Operation Manual
49
Vóórgebruik
Basishandleiding
Handleidingvoor
gevorderden
Basishandelingen
vandecamera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
MenuInstellingen
Accessoires
Bijlage
Index
Foto’s
Onderwerpenselecterenomopscherptestellen
(AFTracking)
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
1 Selecteer[AFTracking].
Voer de stappen bij “De modus AF Frame
wijzigen” (=
48) uit om [AF Tracking] te
selecteren.
[ ] wordt weergegeven in het midden
van het scherm.
2 Kieseenonderwerpwaarop
uwiltscherpstellen.
Richt de camera zo dat [ ] op het
gewenste onderwerp valt.
Druk de ontspanknop half in.
[
] verandert in een blauw [ ] dat het
onderwerp volgt terwijl de scherpstelling
en belichting worden aangepast
(Servo AF) (=
50).
3 Maakdeopname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
• [Servo AF] (=
50) is ingesteld op [Aan] en kan niet worden
gewijzigd.
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
• [AF-Punt Zoom] op het tabblad [ ] is niet beschikbaar.
• [ ] en [ ] zijn niet beschikbaar.
Foto’s Films
Centrum
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor betrouwbaar
scherpstellen.
• Een geel AF-kader wordt weergegeven met [
] als de camera niet
kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
• Om composities te maken met de onderwerpen aan de rand of in een hoek,
richt u de camera eerst zo dat u het onderwerp in het AF-kader ziet en
vervolgens houdt u de ontspanknop half ingedrukt. Terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt blijft houden, creëert u de gewenste compositie en vervolgens
drukt u de ontspanknop helemaal in (Focusvergrendeling).










