iP2800 series Online handleiding Lees dit eerst Nuttige functies die beschikbaar zijn op de printer Overzicht van de printer Afdrukken Problemen oplossen Nederlands (Dutch)
Inhoud Lees dit eerst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Gebruik van de online handleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Handelsmerken en licenties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Zoektips. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Een FINE-cartridge vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Een FINE-cartridge vervangen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Onderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Vage afdrukken of onjuiste kleuren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 Afdrukken vanaf een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 Afdrukken met een toepassing die u gebruikt (printerstuurprogramma). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Canon IJ-printerstuurprogramma. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182 Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 Canon IJ-statusmonitor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185 De inktstatus controleren vanaf uw computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186 Canon IJ-afdrukvoorbeeld. . . .
Afbeelding wordt niet of slechts gedeeltelijk afgedrukt. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271 Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 272 Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273 Vegen op de achterzijde van het papier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1700. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319 1701. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 320 1890. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321 4100. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Lees dit eerst Opmerkingen over het gebruik van de online handleiding Afdrukinstructies Opmerkingen over het gebruik van de online handleiding • Het is verboden tekst, foto's of afbeeldingen die zijn gepubliceerd in de Online handleiding (hierna ´deze handleiding´ genaamd), deels of geheel te reproduceren, af te leiden of te kopiëren. • In principe kan Canon de inhoud van deze handleiding wijzigen of verwijderen zonder voorafgaande kennisgeving aan de klanten.
3. Schakel het selectievakje Achtergrond afdrukken (kleuren en afbeeldingen) (Print Background (colors & images)) bij Opmaak en opties (Format & Options) in.
Gebruik van de online handleiding Symbolen in dit document Waarschuwing Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen leiden. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat. Let op Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat te voorkomen.
Handelsmerken en licenties • Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. • Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Typ trefwoorden in het zoekvenster en klik op (Zoeken). U kunt zoeken naar doelpagina's in deze handleiding. Voorbeeld: '(modelnaam van uw product) papier plaatsen', '(modelnaam van uw product) 1000' Zoektips U kunt in het zoekvenster trefwoorden invoeren om te zoeken naar doelpagina's. Opmerking • Het weergegeven scherm kan verschillen. • Zoeken naar functies Voer de modelnaam van uw product in plus een trefwoord voor de functie waarover u informatie zoekt.
Opmerking • Het weergegeven scherm hangt af van uw product. • Zoeken naar toepassingsfuncties Voer de naam van uw toepassing in plus een trefwoord voor de functie waarover u informatie zoekt.
Opmerkingen bij toelichtingen van bewerkingen In deze handleiding worden de meeste bewerkingen beschreven aan de hand van vensters die worden weergegeven wanneer het besturingssysteem Windows 8 (hierna Windows 8 genoemd) wordt gebruikt.
Nuttige functies die beschikbaar zijn op de printer De volgende nuttige functies zijn beschikbaar op de printer. Ervaar een aangename fotografiebeleving door de verschillende functies te gebruiken. Nuttige functies die beschikbaar zijn vanuit toepassingen en het hoofdgedeelte U kunt verschillende items, zoals collages, eenvoudig maken of fantastische afdrukmaterialen downloaden en afdrukken.
Nuttige functies die beschikbaar zijn vanuit toepassingen en het hoofdgedeelte Op de printer zijn de volgende nuttige functies beschikbaar vanuit toepassingen en het hoofdgedeelte. • Eenvoudig foto's afdrukken • Inhoud downloaden Eenvoudig foto's afdrukken met een toepassing Eenvoudig afbeeldingen ordenen In My Image Garden kunt u de namen van personen en gebeurtenissen bij foto's opslaan.
Als er een item is dat u bevalt, kunt u dit eenvoudig in slechts twee stappen afdrukken. 1. Selecteer in Afbeeldingsweergave van Quick Menu het item dat u wilt afdrukken. 2. Druk het item af met My Image Garden. Automatisch foto's plaatsen U kunt eenvoudig schitterende items maken, omdat de geselecteerde foto's automatisch op thema worden geplaatst. Diverse andere functies My Image Garden biedt een groot aantal andere nuttige functies. Raadpleeg 'De mogelijkheden van My Image Garden' voor meer informatie.
kunt maken door papieren onderdelen in elkaar te zetten. Alles is eenvoudig toegankelijk via Quick Menu. CREATIVE PARK PREMIUM Dit is een service waar klanten die een model gebruiken dat premium inhoud ondersteunt, exclusief afdrukmateriaal kunnen downloaden. U kunt premium inhoud eenvoudig downloaden via My Image Garden. Premium inhoud die u hebt gedownload, kunt u rechtstreeks afdrukken met My Image Garden.
Overzicht van de printer Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Informatie over regelgeving en veiligheid Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van de printer Papier plaatsen Papier plaatsen Een FINE-cartridge vervangen Een FINE-cartridge vervangen De inktstatus controleren vanaf uw computer Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer De printer reinigen De printerinstellingen wijzigen Printerinstellin
Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Informatie over regelgeving en veiligheid 20
Veiligheidsvoorschriften Een locatie kiezen • Installeer het apparaat op een stabiele plaats die vrij van trillingen is. • Installeer het apparaat niet op een plaats die zeer vochtig of stoffig is en niet in direct zonlicht, buitenshuis of dicht bij een warmtebron. U kunt het risico van brand of elektrische schokken beperken door het apparaat te gebruiken volgens de werkingsomgeving die staat aangegeven in de Online handleiding. • Plaats het apparaat niet op een dik tapijt of vloerkleed.
• Gooi inkttanks en FINE-cartridges nooit in het vuur. • Probeer de printkop, inkttanks en FINE-cartridges niet uit elkaar te halen of te wijzigen.
Informatie over regelgeving en veiligheid Het afvoeren van batterijen (voor modellen met lithiumbatterij) Gebruikte batterijen afvoeren volgens de lokale regelgeving. Alleen Europese Unie (en EER). Dit symbool geeft aan dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2002/96/EG) en de nationale wetgeving niet mag worden afgevoerd met het huishoudelijk afval.
Paper types This product can be used to print on both recycled and virgin paper (certified to an environmental stewardship scheme), which complies with EN12281 or a similar quality standard. In addition it can support printing on media down to a weight of 64g/m2, lighter paper means less resources used and a lower environmental footprint for your printing needs.
Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van de printer 25
Hoofdonderdelen Vooraanzicht Achteraanzicht Binnenaanzicht 26
Vooraanzicht (1) papiersteun Open de klep om papier in de achterste lade te plaatsen. (2) papiergeleider Schuif de geleiders tegen de linkerzijde van de stapel papier aan. (3) achterste lade Plaats hier papier. Er kunnen twee of meer vellen papier van hetzelfde formaat en type tegelijk worden geplaatst. Het papier wordt automatisch met één vel tegelijk ingevoerd.
* In de bovenstaande afbeelding branden alle lampjes ter illustratie. (7) Knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) Druk op deze knop om de stroom in of uit te schakelen. U kunt hiermee ook een afdruktaak die wordt uitgevoerd annuleren. U kunt ook op deze knop drukken om de foutstatus van de printer op te heffen of een onderhoudsfunctie te selecteren. (8) AAN/UIT (POWER)-lampje Dit lampje knippert en brandt daarna groen wanneer de printer wordt aangezet.
Achteraanzicht (1) netsnoeraansluiting Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten. (2) USB-poort Sluit hier de USB-kabel aan om de printer op een computer aan te sluiten. Belangrijk • Raak het metalen omhulsel niet aan. • De USB-kabel mag niet worden losgekoppeld of aangesloten terwijl de printer bezig is met afdrukken.
Binnenaanzicht (1) FINE-cartridge (inktcartridges) Een vervangbare cartridge met geïntegreerde printkop en inkttank. (2) FINE-cartridgehouder Plaats hier de FINE-cartridge. De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in de rechtersleuf. Opmerking • Zie Een FINE-cartridge vervangen voor informatie over het vervangen van een FINE-cartridge. Belangrijk • Het gebied rondom de onderdelen (A) kan inktspetters bevatten.
Informatie over de stroomvoorziening van de printer Controleer of de printer is ingeschakeld De printer in- en uitschakelen Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer 31
Controleer of de printer is ingeschakeld Het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt groen wanneer de printer is ingeschakeld. Opmerking • Het kan enige tijd duren voordat de printer met afdrukken begint nadat u de printer hebt ingeschakeld.
De printer in- en uitschakelen De printer inschakelen 1. Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) om de printer in te schakelen. Het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert en blijft groen branden. Controleer of de printer is ingeschakeld Opmerking • Het kan enige tijd duren voordat de printer met afdrukken begint nadat u de printer hebt ingeschakeld. • Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert, zie Als er een fout optreedt.
Belangrijk • Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt nadat u de printer hebt uitgeschakeld, controleert u of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is. Opmerking • U kunt de printer automatisch laten uitschakelen wanneer gedurende een bepaalde periode geen afdruktaken naar de printer zijn gestuurd. Dit is de standaardinstelling.
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Koppel het netsnoer eenmaal per maand los om te controleren of geen van de onderstaande onregelmatigheden zich voordoet bij de stekker of het netsnoer. • • • • • De stekker/het netsnoer is heet. De stekker/het netsnoer is roestig. De stekker/het netsnoer is verbogen. De stekker/het netsnoer is versleten. De stekker/het netsnoer is gespleten.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer Volg de onderstaande procedure om de stekker uit het stopcontact te trekken. Belangrijk • Wanneer u het netsnoer loskoppelt, drukt u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) en controleert u daarna of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is. Wanneer u de stekker uit het stopcontact trekt terwijl het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt of knippert, kan de printkop uitdrogen of verstopt raken en kan de afdrukkwaliteit minder worden. 1.
Papier plaatsen Papier plaatsen 37
Papier plaatsen Normaal papier/fotopapier plaatsen Enveloppen plaatsen Mediumtypen die u kunt gebruiken Mediumtypen die u niet kunt gebruiken Afdrukgebied 38
Normaal papier/fotopapier plaatsen U kunt normaal papier of fotopapier plaatsen. Belangrijk • Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch), kan het papier vastlopen. Opmerking • Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's. Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over origineel Canon-papier. • U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.
3. Schuif de papiergeleider (A) naar links en plaats het papier tegen de rechterkant van de achterste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR U TOE GERICHT. 4. Verschuif de papiergeleider (A) om deze uit te lijnen met de papierstapel. Schuif de papiergeleider niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd. Belangrijk • Plaats het papier altijd in de lengterichting (B). Wanneer u het papier in de breedterichting plaatst (C), kan het papier vastlopen.
Opmerking • Plaats het papier niet hoger dan de markering voor de maximumcapaciteit (D). Opmerking • De printer kan geluid maken bij het invoeren van het papier. • Nadat u papier hebt geplaatst, selecteert u het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.
Enveloppen plaatsen U kunt DL-enveloppen en COM10-enveloppen plaatsen. Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma. Belangrijk • De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. De enveloppen kunnen in de printer vast blijven zitten of ertoe leiden dat de printer niet goed meer functioneert.
3. Schuif de papiergeleider (A) naar links en plaats de enveloppen tegen de rechterkant van de achterste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR U TOE GERICHT. De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde. Er kunnen maximaal 5 enveloppen tegelijk worden geplaatst. 4. Verschuif de papiergeleider (A) om deze uit te lijnen met de enveloppen. Schuif de papiergeleider niet te hard tegen de enveloppen. De enveloppen worden dan misschien niet goed ingevoerd.
Opmerking • De printer kan geluid maken bij het invoeren van het papier. • Nadat u enveloppen hebt geplaatst, selecteert u het formaat en type van de enveloppen in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.
Mediumtypen die u kunt gebruiken Gebruik voor het beste afdrukresultaat normaal papier voor het afdrukken van teksten en fotopapier voor het afdrukken van foto´s. Het verdient aanbeveling belangrijke foto's af te drukken op origineel Canon-papier. Mediumtypen Verkrijgbare papiersoorten • Normaal papier (inclusief gerecycled papier)*1 • Enveloppen Origineel Canon-papier Het modelnummer van origineel Canon-papier wordt tussen haakjes vermeld.
• Minimumformaat: 101,6 x 152,4 mm (4,00 x 6,00 inch) • Maximumformaat: 215,9 x 676,0 mm (8,50 x 26,61 inch) Papiergewicht U kunt papier met het volgende gewicht gebruiken. • 64 tot 105 g /m2 (17 tot 28 lb) (behalve origineel Canon-papier) Gebruik geen zwaarder of lichter papier (met uitzondering van origineel Canon-papier), aangezien het papier dan in de printer vast kan komen te zitten.
Maximaal aantal vellen Verkrijgbare papiersoorten Mediumnaam Achterste lade Papieruitvoerlade Normaal papier (inclusief gerecycled papier) Ongeveer 60 vel Ongeveer 10 vel Enveloppen 5 enveloppen *1 Origineel Canon-papier Opmerking • Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen.
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten levert niet alleen een onbevredigend resultaat op, maar kan ook leiden tot vastlopen of slecht functioneren van de printer.
Afdrukgebied Afdrukgebied Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Letter, Legal Enveloppen 49
Afdrukgebied Voor de beste afdrukkwaliteit laat de printer een marge vrij aan alle zijden van het papier. Het eigenlijke afdrukgebied is het gebied binnen deze marges. Aanbevolen afdrukgebied : Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken. Afdrukgebied : in dit gebied is afdrukken mogelijk. Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen.
