Operation Manual

SNMPv3 uitschakelen
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv3] uit.
Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers.
Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek
opvragen bij een computer in het netwerk.
1
Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv3] in.
2
Schakel het selectievakje [Gebruiker inschakelen] in en geef de instellingen voor [Gebruikersnaam],
[MIB-toegangspermissie] en [Beveiligingsinstellingen] op.
U kunt maximaal drie gebruikers registreren.
3
Geef instellingen voor verificatie en codering op.
Doe dit alleen als [Authentificatie Aan/Encryptie Aan] of [Authentificatie Aan/Encryptie Uit] is geselecteerd bij
[Beveiligingsinstellingen].
[Authentificatie algoritme]
Selecteer het keuzerondje [MD5] of [SHA1] voor het algoritme dat overeenkomt met uw netwerkomgeving.
[Encryptie algoritme]
Selecteer het keuzerondje [DES] of [AES] voor het algoritme dat overeenkomt met uw netwerkomgeving.
[Instellen/Wijzigen Wachtwoord]
Als u het wachtwoord wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u tussen 6 en 16
alfanumerieke tekens voor het wachtwoord in het vak [Authentificatie wachtwoord]/[Encryptie wachtwoord]. Typ
het wachtwoord ter bevestiging in het vak [Bevestigen]. U kunt afzonderlijke wachtwoorden instellen voor
verificatie- en coderingsalgoritmen.
4
Geef de contextnaam op om een SNMP-context te identificeren.
[Contextnaam 1]/[Contextnaam 2]/[Contextnaam 3]
Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de contextnaam. U kunt maximaal drie contextnamen
registreren.
7
㻟㻥㻣㻌㻛㻌㻢㻤㻠