MX450 series Online handleiding Lees dit eerst Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat Overzicht van het apparaat Nederlands (Dutch)
Lees dit eerst Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding Gebruiksomgeving Afdrukinstructies Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding • Het is verboden tekst, foto's of afbeeldingen die zijn gepubliceerd in de Online handleiding (hierna ´deze handleiding´ genaamd), deels of geheel te reproduceren, af te leiden of te kopiëren. • In principe kan Canon de inhoud van deze handleiding wijzigen of verwijderen zonder voorafgaande kennisgeving aan de klanten.
Symbolen in dit document Waarschuwing Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen leiden. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat. Let op Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat te voorkomen.
Handelsmerken en licenties • Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. • Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Zoektips U kunt in het zoekvenster trefwoorden invoeren om te zoeken naar doelpagina's. Belangrijk Als u een zoekopdracht uitvoert via de modelnaam van het product, voert u alleen de eerste twee cijfers van het nummer in de modelnaam in. Voorbeeld: u zoekt naar MX452 Voer 'MX45' in • Zoeken naar functies U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de modelnaam van het product in te voeren, plus een trefwoord voor de functie waarover u informatie zoekt.
Voorbeeld: als u wilt weten hoe u collages kunt afdrukken met My Image Garden Voer in het zoekvenster "My Image Garden collage" in en voer een zoekopdracht uit • Zoeken naar referentiepagina's U kunt zoeken naar in deze handleiding omschreven referentiepagina's door de modelnaam van het product en een paginatitel in te voeren. U kunt referentiepagina's makkelijker vinden door ook de functienaam in te voeren.
Venster dat gebruikt wordt in toelichting van de bewerking In deze handleiding worden de meeste bewerkingen beschreven aan de hand van vensters die worden weergegeven wanneer Windows 7 operating system Home Premium (hierna Windows 7 genoemd) wordt gebruikt.
Overzicht van het apparaat Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Een FINE-cartridge vervangen Een FINE-cartridge vervangen De inktstatus controleren Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen De apparaatinstellingen wijzigen A
Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen Afdrukopties wijzigen Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren De te gebruiken inktpatroon instellen De stroomvoorziening van het apparaat beheren Het geluidsvolume van het apparaat verlagen De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm Faxinstellingen Afdrukinstellingen LAN-instellingen Gebr.instell. appar. Inst. mob. telefoon Bluetooth-instell. Firmware bijwerken Instell.
Informatie over de netwerkverbinding Handige informatie over de netwerkverbinding
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat De volgende nuttige functies zijn beschikbaar op het apparaat. Ervaar een nog aangenamere fotografiebeleving door de verschillende functies te gebruiken.
• Automatisch foto's plaatsen U kunt eenvoudig schitterende items maken, omdat de geselecteerde foto's automatisch op thema worden geplaatst. • Diverse andere functies My Image Garden biedt een groot aantal andere nuttige functies. Zie 'De mogelijkheden van My Image Garden' voor meer informatie. Allerlei inhoudmateriaal downloaden • CREATIVE PARK Dit is een 'afdrukmateriaalsite' waar u gratis al het afdrukmateriaal kunt downloaden.
Gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet Als u Evernote of Dropbox gebruikt op uw computer, kunt u gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet. U kunt geüploade afbeeldingen gebruiken van andere computers, smartphones enzovoort. Zie 'Integratiefunctie voor online opslag' voor meer informatie.
Integratiefunctie voor online opslag Het apparaat kan worden geïntegreerd met online opslagservices zoals Evernote. Integratie met het online notitieprogramma 'Evernote' Als een Evernote-clienttoepassing op uw computer is geïnstalleerd, kunt u gescande afbeeldingen importeren in de toepassing en uploaden naar de server van Evernote. Vanaf bijvoorbeeld andere computers of smartphones kan door de geüploade afbeeldingen worden gebladerd. Als u Evernote wilt gebruiken, moet u een account aanmaken.
Afdrukken vanaf een AirPrint-compatibel apparaat In dit document wordt uitgelegd hoe u met AirPrint draadloos afdrukt vanaf uw iPad, iPhone en iPod touch op een Canon-printer. Met AirPrint kunt u direct vanaf uw Apple-apparaat foto's, e-mails, internetpagina's en documenten met uw printer afdrukken, zonder een besturingsbestand te hoeven installeren. Controleer uw omgeving Controleer eerst uw omgeving.
3. Raak in het optiemenu Afdrukken (Print) aan. 4. Selecteer in de Printeropties (Printer Options) het model dat u gebruikt. Belangrijk Niet alle programma's ondersteunen AirPrint. Hierdoor wordt Printeropties (Printer Options) mogelijk niet weergegeven. Kunt u vanuit een bepaald programma de printeropties niet gebruiken, dan kunt u vanuit dat programma niet afdrukken. Opmerking De printeropties kunnen verschillen, afhankelijk van de software en printer die u gebruikt.
Bereik: het paginabereik kan alleen worden gebruikt bij bepaalde software en bestandsindelingen (zoals PDF-bestanden). 5. Klik voor 1 kopie (1 Copy) op + of - om het aantal vereiste kopieën in te stellen. 6. Klik voor Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) op Aan (On) om dubbelzijdig afdrukken in te schakelen of op Uit (Off) om de functie uit te schakelen. 7.
• Vanaf de printer: gebruik het bedieningspaneel van de printer om de afdruktaak te annuleren. • Vanaf een Apple-apparaat: druk twee keer op de Home-knop op het Apple-apparaat. Raak het pictogram Afdrukken (Print) aan en geef de lijst met afdruktaken weer. Raak de te annuleren afdruktaak aan en raak vervolgens Afdrukken annuleren (Cancel Print) aan. AirPrint Problemen oplossen Wordt het document niet afgedrukt, controleer dan het volgende: 1. Controleer of de printer is ingeschakeld.
Overzicht van het apparaat Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Een FINE-cartridge vervangen Een FINE-cartridge vervangen De inktstatus controleren Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen De apparaatinstellingen wijzigen A
Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren
Hoofdonderdelen Vooraanzicht Achteraanzicht Binnenaanzicht Bedieningspaneel
Vooraanzicht (1) bedieningspaneel Gebruik het bedieningspaneel om de apparaatinstellingen te wijzigen of het apparaat te bedienen. Bedieningspaneel (2) ADF (automatische documentinvoer) Plaats een document dat u wilt kopiëren, scannen of faxen. Documenten die in de documentlade worden geplaatst, worden automatisch vel voor vel gescand. Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen (3) klep van documentinvoer Open deze klep om vastgelopen documenten te verwijderen.
Bezig met afdrukken of scannen via een draadloos LAN. Dit lampje knippert ook wanneer tijdens het instellen wordt gezocht naar een toegangspunt voor een draadloos LAN en wanneer verbinding wordt gemaakt met het toegangspunt. (9) papieruitvoerklep Open deze klep als u de FINE-cartridge wilt vervangen of vastgelopen papier uit het apparaat wilt verwijderen. (10) papiergeleiders Schuif de geleiders tegen beide zijden van de stapel papier aan.
Sluit geen andere apparaten dan USB-flashstations en de optionele Bluetooth-eenheid BU-30 aan op het USB-flashstation van het apparaat. Doet u dat wel, dan kan dit brand, elektrische schokken of schade aan het apparaat veroorzaken. Belangrijk Raak het metalen omhulsel niet aan. Gebruik geen USB-kabel die langer is dan 3 meter (10 feet) om het apparaat aan te sluiten. Dit kan gevolgen hebben voor de werking van andere randapparaten.
Achteraanzicht (1) transporteenheid Open de achterklep wanneer u vastgelopen papier wilt verwijderen. (2) netsnoeraansluiting Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten. (3) telefoonaansluiting Hier kunt u de telefoonlijn aansluiten. (4) aansluiting voor extern apparaat Hier kunt u een extern apparaat aansluiten, zoals een telefoon of een antwoordapparaat. (5) USB-poort Sluit hier de USB-kabel aan om het apparaat op een computer aan te sluiten. Belangrijk Raak het metalen omhulsel niet aan.
Binnenaanzicht (1) inktcartridgevergrendeling Hiermee vergrendelt u de FINE-cartridge. (2) FINE-cartridge (inktcartridges) Een vervangbare cartridge met geïntegreerde printkop en inkttank. (3) FINE-cartridgehouder Plaats hier de FINE-cartridge. De kleuren FINE-cartridge moet in de linkersleuf worden geplaatst en de zwarte FINE-cartridge in de rechtersleuf. (4) klepje over kop Dit klepje gaat open, zodat u de FINE-cartridge kunt vervangen.
