Operation Manual
U kunt de afdrukmethode selecteren voor het reproduceren van halftonen (het tussenliggende bereik tussen
de lichter
e en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit. U kunt deze instelling
realiseren voor alle afbeeldingtypen binnen een document. Raadpleeg
<Halftonen>(P. 521) voor de
beschrijving van de instelling.
<Grijswaar
deconversie>
Geef op op welke manier kleurendata in zwart/wit moet worden afgedrukt. Zie
<Grijswaardeconversie>(P. 522) voor de beschrijving van de instelling.
<Afdrukkwaliteit>
<Densiteit>
Stel de voor het afdrukk
en gebruikte tonerdichtheid in. Raadpleeg
<Densiteit>(P. 504) voor de
beschrijving van de instelling.
<T
onerbesparing>
Als u <Aan> selecteert, vindt het afdrukken plaats in de spaarstand. Selecteer <Aan> als u de layout of
andere prestatiekenmerken wilt controleren voordat u verder gaat met het denitief afdrukken van een
grote afdruktaak. Raadpleeg
<Tonerbesparing>(P. 504) voor de beschrijving van de instelling.
<Beeldverjning>
Schak
el de effeningsmodus waarin de randen van tekens en afbeeldingen vloeiend worden afgedrukt, in
of uit. Raadpleeg
<Beeldverjning>(P
. 504) voor de beschrijving van de instelling.
<Resolutie>
Geef de resolutie op voor het verwerken van afdrukgegevens. Raadpleeg
<Resolutie>(P. 505) voor de
beschrijving van de instelling.
5
Selecteer <Start>.
➠ Het afdrukk
en wordt gestart.
● Als u het afdrukken wilt annuleren, selecteert u <Annuleren>
<Ja>.
● Als u altijd de
zelfde afdrukinstellingen wilt gebruiken:
Geheugenmedia afdruk(P. 172)
KOPPELINGEN
<Bestanden opslaan/gebruiken>(P. 547)
Afdrukken
276