Operation Manual

Diepte-reiniging (Deep Cleaning)
Diepte-reiniging (Deep Cleaning) is grondiger dan een normale reiniging. U gebruikt deze functie als
een probleem met de printkop niet is opgelost nadat u de functie Reiniging (Cleaning) tweemaal hebt
uitgevoerd.
1.
Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2.
Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)
Nadat u het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) hebt geopend, selecteert u de
inktgroep die een diepte-reiniging moet ondergaan.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren
voordat deze een diepte-reiniging ondergaan.
3.
Voer de diepte-reiniging uit
Zorg dat de printer is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).
Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De diepte-reiniging wordt gestart.
Belangrijk
Sluit de papieruitvoerlade pas wanneer de diepte-reiniging is voltooid.
4.
Voltooi de diepte-reiniging
Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het
bevestigingsbericht.
5.
Controleer de resultaten
Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de
afdrukkwaliteit is verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.
Belangrijk
Bij Diepte-reiniging (Deep Cleaning) wordt meer inkt gebruikt dan bij Reiniging (Cleaning).
Wanneer u de printkop vaak reinigt, zal de inktvoorraad van uw printer snel afnemen. Voer daarom
alleen een reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.
Opmerking
Als na Diepte-reiniging (Deep Cleaning) geen verbetering optreedt, schakelt u de printer uit, wacht u
24 uur en voert u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) opnieuw uit. Als er nog steeds geen verbetering
optreedt, leest u 'Er wordt geen inkt toegevoerd'.
Verwant onderwerp
Een controleraster voor de spuitopeningen afdrukken
153