Bedieningspaneel * Ter illustratie branden alle lampjes op het bedieningspaneel in de onderstaande afbeelding. (1) Knop AAN (ON) (AAN/UIT (POWER)-lampje) Hiermee kunt u het apparaat aan- of uitzetten. Brandt of knippert groen om de voedingsstatus aan te geven. De documentklep moet gesloten zijn als het apparaat wordt aangezet. Het apparaat in- en uitschakelen (2) Knop KOPIËREN (COPY) Hiermee wordt het apparaat naar de kopieermodus geschakeld. Het stand-byscherm voor kopiëren wordt weergegeven.
Hiermee kunt u een instellingswaarde, zoals het aantal kopieën, verhogen of verlagen, en een menu of instellingsitem selecteren. De knop of wordt ook gebruikt wanneer u tekens invoert. (13) Knop Terug (Back) Hiermee keert u terug naar het vorige scherm op het LCD-scherm. Deze knop wordt ook gebruikt om een teken onder de cursor te verwijderen wanneer er tekens worden ingevoerd, zoals bij het invoeren van een naam. (14) Knop Instellingen (Setup) Geeft het venster Instellingenmenu (Setup menu) weer.
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat Controleer of de printer is ingeschakeld Het apparaat in- en uitschakelen Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Controleer of de printer is ingeschakeld Het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt groen wanneer het apparaat is ingeschakeld. Als het AAN/UIT (POWER)-lampje brandt, is het apparaat ingeschakeld, zelfs als het LCD uit is. Opmerking Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld. Het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als het apparaat ongeveer 5 minuten niet wordt gebruikt.
Het apparaat in- en uitschakelen Het apparaat inschakelen 1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat in te schakelen. Het AAN/UIT (POWER)-lampje knippert en blijft groen branden. Controleer of de printer is ingeschakeld Opmerking Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld. Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert en een foutbericht wordt weergegeven op het LCD-scherm, raadpleegt u Een bericht verschijnt op het scherm.
Wanneer u de stekker uit het stopcontact haalt nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld, controleert u of het AAN/UIT (POWER)-lampje niet brandt. Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer Opmerking Het apparaat kan geen faxen verzenden of ontvangen als het is uitgeschakeld. Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Controleer de stekker/het netsnoer eenmaal per maand om er zeker van te zijn dat geen van de onderstaande onregelmatigheden zich voordoet. De stekker/het netsnoer is heet. De stekker/het netsnoer is roestig. De stekker/het netsnoer is verbogen. De stekker/het netsnoer is versleten. De stekker/het netsnoer is gespleten.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer Volg de onderstaande procedure om de stekker uit het stopcontact te trekken. Belangrijk Wanneer u het netsnoer loskoppelt, drukt u op de knop AAN (ON) en controleert u daarna of het AAN/UIT (POWER)-lampje uit is. Als u de stekker uit het stopcontact trekt wanneer het AAN/UIT (POWER)-lampje nog brandt, kan de printkop uitdrogen of verstopt raken en kan de afdrukkwaliteit minder worden.
LCD en bedieningspaneel U kunt het apparaat gebruiken om kopieën te maken, faxen te verzenden/ontvangen en om originelen zonder computer te scannen. U kunt de verschillende functies van het apparaat ook probleemloos gebruiken via de menu's en instellingsitems op het LCD. U kunt de kopieer-, scan-, fax- of instelmodus selecteren. U kunt de gewenste modus selecteren door op de modusknop (A) op het bedieningspaneel te drukken.
Cijfers, letters en symbolen invoeren Op het apparaat kunt u tekens invoeren met de numerieke toetsen wanneer u informatie invoert, zoals een toestelnaam, de naam van een ontvanger voor een snelkiesnummer en dergelijke. De invoermodus wijzigen Het apparaat heeft drie invoermodi: kleine letters, hoofdletters en cijfers. U kunt de numerieke toetsen gebruiken om tekens in elke invoermodus in te voeren.
mnoñøöóòõô MNOÑØÖÓÒÕÔ 6 6 pqrsþ PQRSÞ 7 7 tuvüúùû TUVÜÚÙÛ 8 8 wxyzý WXYZÝ 9 9 0 0 - . SP*1 # ! " , ; : ^ ` _ = / ' ? $ @ % & + ( ) [ ] { } < > \*2 ~*2 Wijzig de invoermodus. *1 Met "SP" wordt een spatie aangegeven. *2 Deze letters worden alleen weergegeven wanneer u tekens invoert in de LAN-instellingen.
Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen
Papier plaatsen Normaal papier/fotopapier plaatsen Enveloppen plaatsen Mediumtypen die u kunt gebruiken Mediumtypen die u niet kunt gebruiken Afdrukgebied
Normaal papier/fotopapier plaatsen U kunt normaal papier of fotopapier plaatsen. Belangrijk Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch), kan het papier vastlopen. Opmerking Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's. Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over origineel Canon-papier. U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.
(3) Plaats het papier in het midden van de voorste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN. Duw de papierstapel helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade. (4) Verschuif de rechter papiergeleider (A) om de papiergeleiders tegen beide zijden van de papierstapel te schuiven. Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen het papier. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd. Belangrijk Plaats het papier altijd in de lengterichting (B).
(5) Open het verlengstuk van uitvoerlade. 3. Open de papieruitvoerlade. (1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit. Belangrijk Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het apparaat niet beginnen met afdrukken. Opmerking Na het plaatsen van papier Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen op het bedieningspaneel of van het printerstuurprogramma.
Enveloppen plaatsen U kunt DL-enveloppen (Europa) en #10-enveloppen (VS) plaatsen. Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma. Belangrijk Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel wordt niet ondersteund. De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. Deze kunnen in het apparaat vast blijven zitten of ertoe leiden dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.
(2) Gebruik de rechter papiergeleider (A) om beide papiergeleiders helemaal open te schuiven. (3) Plaats de enveloppen in het midden van de voorste lade MET DE ADRESZIJDE NAAR BENEDEN. De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde. (B) Achterzijde (C) Adreszijde Duw de enveloppen helemaal tegen de achterzijde van de voorste lade. Er kunnen maximaal 5 enveloppen tegelijk worden geplaatst.
Opmerking Plaats niet te veel enveloppen door deze op te stapelen totdat de bovenkant van de stapel de papiergeleiders raakt. (5) Open het verlengstuk van uitvoerlade. 3. Open de papieruitvoerlade. (1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de papieruitvoersteun uit. Belangrijk Zorg dat u de papieruitvoerlade opent tijdens het afdrukken. Als u de lade niet opent, kan het apparaat niet beginnen met afdrukken.
Selecteer het formaat en type van de geplaatste enveloppen in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.
Mediumtypen die u kunt gebruiken Kies voor het beste afdrukresultaat papier dat geschikt is om op af te drukken. Canon levert diverse papiersoorten waarmee u het plezier van afdrukken kunt vergroten, zoals stickers, en papiersoorten voor foto's of documenten. Het verdient aanbeveling belangrijke foto's af te drukken op origineel Canon-papier.
Letter Legal A5 A4 B5 10 x 15 cm (4 x 6 inch) 13 x 18 cm (5 x 7 inch) 20 x 25 cm (8 x 10 inch) Europees DL US Comm. Env. #10 Afwijkende formaten: U kunt afdrukken op papier van niet-standaardformaat met de volgende afmetingen. Minimumformaat: 89,0 x 127,0 mm (3,50 x 5,00 inch) Maximumformaat: 215,9 x 676,0 mm (8,50 x 26,61 inch) Papiergewicht U kunt papier met het volgende gewicht gebruiken.
Maximaal aantal vellen Verkrijgbare papiersoorten Mediumnaam Voorste lade Papieruitvoerlade Normaal papier (inclusief gerecycled papier)*1 Ongeveer 100 vel Ongeveer 50 vel Enveloppen 5 enveloppen *2 Origineel Canon-papier Opmerking Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen (behalve voor High Resolution Paper ).
*2 Wij adviseren u de vorige afgedrukte envelop uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen. *3 Wanneer u papier in stapels plaatst, kan de afdrukzijde bij het invoeren worden gemarkeerd of wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Plaats in dat geval maar een vel tegelijk.