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) A5 141,2 x 190,3 mm (5,56 x 7,49 inch) A4 203,2 x 277,3 mm (8,00 x 10,92 inch) B5 175,2 x 237,3 mm (6,90 x 9,34 inch) 10 x 15 cm (4 x 6 inch) 94,8 x 132,7 mm (3,73 x 5,22 inch) 13 x 18 cm (5 x 7 inch) 120,2 x 158,1 mm (4,73 x 6,22 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 31,6 mm (1,24 inch) (B) 29,2 mm (1,15 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 16,7 mm (0,66 inch) (E) 3,4 mm (0,13 inch) (F) 3,4 mm (0,13 inch)
Letter, Legal Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) Letter 203,2 x 259,7 mm (8,00 x 10,22 inch) Legal 203,2 x 335,9 mm (8,00 x 13,22 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 31,6 mm (1,24 inch) (B) 29,2 mm (1,15 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 16,7 mm (0,66 inch) (E) 6,4 mm (0,25 inch) (F) 6,3 mm (0,25 inch) 52
Enveloppen Formaat Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte) DL-envelop 98,8 x 179,5 mm (3,88 x 7,06 inch) COM10-envelop 93,5 x 200,8 mm (3,68 x 7,90 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 8,0 mm (0,31 inch) (B) 32,5 mm (1,28 inch) (C) 5,6 mm (0,22 inch) (D) 5,6 mm (0,22 inch) 53
Een FINE-cartridge vervangen Een FINE-cartridge vervangen De inktstatus controleren vanaf uw computer 54
Een FINE-cartridge vervangen Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, knippert het Alarm-lampje oranje om u op de hoogte te brengen van het probleem. Tel het aantal malen dat het lampje knippert en neem de juiste maatregelen. Als er een fout optreedt Opmerking • Meer informatie over geschikte FINE-cartridges vindt u in de gedrukte handleiding: Veiligheidsinformatie en belangrijke informatie. Vervangingsprocedure Volg de onderstaande procedure wanneer u een FINE-cartridge moet vervangen.
• Mogelijk wordt toch kleureninkt verbruikt wanneer u een document in zwart-wit afdrukt of wanneer u hebt aangegeven een zwart-witafdruk te willen maken. Ook bij standaardreiniging en diepte-reiniging van de printkop, die nodig kunnen zijn om de printer goed te laten werken, wordt zowel kleureninkt als zwarte inkt verbruikt. Vervang de FINE-cartridge direct door een nieuwe cartridge zodra de inkt op is. Handige informatie over inkt 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2.
2. Verwijder de FINE-cartridge. Belangrijk • Wees voorzichtig met de FINE-cartridge om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen. • Houd bij het weggooien van een lege FINE-cartridge rekening met de plaatselijke regelgeving met betrekking tot afvalverwerking. 5. Bereid een nieuwe FINE-cartridge voor. 1. Haal de nieuwe FINE-cartridge uit de verpakking en verwijder de oranje beschermtape (C) voorzichtig.
Belangrijk • Als u schudt met een FINE-cartridge, kunt u inkt morsen en vlekken op uw handen en dergelijke krijgen. Ga voorzichtig te werk met FINE-cartridges. • Zorg dat er geen vlekken op uw handen en dergelijke komen door de inkt op de verwijderde beschermtape. • Plaats de beschermtape niet terug nadat u deze hebt verwijderd. Houd bij het weggooien rekening met de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking.
2. Duw de FINE-cartridge naar binnen en omhoog totdat deze stevig vast zit. Belangrijk • Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd.
• De printer kan alleen afdrukken als zowel de kleuren-FINE-cartridge als de zwarte FINEcartridge is geplaatst. Plaats daarom beide cartridges. 7. Sluit de klep. Opmerking • Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert nadat de klep is gesloten, voert u de vereiste stappen uit. Als er een fout optreedt • De printer kan geluid maken tijdens het gebruik. 8. Pas de positie van de printkop aan. Lijn de printkop uit nadat u de FINE-cartridge hebt vervangen.
Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer De printer reinigen 61
Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoudsprocedure Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Controleraster voor de spuitopeningen bekijken De printkop reinigen 62
Onderhoudsprocedure Als de afdrukresultaten vaag zijn, kleuren niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten (bijvoorbeeld omdat lijnen niet evenwijdig worden afgedrukt), voert u de onderstaande onderhoudsprocedure uit. Belangrijk • Spoel de FINE-cartridge niet af en veeg deze niet schoon. Dit kan problemen met de FINE-cartridge veroorzaken. Opmerking • Controleer of er nog inkt in de FINE-cartridge zit.
De printkop reinigen Vanaf de computer De printkoppen reinigen vanaf de computer Druk na het reinigen van de printkop het controleraster voor spuitopeningen af en controleer dit: Stap 1 Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd: Stap 4 Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopening van printkop wordt gespoten. Opmerking • Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die bijna leeg is. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop. 1. Controleer het raster op (A) ontbrekende lijnen en (B) de aanwezigheid van horizontale witte strepen. (C) Aantal vellen dat tot nog toe is afgedrukt Als er lijnen ontbreken in het raster (A): De printkop reiniging is vereist. (D) Goed (E) Niet goed (er ontbreken lijnen) Als er horizontale witte strepen voorkomen in het raster (B): De printkop reiniging is vereist.
De printkop reinigen De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen ontbreken of horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de spuitopeningen vrij gemaakt en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom alleen als het echt nodig is. 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2.
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer De printkoppen reinigen vanaf de computer De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken De binnenkant van de printer reinigen 68
De printkoppen reinigen vanaf de computer Met de functie voor het reinigen van de printkop kunt u verstopte spuitopeningen van de printkop weer vrijmaken. Reinig de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al is er genoeg inkt. De procedure voor het reinigen van de printkop is als volgt: Reiniging (Cleaning) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) Nadat u het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) hebt geopend, selecteert u de inktgroep die een diepte-reiniging moet ondergaan. Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat deze een diepte-reiniging ondergaan. 3.
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer U kunt de papierinvoerrollen reinigen. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrollen vastzitten en het papier niet goed wordt ingevoerd. De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt: Reiniging rollen (Roller Cleaning) 1. Bereid de printer voor Verwijder al het papier uit de achterste lade. 2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 3.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt. De procedure voor het uitlijnen is van de printkop is als volgt: Opmerking • Als u de positie van de printkop aanpast terwijl de software wordt geïnstalleerd vanaf de installatie-cdrom, begint u bij stap 3. Uitlijning printkop (Print Head Alignment) 1.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking • Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen • Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking • Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen 8. Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK Het derde raster wordt afgedrukt. 9.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking • Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken Met de functie voor controle van de spuitopeningen kunt u controleren of de printkop goed functioneert door een controleraster af te drukken. Druk een controleraster af wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt. De procedure voor het afdrukken van een controleraster is als volgt: Controle spuitopening (Nozzle Check) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De binnenkant van de printer reinigen Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen op de achterzijde van het papier ontstaan. Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt door de afdrukgegevens. De procedure voor het reinigen van de onderste plaat is als volgt: Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De printer reinigen De buitenkant van de printer reinigen De papierinvoerrol reinigen Het binnenste van de printer reinigen (Reiniging onderste plaat) 78
De buitenkant van de printer reinigen Gebruik altijd een zachte en droge doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van het oppervlak. Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt. Belangrijk • Schakel het apparaat altijd uit en haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u de printer gaat reinigen.
De papierinvoerrol reinigen Als de papierinvoerrollen vuil zijn of als er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Reinig in dat geval de papierinvoerrollen vanaf de computer. Als u de papierinvoerrollen reinigt, slijten deze. Reinig de rollen daarom alleen als dat nodig is.
Het binnenste van de printer reinigen (Reiniging onderste plaat) Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van de printer. Als het binnenste van het printer vuil wordt, kan bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat regelmatig te reinigen. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat* * Zorg ervoor dat u een nieuw vel papier gebruikt. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder alle papier uit de achterste lade.
Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de onderste plaat nogmaals hebt gereinigd, zijn de uitstekende delen aan de binnenkant van het printer mogelijk vuil. Veeg inktresten op uitstekende delen weg met bijvoorbeeld een wattenstaafje. Belangrijk • Schakel het apparaat altijd uit en haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u de printer gaat reinigen.
De printerinstellingen wijzigen Printerinstellingen vanaf de computer wijzigen 83
Printerinstellingen vanaf de computer wijzigen Afdrukopties wijzigen Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren De te gebruiken inktpatroon instellen De stroomvoorziening van de printer beheren Het geluid van de printer reduceren De bedieningsmodus van de printer aanpassen 84
Afdrukopties wijzigen U kunt de gedetailleerde instellingen van het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die worden verzonden vanuit een toepassing. Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat wordt afgesneden. De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Klik op Afdrukopties... (Print Options...
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen. De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt: Een afdrukprofiel registreren 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Geef een naam op in het veld Naam (Name). Klik zo nodig op Opties... (Options...) om opties in te stellen en klik vervolgens op OK. Klik in het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) op OK om de afdrukinstellingen op te slaan en terug te keren naar het tabblad Snel instellen (Quick Setup). De naam en het pictogram worden weergegeven in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings). Belangrijk • Klik op Opties... (Options...
De te gebruiken inktpatroon instellen Met deze functie kunt u de meest geschikte FINE-cartridge van de geïnstalleerde cartridges opgeven voor een bepaald doel. Wanneer een van de FINE-cartridges leegraakt en niet onmiddellijk door een nieuwe kan worden vervangen, kunt u de andere FINE-cartridge opgeven die nog inkt bevat, en verder gaan met afdrukken. U geeft als volgt de FINE-cartridge op: Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De stroomvoorziening van de printer beheren Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van de printer vanuit het printerstuurprogramma beheren. De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening van de printer is als volgt: Printer uit (Power Off) Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u de printer uit. Wanneer u deze functie gebruikt, kunt u de printer niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Printer automatisch aan (Auto Power On) Als u Inschakelen (Enable) selecteert in de lijst, wordt de printer ingeschakeld als er afdrukgegevens worden ontvangen. Printer automatisch uit (Auto Power Off) Geef de tijd op in de lijst. Als deze tijd is verstreken zonder dat er bewerkingen zijn geweest vanuit het printerstuurprogramma of de printer, wordt de printer automatisch uitgeschakeld. 4. Pas de instellingen toe Klik op OK. Klik op OK in het bevestigingsbericht.
Het geluid van de printer reduceren Met de stille functie kunt u ervoor zorgen dat de printer minder geluid maakt. Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt. Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen. De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt: Stille instellingen (Quiet Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Opmerking • De stille modus kan minder effect hebben, afhankelijk van de instellingen voor afdrukkwaliteit.
De bedieningsmodus van de printer aanpassen Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van de printer. De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings) is als volgt: Aangepaste instellingen (Custom Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit Handige informatie over inkt Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Afgedrukte afbeeldingen bewaren Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de printer Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van de printer 94
Handige informatie over inkt Hoe wordt de inkt, naast afdrukken, gebruikt voor andere toepassingen? Inkt kan, naast afdrukken, voor verschillende toepassingen worden gebruikt. De inkt wordt niet alleen gebruikt voor het maken van afdrukken, maar ook voor het reinigen van de printkop. Dit zorgt ervoor dat de optimale afdrukkwaliteit behouden blijft. De printer heeft een functie voor het automatisch reinigen van de spuitopeningen waaruit de inkt wordt gespoten, zodat verstopping wordt voorkomen.
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Controleer de printerstatus voordat u gaat afdrukken! • Is de printkop in orde? Als de spuitopening van printkop verstopt is, worden afdrukken vaag en wordt er papier verspild. Het is raadzaam de printkop te controleren door het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken.
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Als het ingestelde mediumtype niet overeenkomt met het geplaatste papier, zijn de afdrukresultaten mogelijk niet naar behoren. Nadat u papier hebt geplaatst, moet u het juiste mediumtype voor het geplaatste papier selecteren. Afdrukresultaten niet naar behoren Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat geschikt is voor documenten.
Afgedrukte afbeeldingen bewaren Bewaar afgedrukte afbeeldingen in albums, doorzichtige fotohoesjes of glazen lijstjes om ze te beschermen tegen directe blootstelling aan lucht. Opmerking • Als u afgedrukte afbeeldingen bewaart zonder ze voldoende te drogen, kunnen ze vervagen of verkleuren.
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van de printer Leg geen voorwerpen op de printer! Leg geen voorwerpen op de printer. Deze kunnen in de achterste lade vallen en ertoe leiden dat de printer niet meer naar behoren werkt. Zorg er ook voor dat u de printer op een locatie plaatst waar geen objecten in het apparaat kunnen vallen.
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat de printkop niet uitdroogt of verstopt raakt. Houd u altijd aan de volgende richtlijnen voor een optimale afdrukkwaliteit. Haal de stekker nooit uit het stopcontact voordat het apparaat is uitgeschakeld! Als u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) drukt om de printer uit te zetten, wordt de printkop (spuitopeningen) automatisch bedekt om uitdrogen te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van de printer Let op het volgende wanneer u de printer vervoert. Belangrijk • Pak de printer in een stevige doos in en zorg dat de printer rechtop staat (de onderzijde bevindt zich aan de onderkant). Gebruik voldoende beschermend materiaal om een veilig transport te garanderen. • Terwijl de FINE-cartridge in de printer is geïnstalleerd, drukt u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/ RESUME) om het apparaat uit te schakelen.
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen Het afdrukken van de volgende documenten kan onrechtmatig zijn. Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg in geval van twijfel een jurist uit uw rechtsgebied.
