en steek de connector in de digitalaansluiting. zz Steek het andere einde van de kabel in de USB-aansluiting van de computer (Type-C).
Opnamen importeren naar een computer Beelden importeren met een kaartlezer U kunt een kaartlezer gebruiken om opnamen naar een computer te importeren. 1 Installeer de software (pag. 572). 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Digital Photo Professional 3 Gebruik om de opnamen te importeren. zz Raadpleeg de Digital Photo Professional instructiehandleiding.
Een accu in de camera laden Met de USB-voedingsadapter PD-E1 (apart verkocht) kunt u de accu LP-E6N laden zonder deze uit de camera te verwijderen. Houd er rekening mee dat de accu LP-E6 niet op deze manier kan worden geladen. Tevens stopt het laden als u de camera bedient. de USB-voedingsadapter aan. 1 Sluit zz Steek met de aan-uitschakelaar van de camera op <2> de connector van de USB-voedingsadapter geheel in de digital-aansluiting. het netsnoer aan.
Een accu in de camera laden ooAls de lees-/schrijfindicator niet oplicht, probeer dan om de USBvoedingsadapter los te maken en weer aan te sluiten. ooDe vereiste oplaadtijd en de geladen hoeveelheid verschillen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de resterende capaciteit. ooAls de resterende capaciteit van de accu (pag. 387) circa 90% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen. ooOm veiligheidsredenen duurt opladen bij lage temperaturen (5‒10 °C) langer.
Een batterijgreep gebruiken Met knoppen en instelwielen voor verticale opname is de batterijgreep BG-E22 (apart verkocht) een EOS R-accessoire dat de camera met twee accu's kan voeden en de LP-E6N kan laden via een USBvoedingsadapter (apart verkocht). de contactklepjes. 1 Verwijder zz Verwijder de contactklepjes op de (1) onderkant van de camera (1) en op de batterijgreep (2), (3). (2) (3) zz Bevestig de contactklep van de batterijgreep (2) op (3) om hem op te slaan.
Een batterijgreep gebruiken het 2 Verwijder accucompartimentklepje. zz Schakel de camera uit en verwijder het klepje. zz Verwijder de accu terwijl de camera is uitgeschakeld (pag. 43). zz Bevestig het klepje op de batterijgreep. zz Om het klepje te verwijderen, verschuift u de hendel om hem vrij te geven, waarna u de bevestigingsprocedure in omgekeerde volgorde uitvoert. batterijgreep bevestigen en 3 De vergrendelen.
Een batterijgreep gebruiken 4 Verwijder de accu. ooBij het weer bevestigen van het accucompartimentklepje op de camera, moet u dit geopend bevestigen onder minstens 90°. ooRaak de camera of accucontactpunten niet aan.
Een batterijgreep gebruiken Accu's plaatsen de accu's. 1 Plaats zz Plaats de accu's zoals weergegeven. zz Als slechts één accu wordt gebruikt, kan deze in elke positie worden geplaatst. zz Druk in de richting van de pijlen om de accu's vast te zetten tot ze op hun plaats klikken. zz Druk de hendel van het batterijmagazijn in de richting van de pijl om de accu's te verwijderen. het batterijmagazijn. 2 Bevestig zz Steek het batterijmagazijn helemaal naar binnen om het vast te zetten.
Een batterijgreep gebruiken ooZorg er bij het accu's plaatsen voor dat de elektrische contacten schoon zijn. Veeg eventueel vuil met een zachte doek van de contacten. ooPlaats de accu's nadat de batterijgreep op de camera is bevestigd. Als de batterijgreep op de camera is bevestigd terwijl de accu's reeds zijn geplaatst, kan dit een correcte weergave van het accuniveau voorkomen. ooSchakel de camera uit en verwijder de accu's voordat u de batterijgreep verwijdert.
