User manual

Het apparaat werkt opeens niet meer
Kan niet communiceren met het apparaat via het draadloze LAN
U kunt niet afdrukken of scannen vanaf een computer die op het netwerk is aangesloten
Kan niet communiceren met het apparaat via het draadloze LAN
Controle 1
Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.
Controle 2
Zorg dat de netwerkinstellingen van het apparaat overeenkomen met die
van het toegangspunt.
Raadpleeg de instructiehandleiding die bij het toegangspunt is geleverd of neem contact op met de fabrikant
om de instellingen van het toegangspunt te controleren en wijzig vervolgens de instellingen van het apparaat.
Een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel instellen
Controle 3
Zorg dat het apparaat niet te ver van het toegangspunt is geplaatst.
Het toegangspunt bevindt zich binnen het effectieve bereik voor draadloze communicatie. Plaats het apparaat
binnen een straal van 50 m/164 ft. van het toegangspunt.
Controle 4
Zorg dat er geen belemmeringen zijn.
Draadloze communicatie tussen verschillende kamers of verschillende verdiepingen is over het algemeen
gebrekkig. Pas de locaties van de apparaten aan.
Controle 5
Zorg dat er geen stoorfactoren voor radiogolven in de buurt zijn.
Het kan zijn dat een apparaat zoals de magnetron dezelfde frequentieband gebruiken als het draadloze
station. Plaats de draadloze apparaten zo ver mogelijk weg van de bron van de storing.
Controle 6
Zorg dat de netwerkinstellingen van de computer correct zijn.
Raadpleeg de instructiehandleiding van het netwerkapparaat of neem contact op met de fabrikant om het
netwerkapparaat met de computer te verbinden en in te stellen.
Controle 7
Controleer of de status van de radiogolven goed is en pas de
installatieposities aan terwijl u de status van de radiogolven controleert met IJ Network
Tool.
Status draadloos netwerk controleren
Controle 8
Zorg dat een geldig draadloos kanaal wordt gebruikt.
Het draadloze kanaal dat u wilt gebruiken kan beperkt zijn, afhankelijk van de draadloze netwerkapparaten die
geïnstalleerd zijn op deze computer. Raadpleeg de instructiehandleiding die bij de computer of het draadloze
netwerkapparaat is geleverd om een geldig draadloos kanaal op te geven.
Controle 9
Zorg dat het kanaal dat is ingesteld voor het toegangspunt geldig is voor
communicatie met de computer, en bevestigd met Controle 8.
Wijzig, wanneer dit niet het geval is, het kanaal voor het toegangspunt.
10