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel Verkrijgbare papiersoorten Mediumnaam Normaal papier (inclusief gerecycled papier) Instellingen voor Mediumtype (Media type) Normaal papier (Plain paper) Origineel Canon-papier Papier voor het afdrukken van foto's: Mediumnaam Instellingen voor Mediumtype (Media type) Professioneel Foto Platinum Pro Platinum Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' Foto Glans (Glossy) Foto Glans Papier Foto Glans (Glossy)
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten levert niet alleen een onbevredigend resultaat op, maar kan er ook toe leiden dat het apparaat vastloopt of slecht functioneert.
Afdrukgebied Afdrukgebied Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Letter, Legal Enveloppen
Afdrukgebied Voor de beste afdrukkwaliteit wordt door het apparaat een marge aan iedere zijde van het papier vrijgelaten. Het eigenlijke afdrukgebied is het gebied binnen deze marges. Aanbevolen afdrukgebied : Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken. Afdrukgebied : in dit gebied is afdrukken mogelijk. Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen. Opmerking Wanneer u zonder marges kopieert, kunt u bij Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) A5 141,2 x 202,0 mm (5,56 x 7,95 inch) A4 203,2 x 289,0 mm (8,00 x 11,38 inch) B5 175,2 x 249,0 mm (6,90 x 9,80 inch) 10 x 15 cm (4 x 6 inch) 94,8 x 144,4 mm (3,73 x 5,69 inch) 13 x 18 cm (5 x 7 inch) 120,2 x 169,8 mm (4,73 x 6,69 inch) 20 x 25 cm (8 x 10 inch) 196,4 x 246,0 mm (7,73 x 9,69 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 32,5 mm (1,28 inch) (B) 33,5 mm (1,32 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 5,
Letter, Legal Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) Letter 203,2 x 271,4 mm (8,00 x 10,69 inch) Legal 203,2 x 347,6 mm (8,00 x 13,69 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 32,5 mm (1,28 inch) (B) 33,5 mm (1,32 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 5,0 mm (0,20 inch) (E) 6,4 mm (0,25 inch) (F) 6,3 mm (0,25 inch)
Enveloppen Formaat Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte) Europees DL 98,8 x 179,5 mm (3,88 x 7,06 inch) US Comm. Env.
Originelen plaatsen De locatie voor het plaatsen van originelen Originelen op de glasplaat plaatsen Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen Originelen plaatsen voor elke functie Originelen die u kunt plaatsen
De locatie voor het plaatsen van originelen U kunt originelen op twee locaties in het apparaat plaatsen: de glasplaat en de ADF (automatische documentinvoer). Selecteer de positie waar u het origineel wilt plaatsen op basis van het formaat, type of de methode van gebruik. Originelen die u kunt plaatsen Documenten, foto's of boeken op de glasplaat plaatsen Twee of meer documentvellen met hetzelfde formaat en dezelfde dikte in de ADF plaatsen U kunt ook een afzonderlijk documentvel in de ADF plaatsen.
Originelen op de glasplaat plaatsen U kunt originelen die u wilt kopiëren, faxen of scannen op de glasplaat plaatsen. 1. Plaats een origineel op de glasplaat. (1) Open de documentklep. Belangrijk Raak bij het openen of sluiten van de documentklep de knoppen en het LCD-scherm op het bedieningspaneel niet aan. Dat kan leiden tot een onverwachte werking. (2) Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN op de glasplaat.
Belangrijk Let erop dat u de documentklep sluit nadat u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, voordat u begint met kopiëren, faxen of scannen.
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen U kunt een document dat u wilt kopiëren, faxen of scannen in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen. Opmerking Als u een document met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat. 1. Controleer of alle originelen van de glasplaat zijn verwijderd. 2. Plaats een document in de ADF. (1) Open de documentlade. (2) Duw het document in de documentlade totdat u een piepgeluid hoort.
Originelen plaatsen voor elke functie Mogelijk moet u het origineel in een andere positie plaatsen, afhankelijk van de functie die u hebt geselecteerd voor kopiëren, faxen, scannen en dergelijke. Plaats het origineel in de juiste positie op basis van de geselecteerde functie. Als u het origineel niet correct plaatst, wordt het mogelijk niet juist gescand. Het origineel uitgelijnd met de positiemarkering plaatsen Plaats originelen om te kopiëren of te faxen In de scanmodus, - selecteer USB-flashstat.
Eén afgedrukte foto, briefkaart, visitekaartje of disc scannen met een toepassing op een computer Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en leg het minstens op 10 mm (0,4 inch) afstand van de randen van de glasplaat.
Originelen die u kunt plaatsen U kunt de volgende originelen op de glasplaat of in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen: glasplaat Item Details Typen originelen - Tekstdocumenten, tijdschriften of kranten - Afgedrukte foto, ansichtkaart, visitekaartje of schijf (bd/dvd/cd, enzovoort) - Documenten die niet geschikt zijn voor de ADF Grootte (breedte x hoogte) Maximaal 216 x 297 mm (8,5 x 11,7 inch) Aantal 1 vel of meerdere vellen* Dikte Maximaal 10 mm (0,39 inch) * Er kunnen twee of meer o
Het USB-flashstation plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Het USB-flashstation verwijderen
Het USB-flashstation plaatsen Opmerking Dit apparaat bevat exFAT-technologie onder licentie van Microsoft. Voordat u het USB-flashstation plaatst Als het USB-flashstation niet in de poort van het USB-flashstation in het apparaat kan worden geplaatst, moet u mogelijk een verlengsnoer gebruiken voor het USB-flashstation. U kunt dit aanschaffen in een elektronicawinkel. Sommige USB-flashstations worden mogelijk niet herkend, waardoor een juiste werking met dit apparaat niet kan worden gegarandeerd.
Het USB-flashstation verwijderen 1. Controleer of het apparaat geen gegevens schrijft naar het USB-flashstation. Tijdens dergelijke bewerkingen wordt een bericht weergegeven op het LCD-scherm. Belangrijk Verwijder het USB-flashstation niet en zet het apparaat niet uit terwijl een schrijfbewerking plaatsvindt.
Een FINE-cartridge vervangen Een FINE-cartridge vervangen De inktstatus controleren
Een FINE-cartridge vervangen Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht op het LCD weergegeven om u op de hoogte te brengen van het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Een bericht verschijnt op het scherm Opmerking Meer informatie over geschikte FINE-cartridges vindt u in de gedrukte handleiding: Aan de Slag-gids. Vervangingsprocedure Volg de onderstaande procedure wanneer u een FINE-cartridge moet vervangen.
2. Open de papieruitvoerklep (E). Als de FINE-cartridgehouder naar de vervangingspositie wordt verplaatst, wordt het klepje over kop (F) AUTOMATISCH GEOPEND. Let op Houd de FINE-cartridgehouder niet vast om deze te stoppen of te verplaatsen. Raak de FINEcartridgehouder niet aan voordat deze helemaal stilstaat. Belangrijk Het klepje over kop wordt automatisch geopend nadat u de papieruitvoerklep hebt geopend.
(2) Verwijder de FINE-cartridge. Belangrijk Wees voorzichtig met de FINE-cartridge om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen. Houd bij het weggooien van een lege FINE-cartridge rekening met de plaatselijke regelgeving met betrekking tot afvalverwerking. 4. Bereid een nieuwe FINE-cartridge voor. (1) Haal de nieuwe FINE-cartridge uit de verpakking en verwijder de oranje beschermtape (G) voorzichtig.
Als u schudt met een FINE-cartridge, kunt u inkt morsen en vlekken op uw handen en dergelijke krijgen. Ga voorzichtig te werk met FINE-cartridges. Zorg dat er geen vlekken op uw handen en dergelijke komen door de inkt op de verwijderde beschermtape. Plaats de beschermtape niet terug nadat u deze hebt verwijderd. Houd bij het weggooien rekening met de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking.
Belangrijk Controleer of de FINE-cartridge correct is geïnstalleerd. Het apparaat kan alleen afdrukken maken als zowel de kleuren FINE-cartridge als de zwarte FINE-cartridge is geplaatst. Plaats daarom beide cartridges. 6. Sluit de papieruitvoerklep (H). Opmerking Als het foutbericht wordt weergegeven nadat de papieruitvoerklep is gesloten, voert u de vereiste stappen uit.
De inktstatus controleren De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat Opmerking De inktvoorraaddetector is op het apparaat bevestigd om de resterende inktvoorraad te detecteren. De voorraad wordt als vol beschouwd wanneer u een nieuwe FINE-cartridge installeert. Daarna detecteert het apparaat de resterende inktvoorraad. Als u een gebruikte FINE-cartridge installeert, is de aangegeven inktvoorraad mogelijk niet correct. In dat geval moet u de informatie over de inktvoorraad slechts zien als een benadering.
Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen
Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoudsprocedure Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Controleraster voor de spuitopeningen bekijken De printkop reinigen Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren De printkop uitlijnen
Onderhoudsprocedure Als de afdrukresultaten onduidelijk zijn of de kleuren niet correct worden afgedrukt, zijn de spuitopeningen van printkop (FINE-cartridge) waarschijnlijk verstopt. Voer de onderstaande procedure uit om het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken, de conditie van de spuitopeningen van de printkop te controleren en vervolgens de printkop te reinigen.
Stap 2 Reinig de printkop. Vanaf het apparaat De printkop reinigen Vanaf de computer De printkoppen reinigen vanaf de computer Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd: Stap 3 Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopening van printkop wordt gespoten. Opmerking Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die bijna leeg is. Een FINE-cartridge vervangen U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop. 1. Controleer het raster (1) op ontbrekende lijnen en (2) de aanwezigheid van horizontale witte strepen. (A) Aantal vellen dat tot nog toe is afgedrukt Als er lijnen ontbreken in het raster (1): De printkop moet worden gereinigd.
De printkop reinigen De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen ontbreken of horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de spuitopeningen vrij gemaakt en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom alleen als het echt nodig is. 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2. Reinig de printkop.
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd door de normale reiniging van de printkop, moet u een dieptereiniging van de printkop uitvoeren. Bij een diepte-reiniging van de printkop wordt meer inkt verbruikt dan bij een normale reiniging van de printkop. Het is daarom raadzaam de diepte-reiniging van de printkop alleen uit te voeren als het echt nodig is. 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2. Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
De printkop uitlijnen Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen. Opmerking Als de inkt bijna op is, wordt het uitlijningsblad niet correct afgedrukt. Vervang de FINE-cartridge die bijna leeg is. Een FINE-cartridge vervangen U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat (inclusief gerecycled papier)* * Gebruik papier dat wit en schoon is aan beide kanten. 1.
Belangrijk Raak de afdruk op het uitlijningsblad niet aan. Voorkom dat het uitlijningsblad vuil wordt. Als het blad vlekken vertoont of gekreukt is, wordt het mogelijk niet juist gescand. (4) Als het bericht 'Zijn de rasters correct? (Are the patterns fine?)' wordt weergegeven, bevestigt u dat het raster goed is afgedrukt, selecteert u Ja (Yes) en drukt u op OK. 5. Scan het uitlijningsblad om de positie van de printkop aan te passen.
Opmerking Het uitlijningsblad kan niet worden gescand als dit in de ADF (automatische documentinvoer) is geplaatst. (2) Sluit de documentklep voorzichtig en druk op de knop Kleur (Color) of Zwart (Black). Het apparaat scant het uitlijningsblad en de printkoppositie wordt automatisch aangepast. Nadat de positie van de printkoppen is aangepast, verwijdert u het uitlijningsblad van de glasplaat.
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer De printkoppen reinigen vanaf de computer De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer De printkop uitlijnen De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken De binnenkant van het apparaat reinigen
De printkoppen reinigen vanaf de computer Met de functie voor het reinigen van de printkop kunt u verstopte spuitopeningen van de printkop weer vrijmaken. Reinig de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al is er genoeg inkt. De procedure voor het reinigen van de printkop is als volgt: Reiniging (Cleaning) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat deze een diepte-reiniging ondergaan. 3. Voer de diepte-reiniging uit Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute). Klik op OK in het bevestigingsbericht. De diepte-reiniging wordt gestart. 4. Voltooi de diepte-reiniging Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het bevestigingsbericht. 5.
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer U kunt de papierinvoerrollen reinigen. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrollen vastzitten en het papier niet goed wordt ingevoerd. De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt: Reiniging rollen (Roller Cleaning) 1. Bereid het apparaat voor Verwijder al het papier uit de voorste lade. 2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 3.
De printkop uitlijnen Wanneer u de positie van de printkop aanpast, worden fouten in de printkoppositie gecorrigeerd en foutieve kleuren en streepvorming verbeterd. Als het afdrukresultaat ongelijkmatig is vanwege verschoven lijnen of andere fouten, past u de positie van de printkop aan. Op dit apparaat kunt u de printkop automatisch of handmatig aanpassen.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt. Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en handmatige uitlijning. Voor automatische uitlijning van de printkop raadpleegt u 'De printkop uitlijnen' en voert u vervolgens de functie uit met het bedieningspaneel van het apparaat.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen 11. Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK Het derde raster wordt afgedrukt. 12.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken Met de functie voor controle van de spuitopeningen kunt u controleren of de printkop goed functioneert door een controleraster af te drukken. Druk een controleraster af wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt. De procedure voor het afdrukken van een controleraster is als volgt: Controle spuitopening (Nozzle Check) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De binnenkant van het apparaat reinigen Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen op de achterzijde van het papier ontstaan. Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt door de afdrukgegevens. Zie 'Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)' voor meer informatie over het plaatsen van papier in het apparaat.
Het apparaat reinigen De buitenkant van het apparaat reinigen De glasplaat en de documentklep reinigen De ADF (automatische documentinvoer) reinigen De papierinvoerrol reinigen Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat) De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen
De buitenkant van het apparaat reinigen Gebruik altijd een zachte en droge doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van het oppervlak. Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt. Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
De glasplaat en de documentklep reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
3. Verwijder papierstof van de binnenkant van de klep van de documentinvoer (A) met een zachte, schone, pluisvrije en droge doek. 4. Sluit daarna de klep van de documentinvoer door erop te drukken totdat deze vastklikt. 5. Sluit de documentlade.
De papierinvoerrol reinigen Als de papierinvoerrol vuil is of als er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Reinig in dat geval de papierinvoerrol. Als u de papierinvoerrol reinigt, slijt deze. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. U moet het volgende voorbereiden: drie vellen gewoon papier van A4- of Letterformaat 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade. 2. Open de papieruitvoerlade. 3.
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat) Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van het apparaat. Als het binnenste van het apparaat vuil wordt, kan bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat regelmatig te reinigen. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat* * Zorg ervoor dat u een nieuw vel papier gebruikt. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder het papier uit de voorste lade.
(3) Gebruik de knop of om Bodemplaat reinigen (Bottom cleaning) te selecteren en druk op de knop OK. Het papier reinigt de binnenkant van het apparaat terwijl het wordt doorgevoerd door het apparaat. Controleer de gevouwen gedeelten van het uitgevoerde papier. Als deze inktvlekken bevatten, moet u de onderste plaat opnieuw reinigen. Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de onderste plaat nogmaals hebt gereinigd, zijn de uitstekende delen aan de binnenkant van het apparaat mogelijk vuil.
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
De apparaatinstellingen wijzigen Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen Afdrukopties wijzigen Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren De te gebruiken inktpatroon instellen De stroomvoorziening van het apparaat beheren Het geluidsvolume van het apparaat verlagen De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Afdrukopties wijzigen U kunt de gedetailleerde instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die worden verzonden vanuit een toepassing. Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat wordt afgesneden. De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Klik op Afdrukopties... (Print Options...
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen. De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt: Een afdrukprofiel registreren 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Klik in het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) op OK om de afdrukinstellingen op te slaan en terug te keren naar het tabblad Snel instellen (Quick Setup). De naam en het pictogram worden weergegeven in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings). Belangrijk Klik op Opties... (Options...) om het paginaformaat, de afdrukstand en het aantal exemplaren dat u hebt ingesteld op te slaan, en controleer elk item.
De te gebruiken inktpatroon instellen Met deze functie kunt u de meest geschikte FINE-cartridge van de geïnstalleerde cartridges opgeven voor een bepaald doel. Wanneer een van de FINE-cartridges leegraakt en niet onmiddellijk door een nieuwe kan worden vervangen, kunt u de andere FINE-cartridge opgeven die nog inkt bevat, en verder gaan met afdrukken. U geeft als volgt de FINE-cartridge op: Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De stroomvoorziening van het apparaat beheren Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van het apparaat vanuit het printerstuurprogramma beheren. De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening van het apparaat is als volgt: Printer uit (Power Off) Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u het apparaat uit. Als u deze functie gebruikt, kunt u het apparaat niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen Met de stille functie kunt u ervoor zorgen dat het apparaat minder geluid maakt. Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt. Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen. De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt: Stille instellingen (Quiet Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat. De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings) is als volgt: Aangepaste instellingen (Custom Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time) U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten totdat het afdrukken van de volgende pagina begint. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, is de wachttijd korter. Als het papier inktvlekken bevat, omdat de volgende pagina wordt uitgeworpen voordat de inkt op de afgedrukte pagina heeft kunnen drogen, verhoogt u de droogtijd voor de inkt.
