Operation Manual

1
2
3
4
5
Terug
4-13
Geavanceerde
faxfuncties
Statusmonitor
Rapporten en
lijsten
Problemen
oplossen
Bijlage
Inhoudsopgave
Trefwoordenlijst
BOVEN
VolgendeVorige
Er treden papierstoringen op.
V
Is het juiste papiertype in het apparaat geplaatst?
A U moet papier gebruiken dat voor het specifieke
gebruik geschikt is. (Zie hoofdstuk 3,
“Afdrukmaterialen” in de Algemene handleiding.)
De afdruk is niet helder.
V Is de kopieerdichtheid juist aangepast?
A Pas de dichtheid aan. (Zie hoofdstuk 6, “Kopiëren”
in de Algemene handleiding.)
V Is de tonercartridge goed geïnstalleerd?
A Controleer of de tonercartridge goed is
geïnstalleerd. (Zie “Installeer de cartridge” in de
Beknopte handleiding.)
V Is de toner bijna op of niet gelijkmatig verdeeld?
A
Schud de cartridge voorzichtig heen en weer om de toner
in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als het probleem
nog steeds optreedt, vervangt u de cartridge. (Zie
hoofdstuk 8, “Onderhoud”, in de Algemene handleiding.)
V
Is het juiste papiertype in het apparaat geplaatst?
A U moet papier gebruiken dat voor het specifieke
gebruik geschikt is. (Zie hoofdstuk 3,
“Afdrukmaterialen” in de Algemene handleiding.)
V Drukt u op de verkeerde zijde van het papier af?
A Sommige papiersoorten hebben een “goede” zijde
om op af te drukken. Als de afdrukkwaliteit niet
naar wens is, kunt u op de andere kant van het
papier afdrukken.
De afdruk vertoont witte strepen.
V Is de toner bijna op of niet gelijkmatig verdeeld?
A Schud de cartridge voorzichtig heen en weer om
de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als
het probleem nog steeds optreedt, vervangt u de
cartridge. (Zie hoofdstuk 8, “Onderhoud”, in de
Algemene handleiding.)