Een batterijgreep gebruiken het batterijmagazijn. 2 Bevestig zz Laat het einde van het koord uit de koordopening komen. de DC-koppeling aan op de 3 Sluit AC-adapter. zz Sluit de connector van de DCkoppeling goed in de connector van de AC-adapter AC-E6 (apart verkocht). het netsnoer aan. 4 Sluit zz Sluit het netsnoer aan op de AC- adapter en steek de stekker in het stopcontact.
Een batterijgreep gebruiken Handelingen van knoppen en instelwielen zz Om de knoppen en instelwielen te gebruiken, draait u de schakelaar voor verticaal fotograferen (4) naar ON. zz De knoppen en instelwielen worden op dezelfde manier gebruikt als de overeenkomstige knoppen en instelwielen op de camera. (1) (2) (3) (5) (4) (8) (6) (7) (1) (2) (3) (4) (5) 584 Ontspanknop Multifunctieknop <6> Hoofdinstelwiel Schakelaar voor gebruik bij verticaal fotograferen.
Een batterijgreep gebruiken Een flitser met een pc-flitskabel gebruiken zz Met de pc-aansluiting kunt u flitsers gebruiken met een pc-flitskabel. zz U kunt de pc-flitskabel ongeacht de polariteit gebruiken. zz Gebruik bij het instellen ca. 1/60– 1/30 seconde als richtlijn voor de synchronisatiesnelheid. Controleer vooraf of de flitseenheid correct wordt gesynchroniseerd. Sluit op de pc-aansluiting geen flitsers aan met een uitgangsspanning van 250 V of meer.
Een batterijgreep gebruiken Accu's opladen in de batterijgreep Met de USB-voedingsadapter PD-E1 kunt u LP-E6N accu's opladen zonder ze uit de batterijgreep te halen. ooU kunt ook een enkele LP-E6N accu per keer opladen. Of u kunt de batterijgreep zelf opladen. ooLP-E6 kan op deze manier niet worden geladen. Als zowel LP-E6N als LP-E6 accu's zijn geplaatst, dan worden ze geen van beide opgeladen. ooTevens stopt het laden als u de camera bedient. de USB-voedingsadapter aan.
Een batterijgreep gebruiken ooLaad accu's niet langer dan 24 uur achtereen op, om de accu's te beschermen en in goede staat te houden. ooBij laadproblemen knippert de lees-/schrijfindicator en stopt een beschermingscircuit het laden. Maak in dat geval het netsnoer los, bevestig de accu opnieuw en wacht een paar minuten voordat u de stekker weer in het stopcontact steekt. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center.
Problemen oplossen Raadpleeg bij problemen met de camera eerst dit gedeelte Problemen oplossen. Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neem dan contact op met uw dealer of Canon Service Center. Stroomgerelateerde problemen Accu's kunnen niet worden geladen met de lader. ●●Indien de resterende capaciteit van de accu (pag. 387) 94% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen. ●●Gebruik alleen echte Canon-accu's van het type LP-E6N/LP-E6. Het lampje van de lader knippert snel.
Problemen oplossen Accu's kunnen niet worden geladen met de USB‑voedingsadapter (apart verkocht). ●●Accu's worden niet opgeladen als de aan-uitschakelaar van de camera op <1> staat. ●●Houd er rekening mee dat de accu LP-E6 niet op deze manier kan worden geladen. ●●Als de resterende capaciteit van de accu circa 90% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen. ●●Het laden stopt als de camera wordt bediend.
Problemen oplossen De lees-/schrijfindicator blijft branden of knipperen, zelfs wanneer de aan-uitschakelaar op <2> staat. ●●Als het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer er een opname op de kaart wordt opgeslagen, blijft de lees-/schrijfindicator aan of blijft deze een paar seconden knipperen. Wanneer de beeldopname is voltooid, wordt de camera automatisch uitgeschakeld. [Heeft deze accu/hebben deze accu's het logo van Canon?] wordt weergegeven.