Specificaties Algemene specificaties Afdrukresolutie (dpi) 4800* (horizontaal) x 600 (verticaal) * Inktdruppels kunnen worden aangebracht met een tussenafstand van minimaal 1/4800 inch. Interface USB-poort: Hi-Speed USB * * Een computer die voldoet aan de Hi-Speed USB-standaard is vereist. Aangezien de Hi-Speed USB-interface volledig opwaarts compatibel is met USB 1.1, kan deze worden gebruikt met USB 1.1.
Windows Besturingssysteem Windows 8, Windows 8.1 Windows 7, Windows 7 SP1 Windows Vista SP1, Windows Vista SP2 Windows XP SP3 alleen 32-bits Browser Internet Explorer 8 of hoger Vasteschijfruimte 3 GB Opmerking: voor installatie van de meegeleverde software. De benodigde hoeveelheid vasteschijfruimte kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Beeldscherm XGA 1024 x 768 Mac OS Besturingssysteem Mac OS X v10.6.
Afdrukken Afdrukken vanaf een computer Afdrukken met een toepassing die u gebruikt (printerstuurprogramma) 105
Afdrukken vanaf een computer Afdrukken met een toepassing die u gebruikt (printerstuurprogramma) 106
Afdrukken met een toepassing die u gebruikt (printerstuurprogramma) Afdrukken met de basisinstellingen Basis Verschillende afdrukmethoden De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren Overzicht van het printerstuurprogramma Beschrijving van het printerstuurprogramma Het printerbesturingsbestand bijwerken De printer delen in een netwerk 107
Afdrukken met de basisinstellingen In dit gedeelte wordt de eenvoudige procedure voor het instellen van het tabblad Snel instellen beschreven, zodat u op de juiste manier kunt afdrukken met deze printer. 1. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Plaats papier in de printer 3. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 4.
Belangrijk • De beschikbare instellingen voor de afdrukkwaliteit zijn afhankelijk van het afdrukprofiel. 6. Voltooi de configuratie Klik op OK. Wanneer u het document afdrukt, worden de gewenste instellingen voor het document gebruikt.
• Klik in het venster Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op Opslaan... (Save...) om de aangebrachte instellingen op te slaan.
Het mediumtype instellen met het printerstuurprogramma Wanneer u deze printer gebruikt, krijgt u het beste afdrukresultaat wanneer u een mediumtype selecteert dat overeenkomt met het soort afdruk. U kunt de volgende mediatypen gebruiken met deze printer.
Verschillende afdrukmethoden Een Paginaformaat en Afdrukstand opgeven Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven De nietmarge instellen Passend op papier afdrukken Afdrukken op schaal Pagina-indeling afdrukken Tegels/poster afdrukken Boekje afdrukken Dubbelzijdig afdrukken Stempel/achtergrond afdrukken Een stempel registreren Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken Instellingen voor het afdrukken van enveloppen Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken Papierformaat
Een Paginaformaat en Afdrukstand opgeven Het papierformaat en de afdrukstand worden in principe bepaald door de toepassing. Als de instellingen voor Paginaformaat (Page Size) en Afdrukstand (Orientation) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) hetzelfde zijn als de instellingen in de toepassing, hoeft u deze niet te wijzigen op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).
printer niet kan afdrukken automatisch worden verkleind, kunt u tijdens het printen het selectievakje uitschakelen.
Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven U geeft als volgt het aantal afdrukken en de afdrukvolgorde op: U kunt ook het aantal exemplaren instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Geef het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken Geef bij Aantal (Copies) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) het aantal af te drukken exemplaren op. 3.
• Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page): /Sorteren (Collate): • Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page): /Sorteren (Collate): 4. Voltooi de configuratie Klik op OK. Het opgegeven aantal exemplaren wordt in de gekozen volgorde afgedrukt. Belangrijk • Als de toepassing waarmee het document is gemaakt dezelfde functie heeft, geeft u de instellingen op in het printerstuurprogramma.
De nietmarge instellen De procedure voor het instellen van de nietzijde en de breedte van de marge is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Geef op aan welke zijde de nietjes moeten komen Controleer de positie van de nietmarge met Nietmarge (Stapling Side) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup). De printer selecteert automatisch de beste nietpositie op basis van de instellingen voor Afdrukstand (Orientation) en Pagina-indeling (Page Layout).
Opmerking • Het afdrukgebied wordt automatisch door de printer verkleind, afhankelijk van de positie van de nietmarge. 4. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Wanneer u een document afdrukt, worden de opgegeven nietzijde en breedte van de marge toegepast. Belangrijk • Nietmarge (Stapling Side) en Marge instellen... (Specify Margin...
Passend op papier afdrukken De procedure voor het afdrukken van een document dat automatisch is verkleind of vergroot in overeenstemming met het paginaformaat, is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel Passend op papier in Selecteer Passend op papier (Fit-to-Page) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). 3.
De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma. 5. Voltooi de configuratie Klik op OK. Het document wordt bij het afdrukken vergroot of verkleind, zodat dit op het paginaformaat past.
Afdrukken op schaal De procedure voor het afdrukken van een document met pagina's die zijn vergroot of verkleind is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel afdrukken op schaal in Selecteer Op schaal (Scaled) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup). 3. Selecteer het papierformaat van het document Geef bij Paginaformaat (Page Size) het paginaformaat op dat in de toepassing is ingesteld. 4.
• Geef een schaalfactor op Typ een waarde in het vak Schaling (Scaling). De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma. 5. Voltooi de configuratie Klik op OK. De afbeelding wordt met de opgegeven schaal afgedrukt. Belangrijk • Als de toepassing waarin u het origineel hebt gemaakt een functie heeft voor afdrukken op schaal, geeft u de instelling in deze toepassing op.
Opmerking • Als u Op schaal (Scaled) selecteert, wordt het afdrukgebied van het document gewijzigd.
Pagina-indeling afdrukken U kunt met de functie voor het afdrukken van een pagina-indeling meer dan een paginabeeld op een enkel vel papier afdrukken. De procedure voor het afdrukken van een pagina-indeling is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel Pagina-indeling afdrukken in Selecteer Pagina-indeling (Page Layout) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).
Klik zo nodig op Opgeven... (Specify...), geef de volgende instellingen op in het dialoogvenster Paginaindeling afdrukken (Page Layout Printing) en klik op OK. Pagina's (Pages) Als u het aantal pagina’s dat op één vel moet worden afgedrukt wilt wijzigen, selecteert u het gewenste aantal pagina's in de lijst. Paginavolgorde (Page Order) Selecteer een methode in de lijst om de volgorde van de pagina's te wijzigen.
Tegels/poster afdrukken Met deze functie kunt u de afbeeldingsgegevens vergroten, over meerdere pagina's verdelen en deze pagina's op afzonderlijke vellen papier afdrukken. U kunt de pagina's ook aan elkaar plakken zodat ze één grote afdruk vormen, zoals die van een poster. De procedure voor het afdrukken van tegels/poster is als volgt: Instellingen opgeven voor tegels/poster afdrukken 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
4. Stel het aantal af te drukken beeldscheidingen en het aantal af te drukken pagina's in Klik zo nodig op Opgeven... (Specify...), geef de volgende instellingen op in het dialoogvenster Tegels/poster afdrukken (Tiling/Poster Printing) en klik op OK. Beeldscheidingen (Image Divisions) Selecteer het aantal scheidingen (verticaal x horizontaal). Naarmate het aantal delingen toeneemt, neemt het aantal vellen dat gebruikt wordt om af te drukken toe.
De pagina's waarop u hebt geklikt, worden verborgen en alleen de af te drukken pagina's worden weergegeven. Opmerking • U kunt de pagina's weer weergeven door er nogmaals op te klikken. • Klik met de rechtermuisknop op het instellingenvoorbeeld om Alle pagina's afdrukken (Print all pages) of Alle pagina's verwijderen (Delete all pages) te selecteren. 2. Voltooi de configuratie Klik op OK wanneer u de gewenste pagina's hebt geselecteerd. Alleen de opgegeven pagina's worden afgedrukt.
Boekje afdrukken Met de functie voor boekjes kunt u afbeeldingsgegevens voor een boekje afdrukken. De gegevens worden afgedrukt op beide zijden van het papier. Bij dit afdruktype wordt ervoor gezorgd dat de pagina's in de juiste volgorde liggen (op paginanummer) wanneer het papier in het midden wordt gevouwen en geniet. De procedure voor het afdrukken van een boekje is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Nietmarge (Margin for stapling) Selecteer aan welke zijde de nietmarge moet komen wanneer het boekje wordt voltooid. Lege pagina invoegen (Insert blank page) Als u één bladzijde leeg wilt laten, schakelt u het selectievakje in en selecteert u de pagina die u leeg wilt laten. Marge (Margin) Voer de breedte van de marge in. De opgegeven breedte vanaf het midden van de pagina wordt de nietmarge voor één pagina.
Dubbelzijdig afdrukken De procedure voor het afdrukken van gegevens op beide zijden van een vel papier is als volgt: U kunt dubbelzijdig afdrukken ook instellen bij Extra functies (Additional Features) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel dubbelzijdig afdrukken in Schakel het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken (Handmatig) (Duplex Printing (Manual)) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) in. 3.
Klik zo nodig op Marge instellen... (Specify Margin...) om de breedte van de marge in te stellen en klik vervolgens op OK. 6. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Wanneer u het document afdrukt, wordt dit eerst afgedrukt op één zijde van een vel papier. Nadat één zijde is bedrukt, plaatst u het papier opnieuw, zoals in het bericht wordt weergegeven. Klik vervolgens op Afdrukken starten (Start Printing) om op de andere kant af te drukken.
Stempel/achtergrond afdrukken De functie Stempel (Stamp) of Achtergrond (Background) is mogelijk niet beschikbaar als een bepaald printerstuurprogramma of besturingssysteem wordt gebruikt. Met de functie Stempel (Stamp) kunt u een stempel bestaande uit tekst of een bitmap over of achter de documentgegevens afdrukken. Verder kunt u hiermee de datum, tijd en gebruikersnaam afdrukken. Met de functie Achtergrond (Background) kunt u een lichte illustratie achter de documentgegevens afdrukken.
Opmerking • Bij het XPS-printerstuurprogramma verandert de knop Stempel/Achtergrond... (Stamp/ Background...) in de knop Stempel... (Stamp...) en is alleen de stempelfunctie beschikbaar. 3. Selecteer een stempel Schakel het selectievakje Stempel (Stamp) in en selecteer de gewenste stempel in de lijst. De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld links op het tabblad Paginainstelling (Page Setup). 4.
3. Selecteer de achtergrond Schakel het selectievakje Achtergrond (Background) in en selecteer de gewenste achtergrond in de lijst. De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld links op het tabblad Paginainstelling (Page Setup). 4. Stel de achtergrondinstellingen in Geef desgewenst de volgende instellingen op en klik op OK. De knop Achtergrond selecteren... (Select Background...
Een stempel registreren Deze functie is mogelijk niet beschikbaar als een bepaald printerstuurprogramma of besturingssysteem wordt gebruikt. U kunt een nieuwe stempel maken en registreren. U kunt ook bepaalde instellingen van een bestaande stempel wijzigen en opnieuw registreren. Stempels die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen. De procedure voor het opslaan van een nieuwe stempel is als volgt: Een nieuwe stempel registreren 1.
3. Klik op Stempel definiëren... (Define Stamp...) Het dialoogvenster Stempelinstellingen (Stamp Settings) wordt geopend. 4. Configureer de stempel terwijl u het effect in het voorbeeldvenster bekijkt • Tabblad Stempel (Stamp) Selecteer de gewenste Tekst (Text), Bitmap of Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/Time/User Name) voor Stempeltype (Stamp Type). ◦ Als u Tekst (Text) registreert, moeten de tekens al zijn ingevoerd in Stempeltekst (Stamp Text).
Belangrijk • Afdrukstand (Orientation) kan niet worden gewijzigd als Bitmap is geselecteerd bij Stempeltype (Stamp Type) op het tabblad Stempel (Stamp). 5. Sla de stempel op Klik op de tab Instellingen opslaan (Save settings), typ een naam in het vak Naam (Title) en klik vervolgens op Opslaan (Save). Klik op OK in het bevestigingsbericht. Opmerking • Spaties, tabs en regeleinden kunnen niet aan het begin of einde van een titel worden ingevoerd. 6. Voltooi de configuratie Klik op OK.
Een stempel verwijderen 1. Klik op Stempel definiëren... (Define Stamp...) in het dialoogvenster Stempel/ Achtergrond (Stamp/Background) (Stempel (Stamp)) Het dialoogvenster Stempelinstellingen (Stamp Settings) wordt geopend. 2. Selecteer de stempel die u wilt verwijderen Selecteer de naam van de stempel die u wilt verwijderen in de lijst Stempels (Stamps) op het tabblad Instellingen opslaan (Save settings). Klik vervolgens op Verwijderen (Delete). Klik op OK in het bevestigingsbericht. 3.
Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken Deze functie is mogelijk niet beschikbaar als een bepaald printerstuurprogramma of besturingssysteem wordt gebruikt. U kunt een bitmapbestand (.bmp) selecteren en als een nieuwe achtergrond registreren. U kunt ook bepaalde instellingen van een bestaande achtergrond wijzigen en registreren. Achtergronden die u niet meer nodig hebt, kunt u verwijderen.
Opmerking • Bij het XPS-printerstuurprogramma is de knop Stempel/Achtergrond... (Stamp/ Background...) vervangen door de knop Stempel... (Stamp...) en is de knop Achtergrond (Background) niet beschikbaar. 3. Klik op Achtergrond selecteren... (Select Background...) Het dialoogvenster Achtergrondinstellingen (Background Settings) wordt geopend. 4. Selecteer de afbeeldingsgegevens die u wilt opslaan op de achtergrond Klik op Bestand selecteren... (Select File...). Selecteer het gewenste bitmapbestand (.
