Operation Manual

4
Druk op <Toepassen>.
OPMERKING:
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
Als <Aan> wordt weergegeven, selecteert u <Automatisch verkrijgen> en stelt u zowel <Selecteer protocol> als
<Auto IP> in op <Uit>.
2
Selecteer <Handmatig verkrijgen> en druk op .
3
Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway) op.
Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres>
<Subnet Mask> <Gateway-adres>.
Voer de waarde in met de numerieke toetsen en druk op <Toepassen> in elk scherm.
Start de machine opnieuw op.
Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan.
OPMERKING
Controleren of de instellingen juist zijn
Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer. ( De UI op afstand starten) Als
een computer niet beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met behulp van het bedieningspaneel (
De
netwerkverbinding testen).
Druk op .
Druk op / om <Netwerkinstellingen> te selecteren en druk vervolgens op .
Als het aanmeldingsscherm verschijnt, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste combinatie van ID en pincode in te voeren.
Druk vervolgens op
. Aanmelden bij de machine
<TCP-/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <PING-commando>.
Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en druk op <Toepassen>.
Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven.
De netwerkverbinding testen
5
1
2
3
4
㻟㻠㻡㻌㻛㻌㻢㻤㻠