Problemen oplossen Opnamegerelateerde problemen De lens kan niet worden bevestigd. ●●Om EF- of EF-S-objectieven aan te sluiten, hebt u een vattingadapter nodig. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-M-lenzen. Er kunnen geen opnamen worden gemaakt of opgeslagen. ●●Controleer of de kaart correct is geplaatst (pag. 44). ●●Schuif het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart naar de stand voor schrijven/wissen (pag. 44).
Problemen oplossen De opname is onscherp of wazig. ●●Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op (pag. 50, 53). ●●Druk voorzichtig op de ontspanknop om cameratrilling te voorkomen (pag. 56). ●●Met een lens met een Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) stelt u de IS-schakelaar in op <1>. ●●Bij weinig licht kan de sluitertijd toenemen. Gebruik een kortere sluitertijd (pag. 134), stel een hogere ISO-snelheid in (pag. 83), gebruik een flitser (pag. 177) of gebruik een statief.
Problemen oplossen De maximale opnamereeks is lager bij continue opnamen. ●●Als u opnamen maakt van een onderwerp met fijne details (bijvoorbeeld een grasveld), is het bestand groter en de daadwerkelijke maximale opnamereeks mogelijk kleiner dan wordt vermeld op pagina 609. Zelfs nadat ik de kaart heb verwisseld, is de maximale opnamereeks voor continue opname niet veranderd.
Problemen oplossen ISO 100 kan niet worden ingesteld. De ISO-snelheid kan niet worden verhoogd. ●●Controleer de instelling [ISO-snelh.bereik] onder [z3: zISOsnelheidsinst.]. ●●Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] of [Vergroot], dan is het beschikbare ISO-snelheidsbereik ISO 200– 40000 voor foto-opnamen. Zelfs als u [ISO-snelh.bereik] onder [zISO-snelheidsinst.
Problemen oplossen Flitser gebruiken in de modi [f] of [d] verlaagt de sluitertijd. ●●Stel onder [z2: Externe Speedlite besturing] de optie [Slow sync] in op [1/200-1/60 sec. auto] of [1/200 sec. (vast)] (pag. 181). De flitser werkt niet. ●●Controleer of de flitser goed is bevestigd op de camera. De flitser werkt altijd op vol vermogen. ●●Andere flitseenheden dan Speedlite uit de EL/EX-serie gebruikt in de modus automatisch flitsen werken altijd met volledig vermogen (pag. 178).
Problemen oplossen Hoge snelheid-synchronisatie is niet beschikbaar in de modi [f] en [d]. ●●Stel onder [z2: Externe Speedlite besturing] de optie [Slow sync] in op [1/200-30 sec. auto] of [1/200-1/60 sec. auto] (pag. 181). Opnamen met de afstandsbediening zijn niet mogelijk. ●●Wanneer u foto's maakt, stelt u de transportmodus in op of (pag. 147). Wanneer u movie-opnamen maakt, stelt u [z2: Afst.bediening] in op [Inschakelen] (pag. 245).
Problemen oplossen De movie-opname wordt automatisch beëindigd. ●●Als de schrijfsnelheid van de kaart laag is, wordt de movie-opname mogelijk automatisch beëindigd. Zie pagina 611 voor kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen. Ga naar de website van de fabrikant van de kaart als u wilt weten wat de schrijfsnelheid van de kaart is. ●●Het opnemen stopt automatisch als uw movie 29 min. 59 sec. (of 7 min. 29 sec. voor een movie met hoge framerate) bereikt.
Problemen oplossen De belichting verandert tijdens de movie-opname. ●●Als u tijdens de movie-opname de sluitertijd of het diafragma aanpast, worden de wijzigingen mogelijk in de belichting opgenomen. ●●Een paar testfilms opnemen wordt aanbevolen als u van plan bent om te zoomen tijdens het maken van filmopnamen. Zoomen tijdens het opnemen van movies kan veranderingen in de belichting of lensgeluiden veroorzaken die worden opgenomen, een ongelijkmatig geluidsniveau of scherpteverlies.
