User manual

13-22
Apparaatinstellingen
10.PCL INSTELLINGEN*** Hiermee stelt u de PCL-printerinstelling in.
1. ORIENTATIE Hiermee stelt u de afdrukstand in.
STAAND
LIGGEND
2. FONTNUMMER Hiermee stelt u het standaardlettertype voor de
printerfunctie in met behulp van de corresponderende
lettertypenummers. (0-120)
3. LETTERTYPEGROOTTE
Hiermee geeft u de lettertypegrootte op voor het
standaardlettertype. Dit item wordt weergegeven als het
nummer in <FONTNUMMER> een proportioneel lettertype
is. (4,00-999,75)
4. TEKENAFSTAND Hiermee geeft u de tekenafstand voor het
standaardlettertype op. Dit item wordt weergegeven als
het nummer in <FONTNUMMER> een niet-proportioneel
lettertype is. (0,44-99,99)
5. FORM. LIJNEN Hiermee stelt u het aantal regels dat op een pagina wordt
afgedrukt in. (5-128)
6. SYMBOLENSET Hiermee selecteert u de symbolenset die het meest
geschikt is voor de hostcomputer.
7. GEBR. PAPIER Hiermee stelt u in of u een aangepast papierformaat wilt
gebruiken.
UIT Als deze instelling is uitgeschakeld, kunt u geen aangepast
papierformaat opgeven.
AAN Als deze instelling is ingeschakeld, kunt u een aangepast
papierformaat opgeven.
1. MAATEENHEID Hiermee selecteert u de maateenheid voor een aangepast
papierformaat.
–MILLIMETERS
–INCH
2. X AFMETING Hiermee geeft u het horizontale formaat van het aangepaste
papier op. (127-356 mm (05,00-14,00 inch))
3. Y AFMETING Hiermee geeft u het verticale formaat van het aangepaste
papier op. (76-216 mm (03,00-08,50 inch))
PRINTERINSTEL.