Operation Manual

Als de binnenklep is geopend, sluit u de binnenklep en drukt u op
OK
op het apparaat.
Controle 8: Controleer of de naam van het apparaat is geselecteerd in
het dialoogvenster Afdrukken.
Het apparaat drukt niet goed af als u een printerstuurprogramma voor een andere printer gebruikt.
Controleer of de naam van uw apparaat printer is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken.
Opmerking
Selecteer Als standaardprinter instellen (Set as Default Printer) als u het apparaat wilt instellen
als standaardprinter.
Controle 9: Configureer de printerpoort op de juiste wijze.
Zorg dat de printerpoort correct is geconfigureerd.
1.
Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten.
2.
Selecteer Apparaten en printers (Devices and Printers) in het menu Start.
In Windows Vista selecteert u het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Hardware
en geluiden (Hardware and Sound) > Printers.
In Windows XP selecteert u Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Printers en andere
hardware (Printers and Other Hardware) > Printers en faxapparaten (Printers and Faxes).
3.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Canon XXX Printer (waarbij 'XXX'
de naam van uw apparaat is) en selecteer Eigenschappen van printer (Printer
properties).
In Windows Vista of Windows XP klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Canon XXX
Printer (waarbij 'XXX' de naam van uw apparaat is) en selecteert u Eigenschappen (Properties).
4.
Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.
Zorg dat voor Afdrukken naar de volgende poort(en) (Print to the following port(s)) een poort met
de naam USBnnn (waarbij 'n' een getal is) is geselecteerd, waarbij Canon XXX Printer wordt
weergegeven in de kolom Printer.
Opmerking
Wanneer het apparaat via een LAN wordt gebruikt, wordt de poortnaam van het apparaat
weergegeven als CNBJNP_xxxxxxxxxx.
* xxxxxxxxxx is de tekenreeks die wordt gegenereerd op basis van het MAC-adres of een
tekenreeks die door de gebruiker wordt opgegeven wanneer deze het apparaat instelt bij
de ingebruikneming.
Als de instelling juist is:
Installeer MP Drivers opnieuw.
Het afdrukken wordt niet gestart, zelfs niet als de poort USBnnn is geselecteerd:
Start Canon My Printer vanaf de taakbalk en selecteer Diagnose en herstel printer
(Diagnose and Repair Printer). Volg de instructies op het scherm om de juiste
printerpoort in te stellen en selecteer Canon XXX Printer.
Als het probleem hiermee niet is verholpen, installeert u MP Drivers opnieuw.
Het afdrukken wordt niet gestart, ook al is de poort 'CNBJNP_xxxxxxxxxx' geselecteerd
wanneer het apparaat via het LAN wordt gebruikt:
Start Canon IJ Network Tool en selecteer 'CNBJNPxxxxxxxxxx' zoals u in stap 4 hebt
gecontroleerd. Koppel vervolgens de poort aan de printer via Poort associƫren (Associate
Port) in het menu Instellingen (Settings).
Als het probleem hiermee niet is verholpen, installeert u MP Drivers opnieuw.
Controle 10: Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot?
Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Schakel in het
dialoogvenster dat wordt geopend het selectievakje Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevent
Pagina 928 van 1084 pagina'sDe afdruktaak wordt niet gestart