Operation Manual

Controle 7: Zorg dat de netwerkinstellingen van de printer overeenkomen met
die van het toegangspunt.
Raadpleeg de handleiding die bij uw toegangspunt is geleverd of neem contact op met de
fabrikant om de instellingen van het toegangspunt te controleren en vervolgens de
instellingen van het apparaat aan te passen.
Een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel instellen
Controle 8: Zorg dat er geen belemmeringen zijn.
Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over
het algemeen gebrekkig. Pas de locaties van de apparaten aan.
Controle 9: Zorg dat het apparaat niet te ver van het toegangspunt is geplaatst.
Het toegangspunt bevindt zich binnen het effectieve bereik voor draadloze communicatie.
Plaats het apparaat binnen een straal van 50 m van het toegangspunt.
Controle 10: Zorg dat er geen bronnen van radiostoring in de buurt zijn.
Het kan zijn dat een apparaat zoals de magnetron dezelfde frequentieband gebruiken als het
draadloze station. Plaats de draadloze apparaten zo ver mogelijk weg van de bron van de
storing.
Controle 11: Zorg dat de netwerkinstellingen van de computer correct zijn.
Zorg dat de computer kan communiceren met de printer en het toegangspunt via het
draadloze LAN.
Controle 12: Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable
bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen
Controle 13: Zorg dat de firewall van de beveiligingssoftware is uitgeschakeld.
Als de firewallfunctie van uw beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt wellicht een bericht
weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als de
waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd
wordt toegestaan.
Als u programma's gebruikt die de netwerkomgeving wijzigen controleert u de instellingen.
Sommige programma's zullen standaard een firewall inschakelen.
Controle 14: Wanneer u een router gebruikt, sluit u de printer en de computer
aan op de LAN-kant (zelfde netwerksegment).
Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het bedrade LAN
Controle 1: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controle 2: Is Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) in LAN-
instellingen (LAN settings) ingesteld op LAN uitschakelen (Disable LAN)?
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Controle 3: Zorg dat de LAN-kabel correct is aangesloten.
Raadpleeg de handleiding van het apparaat om de USB-kabel op de juiste manier aan te
sluiten.
Naar boven
Pagina 1052 van 1084 pagina'sKan niet communiceren met het apparaat/Kan niet afdrukken vanaf h...