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm Faxinstellingen Afdrukinstellingen LAN-instellingen Gebr.instell. appar. Inst. mob. telefoon Bluetooth-instell. Firmware bijwerken Instell.
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm In dit gedeelte wordt de procedure voor het wijzigen van de instellingen in het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) beschreven. Daarbij worden de stappen voor het opgeven van de optie Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) als voorbeeld genomen. Opmerking Een * (sterretje) op het LCD geeft de huidige instelling aan. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Druk op de knop Instellingen (Setup).
Faxinstellingen In dit gedeelte worden de instellingen van Faxinstellingen (Fax settings) beschreven. Handmatige inst. (Easy setup) Registratie telnr. (TEL no. registration) Gebruikersinst. fax (FAX user settings) Geavanc. faxinstell. (Adv. FAX settings) Autom. afdrukinstell. (Auto print settings) Instell. autom. opsl.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u het maximale aantal pogingen voor de functie voor automatische nummerherhaling instellen, evenals de tijd die het apparaat tussen de pogingen wacht. • Kiestoondetectie (Dial tone detect) Met deze functie kunt u voorkomen dat het verzenden mislukt omdat het apparaat tegelijkertijd een fax verzendt en ontvangt. Als u AAN (ON) selecteert, verzendt het apparaat de fax pas nadat de kiestoon is gecontroleerd.
De startsnelheid voor de ontvangst van faxen is hoger als de waarde hoger is. Sommige instellingen zijn niet beschikbaar; dit is afhankelijk van het land of de regio van aankoop. Als de telefoonlijn of verbinding slecht is, kunt u ontvangstproblemen verhelpen door een lagere startsnelheid voor ontvangst te selecteren. Autom. afdrukinstell. (Auto print settings) • Ontvangen docum. (Received documents) Selecteer of de ontvangen fax automatisch na ontvangst moet worden afgedrukt.
Verkeerd verzonden faxen voorkomen • Instelling handsfree (On-hook setting) Als u Inschakelen (Enable) selecteert, kunt u nummers kiezen terwijl de telefoon op de haak ligt. • Faxontv. geweigerd (FAX RX reject) Als u AAN (ON) selecteert, weigert het apparaat faxen zonder informatie over de afzender of faxen van bepaalde afzenders. Faxontvangst weigeren • Weigering beller (Caller rejection) Als u bent geabonneerd op een service voor beller-ID, detecteert het apparaat het nummer van de afzender.
Afdrukinstellingen • Pap.schuring voork. (Prevent abrasion) Gebruik deze instelling alleen als er vlekken op het afdrukoppervlak ontstaan. Belangrijk Stel dit item na het afdrukken weer in op UIT (OFF), omdat dit tot een lagere afdruksnelheid of kwaliteit kan leiden. • Uitbr. Kop.hoevlheid (Extended copy amt.) Met deze instelling selecteert u het gedeelte van de afbeelding dat buiten het papier valt als u kopieert zonder marges.
LAN-instellingen • WLAN actief/inact. (WLAN activ./inactiv.) Hiermee schakelt u het draadloze LAN in of uit. • Inst. draadloos LAN (Wireless LAN setup) Als uw toegangspunt compatibel is met WPS, stelt u het draadloze LAN in volgens de aanwijzingen op het scherm. Als dit niet het geval is, selecteert u hieronder een van de instelmethoden. • Standaardinstallat. (Standard setup) Selecteer deze optie wanneer u instellingen voor draadloos LAN handmatig uitvoert vanaf het bedieningspaneel van het apparaat.
Bonjour act./uitsch. (Enab./disab. Bonjour) Als u Actief (Active) selecteert, kunt u Bonjour gebruiken om de netwerkinstellingen uit te voeren. Servicenaam opgev. (Enter service name) Hiermee geeft u de Bonjour-servicenaam op. U kunt maximaal 48 tekens voor de naam invoeren. Opmerking U kunt niet dezelfde servicenaam gebruiken als een naam die in gebruik is voor andere op het LAN aangesloten apparaten. • LPR-instelling (LPR setting) Hiermee activeert of deactiveert u de LPR-instelling.
Gebr.instell. appar. • Instell. datum/tijd (Date/time setting) Hiermee kunt u de huidige datum en tijd instellen. Informatie over de afzender instellen • Ind. datumweergave (Date display format) Hiermee selecteert u de notatie van datums die worden weergegeven op het LCD-scherm en die worden afgedrukt op verzonden faxen en foto's. • Instelling zomertijd (Summer time setting) Hiermee kunt u de opties voor zomertijd inschakelen. Als u AAN (ON) selecteert, kunt u aanvullende instellingen opgeven.
Inst. mob. telefoon Wanneer u afdrukt vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie, selecteert u hier afdrukinstellingen zoals paginaformaat, mediumtype en dergelijke. Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie: Afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie Opmerking Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de optionele Bluetooth-eenheid is aangesloten.
Bluetooth-instell. U kunt de naam van het apparaat, het wachtwoord en dergelijke wijzigen in de Bluetooth-instellingen. Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie: Afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een computer via Bluetooth-communicatie: Over Bluetooth-communicatie Opmerking Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de optionele Bluetooth-eenheid is aangesloten.
Firmware bijwerken U kunt de firmware van het apparaat bijwerken, de firmwareversie controleren of instellingen selecteren voor een DNS-server en een proxyserver. Opmerking Als Draadl. LAN inactief (WLAN inactive) is geselecteerd voor WLAN actief/inact. (WLAN activ./ inactiv.) bij LAN-instellingen (LAN settings), is alleen Huidige versie (Current version) beschikbaar. • Update installeren (Install update) Voert de firmware-update voor het apparaat uit.
Instell. herstellen Hiermee worden alle standaardinstellingen van het apparaat hersteld. Sommige instellingen worden echter mogelijk niet gewijzigd, afhankelijk van de huidige staat van het apparaat. • LAN-instellingen (LAN settings) Hiermee herstelt u de standaardwaarden van de LAN-instellingen. Opmerking U kunt ook de standaard LAN-instellingen herstellen met Herstel LAN-instell (Reset LAN settings) onder LAN-instellingen (LAN settings). • Geg. telefoonnummer (Telephone no.
Informatie over de Stille instelling Hiermee schakelt u deze functie in als u het geluidsniveau van het apparaat wilt beperken, bijvoorbeeld wanneer u 's nachts afdrukt. Bovendien kunt u de tijdsduur opgeven voor het verminderen van het geluid van het apparaat. Belangrijk Stel de huidige datum en tijd vooraf in. Informatie over de afzender instellen Volg de onderstaande procedure om de instellingen op te geven. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2.
Informatie over de netwerkverbinding Handige informatie over de netwerkverbinding
Handige informatie over de netwerkverbinding In de fabriek ingestelde waarden (netwerk) Het apparaat op de computer aansluiten met een USB-kabel Als printers met dezelfde naam worden gedetecteerd tijdens de installatie Verbinding maken met andere computers in een LAN/De verbindingsmethode wijzigen van USB in LAN Info over netwerkinstellingen afdrukken
In de fabriek ingestelde waarden (netwerk) Item Beginwaarden WLAN actief/inact. (WLAN activ./inactiv.) Draadl. LAN inactief (WLAN inactive) SSID BJNPSETUP Communicatiemodus Infrastructuur Beveiliging van het draadloze LAN Uitschakelen IP-adres (IP address) (IPv4) Automat. instellen (Auto setup) IP-adres (IP address) (IPv6) Automat. instellen (Auto setup) Printernaam instelln (Set printer name) XXXXXX000000 TCP/IP-instellingen (TCP/IP settings) IPv4/IPv6 WSD activ./uitsch.
Het apparaat op de computer aansluiten met een USB-kabel Sluit het apparaat en de computer aan met een USB-kabel (zie illustratie hieronder). De USB-poort bevindt zich aan de achterzijde van het apparaat.
