Operation Manual

Hier kunt u de WEP-instellingen voor de printer opgeven. Als u het wachtwoord (WEP-sleutel) wijzigt,
moet dezelfde wijziging worden aangebracht in het wachtwoord (WEP-sleutel) van het
toegangspunt.
1.
WEP-sleutel (WEP Key)
Voer dezelfde sleutel in als is ingesteld voor het toegangspunt.
Welke tekens en hoeveel tekens u kunt invoeren, is afhankelijk van de de sleutellengte en de
sleutelindeling.
Sleutellengte (Key Length)
64-bits (64 bit) 128-bits (128 bit)
Sleutelindeling (Key Format)
A
SCII
5 tekens 13 tekens
Hexadecimaal (Hex)
10 tekens 26 tekens
2.
Sleutellengte (Key Length)
Selecteer 64bit of 128bit.
3.
Sleutelindeling (Key Format)
Selecteer ASCII of Hex.
4.
Sleutel-id (Key ID)
Selecteer de sleutel-id (index) die is ingesteld op het toegangspunt.
5.
Verificatie (Authentication)
Selecteer de verificatiemethode om de toegang van de printer tot het toegangspunt te verifiëren.
Normaal gesproken selecteert u Auto. Als u de methode handmatig wilt opgeven selecteer u
Open systeem (Open System) of Gedeelde sleutel (Shared Key) volgens de instellingen van het
toegangspunt.
Belangrijk
A
ls de printer niet kan communiceren met de computer nadat het coderingstype van de
printer is gewijzigd, zorgt u dat de coderingstypen voor de computer en het toegangspunt
overeenkomen met die van de printer.
Een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel instellen
Naar boven
Page 938 of 984 pagesInstellingen wijzigen op het tabblad Draadloos LAN