Operation Manual

3
Selecteer <DHCP>.
Als u niet met DHCP / BOOTP / RARP een IP-adres wilt toewijzen
Selecteer <Uit>. Als u <DHCP> selecteert wanneer de
ze diensten niet beschikbaar zijn, zal het apparaat
tijd en communicatiemiddelen verspillen met het op het netwerk zoeken naar deze diensten.
4
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>.
5
Selecteer <Toepassen>.
IP-adr
essen die worden toegewezen via DHCP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Selecteer <Automatisch verkrijgen>, en selecteer <Uit> <Toepassen> in <Automatisch verkrijgen>.
2
Selecteer <Handmatig verkrijgen>.
3
Voer <IP-adres>, <Subnetmasker> , en <Gatewayadres> in, en selecteer <Toepassen>.
5
Selecteer <OK>.
6
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
Controleren of de instellingen juist zijn
Contr
oleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer (
De UI op
afstand starten(P
. 422) ). Als er geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met
behulp van het bedieningspaneel (
De netwerkverbinding testen(P. 32) ).
Als u het IP-adr
es hebt gewijzigd na de installatie van het printerstuurprogramma
Als de MFNP poort wordt gebruikt, wordt de verbinding gehandhaafd zolang het apparaat en de computer
tot hetzelfde subnet behoren. Daarom hoeft u geen nieuwe poort toe te voegen. Als de standaard TCP/IP
poort wordt gebruikt, moet u een nieuwe poort toevoegen.
Printerpoorten congur
eren(P. 43)
*
Als u niet weet welke poort u gebruikt., raadpleeg dan
De printerpoort controleren(P. 719) .
De netwerkverbinding testen
1
Selecteer <Menu> in het scherm Start.
Het scherm Start(P. 122)
2
Selecteer <Voorkeuren> <Netwerk>.
Instellen
32