Als printers met dezelfde naam worden gedetecteerd tijdens de installatie Wanneer tijdens het instellen de printer wordt gedetecteerd, ziet u mogelijk meerdere printers met dezelfde naam in het venster met detectieresultaten. Selecteer een printer waarbij u het ingestelde MAC-adres voor de printer vergelijkt met het MACadres in het venster met detectieresultaten. Als u het MAC-adres van de printer wilt controleren, drukt u de netwerkinstellingen af met het bedieningspaneel van de printer.
Verbinding maken met andere computers in een LAN/De verbindingsmethode wijzigen van USB in LAN Als u de computer wilt toevoegen die de printer verbindt met het LAN of als u de verbindingsmethode tussen de printer en de computer wilt wijzigen van USB in LAN, voert u de installatie uit met de Installatie-cd-rom.
Info over netwerkinstellingen afdrukken U kunt de netwerkinstellingen van het apparaat, zoals het IP-adres en de SSID, afdrukken. Belangrijk Deze afdruk bevat belangrijke informatie over uw computer. Bewaar deze zorgvuldig. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Plaats een normaal papier van A4- of Letter-formaat. Papier plaatsen 3. Druk op de knop Instellingen (Setup). Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
IPv6 IP-adres (IPv6 IP Address) *1 Geselecteerd IP-adres (IPv6) XXXX:XXXX:XXXX:XXXX XXXX:XXXX:XXXX:XXXX IPv6 standaardgateway (IPv6 Default Gateway) *1 Standaardgateway (IPv6) XXXX:XXXX:XXXX:XXXX XXXX:XXXX:XXXX:XXXX Subnetprefixlengte (Subnet Prefix Length)*1 Subnetprefixlengte XXX IPsec*2 IPsec-instelling Actief (Active) Beveiligingsprotocol (Security Protocol)*2 Methode van het beveiligingsprotocol ESP/ESP & AH/AH Draadloos LAN DRX (Wireless LAN DRX) Niet-continue ontvangst (draadloos LAN)
Over netwerkcommunicatie Netwerkinstellingen wijzigen en controleren Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool Andere vensters van IJ Network Tool Bijlage voor netwerkcommunicatie
Netwerkinstellingen wijzigen en controleren IJ Network Tool Instellingen wijzigen op het tabblad Draadloos LAN De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen WPA- of gedetailleerde WPA2-instellingen wijzigen De instellingen wijzigen op het tabblad Bedrade LAN Instellingen wijzigen op het tabblad Wachtwoord beheerder Status draadloos netwerk controleren Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren Aangepaste instellingen weergeven
IJ Network Tool IJ Network Tool is een programma waarmee u de netwerkinstellingen van het apparaat kunt weergeven en wijzigen. Het wordt geïnstalleerd bij het instellen van het apparaat. Belangrijk Als u het apparaat wilt gebruiken via een LAN, moet u de juiste apparatuur gebruiken voor het verbindingstype, zoals een toegangspunt of LAN-kabel. Start IJ Network Tool niet tijdens het afdrukken. Druk niet af terwijl IJ Network Tool actief is.
Instellingen wijzigen op het tabblad Draadloos LAN Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd. Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt.
Opmerking Geef dezelfde SSID op die is ingesteld voor het toegangspunt. De SSID is hoofdlettergevoelig. Coderingsmethode: (Encryption Method:) Hiermee kunt u de coderingsmethode selecteren die wordt gebruikt op het draadloos LAN. U kunt WEP-instellingen wijzigen door WEP gebruiken (Use WEP) te selecteren en te klikken op Configuratie... (Configuration...).
De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd. 1.
3. Indeling sleutel: (Key Format:) Selecteer ASCII of Hex. 4. Sleutel-ID: (Key ID:) Selecteer de sleutel-id (index) die is ingesteld op het toegangspunt. 5. Verificatie: (Authentication:) Selecteer de verificatiemethode om de toegang van de printer tot het toegangspunt te verifiëren. Normaal gesproken selecteert u Automatisch (Auto). Als u de methode handmatig wilt opgeven selecteer u Open systeem (Open System) of Gedeelde sleutel (Shared Key) volgens de instellingen van het toegangspunt. 7. Klik op OK.
WPA- of gedetailleerde WPA2-instellingen wijzigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd.
8. Geef het wachtwoord op, controleer het type dynamische codering en klik op Volgende> (Next>). Geef het wachtwoord op dat is ingesteld op het toegangspunt. Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde. Raadpleeg de instructiehandleiding van het toegangspunt of neem contact op met de fabrikant als u het wachtwoord van het toegangspunt niet weet. 9. Klik op Voltooien (Finish).
Opmerking Als u de netwerkinstellingen wijzigt terwijl de USB-kabel tijdelijk is aangesloten, kan de standaardprinter worden gewijzigd. In dit geval selecteert u Als standaardprinter instellen (Set as Default Printer).
De instellingen wijzigen op het tabblad Bedrade LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Activeer de instelling voor bedraad LAN van de printer als u de instellingen op het tabblad Bedrade LAN (Wired LAN) wilt wijzigen. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). 4. Klik op de tab Bedrade LAN (Wired LAN).
Instellingen wijzigen op het tabblad Wachtwoord beheerder 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). 4. Klik op de tab Wachtwoord beheerder (Admin Password). Het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password) wordt weergegeven. Zie Tabblad Wachtwoord beheerder voor meer informatie over het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password). 5. Wijzig of bevestig de instellingen.
Status draadloos netwerk controleren Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u het apparaat via een bedraad LAN gebruikt, kunt u netwerkstatus niet controleren. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Status in het menu Beeld (View). Het venster Status wordt weergegeven en hier kunt u de status van de printer en de verbindingskwaliteit controleren.
6. Controleer de status. Wanneer de meting is voltooid, wordt de status weergegeven. Wanneer wordt weergegeven bij Verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt: (Connection Performance between the Printer and the Access Point:), kan de printer met het toegangspunt communiceren. Raadpleeg anders de weergegeven opmerkingen en het onderstaande om de status van de communicatieverbinding te verbeteren en klik op Opnieuw meten (Remeasurement).
Als er berichten worden weergegeven bij Algemene kwaliteit van de netwerkverbinding: (Overall Network Performance:), verplaatst u het apparaat en het toegangspunt, zoals aangegeven, om de prestaties te verbeteren.
Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren Belangrijk Houd er rekening mee dat door initialisatie alle netwerkinstellingen op het apparaat worden gewist en dat afdrukken, scannen of faxen vanaf een computer via een netwerk wellicht onmogelijk wordt. Voer de installatie uit met de Installatie-cd-rom als u het apparaat via een netwerk wilt gebruiken. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Onderhoud... (Maintenance...
Aangepaste instellingen weergeven Het venster Bevestiging (Confirmation) wordt weergegeven wanneer u de printerinstellingen in het venster Configuratie (Configuration) hebt gewijzigd. Wanneer u op Ja (Yes) klikt in het venster Bevestiging (Confirmation), wordt het volgende venster weergegeven waarin u de gewijzigde instellingen kunt controleren.
Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool Venster Canon IJ Network Tool Venster Configuratie Tabblad Draadloos LAN Venster Zoeken Venster WEP-details Venster WPA-details Venster WPA2-details Venster Verificatietype bevestigen Venster Instelling PSK-wachtwoordzin en dynamische codering Venster Bevestiging installatiegegevens Tabblad Bedrade LAN Tabblad Wachtwoord beheerder Venster Netwerkgegevens Tabblad Toegangsbeheer Venster Toegankelijk MAC-adres bewerken/Toegankelijk MAC-adres toevoegen Vens
Venster Canon IJ Network Tool In dit gedeelte worden de items en menu's beschreven die worden weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. Items in het venster Canon IJ Network Tool Menu's van Canon IJ Network Tool Items in het venster Canon IJ Network Tool Het volgende item wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Printers: De printernaam, de status, het printermodel en de poortnaam worden weergegeven.
Klik hierop om de instellingen van de geselecteerde printer te configureren. Venster Configuratie Opmerking U kunt een printer niet configureren als deze de status Niet gevonden (Not Found) heeft. Dit item heeft dezelfde functie als Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). Menu's van Canon IJ Network Tool Het volgende menu wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Menu Bestand (File) Afsluiten (Exit) Hiermee sluit u IJ Network Tool af. 2.
Dit item heeft dezelfde functie als Bijwerken (Update) in het venster Canon IJ Network Tool. Netwerkgegevens (Network Information) Hiermee geeft u het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer waarin u de netwerkinstellingen van de printer en de computer kunt controleren. Venster Netwerkgegevens Waarschuwing automatisch weergeven (Display Warning Automatically) Hiermee kunt u de automatische weergave van het instructievenster in- of uitschakelen.
