User manual

4
Voordat u begint
3 Laad de batterij op.
Sluit het netsnoer aan op de oplader
en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
Het oplaadlampje gaat oranje branden
en het opladen begint.
Wanneer het opladen is voltooid,
wordt het lampje groen en kunt u de
batterij verwijderen.
Raadpleeg “Speci caties” in de
downloadbare Gebruikershandleiding
voor informatie over de oplaadtijd en
het beschikbare aantal opnamen of de
beschikbare opnametijd bij een volledig
opgeladen batterij.
4 Open het klepje.
Verschuif het klepje (1) en maak het
open (2).
5 Plaats de batterij.
Terwijl u de batterij met de aansluitpunten
(1) in de getoonde richting vasthoudt,
duwt u de batterijvergrendeling (2) in de
richting van de pijl en plaatst u de batterij
totdat de vergrendeling vastklikt.
Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de
batterij in de juiste richting is geplaatst
en wordt vergrendeld.
Wanneer u de batterij verwijdert,
beweegt u de batterijvergrendeling in
de richting van de pijl.
(2)
(1)
(1)
(2)