Operation Manual

51
ń
tie, de helderheid van de omgeving en de brandpuntsafstand van het ge-
bruikte objectief.
Langere belichtingstijden dan de flitssynchronisatietijd kunnen, afhankelijk
van de camerafunctie en de gekozen flitssynchronisatietijd (zie ook 4.6.2 en
4.6.3) worden gebruikt.
Met sommige digitale camera’s, bijv. de PowerShot Pro 90 IS, G1 en
G2 vindt er geen automatische omschakeling naar de flitssynchronisa-
tietijd plaats. Bij deze camera’s kan bij elke belichtingstijd worden ge-
flitst. Indien u de volle energie van de flitser nodig heeft, kies dan een
kortere belichtingstijd dan 1/125 s.
In de functie FP-synchronisatie bij korte belichtingstijd (HSS-functie)
zijn bij sommige camera’s ook kortere belichtingstijden dan de flits-
synchronisatietijd mogelijk (zie 4.6.4).
5.3 Aanduidingen in de zoeker van de camera
Flitssymbool knippert:
Aanduiding, dat het gewenst wordt, de flitser in te schakelen (bij sommige
camera’s).
Flitssymbool verschijnt:
De flitser is paraat (bij sommige camera’s).
Sommige camera’s hebben in de zoeker een functie waarbij tegen foute be-
lichtingen kan worden gewaarschuwd: knippert de in de zoeker aangegeven
diafragmawaarde, de belichtingstijd of beide, dan treedt er een te krappe of
te ruime belichting op.
Principes bij belichtingsfouten:
Bij te ruime belichting: niet flitsen!
Bij te krappe belichting: schakel de flitser in of gebruik een statief en een
langere belichting.
In de verschillende belichtings- en automatische programma’s kunnen ver-
schillende oorzaken aan een foute belichting ten grondslag liggen.
Lees voor de aanduidingen in de zoeker de gebruiksaanwijzing van
uw camera na wat voor uw type camera geldend is.
5.4 Aanduidingen in het LC-display (Fig. 1)
De EOS-camera’s geven de waarden van filmgevoeligheid ISO, brandpunts-
afstand van het objectief (in mm), diafragma en eventuele belichtingscorrec-
tie door aan de flitser. De flitser past daar zijn vereiste instellingen automa-
tisch op aan. Hij berekent uit deze waarden en zijn richtgetal de maximale
reikwijdte ven het flitslicht. Flitsfunctie, reikwijdte, diafragmawaarde en de
stand van de zoomreflector worden in het LC-display van de flitser aangege-
ven.
Wanneer de flitser wordt gebruikt zonder dat deze de gegevens van de ca-
mera krijgt (bijv. als de camera uitgeschakeld is), dan wordt alleen de op de
flitser ingestelde functie, de stand van de reflector en ’M.Zoom’ aangegeven.
De aanduidingen voor diafragmawaarde en reikwijdte verschijnen pas als
de flitser deze gegevens van de camera heeft ontvangen.
Bij sommige camera’s wordt de reikwijdte in het LC-display bij hoge
ISO-waarden (bijv. ISO 6400), c.q. bij correcties op de flitsbelichting
onderdrukt
Sommige camera’s (bijv. PowerShot G1) geven geen belichtingswaar-
den door naar de flitser. In dit geval verschijnt er geen aanduiding
voor diafragma en reikwijdte in het LC-display van de flitser. Voor het
correct werken van de TTL- c.q. E-TTL functies is dit zonder betekenis.
5.4.1 Aanduiding van de reikwijdte in de TTL-flitsfunctie
In het LC-display van de flitser wordt de waarde voor de maximale reikwijdte
van de flits aangegeven. De aangegeven waarde berust op de reflectiegraad
van 25% van het onderwerp, wat voor de meest voorkomende situaties vol-
doet. Sterke afwijkingen van deze reflectiegraad, bijv. bij zeer sterk of zeer
zwak reflecterende onderwerpen, kunnen de reikwijdte van de flitser beïn-
vloeden.
Let bij het fotograferen op de aanduiding van de reikwijdte in het LC-display
van de flitser. Het onderwerp moet zich in het bereik van ongeveer 40% tot
702 47 0091-A4 44 AF-4 C 16.08.2007 15:46 Uhr Seite 51