Operation Manual

58
Basisfuncties voor opnemen
Smart AUTO
Bij het maken van opnamen in de stand N detecteert de camcorder
automatisch bepaalde kenmerken van het onderwerp, de achtergrond,
lichtomstandigheden, enzovoort. De camcorder past vervolgens
diverse instellingen aan (waaronder scherpstelling, belichting, kleur,
beeldstabilisatie, beeldkwaliteit) en selecteert de optimale instellingen
voor de scène die uwilt vastleggen. Het pictogram in de filmmodusknop
verandert automatisch in een van de volgende Smart AUTO-pictogrammen.
Onder bepaalde omstandigheden komt het Smart AUTO-
pictogram dat op het scherm verschijnt, mogelijk niet overeen
met de feitelijke scène. Vooral als uopnamen maakt tegen een
oranje of blauwe achtergrond, kan het pictogram van de
zonsondergang of een van de pictogrammen van de blauwe
luchten verschijnen en worden de kleuren mogelijk niet natuurlijk
weergegeven. In dat geval raden we aan om opnamen te maken
in de stand (A 89).
In sommige gevallen kan de functie Smart AUTO de scène
niet waarnemen, bijvoorbeeld wanneer ueen onderwerp op
het scherm aanraakt (volgfunctie). In dat geval wordt op het
scherm N weergegeven als het Smart AUTO-pictogram.
9
N
ƒ
y }
Filmmodus Afspelen
Indeling