Operation Manual
1
2
3
4
5
1-7
Geavanceerde
faxfuncties
Statusmonitor
Rapporten en
lijsten
Problemen
oplossen
Bijlage
Inhoudsopgave
Trefwoordenlijst
BOVEN
Terug VolgendeVorige
Ontvangstfuncties
U kunt de ontvangst mode naar wens instellen. Het apparaat is
voorzien van de volgende ontvangstfuncties: geheugenontvangst,
ontvangstbeperking en ontvangst op afstand.
■ Instellen van de ontvangst mode
Zie “Apparaat instellen voor ontvangen van faxen” in de
Beknopte handleiding voor informatie over het instellen van de
juiste mode.
1. Druk op [Menu].
2. Gebruik [Omhoog/Omlaag] om
<RX INSTELLING?> te selecteren en druk
op [OK].
3. Gebruik [Omhoog/Omlaag] om <5 RX MODE?>
te selecteren en druk op [OK].
4. Gebruik [Links/Rechts] om de ontvangst mode
te selecteren en druk op [OK].
<FAX/TEL>: Schakelt automatisch tussen faxoproep en gesprekken.
zie “FAX/TEL: Optionele instellingen” op pag. 1-7 voor optionele
instellingen.
<HANDM.>: U moet de faxberichten handmatig ontvangen.
<FAX MODE>: Beantwoordt alle oproepen als faxberichten en
verbreekt gesprekken.
<AnsMode>: Ontvangt faxen automatisch en legt gesprekken vast.
zie “AnsMode: Optionele instellingen” op pag. 1-8 voor optionele
instellingen.
OPMERKING
– Voor <FAX/TEL> en <HANDM.> moet de optionele handset of
een externe telefoon op het apparaat zijn aangesloten.
– Voor <AnsMode> moet er een antwoordapparaat op het
apparaat worden aangesloten.
5. Druk op [Stoppen/Opnieuw instellen] om terug
te keren naar de standby mode.
FAX/TEL: Optionele instellingen
Wijzig desgewenst als volgt de optionele instellingen:
<BEL STARTTIJD>: Voer met de numerieke toetsen de duur
(0 t/m 30 seconden) in die het apparaat ‘luistert’ naar de faxtoon
voordat het belsignaal gaat klinken. Druk op [OK].
<STEL F/T BELDUUR IN>: Voer met de numerieke toetsen de
duur (10 t/m 45 seconden) van het rinkelen in. Druk op [OK].
<STEL STND. ACTIE IN>: Gebruik [Links/Rechts] om de
standaardactie te selecteren die wordt uitgevoerd wanneer het
rinkelen stopt, en druk op [OK].
– <ONTVANGEN>: Probeert het document te ontvangen.
– <VERBREKEN>: Verbreekt de verbinding.