Operation Manual

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat.
De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings)
is als volgt:
Aangepaste instellingen (Custom Settings)
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma
2. Zorg dat het apparaat aan staat en klik vervolgens op Aangepaste
instellingen (Custom Settings) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance)
Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.
Opmerking
Als het apparaat is uitgeschakeld of als communicatie tussen het apparaat en
de computer is uitgeschakeld, kan een foutbericht verschijnen omdat de computer
de apparaatstatus niet kan vaststellen.
Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer
weer te geven.
3. Geef desgewenst de volgende instellingen op:
Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion)
Bij het gebruik van een hoge dichtheid kan het apparaat de ruimte tussen de printkop
en het papier vergroten om schuring van het papier te voorkomen.
Schakel dit selectievakje in om schuring van papier te voorkomen.
Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually)
De functie Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud
(Maintenance) is normaliter ingesteld op automatische uitlijning. U kunt dit echter
wijzigen in handmatige uitlijning.
Als u een automatische printkopuitlijning uitvoert en het afdrukresultaat nog steeds
niet naar wens is, voert u een handmatige uitlijning van de printkop uit.
Schakel dit selectievakje in om de printkop handmatig uit te lijnen. Schakel dit
selectievakje uit om de printkop automatisch uit te lijnen.
209