7. Voltooi de configuratie Klik op OK, waarna u terugkeert naar het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/ Background). De geregistreerde naam wordt weergegeven in de lijst Achtergrond (Background). Achtergrondinstellingen wijzigen en registreren 1. Selecteer de achtergrond waarvoor u de instellingen wilt wijzigen Klik op Achtergrond (Background) in het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/ Background). Vervolgens selecteert u in de lijst de naam van de achtergrond die u wilt wijzigen. 2.
Instellingen voor het afdrukken van enveloppen De procedure voor het afdrukken op enveloppen is als volgt: 1. Plaats enveloppen in de printer 2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 3. Selecteer het mediumtype Selecteer Envelop (Envelope) bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 4.
Klik op OK. Wanneer u de afdruk uitvoert, worden de gegevens afgedrukt op de envelop.
Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken Vervang bij het lezen van deze informatie 'Canon IJ-afdrukvoorbeeld' door 'Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld' als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt. U kunt de afdrukresultaten vóór het afdrukken bekijken en controleren. De procedure voor het bekijken van een afdrukvoorbeeld is als volgt: U kunt de weergave van het afdrukresultaat ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Papierformaat instellen (aangepast formaat) U kunt de hoogte en breedte van het papier opgeven als u het formaat niet kunt selecteren bij Paginaformaat (Page Size). Een dergelijk papierformaat wordt een 'aangepast formaat' genoemd. De procedure voor het opgeven van een aangepast papierformaat is als volgt: U kunt een aangepast formaat ook instellen bij Papierformaat printer (Printer Paper Size) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Belangrijk • Als de toepassing waarmee het document is gemaakt een functie heeft voor het opgeven van de hoogte en breedte, geeft u de waarden op met de toepassing. Als de toepassing deze functie niet heeft of als het document niet correct wordt afgedrukt, gebruikt u het printerbesturingsbestand om de waarden in te stellen. • Het afdrukken is mogelijk uitgeschakeld, afhankelijk van het formaat van het opgegeven, door de gebruiker gedefinieerde mediumtype.
Het afdrukdocument bewerken of opnieuw afdrukken vanuit de afdrukgeschiedenis Deze functie is niet beschikbaar als het standaard IJ-printerstuurprogramma wordt gebruikt. In het Canon IJ XPS-voorbeeldvenster kunt u het afdrukdocument bewerken of de afdrukgeschiedenis van het document weergeven om het opnieuw af te drukken.
Een afdrukdocument bewerken en afdrukken Als u meerdere documenten of pagina’s wilt afdrukken, kunt u documenten combineren, de afdrukvolgorde van de documenten of pagina’s wijzigen, en documenten of pagina's verwijderen. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel het voorbeeld in Schakel het selectievakje Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) in op het tabblad Afdruk (Main). 3. Voltooi de configuratie Klik op OK.
◦ Als u een afdrukpagina wilt verwijderen, klikt u op Miniaturen weergeven (View Thumbnails) in het menu Optie (Option) en selecteert u de afdrukpagina die u wilt verwijderen. Vervolgens selecteert u in het menu Bewerken (Edit) de optie Pagina's (Pages) en dan Pagina verwijderen (Delete Page). • Afdrukpagina herstellen U kunt de pagina's herstellen die u met Pagina verwijderen (Delete Page) hebt verwijderd.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. Selecteer daarna Afdrukgeschiedenis weergeven (View Print History) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). Het opgeslagen afdrukdocument wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. Belangrijk • Als u het aantal registraties in de afdrukgeschiedenis wilt beperken, klikt u op Maximumaantal geschiedenisitems (History Entry Limit) in het menu Bestand (File).
De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren De Afdrukkwaliteit instellen (Aangepast) Een kleurendocument monochroom afdrukken Kleurcorrectie opgeven Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma Afdrukken met ICC-profielen De kleurbalans aanpassen Kleurbalans aanpassen met voorbeeldpatronen (printerstuurprogramma) De helderheid aanpassen De intensiteit aanpassen Het contrast aanpassen Intensiteit/contrast aanpassen met voorbeeldpatro
De Afdrukkwaliteit instellen (Aangepast) U kunt de afdrukkwaliteit instellen via Aangepast (Custom). De procedure voor het instellen van een afdrukkwaliteit is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Selecteer de afdrukkwaliteit Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print Quality) en klik op Instellen... (Set...). Het dialoogvenster Aangepast (Custom) wordt geopend. 3.
Verwante onderwerpen Kleurcorrectie opgeven De kleurbalans aanpassen De helderheid aanpassen De intensiteit aanpassen Het contrast aanpassen 154
Een kleurendocument monochroom afdrukken De procedure voor het monochroom afdrukken van een kleurendocument is als volgt: U kunt afdrukken in grijstinten instellen ook bij Extra functies (Additional Features) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Stel afdrukken in grijstinten in Schakel het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) in. 3. Voltooi de configuratie Klik op OK.
Wanneer u de functie Afdrukken in grijstinten gebruikt om Adobe RGB-gegevens af te drukken, converteert u de gegevens naar sRGB-gegevens in een toepassing. Opmerking • Bij Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) kan naast zwarte inkt ook andere inkt worden gebruikt.
Kleurcorrectie opgeven U kunt de methode voor kleurcorrectie aanpassen aan het type document dat u wilt afdrukken. Normaal gesproken worden de kleuren aangepast met behulp van Canon Digital Photo Color, zodat de gegevens worden afgedrukt met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven. Deze methode is geschikt voor het afdrukken van sRGB-gegevens.
Driververgelijking (Driver Matching) Met Canon Digital Photo Color kunt u sRGB-gegevens afdrukken met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven. ICM (ICC-profielvergelijking (ICC Profile Matching)) Past de kleuren aan volgens een ICC-profiel tijdens het afdrukken. Geef op welk invoerprofiel moet worden gebruikt. Geen (None) Er wordt geen kleurcorrectie uitgevoerd door het printerbesturingsbestand.
Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken Wanneer mensen foto's afdrukken die met een digitale camera zijn gemaakt, krijgen zij soms het gevoel dat de afgedrukte kleuren anders zijn dan de kleuren in de oorspronkelijke foto of de kleuren op het scherm. Om een afdruk te krijgen die de gewenste kleurtinten zo dicht mogelijk benadert, moet u een afdrukmethode kiezen die geschikt is voor de gebruikte software of het doel van de afdruk.
De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma U kunt de functie voor kleurcorrectie van het printerstuurprogramma zo instellen dat sRGB-gegevens worden afgedrukt met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven door gebruik te maken van Canon Digital Photo Color. Als u afdrukt vanuit een toepassing die ICC-profielen kan identificeren en waarvoor u deze kunt opgeven, gebruikt u een ICC-profiel voor afdrukken in de toepassing en selecteert u instellingen voor kleurbeheer.
Verwante onderwerpen De Afdrukkwaliteit instellen (Aangepast) Kleurcorrectie opgeven De kleurbalans aanpassen De helderheid aanpassen De intensiteit aanpassen Het contrast aanpassen 161
Afdrukken met ICC-profielen Wanneer voor de beeldgegevens een ICC-invoerprofiel is opgegeven, kunt u afdrukken met effectief gebruik van de kleurruimte (Adobe RGB of sRGB) van de gegevens. De procedure voor het instellen van het printerstuurprogramma is afhankelijk van de toepassing die voor het afdrukken wordt gebruikt.
4. Stel de andere items in Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans (Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow)) en de instellingen voor Helderheid (Brightness), Intensiteit (Intensity) en Contrast aan. Klik vervolgens op OK. 5. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main). Wanneer u afdrukt, wordt de kleurruimte van de beeldgegevens door de printer gebruikt.
Selecteer een Invoerprofiel (Input Profile) dat overeenkomt met de kleurruimte van de afbeeldingsgegevens. • Voor sRGB-gegevens of gegevens zonder een ICC-invoerprofiel: Selecteer Standaard (Standard). • Voor Adobe RGB-gegevens: Selecteer Adobe RGB (1998). Belangrijk • Als er in de toepassing een invoerprofiel is opgegeven, wordt de instelling voor het invoerprofiel in het printerstuurprogramma ongeldig.
De kleurbalans aanpassen U kunt de kleurtinten tijdens het afdrukken aanpassen. Aangezien deze functie de kleurbalans van de afdruk aanpast door de inktverhoudingen van elke kleur te wijzigen, wordt de gehele kleurbalans van het document gewijzigd. Gebruik de toepassing als u uitgebreide wijzigingen wilt aanbrengen in de kleurbalans. Gebruik het printerstuurprogramma alleen als u kleine wijzigingen in de kleurbalans wilt aanbrengen.
Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend. 3. Pas de kleurbalans aan Er zijn afzonderlijke schuifregelaars voor Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow). Elke kleur wordt krachtiger wanneer u de bijbehorende schuifregelaar naar rechts schuift en zwakker wanneer u de schuifregelaar naar links schuift. Als bijvoorbeeld cyaan zwakker wordt, wordt de kleur rood sterker. U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar.
Kleurbalans aanpassen met voorbeeldpatronen (printerstuurprogramma) U kunt de kleurbalans aanpassen op basis van het resultaat van een patroonafdruk. Wanneer u de kleurbalans, de intensiteit of het contrast van een document wijzigt, drukt de functie voor patroonafdruk de resultaten van de aanpassing af in een lijst, samen met de aanpassingswaarden. Hieronder wordt de procedure beschreven voor het aanpassen van de kleurbalans aan de hand van het patroon. 1.
4. Stel patroonafdruk in Wanneer het dialoogvenster Patroonafdruk (Pattern Print) wordt geopend, stelt u de volgende items in en klikt u daarna op OK. Aan te passen parameters (Parameters to Adjust) Selecteer Cyaan/Magenta/Geel (Cyan/Magenta/Yellow). Belangrijk • Wanneer het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) is ingeschakeld, is Cyaan/Magenta/Geel (Cyan/Magenta/Yellow) niet beschikbaar voor selectie.
Kleurvariatie tussen instanties (Color Variation Between Instances) Stel de hoeveelheid kleurvariatie tussen aangrenzende patronen in. Opmerking • Groot (Large) is ongeveer tweemaal zo groot als Middel (Medium) en Klein (Small) is ongeveer half zo groot als Middel (Medium). 5. Controleer de afdrukresultaten van de patroonafdruk Selecteer OK op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) om het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) te sluiten.
Opmerking • U kunt de kleurbalans ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken (Photo Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens Kleur/intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies (Additional Features). 7. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).
De helderheid aanpassen U kunt de helderheid van afbeeldingsgegevens tijdens het afdrukken aanpassen. Puur wit en zwart worden niet veranderd, maar de helderheid van de tussenliggende kleuren wordt wel veranderd. Het volgende voorbeeld toont het afdrukresultaat wanneer de helderheid is aangepast.
Selecteer Licht (Light), Normaal (Normal) of Donker (Dark) bij Helderheid (Brightness) en klik op OK. De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma. 4. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main). De opgegeven helderheid wordt bij het afdrukken gebruikt.
De intensiteit aanpassen U kunt de kleuren van de beeldgegevens helderder of donkerder maken tijdens het afdrukken. Het volgende voorbeeld laat zien wat er gebeurt wanneer de intensiteit wordt verhoogd: de kleuren van de afbeeldingsgegevens worden donkerder afgedrukt.
U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -50 en 50. De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma. Klik op OK nadat u alle kleuren hebt aangepast. Belangrijk • Verschuif de schuifregelaar langzaam. 4. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main). Wanneer u het document afdrukt, wordt de aangepaste intensiteit gebruikt.
Het contrast aanpassen U kunt het beeldcontrast tijdens het afdrukken aanpassen. Wanneer u de verschillen tussen de lichte en donkere gebieden van afbeeldingen groter en duidelijker wilt maken, verhoogt u het contrast. Wanneer u echter de verschillen tussen de lichte en donkere gebieden van afbeeldingen kleiner en minder duidelijk wilt maken, verlaagt u het contrast.
Wanneer u de schuifregelaar Contrast naar rechts schuift, wordt het contrast groter en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, wordt het contrast kleiner. U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -50 en 50. De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma. Klik op OK nadat u alle kleuren hebt aangepast. Belangrijk • Verschuif de schuifregelaar langzaam. 4.
Intensiteit/contrast aanpassen met voorbeeldpatronen (printerstuurprogramma) U kunt de intensiteit en het contrast aanpassen op basis van het resultaat van een patroonafdruk. Wanneer u de kleurbalans, de intensiteit of het contrast van een document wijzigt, drukt de functie voor patroonafdruk de resultaten van de aanpassing af in een lijst, samen met de aanpassingswaarden. Hieronder wordt de procedure beschreven voor het aanpassen van de intensiteit en het contrast aan de hand van het patroon. 1.
4. Stel patroonafdruk in Wanneer het dialoogvenster Patroonafdruk (Pattern Print) wordt geopend, stelt u de volgende items in en klikt u daarna op OK. Aan te passen parameters (Parameters to Adjust) Selecteer Intensiteit/Contrast (Intensity/Contrast). Papierformaat printer (Printer Paper Size) Selecteer het papierformaat dat u wilt gebruiken voor de patroonafdruk.
