Operation Manual

175
De Wi-Fi-functies van de camcorder
* Om de functie Bewaking bij afwezigheid te gebruiken zijn een toegangspunt
nodig dat compatibel is met UPnP (Universal Plug and Play) en een
internetverbinding die wereldwijde IP-adressen kan verkrijgen.
1 Activeer de functie [Bewaking bij afwezigheid].
De eerste keer dat ude functie inschakelt, dient ueerst een
wachtwoord en de poort die door deze functie wordt gebruikt in
te stellen (stap 2 tot en met 4). Als ude instellingen voor de functie
Bewaking bij afwezigheid al hebt ingesteld, gaat uverder bij stap 5.
2 Raak [OK] aan om het instellingenscherm te openen.
3 Om het veld [Wachtwoord] in te vullen, raakt u[Niet
geconfigureerd] aan. Voer een uniek wachtwoord in voor
de functie Bewaking bij afwezigheid en raak [OK] aan.
Het wachtwoord is verplicht voor deze functie en moet 4 tot 8 tekens
lang zijn. We raden aan dat ueen wachtwoord gebruikt van
8 tekens, dat zowel cijfers als grote en kleine letters bevat.
Om het wachtwoord in te voeren (en het poortnummer bij de
volgende stap), gebruikt uhet virtuele toetsenbord (A 179).
4 Om het poortnummer dat wordt gebruikt te wijzigen, raakt u[80]
aan. Voer een ander poortnummer in en raak [OK] tweemaal aan.
Het poortnummer is standaard ingesteld op 80, maar ukunt het
desgewenst wijzigen.
0 > [ Afstandsbediening+streamen] >
[ Bewaking bij afwezigheid] > [OK]