Problemen oplossen Problemen met draadloze functies De Wi-Fi-functie kan niet worden ingesteld. ●●Als de camera via een interfacekabel met een computer of ander apparaat is verbonden, kunnen de Wi-Fi functies niet worden ingesteld. Koppel de interfacekabel los voordat u functies configureert (pag. 426). Kan geen gebruik maken van een apparaat dat via een interfacekabel is aangesloten.
Problemen oplossen Kan niet koppelen met een smartphone. ●●Een eerder gekoppelde smartphone kan niet opnieuw met de camera worden gekoppeld als de registratie van de camera op de smartphone is behouden. Verwijder in dat geval de registratie van de camera die is behouden in de Bluetooth-instellingen op de smartphone en probeer opnieuw te koppelen (pag. 439). Problemen met de bediening Ik kan de instelling niet wijzigen met <6>, <5>, , of .
Problemen oplossen Problemen met weergave op het scherm Het menuscherm geeft minder tabbladen en items weer. ●●In de modus [A] worden sommige tabbladen en items niet weergegeven. Tabbladen en items op het menuscherm variëren eveneens voor foto's en movies. De weergave begint met [9] My Menu of alleen het tabblad [9] wordt weergegeven. ●●[9Stel in: Menuweergave] is ingesteld op [Weergave van My Menu-tab] of [Alleen My Menu-tab weergeven]. Stel [Normale weergave] in (pag. 570).
Problemen oplossen De weergegeven datum en tijd van de opname zijn onjuist. ●●Controleer of de juiste datum en tijd zijn ingesteld (pag. 380). ●●Controleer de tijdzone en zomertijd (pag. 380). De datum en tijd staan niet op de opname. ●●De opnamedatum en -tijd worden niet op de opname weergegeven. De datum en tijd worden opgeslagen in de beeldgegevens als opname-informatie.
Problemen oplossen Problemen met weergave van opnamen Een gedeelte van de opname knippert zwart. ●●[33: Overbel. waarsch.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 309). Er wordt een rood vakje weergegeven op de opname. ●●[33: AF-punt weerg.] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 309). Tijdens de opnameweergave worden de AF-punten niet weergegeven.
Problemen oplossen U kunt het bedieningsgeluid en het mechanische geluid horen tijdens movieweergave. ●●Als u tijdens movie-opnamen aan de instelwielen draait of de lens instelt, wordt ook het bijbehorende bedieningsgeluid opgenomen. Het gebruik van de stereo-richtmicrofoon DM-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen (pag. 202). Het lijkt alsof de movie tijdelijk blijft stilstaan.
Problemen oplossen De kaartlezer herkent de kaart niet. ●●Afhankelijk van de kaartlezer en het besturingssysteem van de computer worden SDXC-kaarten mogelijk niet correct herkend. Sluit in dat geval de camera op de computer aan met de interfacekabel en importeer de beelden op de computer met EOS Utility (EOS-software). Het formaat van de opname kan niet worden gewijzigd. ●●Met deze camera kunt u het formaat van JPEG- b of RAWbeelden niet wijzigen (pag. 345). Het beeld kan niet worden getrimd.
Problemen oplossen Problemen met sensorreiniging De sluiter maakt een geluid tijdens het reinigen van de sensor. ●●Als u onder [53: Sensorreiniging] de optie [Reinig nuf] selecteert, maakt de sluiter een mechanisch geluid tijdens het reinigen, maar wordt er geen afbeelding op de kaart opgenomen (pag. 391). Automatische sensorreiniging werkt niet. ●●Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> wisselt, wordt het pictogram mogelijk niet weergegeven (pag. 48).
Foutcodes (1) Als er zich een probleem met de camera voordoet, wordt er een foutmelding weergegeven. Volg de instructies op het scherm. (1) (2) Foutnummer Oorzaak en tegenmaatregelen (2) Nummer Foutmelding en oplossing Storing bij de communicatie tussen de apparaten. Controleer de camera-, lens- of vattingadaptercontactpunten. 01 02 ggMaak de elektrische contactpunten op de camera, het objectief en de vattingadapter schoon, gebruik een lens van Canon of plaats de accu weer (pag. 30 en 43).