5. Controleer de afdrukresultaten van de patroonafdruk Selecteer OK op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) om het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) te sluiten. Selecteer OK op het tabblad Afdruk (Main) en voer daarna de afdruk uit. Op de printer wordt een patroon afgedrukt waarin de intensiteit en het contrast die u hebt ingesteld de middelste waarde is. 6.
Opmerking • U kunt de intensiteit en het contrast ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken (Photo Printing) te kiezen bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens Kleur/intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen bij Extra functies (Additional Features). 7. Voltooi de configuratie Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).
Overzicht van het printerstuurprogramma Canon IJ-printerstuurprogramma Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen Canon IJ-statusmonitor De inktstatus controleren vanaf uw computer Canon IJ-afdrukvoorbeeld Een ongewenste afdruktaak verwijderen Instructies voor gebruik (printerstuurprogramma) 181
Canon IJ-printerstuurprogramma Het Canon IJ-printerstuurprogramma (hierna het printerstuurprogramma genoemd) is software die op uw computer wordt geïnstalleerd voor het afdrukken van gegevens met deze printer. Het printerstuurprogramma converteert de afdrukgegevens die in de toepassing zijn gemaakt, naar gegevens die de printer begrijpt en stuurt de geconverteerde gegevens naar de printer.
Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen U kunt het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma weergeven vanuit de gebruikte toepassing of via het printerpictogram. Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma via de toepassing openen Volg onderstaande procedure om het afdrukprofiel in te stellen bij het afdrukken. 1.
Belangrijk • Wanneer u het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma opent via Eigenschappen van printer (Printer properties) (Windows 8, Windows 7) of Eigenschappen (Properties) (Windows Vista, Windows XP), worden tabbladen met Windows-functies zoals Poorten (Ports) (of Geavanceerd (Advanced)) weergegeven. Deze tabbladen verschijnen niet wanneer u het printerstuurprogramma opent via Voorkeursinstellingen voor afdrukken (Printing preferences) of een toepassing.
Canon IJ-statusmonitor De Canon IJ-statusmonitor is een toepassing die de status van de printer en de voortgang van het afdrukken weergeeft. U kunt aan de hand van de afbeeldingen, pictogrammen en berichten zien wat de status van de printer is. De Canon IJ-statusmonitor starten De Canon IJ-statusmonitor wordt automatisch gestart wanneer afdrukgegevens naar de printer worden gestuurd. De Canon IJ-statusmonitor wordt weergegeven als een knop op de taakbalk.
De inktstatus controleren vanaf uw computer U kunt het resterende inktniveau en de typen FINE-cartridges voor uw model bekijken. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. De Canon IJ-statusmonitor starten Klik op Onderhoud (Maintenance) op het tabblad Printerstatus weergeven (View Printer Status). De Canon IJ-statusmonitor wordt geopend en een afbeelding van de inktstatus wordt weergegeven.
Canon IJ-afdrukvoorbeeld Canon IJ-afdrukvoorbeeld is een toepassing die de afdrukresultaten op het scherm laat zien voordat er daadwerkelijk wordt afgedrukt. Hierbij worden de instellingen gebruikt die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven. Op deze manier kunt u de indeling, de afdrukvolgorde en het aantal pagina's van een document controleren. U kunt ook de instellingen voor het mediumtype wijzigen.
Een ongewenste afdruktaak verwijderen Vervang bij het lezen van deze informatie 'Canon IJ-statusmonitor' door 'Canon IJ XPS-statusmonitor' als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt. Als de printer niet start met afdrukken, is het mogelijk dat geannuleerde of niet-uitgevoerde afdruktaken in de wachtrij blijven staan. U kunt de ongewenste afdruktaak verwijderen met behulp van de Canon IJ-statusmonitor. 1.
Instructies voor gebruik (printerstuurprogramma) Voor deze versie van het printerstuurprogramma gelden de volgende beperkingen. Houd bij het gebruik van het printerstuurprogramma rekening met het volgende. Beperkingen van het printerstuurprogramma • In sommige toepassingen is de instelling Aantal (Copies) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma niet beschikbaar voor selectie.
◦ Als Passend op papier (Fit-to-Page), Op schaal (Scaled) of Pagina-indeling (Page Layout) is ingesteld voor Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma, wordt het document mogelijk niet correct afgedrukt in bepaalde versies van Word. ◦ Als Paginaformaat (Page Size) in Word is ingesteld op 'XXX vergroten/verkleinen', wordt het document mogelijk niet correct afgedrukt in bepaalde versies van Word. Als dit gebeurt, volgt u onderstaande procedure.
Beschrijving van het printerstuurprogramma Beschrijving van het tabblad Snel instellen Beschrijving van het tabblad Afdruk Beschrijving van het tabblad Pagina-instelling Beschrijving van het tabblad Onderhoud Beschrijving van Canon IJ-afdrukvoorbeeld Beschrijving van Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld Beschrijving van Canon IJ-statusmonitor 191
Beschrijving van het tabblad Snel instellen Op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) worden veelgebruikte afdrukinstellingen geregistreerd. Wanneer u een geregistreerde instelling selecteert, worden de vooraf ingestelde waarden automatisch toegepast op de printer. Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) De namen en pictogrammen van veelgebruikte afdrukprofielen worden geregistreerd.
Papier besparen (Paper Saving) Selecteer deze instelling om papier te besparen wanneer u een algemeen document afdrukt. De selectievakjes 2 op 1 afdrukken (2-on-1 Printing) en Dubbelzijdig afdrukken (Handmatig) (Duplex Printing (Manual)) worden automatisch ingeschakeld. Als Paginaformaat (Page Size), Afdrukstand (Orientation) en Aantal (Copies) zijn ingesteld vanuit de toepassing, hebben die instellingen voorrang.
Voor sommige functies kunt u gedetailleerde instellingen selecteren op de tabbladen Afdruk (Main) en Pagina-instelling (Page Setup). Belangrijk • Afhankelijk van de afdrukprofielen zijn sommige functies mogelijk lichtgrijs en kunt u ze niet wijzigen. 2 op 1 afdrukken (2-on-1 Printing) Hiermee drukt u twee pagina's van het document naast elkaar af op één vel papier.
(Page Size) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Als u een papierformaat selecteert dat kleiner is dan het Paginaformaat (Page Size), wordt de paginaafbeelding verkleind. Als u een papierformaat selecteert dat groter is dan het Paginaformaat (Page Size), wordt de paginaafbeelding vergroot. Afdrukstand (Orientation) Hier selecteert u de afdrukstand. Als de toepassing waarmee het document is gemaakt een vergelijkbare functie heeft, selecteert u dezelfde afdrukstand als in de toepassing.
Altijd afdrukken met huidige instellingen (Always Print with Current Settings) Documenten worden de volgende keer afgedrukt met de huidige instellingen. Als u deze functie selecteert en daarna het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma sluit, worden de gegevens die u hebt ingesteld op de tabbladen Snel instellen (Quick Setup), Afdruk (Main) en Pagina-instelling (Page Setup) opgeslagen en kunt u de volgende keer afdrukken met dezelfde instellingen.
Als dit selectievakje is uitgeschakeld, wordt het papierformaat niet opgeslagen en wordt de instelling voor papierformaat daarom niet toegepast wanneer het afdrukprofiel wordt geselecteerd. In plaats daarvan drukt de printer af met het papierformaat dat is opgegeven met de toepassing. Afdrukstand opslaan (Save the orientation setting) Hiermee slaat u de Afdrukstand (Orientation) op in het afdrukprofiel in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).
Intensiteit/contrast aanpassen met voorbeeldpatronen (printerstuurprogramma) Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren 198
Beschrijving van het tabblad Afdruk Op het tabblad Afdruk (Main) kunt u basisafdrukinstellingen opgeven in overeenstemming met het mediumtype. Voor een normale afdruktaak volstaat het instellingen op dit tabblad op te geven. Voorbeeld van instellingen De afbeelding van het vel papier laat zien hoe het origineel eruitziet op een vel papier. Zo kunt u de algemene indeling controleren. Mediumtype (Media Type) Hier selecteert u een type afdrukpapier.
Aangepast (Custom) Selecteer deze optie als u een aangepaste afdrukkwaliteit wilt instellen. Instellen... (Set...) Selecteer Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print Quality) om deze knop in te schakelen. Open het Dialoogvenster Aangepast (Custom). Vervolgens kunt u een aangepaste afdrukkwaliteit instellen. Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) Hier selecteert u de methode voor kleuraanpassing.
Belangrijk • Bepaalde niveaus voor afdrukkwaliteit kunnen niet worden geselecteerd bij bepaalde instellingen voor Mediumtype (Media Type). Opmerking • De kwaliteitsmodi Hoog (High), Standaard (Standard) en Klad (Draft) zijn gekoppeld aan de schuifregelaar. Wanneer de schuifregelaar wordt verplaatst, worden daarom links de bijbehorende kwaliteit en waarde weergegeven. Dit is hetzelfde als wanneer u het bijbehorende keuzerondje selecteert voor Afdrukkwaliteit (Print Quality) op het tabblad Afdruk (Main).
Helderheid (Brightness) Hier selecteert u de helderheid van de afdruk. U kunt het niveau van puur wit en zwart niet wijzigen. U kunt echter wel de helderheid van de kleuren tussen wit en zwart wijzigen. Intensiteit (Intensity) Hier past u de algehele intensiteit van de afdruk aan. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, neemt de intensiteit toe en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, neemt de intensiteit af. U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar.
Opmerking • Afhankelijk van het geselecteerde papierformaat op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) kunt u sommige formaten mogelijk niet selecteren. Aantal patrooninstanties (Amount of Pattern Instances) Hier stelt u het aantal patronen in dat u wilt afdrukken. U hebt de keuze uit Grootst (Largest), Groot (Large) en Klein (Small).
Driververgelijking (Driver Matching) Met Canon Digital Photo Color kunt u sRGB-gegevens afdrukken met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven. ICM (ICC-profielvergelijking (ICC Profile Matching)) Past de kleuren aan volgens een ICC-profiel tijdens het afdrukken. Geef op welk invoerprofiel moet worden gebruikt.
Beschrijving van het tabblad Pagina-instelling Op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) kunt u bepalen hoe een document op het papier moet worden geplaatst. Op dit tabblad kunt u ook het aantal afdrukken en de afdrukvolgorde opgeven. Als de toepassing waarmee het document is gemaakt een vergelijkbare functie heeft, geeft u deze instellingen op met de toepassing. Voorbeeld van instellingen De afbeelding van het vel papier laat zien hoe het origineel eruitziet op een vel papier.
180 graden roteren (Rotate 180 degrees) Het document wordt afgedrukt waarbij het 180 graden wordt gedraaid ten opzichte van de invoerrichting van het papier. De breedte van het afgedrukte gebied en de hoeveelheid uitbreiding die zijn geconfigureerd in een andere toepassing, worden verticaal en horizontaal omgekeerd. Papierformaat printer (Printer Paper Size) Hier selecteert u het formaat van het papier dat in de printer is geplaatst.
Boekje (Booklet) Boekje afdrukken is een handige functie om een boekje te maken. De gegevens worden afgedrukt op beide zijden van een vel papier. Bij dit afdruktype wordt ervoor gezorgd dat de pagina's in de juiste volgorde liggen (op paginanummer) wanneer het papier in het midden wordt gevouwen en geniet. Opgeven... (Specify...) Hiermee opent u het Dialoogvenster Boekje afdrukken (Booklet Printing). Klik op deze knop om instellingen voor het afdrukken van een boekje op te geven.
Afdrukopties... (Print Options...) Hiermee opent u het Dialoogvenster Afdrukopties (Print Options). Hier wijzigt u gedetailleerde instellingen van het printerstuurprogramma voor afdrukgegevens die vanuit toepassingen worden verzonden. Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) (Stempel... (Stamp...)) Hiermee opent u het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stempel). Met de functie Stempel (Stamp) kunt u een stempel bestaande uit tekst of een bitmap over of achter de documentgegevens afdrukken.
Dialoogvenster Tegels/poster afdrukken (Tiling/Poster Printing) In dit dialoogvenster kunt u het formaat selecteren van de afbeelding die u wilt afdrukken. U kunt ook instellingen selecteren voor kniplijnen en plakmarkeringen die handig zijn als u de pagina's aan elkaar wilt plakken om een poster te maken. U kunt de instellingen die u in dit dialoogvenster opgeeft, controleren in het instellingenvoorbeeld van het printerstuurprogramma.
Nietmarge (Margin for stapling) Hier geeft u op welke zijde van het boekje moet worden geniet. Lege pagina invoegen (Insert blank page) Hiermee selecteert u of u het document wilt afdrukken op één zijde of beide zijden van het boekje. Schakel dit selectievakje in als u het document wilt afdrukken op één zijde van het boekje en selecteer de zijde die u leeg wilt laten in de lijst. Marge (Margin) Hier geeft u de breedte van de nietmarge op. De opgegeven breedte wordt de nietmarge vanaf het midden van het vel.
printerstuurprogramma, kan het afdrukresultaat onverwachte kleuren bevatten. Als dit gebeurt, kunt u het probleem mogelijk oplossen door dit selectievakje in te schakelen. Belangrijk • Zelfs als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt slechts een deel van de informatie in het kleurprofiel uitgeschakeld en kan het kleurprofiel nog steeds worden gebruikt om af te drukken. • Normaal gesproken schakelt u dit selectievakje uit.
Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevention of Print Data Loss) U kunt de omvang van de afdrukgegevens die met de toepassing zijn gemaakt, verkleinen en daarna de gegevens afdrukken. Afhankelijk van de gebruikte toepassing kunnen de afbeeldingsgegevens worden afgesneden of niet correct worden afgedrukt. Selecteer in dat geval Aan (On). Selecteer Uit (Off) als u deze functie niet gebruikt. Belangrijk • Als u deze functie gebruikt, kan de afdrukkwaliteit afnemen, afhankelijk van de afdrukgegevens.
niet is ingeschakeld, wordt de stempel achter de documentgegevens afgedrukt en in overlappende gedeelten mogelijk niet weergegeven (afhankelijk van de gebruikte toepassing). Semitransparante stempel afdrukken (Print semitransparent stamp) Hier stelt u in hoe de stempel wordt afgedrukt op het document. Schakel het selectievakje Stempel (Stamp) in om dit in te schakelen. Schakel dit selectievakje in als u een semitransparante stempel wilt afdrukken over de afgedrukte documentpagina.
Als Stempeltype (Stamp Type) is ingesteld op Tekst (Text) of Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/ Time/User Name) Stempeltekst (Stamp Text) Hier geeft u de tekst van de stempel op. U kunt maximaal 64 tekens invoeren. Voor Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/Time/User Name) worden de aanmaaktijd en -datum en de gebruikersnaam van het afgedrukte object weergegeven in Stempeltekst (Stamp Text).
Tabblad Plaatsing (Placement) Op het tabblad Plaatsing kunt u de positie instellen waarop de stempel moet worden afgedrukt. Voorbeeldvenster Hier wordt de status getoond van de stempel die op elk tabblad is geconfigureerd. Positie (Position) Hier geeft u de positie van de stempel op de pagina op. Als u Aangepast (Custom) selecteert in de lijst, kunt u rechtstreeks waarden invoeren voor de coördinaten X-positie (X-Position) en Y-positie (Y-Position).
Tabblad Achtergrond (Background) Op het tabblad Achtergrond kunt u een bitmapbestand (.bmp) selecteren dat u wilt gebruiken als achtergrond en aangeven hoe u de geselecteerde achtergrond wilt afdrukken. Voorbeeldvenster Hier wordt de status getoond van de bitmap die is ingesteld op het tabblad Achtergrond (Background). Bestand (File) Hier geeft u de naam op van het bitmapbestand dat u als achtergrond wilt gebruiken. Bestand selecteren... (Select File...
Verwijderen (Delete) Hiermee verwijdert u een overbodige achtergrond. Selecteer de titel van de overbodige achtergrond in de lijst Achtergronden (Backgrounds) en klik daarna op deze knop.
Beschrijving van het tabblad Onderhoud Op het tabblad Onderhoud (Maintenance) kunt u onderhoudswerkzaamheden uitvoeren aan de printer of de instellingen van de printer wijzigen. Reiniging (Cleaning) Hiermee voert u een reiniging van de printkop uit. Bij het reinigen van de printkop worden de spuitopeningen vrijgemaakt. Voer deze reiniging uit wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al zijn alle inktniveaus hoog genoeg.
Uitlijning printkop (Print Head Alignment) Bij het uitlijnen van de printkoppen worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt. Lijn de printkop direct uit nadat u de printkop hebt geplaatst. Wanneer u klikt op Uitlijning printkop (Print Head Alignment), wordt het dialoogvenster Dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) weergeven.
Reiniging rollen (Roller Cleaning) Hiermee reinigt u de papierinvoerrollen. Het papier wordt mogelijk niet correct ingevoerd als zich stof heeft gehecht op de papierinvoerrollen. Reinig in dat geval de papierinvoerrollen om het afdrukresultaat te verbeteren. Printer uit (Power Off) Hiermee schakelt u de printer uit via het printerstuurprogramma. Gebruik deze functie om de printer uit te schakelen wanneer u niet op de knop AAN (AAN/UIT) op de printer kunt drukken omdat u geen toegang hebt tot de printer.
Afdrukgeschiedenis weergeven (View Print History) Deze functie start het Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld en geeft de afdrukgeschiedenis weer. Opmerking • U kunt deze functie alleen gebruiken met het XPS-printerstuurprogramma. Printerstatus weergeven (View Printer Status) Hiermee start u de Canon IJ-statusmonitor. Gebruik deze functie als u de printerstatus en de voortgang van een afdruktaak wilt controleren.
Dialoogvenster Uitlijning printkop (Print Head Alignment) Als u de positie van de printkop wilt aanpassen, klikt u op Printkop uitlijnen (Align Print Head) in het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) en voert u de bewerkingen in de weergegeven berichten uit. Vervolgens wordt het dialoogvenster Uitlijning printkop (Print Head Alignment) weergegeven. In dit dialoogvenster kunt u het afgedrukte raster controleren en de positie van de printkop aanpassen.
Belangrijk • Als een andere instelling dan Normaal papier (Plain Paper) of Envelop (Envelope) is geselecteerd bij Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main), wordt Alleen zwart (Black Only) uitgeschakeld omdat het apparaat de kleuren-FINE-cartridge gebruikt om documenten af te drukken. • Verwijder een niet-gebruikte FINE-cartridge niet. Er kan niet worden afgedrukt als een van de FINE-cartridges is verwijderd.
Belangrijk • U kunt de stille modus instellen vanaf de printer of via het printerstuurprogramma. Ongeacht hoe u de stille modus instelt, wordt de modus toegepast wanneer u bewerkingen uitvoert vanaf de printer of wanneer u afdrukt vanaf de computer. • Als u een tijd opgeeft voor Stille modus gebruiken op opgegeven tijden (Use quiet mode during specified hours), wordt de stille modus niet toegepast op bewerkingen (zoals direct afdrukken) die rechtstreeks vanaf de printer worden uitgevoerd.
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken De te gebruiken inktpatroon instellen De binnenkant van de printer reinigen De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer De stroomvoorziening van de printer beheren Het geluid van de printer reduceren De bedieningsmodus van de printer aanpassen 225
Beschrijving van Canon IJ-afdrukvoorbeeld Canon IJ-afdrukvoorbeeld is een toepassing die de afdrukresultaten op het scherm laat zien voordat er daadwerkelijk wordt afgedrukt. Hierbij worden de instellingen gebruikt die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven. Op deze manier kunt u de indeling, de afdrukvolgorde en het aantal pagina's van een document controleren. U kunt ook de instelling voor het mediumtype en de papierbron wijzigen.
• Als de instelling Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) is ingesteld op Pagina-indeling (Page Layout), Tegels/poster (Tiling/Poster) of Boekje (Booklet), is het aantal pagina's het aantal vellen dat wordt gebruikt om af te drukken en niet het aantal pagina's in het originele document dat is gemaakt met de toepassing.
Informatie over af te drukken pagina's weergeven (Displays Print Page Information) Hiermee geeft u links van het voorbeeldscherm informatie (waaronder printerpapierformaat, mediumtype en pagina-indeling) over elke pagina weer. In dit scherm kunt u ook de instellingen voor het mediumtype en de papierbron wijzigen. Menu Help Wanneer u deze menuoptie selecteert, wordt het Help-venster voor Canon IJ-afdrukvoorbeeld weergegeven en kunt u de versie en copyrightinformatie controleren.
Beschrijving van Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld is een toepassing die de afdrukresultaten op het scherm laat zien voordat er daadwerkelijk wordt afgedrukt. Hierbij worden de instellingen gebruikt die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven. Op deze manier kunt u de indeling, de afdrukvolgorde en het aantal pagina's van een document controleren.
Maximumaantal geschiedenisitems (History Entry Limit) Hiermee wijzigt u het maximumaantal registraties in de afdrukgeschiedenis. Selecteer 10 items (10 Entries), 30 items (30 Entries) of 100 items (100 Entries). Belangrijk • Als het maximumaantal registraties wordt overschreden, worden de oudste registraties uit de geschiedenis verwijderd.
Eén omlaag (Move Down One) Hiermee verplaatst u het geselecteerde afdrukdocument één positie omlaag. Als het geselecteerde document het laatste document is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. Naar laatste (Move to Last) Hiermee verplaatst u het geselecteerde afdrukdocument naar het eind van de documentenlijst. Als het geselecteerde document het laatste document is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd.
Naar eerste (Move to First) Hiermee verplaatst u de geselecteerde pagina naar het begin van het document. Als de geselecteerde pagina de eerste pagina is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. Eén vooruit (Move Forward One) Hiermee verplaatst u de geselecteerde pagina één positie naar voren. Als de geselecteerde pagina de eerste pagina is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd.
Eerste pagina (First Page) Hiermee geeft u de eerste pagina van het document weer. Als de weergegeven pagina de eerste pagina is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. Vorige pagina (Previous Page) Hiermee wordt de pagina voor de momenteel weergegeven pagina weergegeven. Als de weergegeven pagina de eerste pagina is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. Volgende pagina (Next Page) Hiermee wordt de pagina na de momenteel weergegeven pagina weergegeven.
Verwijderde pagina's weergeven (View Deleted Pages) Als de miniaturen worden weergegeven, geeft deze functie pagina's weer die zijn verwijderd met de functie Pagina verwijderen (Delete Page). Als u de verwijderde pagina's wilt controleren, moet u eerst het selectievakje Miniaturen weergeven (View Thumbnails) inschakelen. Afgedrukte documenten in de lijst bewaren (Keep printed documents on the list) Hiermee laat u het afgedrukte document in de documentenlijst staan.
(Eén omlaag) Hiermee verplaatst u het geselecteerde afdrukdocument één positie omlaag. Als het geselecteerde document het laatste document is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. (Naar laatste) Hiermee verplaatst u het geselecteerde afdrukdocument naar het eind van de documentenlijst. Als het geselecteerde document het laatste document is, is deze opdracht lichtgrijs en kan deze niet worden geselecteerd. (Ongedaan maken) Hiermee maakt u de vorige wijziging ongedaan.
Papierformaat printer (Printer Paper Size) Hier wordt het papierformaat weergegeven van het document dat u wilt afdrukken. Mediumtype (Media Type) Hier kunt u het mediumtype selecteren voor het document dat u wilt afdrukken. Papierbron (Paper Source) Hier kunt u de papierbron selecteren voor het document dat u wilt afdrukken. Pagina-indeling (Page Layout) Hier wordt de pagina-indeling weergegeven van het document dat u wilt afdrukken.
U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -50 en 50. Standaard (Defaults) Hiermee herstelt u de standaardwaarden van alle instellingen die u hebt gewijzigd. Als u op deze knop klikt, worden de standaardwaarden (fabrieksinstellingen) hersteld van alle instellingen op dit tabblad. Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) Hiermee kunt u de instellingen voor monochroom afdrukken wijzigen.
Beschrijving van Canon IJ-statusmonitor De Canon IJ-statusmonitor toont de status van de printer en de voortgang van de afdruktaak. De monitor gebruikt afbeeldingen, pictogrammen en berichten om de status van de printer aan te geven. Functies van Canon IJ-statusmonitor De Canon IJ-statusmonitor biedt de volgende voordelen: U kunt de status van de printer controleren op het scherm. De status van de printer wordt real-time weergegeven op het scherm.
Documentnaam (Document Name) Hier wordt de naam weergegeven van het document dat u wilt afdrukken. Eigenaar (Owner) Hier wordt de naam weergegeven van de eigenaar van het document dat u wilt afdrukken. Afdrukpagina (Printing Page) Hier wordt het nummer van de afgedrukte pagina en het totaal aantal af te drukken pagina's weergegeven. Afdrukrij weergeven (Display Print Queue) Hiermee geeft u het afdrukvenster weer voor het beheren van de afdruktaak die wordt afgedrukt of in de wachtrij staat.
Bericht (rechts weergegeven) Geeft informatie zoals de inktstatus en inktkleuren weer in een tekstbericht. Inktmodelnummer (Ink Model Number) Hier worden de soorten FINE-cartridges voor uw printer weergegeven. Sluiten (Close) Hiermee sluit u het dialoogvenster Inktdetails (Ink Details) en keert u terug naar de Canon IJ-statusmonitor. Menu Help Wanneer u deze menuoptie selecteert, wordt het Help-venster voor de Canon IJ-statusmonitor weergegeven en kunt u de versie en copyrightinformatie controleren.
Het printerbesturingsbestand bijwerken Het nieuwste printerstuurprogramma ophalen Het onnodige printerstuurprogramma verwijderen Voordat u het printerstuurprogramma installeert Het printerstuurprogramma installeren 241
Het nieuwste printerstuurprogramma ophalen Door het printerstuurprogramma bij te werken naar de nieuwste versie, kunt u onopgeloste problemen mogelijk verhelpen. U kunt de versie van het printerstuurprogramma controleren via de knop Info (About) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). U kunt vanaf onze website het nieuwste printerbesturingsbestand voor uw model downloaden. Belangrijk • U kunt het printerstuurprogramma gratis downloaden, maar de kosten van de internetverbinding zijn voor uw eigen rekening.
Het onnodige printerstuurprogramma verwijderen Wanneer u een printerstuurprogramma niet meer nodig hebt, kunt u dit verwijderen. Sluit eerst alle actieve toepassingen voordat u het printerstuurprogramma gaat verwijderen. De procedure voor het verwijderen van het overbodige printerstuurprogramma is als volgt: 1.
Voordat u het printerstuurprogramma installeert Hier leest u wat u moet controleren voordat u het printerstuurprogramma gaat installeren. U moet dit gedeelte ook raadplegen als het printerstuurprogramma niet kan worden geïnstalleerd. De printerstatus controleren • Controleer of de USB-kabel stevig is aangesloten op de USB-poort van de printer en de computer. • Zet de printer uit. De instellingen van de computer controleren • Sluit alle actieve toepassingen.
