Operation Manual

65
Vóórgebruik
Basishandleiding
Handleidingvoor
gevorderden
Basishandelingen
vandecamera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
MenuInstellingen
Accessoires
Bijlage
Index
4 Slahetnieuwebeeldop.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK] te
kiezen en druk vervolgens op de knop [
].
Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
5 Bekijkhetnieuwebeeld.
Druk op de knop [ ]. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Ja] te
kiezen en druk daarna op de knop [
].
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
• Beelden die zijn vastgelegd met een opnamepixelinstelling van [
]
of [ ] (=
34) kunnen niet worden bewerkt.
• Beelden kunnen niet worden voorzien van een hoger aantal opnamepixels.
Foto’s
De helderheid corrigeren (i‑Contrast)
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan
dat voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd,
zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla
het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1 Selecteer[i-Contrast].
Druk op de knop [ ] en kies
[i-Contrast] op het tabblad [
] (=
22).
2 Selecteereenbeeld.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [
].
3 Selecteereenoptie.
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
optie te selecteren en druk daarna
op de knop [
].
4 Slahetbeeldopalseennieuw
beeldenbekijkdit.
Voer stap 4 en 5 uit van “Het formaat
van beelden wijzigen” (=
64).
• Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
• Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.