Prestatiegegevens Foto-opnamen zzMaximum aantal mogelijke opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperatuur (0 °C) Maximum aantal opnamen Circa 370 opnamen Circa 350 opnamen • Gebaseerd op het gebruik van het scherm en een volledig geladen accu (LPE6N), met [54: Weerg.prestaties] ingesteld op [Vloeiend], en conform de CIPA (Camera & Imaging Products Association) testnormen.
Prestatiegegevens zzRichtlijnen voor instellingen voor kwaliteit Maximum aantal opnamen 3,8M 8,4 4,4 4,7 2,6 3,1 1,8 1,6 3570 6770 6460 11510 9700 16040 18830 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 110 110 110 30M 30M 30M 30M 31,3 55,2 17,3 27,8 970 520 1770 1000 34 17 61 150 47 Vol 78 Vol 30M 30M 30M 30M 31,3 8,4 17,3 8,4 760 34 39 1180 55 56 Beeldkwali- Opgeslateit gen pixels JPEG 73 83 74 84 7a 8a b RAW 1 1:U F F:U RAW+JPEG 1 73 F 73 (benadering) Maximale opnamereeks Hoge Stand
Prestatiegegevens zzAantal pixels als foto bijsnijden/aspect ratio is ingesteld (pixels bij benadering) Beeldkwaliteit 3/1/F Full-frame (3:2) 1,6x (bijsnijden) a 6720x4480 (30,1 megapixels) 4464x2976 (13,3 megapixels) 4176x2784 (11,6 megapixels) – a 3360x2240 (7,5 megapixels) – b 2400x1600 (3,8 megapixels) 2400x1600 (3,8 megapixels) Beeldkwaliteit 3/1/F a a b 1:1 (aspect ratio) 4:3 (aspect ratio) 16:9 (aspect ratio) 4480x4480 (20,1 megapixels) 2976x2976 (8,9 megapixels) 2240x2240 (5,0 meg
Prestatiegegevens Movie-opname zzKaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Movie-opnamekwaliteit H 65B4 87 L 5 65B4 65B4 HDR-movie 65 87 w 65 HDR-movie 23 W X W X W X SD-kaart UHS-II, Video Speed Class 60 of hoger UHS-I, UHS Speed Class 3 of hoger UHS-I, UHS Speed Class 3 of hoger SD-Speed Class 10 of hoger UHS-I, UHS Speed Class 3 of hoger SD-Speed Class 4 of hoger V W X X SD-Speed Class 4 of hoger SD-Speed Class 10 of hoger SD-Speed Class 4 of hoger W UHS-I, UHS Speed Class 3 of hoger SD
Prestatiegegevens zzTotale movie-opnametijd en bestandsgrootte per minuut (bij benadering) Movieopnamekwaliteit H 65 B4 W X W 87 X L 5 65 W B4 65 X B4 HDR-movie 65 35 min. 2 uur en 20 min. 9 uur en 23 min. V 1 uur en 26 min. 5 uur en 47 min. W 13 min. 23 uur en 11 min. 3 uur en 29 min. 10 uur en 49 min. 21 uur en 26 min. 1 uur en 46 min. 87 w Totale mogelijke opnameduur op kaart 8 GB 32 GB 128 GB 2 min. 8 min. 35 min. 2 uur en 8 min. 35 min. 21 min. 1 uur en 5 min. 23 min. 34 min.
Prestatiegegevens zzTotale mogelijke tijd voor time-lapse-movie-opnamen (bij benadering) Time-lapse-movie-opnamen Interval 2 sec. 10 sec. Scherm auto uit Uitschakelen Activeren Uitschakelen Activeren Kamertemperatuur (23 °C) 4 uur en 30 min. 7 uur en 10 min. 4 uur en 20 min. 7 uur en 30 min. Lage temperatuur (0 °C) 4 uur en 6 uur en 30 min. 3 uur en 50 min. 6 uur en 50 min. • Met een volledig opgeladen accu LP-E6N. • De mogelijke movie-opnametijd varieert, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
Prestatiegegevens ISO-snelheid tijdens movie-opname In de modus [y] zz Voor HD/Full HD en movies met hoge framerate, wordt de ISOsnelheid automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100– 25600. zz Voor 4K-movies wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100–12800. In de modi [k], [t] en [v] zz Voor HD/Full HD en movies met hoge framerate, wordt de ISOsnelheid automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100– 25600.