Het printerstuurprogramma installeren U kunt op internet naar onze website gaan en het nieuwste printerstuurprogramma en XPSprinterstuurprogramma voor uw model downloaden. De procedure voor het installeren van het printerstuurprogramma is als volgt: 1. Zet de printer uit 2. Start het installatieprogramma Dubbelklik op het pictogram van het bestand dat u hebt gedownload. Het installatieprogramma wordt gestart.
Verwante onderwerpen Het nieuwste printerstuurprogramma ophalen Het onnodige printerstuurprogramma verwijderen Voordat u het printerstuurprogramma installeert 246
De printer delen in een netwerk Wanneer meerdere computers in een netwerkomgeving worden gebruikt, kunt u de printer aansluiten op één computer en de printer vanaf de andere computers in het netwerk gebruiken. De computers in een netwerk hoeven niet noodzakelijkerwijs dezelfde versie van Windows te hebben. • Instellingen op de afdrukserver In dit onderdeel wordt de procedure beschreven voor het instellen van een computer die rechtstreeks via een USB-kabel verbinding maakt met deze printer.
Instellingen op de afdrukserver Wanneer u de printer in een netwerk wilt gebruiken, moet u het printerstuurprogramma op het afdrukserversysteem op delen instellen. De procedure voor het instellen van de afdrukserversystemen is als volgt: 1. Installeer het printerstuurprogramma op het afdrukserversysteem 2.
Als dit bericht wordt weergegeven, selecteert u de optie dat u de wizard niet wilt gebruiken en stelt u delen in. 4. Stel delen in Selecteer Deze printer delen (Share this printer) op het tabblad Delen (Sharing) om zo nodig een gedeelde naam in te stellen en klik op OK. Het instellen van het afdrukserversysteem voltooid. Vervolgens stelt u de clientsystemen in.
Instellingen op de client-pc Na het instellen van het afdrukserversysteem, stelt u het clientsysteem in. De procedure voor het instellen van de clientsystemen is als volgt: Als u Windows 8, Windows 7 of Windows Vista gebruikt 1. Installeer het printerstuurprogramma op de clientsystemen Opmerking • U moet handmatig de verbindingsbestemming op de clientcomputer selecteren. Klik tijdens de installatie op Annuleren (Cancel) in het venster Kabel aansluiten (Connect Cable).
Als u Windows XP gebruikt 1. Installeer het printerstuurprogramma op de clientsystemen Zie 'Het printerstuurprogramma installeren' voor installatie-instructies. Opmerking • U moet handmatig de verbindingsbestemming op de clientcomputer selecteren. Klik tijdens de installatie op Annuleren (Cancel) in het venster Kabel aansluiten (Connect Cable). Klik op Ja (Yes) in het bevestigingsbericht.
Beperkingen bij het delen van printers Vervang bij het lezen van deze informatie 'Canon IJ-afdrukvoorbeeld' door 'Canon IJ XPS-afdrukvoorbeeld' als u het XPS-printerstuurprogramma gebruikt. Bij het gebruik van een printer in een netwerk gelden bepaalde beperkingen. Lees de beperkingen voor de omgeving waarin u werkt. Als u een printer in een netwerk deelt • Er kan een bericht worden weergegeven dat het afdrukken is voltooid.
• Als u afdrukt vanaf een clientsysteem, kunt u Canon IJ-afdrukvoorbeeld niet gebruiken. • Als de functies op het tabblad Onderhoud (Maintenance) niet goed kunnen worden ingesteld vanaf een clientsysteem, zijn deze functies mogelijk niet voor selectie beschikbaar. Wijzig de instellingen in dit geval vanaf de afdrukserver.
Problemen oplossen Kan de printer niet inschakelen De afdruktaak wordt niet gestart Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Afdrukresultaten niet naar behoren Er wordt geen inkt toegevoerd Papierstoringen Als er een fout optreedt Zoeken in alle functies Problemen met afdrukken Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met de printer Problemen met installeren/downloaden Informatie over weergegeven fouten/berichten Als u het probleem niet kunt oplossen 254
Problemen met afdrukken De afdruktaak wordt niet gestart Papierstoringen Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid 255
De afdruktaak wordt niet gestart Controleer of de stekker goed is aangesloten en druk vervolgens op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) om de printer in te schakelen. Controle 1 Terwijl het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert, is de printer bezig met initialiseren. Wacht totdat het AAN/UIT (POWER)-lampje stopt met knipperen en blijft branden. Opmerking • Als u omvangrijke gegevens afdrukt, bijvoorbeeld een foto of afbeelding, kan het langer duren voordat met afdrukken wordt gestart.
• Selecteer in Windows XP het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) > Printers en faxapparaten (Printers and Faxes). 3. De eigenschappen van het printerstuurprogramma voor de printer openen. • Klik in Windows 8 of Windows 7 met de rechtermuisknop op het pictogram 'Canon XXX' (waarbij 'XXX' de naam van uw printer is) en selecteer Eigenschappen van printer (Printer properties).
Papierstoringen Als papier is vastgelopen, knippert het Alarm-lampje oranje en wordt automatisch een probleemoplossingsbericht op het computerscherm weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Raadpleeg Lijst met ondersteuningscodes (als het papier is vastgelopen) voor informatie over het verwijderen van het vastgelopen papier. Opmerking • U kunt op de computer kijken welke stappen u moet uitvoeren bij fouten met een ondersteuningscode door de ondersteuningscode op te zoeken.
Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Controle 1 Zorg dat er papier is geplaatst. Papier plaatsen Controle 2 Let op het volgende bij het plaatsen van papier in de printer. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u de vellen precies op elkaar leggen voordat u het papier in de printer plaatst. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u ervoor zorgen dat de stapel papier de maximumcapaciteit van het apparaat niet overschrijdt.
Controle 7 Reinig de papierinvoerrol. De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer Opmerking • Het reinigen van de papierinvoerrol veroorzaakt slijtage van de rol. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is.
Afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid Controle 1 Is er papier geplaatst? Zorg dat er papier is geplaatst. Plaats nieuw papier als het papier in de printer op is. Controle 2 Bevatten de af te drukken documenten veel foto's of illustraties? Als u omvangrijke gegevens afdrukt zoals foto's of afbeeldingen, hebben de printer en de computer tijd nodig om deze gegevens te verwerken. Hierdoor lijkt het soms alsof de printer is gestopt.
Problemen met de afdrukkwaliteit Afdrukresultaten niet naar behoren Er wordt geen inkt toegevoerd 262
Afdrukresultaten niet naar behoren Als de afdrukresultaten witte strepen, verkeerd afgedrukte lijnen of ongelijkmatige kleuren vertonen, kunt u het beste eerst controleren of de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit correct zijn. Komen de instellingen voor het paginaformaat en mediumtype overeen met het formaat en type papier dat is geplaatst? Controle 1 Als deze instellingen onjuist zijn, kunt u geen goed afdrukresultaat verkrijgen.
Om directe blootstelling aan de lucht te voorkomen, wordt het aanbevolen het papier op te bergen in een album, plastic map, fotolijst of dergelijke.
De afdruktaak wordt niet voltooid Selecteer de instelling die zorgt dat de afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Controle 1 Het afdrukresultaat kan verbeteren als u in de toepassing die u gebruikt de instelling selecteert die zorgt dat afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/ Witte strepen Geen afdrukresultaten Onduidelijke afdrukken Onjuiste kleuren Witte strepen 266
Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Druk het controleraster voor de spuitopeningen af en voer eventueel noodzakelijke onderhoud uit, zoals het reinigen van de printkop. Controle 2 Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.
Kleuren zijn onduidelijk Controle 1 Wordt het controleraster voor de spuitopeningen correct afgedrukt? Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten. Raadpleeg Vage afdrukken of onjuiste kleuren voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen, het reinigen van de printkop en het uitvoeren van een diepte-reiniging van de printkop.
Lijnen worden verkeerd afgedrukt Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Controle 2 Lijn de printkop uit. Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen. De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer Controle 3 Verhoog de afdrukkwaliteit en probeer opnieuw af te drukken.
Lijn wordt niet of slechts gedeeltelijk afgedrukt Controle 1 Wordt de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge gebruikt? Als de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge wordt gebruikt, worden dunne lijnen mogelijk niet afgedrukt. Probeer de lijnen in het document dikker te maken. Controle 2 Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot? Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Afbeelding wordt niet of slechts gedeeltelijk afgedrukt Selecteer de instelling die zorgt dat de afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Controle 1 Het afdrukresultaat kan verbeteren als u in de toepassing die u gebruikt de instelling selecteert die zorgt dat afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken Afgedrukt papier vertoont inktvlekken Afgedrukt papier krult om Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Als de intensiteit te hoog is ingesteld, verlaagt u de intensiteit en probeert u opnieuw af te drukken. Controle 2 Als u normaal papier gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen met een hoge intensiteit, absorbeert het papier mogelijk te veel inkt.
Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen Papier vertoont vlekken De randen van het papier vertonen vlekken Het papier vertoont vlekken Papieroppervlak vertoont krassen Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Controle 2 Wordt de juiste papiersoort gebruikt? Controleer het volgende: Controleer of het papier waarop u afdrukt geschikt is voor het doel waarvoor het gebruikt wordt.
2. Controleer of het papier nu vlak is. Het is raadzaam om teruggekruld papier met een vel tegelijk in te voeren. Opmerking • Er zijn bepaalde mediumtypen die snel besmeurd raken of niet goed kunnen worden ingevoerd, ook al krullen ze niet naar binnen. Volg in zulke gevallen de onderstaande procedure om het papier maximaal 3 mm (0,1 inch) naar buiten te krullen (B) voordat u begint met afdrukken. Hiermee wordt het afdrukresultaat mogelijk verbeterd.
Opmerking • Het reinigen van de papierinvoerrol veroorzaakt slijtage van de rol. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. Controle 7 Is de binnenkant van de printer vuil? Als u dubbelzijdig afdrukt, kunnen er inktvlekken aan de binnenkant van de printer achterblijven waardoor de afdrukken besmeurd kunnen raken. Maak de binnenkant van de printer schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.
Vegen op de achterzijde van het papier Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Maak de binnenkant van de printer schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren. Controle 2 De binnenkant van de printer reinigen Opmerking • Als u dubbelzijdig afdrukt of te veel afdrukt, kunnen er inktvlekken in het binnenste van de printer achterblijven.
Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen Kleuren zijn ongelijkmatig Kleuren zijn gestreept Controle 1 Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren Controle 2 Druk het controleraster voor de spuitopeningen af en voer eventueel noodzakelijke onderhoud uit, zoals het reinigen van de printkop. Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.
Controle 3 Lijn de printkop uit.
Er wordt geen inkt toegevoerd Controle 1 Vervang een eventuele lege FINE-cartridge door een nieuwe. Controle 2 Is de FINE-cartridge correct geplaatst? Als de FINE-cartridge niet goed is geplaatst, wordt de inkt mogelijk niet goed uitgespoten. Trek het verlengstuk van de uitvoerlade en de papieruitvoerlade uit, open de klep en verwijder de FINEcartridges. Plaats daarna de FINE-cartridges opnieuw. Duw de FINE-cartridge omhoog tot deze vastklikt.
Problemen met de printer Kan de printer niet inschakelen De printer wordt onbedoeld uitgeschakeld Kan geen goede verbinding maken met de computer FINE-cartridgehouder schuift niet naar de vervangingspositie De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven 280
Kan de printer niet inschakelen Controle 1 Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME). Controleer of de stekker goed in de netsnoeraansluiting van de printer is bevestigd en zet vervolgens de printer weer aan. Controle 2 Haal de stekker van de printer uit het stopcontact en wacht ten minste 2 minuten. Steek daarna de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Controle 3 Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
De printer wordt onbedoeld uitgeschakeld Controle Schakel de instelling uit om het apparaat automatisch uit te schakelen. Als u de instelling om de printer automatisch uit te schakelen activeert, wordt de printer automatisch uitgeschakeld nadat de ingestelde tijd is verstreken.
Kan geen goede verbinding maken met de computer Afdruksnelheid is laag/USB Hi-Speed-verbinding werkt niet/Het bericht 'Dit apparaat kan sneller werken (This device can perform faster)' wordt weergegeven Als uw systeemomgeving niet volledig compatibel is met Hi-Speed USB, werkt de printer langzamer, op de snelheid van USB 1.1. In dit geval werkt de printer goed, maar kan de afdruksnelheid afnemen door de lagere communicatiesnelheid.
FINE-cartridgehouder schuift niet naar de vervangingspositie Controle 1 Is het AAN/UIT (POWER)-lampje uit? Controleer of het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt. De FINE-cartridgehouder kan zich uitsluitend verplaatsen wanneer de printer is ingeschakeld. Als het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is, sluit u de klep en zet u de printer aan. Terwijl het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert, is de printer bezig met initialiseren.
De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven Controle Is de printerstatusmonitor ingeschakeld? Controleer of Statusmonitor inschakelen (Enable Status Monitor) is geselecteerd in het menu Optie (Option) van de printerstatusmonitor. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen 2. Klik op Printerstatus weergeven (View Printer Status) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). 3.
Problemen met installeren/downloaden Kan het printerstuurprogramma niet installeren Easy-WebPrint EX wordt niet gestart of het menu Easy-WebPrint EX wordt niet weergegeven 286
Kan het printerstuurprogramma niet installeren • Indien de installatie ook niet wordt gestart nadat de installatie-cd-rom in het cd-rom-station van uw computer is geplaatst: Start de installatie met behulp van de volgende procedure. 1. Selecteer items zoals hieronder aangegeven. ◦ Selecteer bij Windows 8 het pictogram Verkenner (Explorer) in de Taakbalk (Taskbar) op het Bureaublad (Desktop) en selecteer vervolgens Computer in de lijst aan de linkerkant.