Venster Configuratie U kunt de configuratie van de geselecteerde printer in het venster Canon IJ Network Tool wijzigen. Klik op een tab om het tabblad te selecteren en instellingen te wijzigen. Het volgende venster toont een voorbeeld van de instellingen die u kunt wijzigen op het tabblad Draadloze LAN (Wireless LAN). Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Lees de volgende onderwerpen voor meer informatie over elk tabblad.
Tabblad Draadloos LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u een draadloze LAN-verbinding voor de printer instellen. Om het blad Draadloos LAN (Wireless LAN) weer te geven klikt u op het tabblad Draadloos LAN (Wireless LAN) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Netwerktype: (Network Type:) Infrastructuur (Infrastructure) Hiermee kunt u de printer verbinden met een draadloos LAN met een toegangspunt. 2.
WEP gebruiken (Use WEP) Verzending wordt gecodeerd met een WEP-sleutel die u hebt opgegeven. Als er geen WEP-sleutel is ingesteld, wordt het venster WEP-details (WEP Details) automatisch weergegeven. Als u de eerder ingestelde WEP-instellingen wilt wijzigen, klikt u op Configuratie... (Configuration...) om het venster weer te geven. De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen WPA gebruiken (Use WPA)/WPA2 gebruiken (Use WPA2) Verzending wordt gecodeerd met een WPA- of WPA2-code die u hebt opgegeven.
Venster Zoeken Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De gevonden toegangspunten worden weergegeven. 1. Gevonden toegangspunten: (Detected Access Points:) De signaalsterkte van de toegangspunten, het coderingstype, naam van het toegangspunt en het radiokanaal kunnen worden gecontroleerd.
Het venster WEP-details (WEP Details), WPA-details (WPA Details) of WPA2-details (WPA2 Details) wordt weergegeven als het geselecteerde toegangspunt is gecodeerd. Geef in dit geval op dat dezelfde coderingsinstellingen moeten worden gebruikt als zijn ingesteld op het toegangspunt. Toegangspunten die niet kunnen worden gebruikt door dit apparaat (met inbegrip van toegangspunten die zijn geconfigureerd voor andere coderingstypen), worden lichtgrijs weergegeven en kunnen niet worden geconfigureerd.
Venster WEP-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WEP-instellingen opgeven. Opmerking Als u het wachtwoord (WEP-sleutel) van de printer wijzigt, moet dezelfde wijziging worden aangebracht in het wachtwoord (WEP-sleutel) van het toegangspunt. 1. WEP-sleutel: (WEP Key:) Voer dezelfde sleutel in als is ingesteld voor het toegangspunt.
Venster WPA-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WPAinstellingen opgeven. De waarde die in het venster wordt weergegeven, hangt af van de vooraf verzonden instellingen. 1. Verificatietype: (Authentication Type:) Hiermee wordt het type verificatie weergegeven dat wordt gebruikt voor clientverificatie. Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. 2.
Venster WPA2-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WPA2instellingen opgeven. De waarde die in het venster wordt weergegeven, hangt af van de vooraf verzonden instellingen. 1. Verificatietype: (Authentication Type:) Hiermee wordt het type verificatie weergegeven dat wordt gebruikt voor clientverificatie. Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. 2.
Venster Verificatietype bevestigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Het type verificatie dat wordt gebruikt voor clientverificatie wordt weergegeven. 1. Venster Verificatietype bevestigen (Authentication Type Confirmation) Het type verificatie dat wordt gebruikt voor clientverificatie wordt weergegeven. PSK Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. Het verificatietype PSK gebruikt een wachtwoordzin.
Venster Instelling PSK-wachtwoordzin en dynamische codering Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Geef de wachtwoordzin op en selecteer de methode voor dynamische codering. 1. Wachtwoordzin: (Passphrase:) Geef het wachtwoord op dat is ingesteld op het toegangspunt. Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde.
Venster Bevestiging installatiegegevens Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier worden de gebruikte instellingen voor clientverificatie weergegeven. Bevestig de instellingen en klik op Voltooien (Finish).
Tabblad Bedrade LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u een bedrade LAN-verbinding voor de printer instellen. Om het blad Bedrade LAN (Wired LAN) weer te geven klikt u op het tabblad Bedrade LAN (Wired LAN) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Instelling TCP/IP: (TCP/IP Setup:) Hiermee stelt u het IP-adres van de printer in dat moet worden gebruikt in het LAN.
Tabblad Wachtwoord beheerder Stel een wachtwoord voor de printer in als u wilt dat alleen bepaalde personen de installatie en configuratie kunnen uitvoeren. Om het blad Wachtwoord beheerder (Admin Password) weer te geven klikt u op het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Wachtwoord beheerder gebruiken (Use admin password) Stel een wachtwoord in voor de beheerder met rechten om de gedetailleerde opties in te stellen en te wijzigen.
Venster Netwerkgegevens Hier worden de netwerkgegevens weergegeven die zijn ingesteld voor de printers en de computers. Selecteer Netwerkgegevens (Network Information) in het menu Beeld (View) om het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer te geven. 1. OK Hiermee keert u terug naar het venster Canon IJ Network Tool. 2. Alle gegevens kopiëren (Copy All Information) Alle weergegeven netwerkgegevens worden naar het Klembord gekopieerd.
Tabblad Toegangsbeheer Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. U kunt de MAC-adressen of de IP-adressen van computers of netwerkapparaten registreren om toegang toe te staan. Om het blad Toegangsbeheer (Access Control) weer te geven, klikt u op het tabblad Toegangsbeheer (Access Control) in het venster Configuratie (Configuration). 1.
1. Toegangsbeheer printer inschakelen (MAC-adres) (Enable printer access control(MAC address)) Selecteer deze optie om toegangsbeheer tot de printer via het MAC-adres in te schakelen. Opmerking De twee soorten toegangsbeheer (via het MAC-adres of via het IP-adres) kunnen tegelijkertijd worden ingeschakeld.
Bij selectie van IP-adres (IP address) U geeft computers of netwerkapparaten die toegang hebben op via hun IP-adres. Voor computers of netwerkapparaten waarvan het IP-adres in de lijst staat, is toegang toegestaan. 1. Toegangsbeheer printer inschakelen (IP-adres) (Enable printer access control(IP address)) Selecteer deze optie om toegangsbeheer tot de printer via het IP-adres in te schakelen.
Hiermee verwijdert u het geselecteerde IP-adres uit de lijst.
Venster Toegankelijk MAC-adres bewerken/Toegankelijk MAC-adres toevoegen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De voorbeeldafbeeldingen in dit gedeelte verwijzen naar het venster Toegankelijk MAC-adres toevoegen (Add Accessible MAC Address). 1. MAC-adres: (MAC Address:) Voer het MAC-adres in van een computer of netwerkapparaat om toegang toe te staan. 2.
Venster Toegankelijk IP-adres bewerken/Toegankelijk IPadres toevoegen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De voorbeeldafbeeldingen in dit gedeelte verwijzen naar het venster Toegankelijk IP-adres toevoegen (Add Accessible IP Address). 1. Specificatiemethode: (Specification Method:) Selecteer Eén adres opgeven (Single Address Specification) of Bereik opgeven (Range Specification) om een of meer IP-adressen toe te voegen.
Opmerkingen worden alleen weergegeven op de computer die is gebruikt om ze in te voeren.
Andere vensters van IJ Network Tool Venster Canon IJ Network Tool Venster Status Venster Verbindingskwaliteit meten Venster Onderhoud Venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf Venster Poort associëren Venster Netwerkgegevens
Venster Canon IJ Network Tool In dit gedeelte worden de items en menu's beschreven die worden weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. Items in het venster Canon IJ Network Tool Menu's van Canon IJ Network Tool Items in het venster Canon IJ Network Tool Het volgende item wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Printers: De printernaam, de status, het printermodel en de poortnaam worden weergegeven.
Klik hierop om de instellingen van de geselecteerde printer te configureren. Venster Configuratie Opmerking U kunt een printer niet configureren als deze de status Niet gevonden (Not Found) heeft. Dit item heeft dezelfde functie als Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). Menu's van Canon IJ Network Tool Het volgende menu wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Menu Bestand (File) Afsluiten (Exit) Hiermee sluit u IJ Network Tool af. 2.
