User manual

13-32
Apparaatinstellingen
2. WIS ALLE
TOTALEN
Hiermee wist u de tellerinformatie van alle afdelingen.
–UIT
AAN
3. LIJST PRINTEN Hiermee drukt u de inhoud van <TOTALEN BEKIJKEN> af.
3. PDL OPDR. Z. ID Hiermee stelt u in of u afdruktaken van een
printerstuurprogramma die niet overeenkomen
met een opgeslagen afdelings-ID wilt toestaan.
AAN
–UIT
4. BEHEER GEBR. ID Hiermee stelt u in of u beheer van gebruikers-ID's wilt
toestaan. Hiermee slaat u de gebruikers-ID en het
wachtwoord op vanaf de gebruikersinterface op afstand
voordat u <BEHEER GEBR. ID> op <AAN> instelt.
(Zie hoofdstuk 4 "Gebruikersinterface op afstand" in
de Uitgebreide handleiding.)
–UIT
AAN
5. NETWERKINSTEL.****
Hiermee selecteert u de netwerkinstelling. (Zie hoofdstuk 3
"Netwerk" in de Uitgebreide handleiding.)
1. TCP/IP INSTELLING Hiermee stelt u het TCP/IP-netwerk in.
1. AUTOM. IP ADRES Hiermee selecteert u of u automatisch een IP-adres wilt
instellen.
AAN Hiermee kunt u automatisch een IP-adres aan het apparaat
toewijzen.
1. DHCP (AAN/UIT)
2. BOOTP (UIT/AAN)
3. RARP (UIT/AAN)
UIT Hiermee wijst u handmatig een IP-adres aan het apparaat
toe.
SYSTEEMINSTEL.