Operation Manual

1
2
3
4
5
5-2
Geavanceerde
faxfuncties
Statusmonitor
Rapporten en
lijsten
Problemen
oplossen
Bijlage
Inhoudsopgave
Trefwoordenlijst
Terug
BOVEN
VolgendeVorige
Woordenlijst
A
Aansluiting
De telefoonaansluiting aan de wand of op uw apparaat voor het
aansluiten van het apparaat op de telefoonlijn, antwoordapparaat,
handset of telefoon.
AC
Wisselstroom. Het type stroom van het spanningsnet.
Activiteitenrapport
Een log van de faxtransacties (verzenden en ontvangen) van het
apparaat.
Afdrukgebied
Het gedeelte van een vel papier waarop een printer tekst of
afbeeldingen afdrukt (het afdrukgebied is kleiner dan het papier).
Afzender-ID
Informatie die boven aan een faxbericht wordt afgedrukt (ook wel
TTI (Transmit Terminal ID) genaamd), zoals de datum en tijd
waarop het faxbericht is verzonden, en het faxnummer van de
afzender.
Automatische documentinvoer (ADF)
Het systeem in het apparaat dat het document invoert dat op het
apparaat wordt gefaxt of gekopieerd.
Automatische nummerherhaling
Wanneer het ontvangende faxapparaat bezet is of niet antwoordt
of als er een fout tijdens het verzenden optreedt, wordt er een
bepaalde tijd gewacht waarna het nummer opnieuw wordt
gekozen. Dit wordt herhaald totdat het faxapparaat niet meer
bezet is en antwoordt.
B
bps
Bits per seconde. De snelheid waarmee het faxapparaat
gegevens verzendt en ontvangt.
C
CNG
Beltoon. Een signaal dat door faxapparaten wordt verzonden ter
identificatie van de oproep als een inkomend document. Als het
ontvangende faxapparaat dit signaal detecteert, wordt het
apparaat automatisch gestart om het faxbericht te ontvangen. De
meerderheid van de faxapparaten die tegenwoordig worden
gebruikt, kunnen CNG-signalen verzenden en detecteren.
Cursor
Het symbool voor onderstrepen wordt op het display
weergegeven als u nummers en namen op het apparaat opslaat.