Prestatiegegevens In de modus [M] zz Voor HD/Full HD en movies met hoge framerate met ISO-snelheid ingesteld op [AUTO] wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100–25600. zz Voor 4K-movies met ISO-snelheid ingesteld op [AUTO] wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld binnen een bereik van ISO 100–12800. zz Bij het instellen van ISO Auto, breidt instellen van [ISO auto] of [HISO auto] onder [z3: kISO-snelheidsinst.] tot [Max.:H2(102400)] (pag.
Prestatiegegevens Opnamen weergeven zzOpties voor formaatwijziging op basis van de originele beeldkwaliteit Originele beeldkwaliteit 3* Beschikbare instellingen voor wijziging formaat 4 a b k k k k k 4 k a * Alleen b is beschikbaar voor beelden opgenomen met [z1: zBijsnijden/ beeldverhouding] ingesteld op [1,6x (bijsnijden)].
Informatiedisplay LCD-paneel Foto/movie stand-by scherm 1 (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) Multifunctievergrendeling Opnamemodus Accuniveau Flitsbelichtingscorrectie BelichtingscorrectieBluetooth-functie Wi-Fi-functie Sluitertijd Diafragma Tussenstappen van movie 1/8stop (11) Indicator belichtingsniveau Belichtingscorrectiewaarde AEBbereik (12) ISO-snelheid (13) Lichte tonen prioriteit/Uitbreiding ISO-snelheid Foto stand-by scherm 2 (1) (3
Informatiedisplay Film stand-by scherm 2 (1) (4) (2) (5) (6) (3) (7) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) AF-methode Digitale beeldstabilisatie van movies Beeldformaat Witbalans Canon Log Beschikbare filmopnametijd Framerate Filmopname in uitvoering (2) (1) 618 (1) (2) Verlopen opnameduur Opname in uitvoering/opname op afstand in uitvoering (HDMI, 10-bit)
Informatiedisplay Scherm voor het maken van foto's Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. zz De positie van de zoekerweergave verschilt voor sommige items. zz Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven. (1) (2) (3) (1) (2) (3) (4) (5) (12) (13) (14) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (18) (19) (20) (21) (22) Beschikbare filmopnametijd Maximale opnamereeks Mogelijke opnamen/sec.
Informatiedisplay (24) (25) (26) (27) (28) (32) (33) (34) (35) (36) (30) (37) (38) (39) (40) (31) (41) (29) (24) Flitser gereed/Flitser uit/ FE-vergrendeling/Snelle synchronisatie (25) Stille sluiter (26) Touch Shutter (27) AE-vergrendeling (28) Waarschuwing Sluitertijd/ Multifunctievergrendeling (29) Flitsbelichtingscorrectie (30) Diafragma (31) Indicator belichtingsniveau (32) Weergave van de scherpstelafstand (33) Bluetooth-functie (34) Belichtingssimulatie (35) Knop Vergroten (36) ISO-snelheid
Informatiedisplay Filmopnamescherm Telkens als u op de knop drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. zz De positie van de zoekerweergave verschilt voor sommige items. zz Alleen de instellingen die momenteel zijn toegepast worden weergegeven.
Informatiedisplay (22) (29) (23) (30) (31) (32) (33) (34) (24) (25) (26) (27) (28) (22) Geluidsopnameniveau-indicator (handmatig) (23) Canon Log (24) AE-vergrendeling (25) Sluitertijd (26) Beeldassistent (27) Wi-Fi-functie (28) (29) (30) (31) (32) (33) Diafragma Indicator belichtingsniveau ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Belichtingscorrectie Weergave van de scherpstelafstand (34) Bluetooth-functie ooU kunt instellen wat wordt weergegeven wanneer u op de knop drukt (pag. 397).