Opmerking • De printer is niet gedetecteerd. Controleer de verbinding. (The printer is not detected. Check the connection.) kan mogelijk worden geselecteerd, afhankelijk van de computer die u gebruikt. Controle 1 Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op de printer en de computer. Volg de hieronder beschreven procedure om de printer en de computer opnieuw met elkaar te verbinden. Controle 2 1. Zet de printer uit. 2.
Easy-WebPrint EX wordt niet gestart of het menu Easy-WebPrint EX wordt niet weergegeven Als Easy-WebPrint EX niet wordt gestart of als het menu niet wordt weergegeven in Internet Explorer, controleert u het volgende. Wordt Canon Easy-WebPrint EX weergegeven in het menu Werkbalken (Toolbars) in het menu Beeld (View) van Internet Explorer? Controle 1 Als Canon Easy-WebPrint EX niet wordt weergegeven, is Easy-WebPrint EX niet op uw computer geïnstalleerd.
Informatie over weergegeven fouten/berichten Als er een fout optreedt Een bericht verschijnt op het scherm 290
Als er een fout optreedt Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken (het papier in de printer is bijvoorbeeld op of vastgelopen), wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Als er een fout optreedt, knippert het Alarm-lampje oranje en wordt een ondersteuningscode (foutnummer) op het computerscherm weergegeven. Bij sommige fouten knipperen het AAN/UIT (POWER)-lampje en het Alarm-lampje afwisselend.
Knippert 15 keer De FINE-cartridge wordt niet herkend. 1682 Knippert 16 keer De inkt is op. 1688 Ondersteuningscode die hoort bij het aantal malen dat het AAN/UIT (POWER)-lampje en het Alarm-lampje beurtelings knipperen Voorbeeld van twee maal knipperen: (A) Knippert (B) Gaat uit Aantal malen Oorzaak Ondersteuningscode Knippert 2 keer Er is een printerfout opgetreden. 5100 Knippert 7 keer Er is een printerfout opgetreden.
Opmerking • U kunt op de computer kijken welke stappen u moet uitvoeren bij fouten met een ondersteuningscode door de ondersteuningscode op te zoeken. Klik hier om te zoeken Zie Een bericht verschijnt op het scherm voor meer informatie over het oplossen van fouten zonder ondersteuningscode.
Een bericht verschijnt op het scherm In dit gedeelte worden enkele fouten en berichten beschreven. Opmerking • Voor sommige fouten of berichten wordt een ondersteuningscode (foutnummer) op de computer weergegeven. Raadpleeg Lijst met ondersteuningscodes voor meer informatie over fouten met een ondersteuningscode.
3. Open de eigenschappen van het printerstuurprogramma voor de printer. • Klik in Windows 8 of Windows 7 met de rechtermuisknop op het pictogram 'Canon XXX' (waarbij 'XXX' de naam van uw printer is) en selecteer Eigenschappen van printer (Printer properties). • Klik in Windows Vista of Windows XP met de rechtermuisknop op het pictogram 'Canon XXX' (waarbij 'XXX' de naam van uw printer is) en selecteer Eigenschappen (Properties). 4. Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.
Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) wordt geopend, volgt u de aanwijzingen op het scherm. • In Windows 8 selecteert u Configuratiescherm (Control Panel) via de charm Instellingen (Settings) op het Bureaublad (Desktop) > Hardware en geluiden (Hardware and Sound) > Apparaatbeheer (Device Manager). • Klik in Windows 7 of Windows Vista op Configuratiescherm (Control Panel), Hardware en geluiden (Hardware and Sound) en Apparaatbeheer (Device Manager).
Lees de instructies op het scherm en voer de onderstaande procedure uit. • Indien u wilt deelnemen aan het onderzoeksprogramma: Klik op Akkoord (Agree) en volg de aanwijzingen op het scherm. De gebruiksgegevens van de printer worden via internet verstuurd. Als u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, worden de gegevens vanaf de volgende keer automatisch verzonden en wordt het bevestigingsvenster niet meer weergegeven.
◦ In Windows 8, selecteer Configuratiescherm (Control Panel) via de charm Instellingen (Settings) op het Bureaublad (Desktop) > Programma´s (Programs) > Programma´s en eigenschappen (Programs and Features). ◦ Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt, selecteert u het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Programma's (Programs) > Programma's en onderdelen (Programs and Features). ◦ Selecteer in Windows XP het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Software (Add or Remove Programs).
Als u het probleem niet kunt oplossen Als u het probleem niet kunt oplossen met een van de suggesties in dit hoofdstuk, neemt u contact op met de verkoper van de printer of met het ondersteuningscentrum. Het ondersteuningspersoneel van Canon is opgeleid voor het verschaffen van technische ondersteuning aan klanten. Let op • Schakel de printer onmiddellijk uit als deze een ongewoon geluid, rook of geur produceert. Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met de verkoper of het servicecentrum.
Lijst met ondersteuningscodes Als er een fout optreedt, wordt de ondersteuningscode weergegeven op het computerscherm. "Ondersteuningscode" wil zeggen het foutnummer dat verschijnt bij een foutbericht. Als er een fout optreedt, controleert u de ondersteuningscode die wordt weergegeven op het computerscherm en voert u vervolgens de benodigde stappen uit.
Lijst met ondersteuningscodes (als het papier is vastgelopen) Als het papier is vastgelopen, verwijdert u het aan de hand van de juiste procedure.
1300 Oorzaak Papier is vastgelopen in de papieruitvoersleuf of in de achterste lade. Actie Verwijder het vastgelopen papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk • Als papier is vastgelopen, kunt u de printer niet uitschakelen, zelfs niet als u op de knop AAN/ HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer drukt. Voer de juiste handeling uit om het vastgelopen papier te verwijderen en zet de printer uit. 1. Trek het papier langzaam uit de achterste lade of de papieruitvoersleuf.
• Het wordt aanbevolen ander papier dan papier van A5-formaat te gebruiken om documenten met foto's of afbeeldingen af te drukken, omdat de afdruk kan omkrullen en kan vastlopen tijdens het uitvoeren. Neem contact op met het ondersteuningscentrum als u het papier niet kunt verwijderen, als het papier in de printer scheurt of als het foutbericht niet verdwijnt nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd.
Papier is vastgelopen in de printer Als het vastgelopen papier scheurt en u het papier niet kunt verwijderen uit de papieruitvoersleuf of de achterste lade, of als het vastgelopen papier in de printer blijft zitten, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk • Als papier is vastgelopen, kunt u de printer niet uitschakelen, zelfs niet als u op de knop AAN/ HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer drukt.
3. Houd het vastgelopen papier met beide handen vast. Als het papier is opgerold, trekt u het eruit. 4. Trek het papier er langzaam uit, zodat het niet scheurt. 5. Controleer of al het vastgelopen papier is verwijderd. Als het papier is gescheurd, kan er gemakkelijk een stukje papier in de printer achterblijven. Controleer het volgende en haal eventueel achtergebleven papier uit de printer.
• Is het stukje papier in de ruimte rechts of links (B) in de printer achtergebleven? 6. Sluit de klep. 7. Plaats het papier opnieuw en druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer. De printer hervat het afdrukken. Opmerking • Controleer tijdens het opnieuw plaatsen van het papier of u papier gebruikt dat geschikt is voor afdrukken en of u het papier correct plaatst.
In andere gevallen Voer de volgende controles uit: Controle 1 Bevinden zich vreemde voorwerpen bij de papieruitvoersleuf? Controle 2 Bevinden zich vreemde voorwerpen in de achterste lade? Als er vreemde voorwerpen in de achterste lade zitten, schakelt u de printer uit, haalt u de stekker uit het stopcontact en verwijdert u het voorwerp. Controle 3 Is het papier gekruld? Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.
1000 Oorzaak Het papier in de achterste lade is op. Actie Plaats papier in de achterste lade en druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer. Belangrijk • Als een foutmelding wordt weergegeven dat het papier op is, kunt u de printer niet uitschakelen, zelfs niet als u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer drukt. Voer de volgende stappen uit voordat u de printer uitschakelt. • Plaats papier om het afdrukken te hervatten.
1200 Oorzaak De klep is open. Actie Sluit de klep en wacht een ogenblik.
1203 Oorzaak De klep is geopend terwijl een afdruktaak wordt uitgevoerd. Actie Als papier is achtergebleven in de printer, verwijdert u het papier langzaam met beide handen en sluit u de klep. Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer om de fout te wissen. De printer voert één leeg vel papier uit en het afdrukken wordt hervat vanaf het volgende vel papier. De printer drukt de pagina die werd afgedrukt toen de klep werd geopend, niet opnieuw af. Probeer opnieuw af te drukken.
1401 Oorzaak De FINE-cartridge is niet geïnstalleerd. Actie Plaats hier de FINE-cartridge. Als de fout zich blijft voordoen, is de FINE-cartridge mogelijk beschadigd. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1403 Oorzaak De FINE-cartridge wordt niet herkend. Actie Vervang de FINE-cartridge. Als de fout zich blijft voordoen, is de FINE-cartridge mogelijk beschadigd. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1485 Oorzaak De juiste inktcartridge is niet geïnstalleerd. Actie Het afdrukken kan niet worden uitgevoerd omdat de inktcartridge niet compatibel is met deze printer. Installeer de juiste inktcartridge. Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer.
1682 Oorzaak De FINE-cartridge wordt niet herkend. Actie Vervang de FINE-cartridge. Als de fout zich blijft voordoen, is de FINE-cartridge mogelijk beschadigd. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1684 Oorzaak De inktpatroon wordt niet herkend. Actie Het afdrukken kan niet worden uitgevoerd omdat de inktcartridge mogelijk niet correct is geplaatst of niet geschikt is voor deze printer. Installeer de juiste inktcartridge. Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer.
1686 Oorzaak De inkt is wellicht op. Actie De functie voor het bepalen van de resterende inktvoorraad wordt uitgeschakeld aangezien de inktvoorraad niet correct kan worden bepaald. Als u wilt doorgaan met afdrukken zonder deze functie, drukt u minstens 5 seconden op de knop AAN/ HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer. Voor de beste kwaliteit beveelt Canon het gebruik van nieuwe, originele Canon-cartridges aan.
1687 Oorzaak De FINE-cartridge is niet correct geplaatst. Actie Trek het verlengstuk van de uitvoerlade en de papieruitvoerlade uit, open de klep en verwijder de FINEcartridges. Plaats daarna de FINE-cartridges opnieuw. Duw de FINE-cartridge omhoog tot deze vastklikt. Sluit daarna de klep.
1688 Oorzaak De inkt is op. Actie Vervang de inktpatroon en sluit de klep. Als er wordt afgedrukt en u wilt doorgaan met afdrukken, drukt u minstens 5 seconden op de knop AAN/ HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer terwijl de inktpatroon is geïnstalleerd. Het afdrukken kan worden voortgezet terwijl de inkt op is. De functie voor het bepalen van de resterende inktvoorraad wordt uitgeschakeld. Vervang de lege inktpatroon direct na het afdrukken.
1700 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer om het afdrukken te hervatten. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1701 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer om het afdrukken te hervatten. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1890 Oorzaak Het beschermende materiaal voor de FINE-cartridgehouder of de tape is mogelijk nog bevestigd aan de houder. Actie Zorg dat het beschermende materiaal of de tape niet aan de FINE-cartridgehouder bevestigd blijft. Als u beschermend materiaal of tape aantreft, trekt u het verlengstuk van de uitvoerlade en de papieruitvoerlade uit om het beschermende materiaal of de tape te verwijderen. Trek de tape omlaag om het beschermende materiaal te verwijderen.
4100 Oorzaak De opgegeven gegevens kunnen niet worden afgedrukt. Actie Wanneer u de inhoud in CREATIVE PARK PREMIUM afdrukt, bevestigt u het bericht op het computerscherm, controleert u of alle originele FINE-cartridges van Canon correct zijn geïnstalleerd en start u het afdrukken opnieuw.
4102 Oorzaak Het mediumtype en het papierformaat zijn niet correct ingesteld. Actie Druk op de knop AAN/HERVATTEN (ON/RESUME) op de printer om het afdrukken te annuleren, wijzig de instelling voor mediumtype of papierformaat en druk daarna opnieuw af. • Als het mediumtype is ingesteld op Glossy Foto Papier Extra II (Photo Paper Plus Glossy II): Stel het papierformaat in op 10x15cm 4"x6" (4"x6" 10x15cm) (Windows)/10 x 15 (4 x 6) (Mac) of 13x18cm 5"x7" (5"x7" 13x18cm) (Windows)/13 x 18 (5 x 7) (Mac).
5100 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Annuleer het afdrukken en schakel de printer uit. Verwijder het vastgelopen papier of beschermende materiaal waardoor de beweging van de FINE-cartridgehouder wordt belemmerd en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
5200 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
5400 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
5B00 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
5B01 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
6000 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6800 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6801 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6930 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6931 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6932 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6933 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6940 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6941 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6942 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6943 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6944 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6945 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
6946 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Steek de stekker van de printer weer in het stopcontact en zet de printer weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
B200 Oorzaak Er is een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
B201 Oorzaak Er is een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum. Actie Zet de printer uit en trek de stekker van de printer uit het stopcontact. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.