Operation Manual
Controle 9
Zorg dat het apparaat niet te ver van het toegangspunt is geplaatst.
Het toegangspunt bevindt zich binnen het effectieve bereik voor draadloze communicatie. Plaats het apparaat
binnen een straal van 50 m / 164 feet van het toegangspunt.
Controle 10
Zorg dat er geen stoorfactoren voor radiogolven in de buurt zijn.
Als in de buurt een apparaat (zoals een magnetron) staat dat dezelfde frequentieband gebruikt als het draadloze
station, kan dit apparaat storing veroorzaken. Plaats het draadloze station zo ver mogelijk weg van de bron van
de storing.
Controle 11
Zorg dat de netwerkinstellingen van de computer correct zijn.
Zorg dat de computer kan communiceren met het toegangspunt via het draadloze LAN.
Controle 12
Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable
bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
Controle 13
Zorg dat de firewall van de beveiligingssoftware is uitgeschakeld.
Als de firewallfunctie van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt wellicht het bericht weergegeven dat
Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als de waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de
beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd wordt toegestaan.
Als u programma's gebruikt die de netwerkomgeving wijzigen controleert u de instellingen. Sommige
programma's zullen standaard een firewall inschakelen.
Controle 14
Wanneer u een router gebruikt, moet u het apparaat en de computer
aansluiten aan de LAN-zijde (zelfde netwerksegment).
Als het probleem niet is opgelost, voert u de installatie opnieuw uit met behulp van de Installatie-cd-rom of
voert u de installatie uit volgens de instructies op onze website.
953