Informatiedisplay Scènepictogrammen In de opnamemodus [A] of [y] detecteert de camera het type scène waar alle instellingen op worden aangepast. Het gedetecteerde scènetype wordt linksboven op het scherm weergegeven.
Informatiedisplay *4: Het pictogram van de scène die is geselecteerd uit de gedetecteerde scènes, wordt weergegeven. *5: Wordt weergegeven wanneer alle volgende omstandigheden van toepassing zijn: De opnamescène is donker, het is een nachtopname en de camera staat op een statief. *6: Wordt weergegeven met een van de onderstaande lenzen: • • • • EF300mm f/2.8L IS II USM EF400mm f/2.
Informatiedisplay Weergavescherm zzWeergave basisinformatie voor foto's (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (1) (2) (3) (4) (8) (9) (10) (11) (12) (5) (6) (7) (13) (14) (15) Wi-Fi-functie Sterkte van Wi-Fi-signaal Accuniveau Aantal weergaven/totaal aantal opnamen/aantal gevonden opnamen Sluitertijd Diafragma Belichtingscorrectiewaarde Bluetooth-functie (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) Reeds naar een computer/ smartphone verzonden Classificatie Beeldbeveiliging Mapnummer - bestandsnummer Beeldkwalitei
Informatiedisplay zzWeergave gedetailleerde informatie voor foto's (8) (1) (9) (10) (11) (12) (13) (14) (15) (2) (3) (4) (16) (5) (6) (7) (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) Diafragma Sluitertijd Opnamemodus/Meervoudige belichting/Time-lapse-movie Witbalans Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Witbalanscorrectie Beeldstijl/Instellingen Belichtingscorrectiewaarde Opnamedatum en -tijd (17) (10) (11) (12) (13) (14) Histogram (Helderheid/RGB) ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Sch
Informatiedisplay zzWeergave gedetailleerde informatie voor movies (1) (1) (2) (3) (4) (2) (6) (3) (4) (5) (7) (8) Movieweergave Beeldstijl: instellingen Canon Log: kenmerken Movie-opnameformaat Framerate (5) (6) (7) (8) Compressierate HDR movie/Movie digitale beeldstabilisatie Opnametijd Opname-indeling voor movies Tijdens de movieweergave wordt “*, *” weergegeven voor [Details] en [Drempel] van [Scherpte] van de [Beeldstijl].
Handelsmerken ooAdobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. ooMicrosoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. ooMacintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. ooHet SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. ooHDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Over MPEG-4-licenties “Dit product is in licentie gegeven krachtens AT&T-patenten voor de MPEG4-standaard en kan worden gebruikt voor het coderen van MPEG-4-video en/ of het decoderen van voor MPEG-4-video die uitsluitend is gecodeerd (1) voor een persoonlijk en niet-commercieel doeleinde of (2) door een videoleverancier die krachtens de AT&T-patenten bevoegd is om MPEG-4-video te leveren. Er wordt geen licentie verleend of geïmpliceerd voor enig ander gebruik van de MPEG-4-standaard.
Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product is zodanig ontworpen dat het optimale prestaties levert wanneer het wordt gebruikt in combinatie met originele Canon-accessoires. Het is zeer raadzaam dit product te gebruiken met originele Canon-accessoires.
Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid.
WAARSCHUWING ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Index Nummers [4K] 3840x2160 (Movie)..................... 192 [4K] 3840x2160 (Time-lapse-movie)............................. 225 [A+] (Automatisch/scène)................... 123 [C1]/[C2] (Aangepast opnemen)........ 417 [FHD] 1920x1080 (HDR-opnamen)... 222 [FHD] 1920x1080 (Movie).................. 192 [FHD] 1920x1080 (Time-lapse-movie)............................. 225 [HD] 1280x720 (HDR-opnamen)........ 222 [HD] 1280x720 (Movie)...................... 192 [Q] (Quick Control)...............................
