Operation Manual

Video
50
Faders en effecten toepassen
1 Druk op de joystick ( ) in voor het
weergeven van de
joystickaanduiding.
2 Selecteer met ( ) [D.EFFECT ]
en druk op .
Het pictogram van het
geselecteerde effect wordt groen.
Druk nog een keer op om het
digitaal effect uit te zetten (het
pictogram wordt weer wit).
Activeer de geselecteerde fader in de
opnamepauzemodus ( ), en druk
vervolgens op om de opname
te beginnen met een fade in.
Activeer de geselecteerde fader terwijl
u opneemt ( ), en druk vervolgens op
om uit te faden en een pauze
in te lassen.
-modus: Activeer het
geselecteerde effect terwijl u opneemt
of tijdens de opnamepauzemodus.
-modus: Activeer het
geselecteerde effect en druk
vervolgens op om de foto te
maken.
OPMERKINGEN
Als u een fader gebruikt, wordt deze niet
alleen toegepast op het beeld maar ook
op het geluid. Als u een effect gebruikt,
wordt het geluid normaal opgenomen.
De camcorder onthoudt de laatst
gebruikte instelling ook als u de digitale
effecten uitschakelt of het
opnameprogramma wijzigt.
Schermgegevens en datacodering
Elke opgenomen scène of foto krijgt
van de camcorder een datacodering die
bestaat uit de datum, tijd en informatie
over de camera-instellingen tijdens de
opname. Bij het bekijken van een foto
ziet u alle gegevens in een
informatiepictogram verschijnen.
Tijdens het afspelen van films kunt u
met de instelling [DATA CODE] bepalen
wat er wordt weergegeven ( 82). U
kunt ook de meeste schermgegevens
in- of uitschakelen.
Door herhaaldelijk op te
drukken, worden de gegevens als
volgt op het scherm weergegeven.
-, -modus:
Alle gegevens ingeschakeld
De meeste gegevens zijn
uitgeschakeld*
-modus:
Alle gegevens ingeschakeld
INFADEN
UITFADEN
EEN EFFECT ACTIVEREN
Start/Stop
Start/Stop
PHOTO
DISP.