User manual

13-26
Apparaatinstellingen
AANP./REINIGEN
In te stellen item Beschrijving
1. OVERDR. ROL REIN. Hiermee reinigt u de overdrachtsrol. (Zie "Overdrachtsrol"
op pag. 11-9.)
2. REINIG. FIX.EENH. Hiermee reinigt u de fuserrol. (Zie "Fuserrol" op pag. 11-4.)
3. AANVOERREINIGING Hiermee reinigt u de ADF. (Zie "De ADF automatisch laten
reinigen" op pag. 11-8.)
4. SPECIALE MODE M Hiermee stelt u een hogere afdrukkwaliteit in of maakt u de
afdrukdichtheid regelmatiger. Als de afdrukkwaliteit afneemt
of er een onregelmatigheid in de afdrukkwaliteit verschijnt,
werkt de transcriptie-uitvoer mogelijk niet goed.
MID Hiermee selecteert u normale afdrukomstandigheden.
LAAG Hiermee compenseert u een lage afdrukkwaliteit bij gebruik
van papier dat lange tijd is opgeslagen bij een hoge
temperatuur en luchtvochtigheid.
HOOG Hiermee compenseert u een slechte afdrukkwaliteit bij
gebruik van zwaar papier.
5. SPECIALE MODE N Bij dubbelzijdig afdrukken kan het papier omkrullen of
vastlopen. Gebruik deze instelling om omkrullen en
papierstoringen te voorkomen.
–UIT
AAN
6. SPECIALE MODE O Deze instelling is niet beschikbaar voor dit model.
7. SPECIALE MODE P Hiermee stelt u de activering in wanneer licht papier
of papier waarmee gemakkelijk een ongelijkmatige
printdichtheid wordt verkregen, wordt gebruikt bij het
afdrukken.
–UIT
AAN
8. SPECIALE MODE Q Gebruik deze instelling als er zwarte of witte vlekken op de
afgedrukte afbeelding verschijnen.
–UIT
AAN