Index Afdrukken Afdrukopties (DPOF)....................... 353 Fotoboek instellen........................... 357 AF-punt op basis van richting............. 299 Beelden wissen.................................. 335 Beeld opslaan als foto........................ 329 Beeldstijl................................... 88, 92, 95 Belichting aangehouden voor nieuw AF-puntuitbreiding...................... 266, 271 diafragma........................................... 546 Afstandsbediening............................
Index C Camera De camera vasthouden..................... 55 Onscherpte door cameratrilling....... 125 Standaardinstellingen...................... 419 Canon Log.......................................... 236 Centrum gewicht gemiddeld............... 152 Certificaatlogo.................................... 422 Classificatie........................................ 321 Combination IS................................... 221 Contactpunten voor flitssynchronisatie................................. 31 Continue opname..
Index FE-vergrendeling................................ 177 Full High-Definition (Full HD) Fijn (opnamekwaliteit).......................... 75 (time-lapse-movie).............................. 224 Filtereffect (Monochroom).................... 94 Fv (AE met flexibele prioriteit)............ 140 Firmware............................................. 422 Flitsbelichtingscorrectie.............. 177, 186 G Flitser (Speedlite)............................... 177 Gebied AF-kader........................
Index HDR-opnamen................................... 161 Minimale sluitertijd Helemaal indrukken...................... 56, 404 voor ISO auto (foto’s)........................ 87 Help.................................................... 405 Stappen instellen............................. 542 Tekstgrootte..................................... 406 Time-lapse ISO auto....................... 247 Herhalen (diavoorstelling).................. 331 High-Definition....................................
Index Lens................................................ 50, 52 Correctie chromatische Microfoon............................................ 203 Modus automatisch............................ 123 aberratie...................................113, 344 Mogelijke opnameduur (movie).......... 612 Correctie helderheid randen..... 111, 343 Monochroom.................................. 90, 94 Correctie optische aberratie.....110, 343 Movies................................................
Index HDMI-uitgang.......................... 251, 395 Multifunctievergrendeling............. 60, 416 HDR-movie opnamemodus............. 222 My Menu............................................. 566 Hoge framerate............................... 199 Hoofdtelefoon.................................. 203 N Kaarten geschikt Namen van onderdelen........................ 31 voor filmopnamen.............................611 Natuurlijk.............................................. 90 Knop voor movie-opnamen...
Index Auto. reset....................................... 369 PAL............................................. 195, 384 Beelden vergroten........................... 315 Pc-aansluiting..................................... 585 Beeldkwaliteit............................ 75, 609 Pictogrammen........................................ 8 Beeld zoeken................................... 313 Pieptoon............................................. 386 Bestandsnummering.......................
Index Kleurtoon......................................... 379 My Menu.......................................... 569 Menuweergave.................................. 63 Standaard (IPB).................................. 195 Opnamen weergeven...................... 304 Statiefbevestiging................................. 33 Quick Control..................................... 68 Sterkte (scherpte)................................. 93 Scherpstellen 9 AF Pictogram M . .......................................
Index Bijsnijden...................................... 479 V Vari-Angle scherm.......................... 47, 55 Veiligheidsinstructies............................ 25 Veiligheidsshift.................................... 545 Verlichting (LCD-paneel)...................... 60 Versnellen/vertragen tracking............. 289 Vervormingscorrectie................... 111, 343 Verzadiging........................................... 93 Videosysteem..................................... 384 Voeding......................
Index Het formaat van het Witbalans (WB)..................................... 97 beeld wijzigen.................. 447, 453, 489 Aangepast....................................... 100 Instellingen Wi-Fi..................... 429, 533 Automatisch....................................... 99 Interfacekabel.................................. 426 Bracketing....................................... 103 iOS.................................................. 427 Correctie..........................................
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika en het Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over uw lokale Canon-vestiging Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in november 2018 geactualiseerd.