Dit item heeft dezelfde functie als Bijwerken (Update) in het venster Canon IJ Network Tool. Netwerkgegevens (Network Information) Hiermee geeft u het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer waarin u de netwerkinstellingen van de printer en de computer kunt controleren. Venster Netwerkgegevens Waarschuwing automatisch weergeven (Display Warning Automatically) Hiermee kunt u de automatische weergave van het instructievenster in- of uitschakelen.
Venster Status Hier kunt u de status van de printer en de verbindingskwaliteit controleren. Selecteer Status in het menu Beeld (View) om het venster Status weer te geven. Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u bedraad LAN gebruikt, zijn Signaalsterkte: (Signal Strength:), Verbindingskwaliteit: (Link Quality:) en Geavanceerde meting... (Advanced Measurement...) niet beschikbaar. 1.
Venster Verbindingskwaliteit meten Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Via dit venster kunt u de verbindingskwaliteit meten. Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (beginvenster) Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (voltooiingsvenster) Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (beginvenster) Klik op Volgende> (Next>) om de meting te starten.
1. Verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt: (Connection Performance between the Printer and the Access Point:) Een symbool geeft het resultaat van de meting van de verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt aan. : Goede verbindingskwaliteit : Onstabiele verbindingskwaliteit : Kan geen verbinding maken : Meting is geannuleerd of kan niet worden uitgevoerd 2. Opnieuw meten (Remeasurement) Hiermee meet u de verbindingskwaliteit opnieuw.
Venster Onderhoud In dit venster kunt u Initialisatie instellen (Setting Initialization) en Netwerkinstelling van de kaartsleuf (Network Setup of the Card Slot) uitvoeren. Selecteer Onderhoud (Maintenance) in het menu Instellingen (Settings) om het venster Onderhoud (Maintenance) weer te geven. 1. Initialisatie instellen (Setting Initialization) Hiermee herstelt u de standaardwaarden voor alle netwerkinstellingen van de printer.
Venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier worden de instellingen van de kaartsleuf weergegeven en kunt u een kaartsleuf in het netwerk toewijzen als netwerkstation van de computer. Dit venster wordt weergegeven wanneer u klikt op Installatie (Setup) in het venster Onderhoud (Maintenance).
1. Overslaan (Skip) Hiermee voltooit u de instellingen zonder een netwerkstation toe te wijzen aan de kaartsleuf. 2. Opnieuw proberen (Retry) Hiermee keert u terug naar het venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf (Network Setup of the Card Slot) en voert u de toewijzing van het netwerkstation opnieuw uit. 3. Annuleren (Cancel) Hiermee annuleert u de instelling van de kaartsleuf. Als IJ Network Tool wordt utgevoerd via een LAN, is de knop Annuleren (Cancel) lichtgrijs en kan er niet op worden geklikt.
Venster Poort associëren Hier kunt u een gemaakte poort koppelen aan een printerstuurprogramma. Selecteer de printer waarvoor u de koppeling wilt wijzigen en klik daarna op OK. Opmerking U kunt alleen afdrukken met de printer als het printerstuurprogramma is gekoppeld aan de poort. 1. Model: Hier wordt de naam weergegeven van het apparaat dat is opgegeven als een doelpoort. Het veld is leeg als de naam van het apparaat niet is gedetecteerd. 2.
Venster Netwerkgegevens Hier worden de netwerkgegevens weergegeven die zijn ingesteld voor de printers en de computers. Selecteer Netwerkgegevens (Network Information) in het menu Beeld (View) om het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer te geven. 1. OK Hiermee keert u terug naar het venster Canon IJ Network Tool. 2. Alle gegevens kopiëren (Copy All Information) Alle weergegeven netwerkgegevens worden naar het Klembord gekopieerd.
Bijlage voor netwerkcommunicatie De kaartsleuf gebruiken via een netwerk Als het printerstuurprogramma niet is gekoppeld aan een poort Info over technische termen Beperkingen Informatie over de firewall
De kaartsleuf gebruiken via een netwerk Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De kaartsleuf toewijzen als netwerkstation Beperkingen voor het gebruik van de kaartsleuf via het netwerk De kaartsleuf toewijzen als netwerkstation De kaartsleuf kan alleen via een netwerk worden gebruikt als deze softwarematig is toegewezen. U wijst de kaartsleuf toe als netwerkstation door de onderstaande procedure uit te voeren. 1.
Als de kaartsleuf is toegewezen, wordt het volgende pictogram weergegeven bij Computer (of Deze computer (My Computer)). Beperkingen voor het gebruik van de kaartsleuf via het netwerk • Als het apparaat is verbonden met een netwerk, kan de kaartsleuf door meerdere computers worden gedeeld. Er kunnen meerdere computers tegelijk bestanden lezen van een geheugenkaart in de kaartsleuf. Als een computer echter een bestand naar de geheugenkaart schrijft, hebben andere computers geen toegang tot dat bestand.
Als het printerstuurprogramma niet is gekoppeld aan een poort Indien Geen stuurprogramma (No Driver) als naam voor de printer wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool, is het printerstuurprogramma niet aan een gemaakte poort gekoppeld. U koppelt een poort aan een printerstuurprogramma door de onderstaande procedure uit te voeren. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer waarvoor Geen stuurprogramma (No Driver) bij Naam (Name) wordt weergegeven. 3.
Info over technische termen In dit gedeelte worden de technische termen beschreven die in de handleiding worden gebruikt. A B C D F I K L M O P R S T U W A • Toegangspunt (Access Point) Een draadloze ontvanger of basisstation dat informatie ontvangt van draadloze clients/het apparaat en ze opnieuw uitzendt. Vereist in een infrastructuurnetwerk.
Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd zonder de WEPsleutel, zelfs al is WEP gebruiken (Use WEP) geselecteerd. • Gedeelde sleutel (Shared Key) Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd met de WEP-sleutel die is ingesteld voor codering. B • Bonjour Een service die in het besturingssysteem Mac OS X is ingebouwd en die automatisch de apparaten detecteert die u op een netwerk kunt aansluiten.
Compatibel met 802.11b en 802.11g. • Infrastructuur Configuratie van de clientcomputer en het apparaat waarbij alle draadloze communicatie via een toegangspunt loopt. • IP-adres Een uniek nummer bestaand uit vier delen, gescheiden door punten. Elk netwerkapparaat dat verbinding heeft met internet heeft een IP-adres. Voorbeeld: 192.168.0.1 Een IP-adres wordt normaal gesproken automatisch door een toegangspunt of door een DHCPserver van de router toegewezen.
Een server die een via een LAN verbonden computer verbindt met internet. Als u een proxyserver gebruikt, geeft u het adres en het poortnummer van de proxyserver op. • PSK Een coderingsmethode die wordt gebruikt door WPA/WPA2. R • Router Een doorschakelapparaat waarmee verbinding wordt gemaakt met een ander netwerk. S • Signaalsterkte De sterkte van het signaal dat wordt ontvangen door de printer vanaf het toegangspunt wordt aangegeven met een waarde tussen 0 en 100%.
W • WCN (Windows Connect Now) Gebruikers van Windows Vista of later kunnen de instellingen echter ook rechtstreeks ophalen via een draadloos netwerk (WCN-NET). • WEP/WEP-sleutel Een coderingsmethode die wordt gebruikt door IEEE 802.11. Gedeelde beveiligingssleutel die wordt gebruikt om gegevens te coderen en decoderen die worden verzonden via draadloze netwerken.
Beperkingen Als u een printer gebruikt via het draadloze LAN, herkent de printer mogelijk draadloze systemen in de buurt. U moet daarom een netwerksleutel (WEP, WPA of WPA2) instellen voor het toegangspunt om draadloze verzending te coderen. Draadloze communicatie met een product dat niet voldoet aan de Wi-Fi-standaard kan niet worden gegarandeerd. Als u verbinding maakt met te veel computers, kan dit van invloed zijn op de prestaties van de printer, zoals de afdruksnelheid.
Informatie over de firewall Een firewall is een functie van de beveiligingssoftware die op de computer is geïnstalleerd of van het besturingssysteem van de computer. Deze functie voorkomt toegang tot het netwerk door onbevoegden. Voorzorgsmaatregelen wanneer een firewallfunctie is ingeschakeld • Een firewallfunctie kan de communicatie tussen een printer en een computer beperken. Hierdoor kunnen de printerinstallatie en -communicatie worden uitgeschakeld.
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit Handige informatie over inkt Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Een afdruktaak annuleren Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Handige informatie over inkt Hoe wordt de inkt, naast afdrukken, gebruikt voor andere toepassingen? Inkt kan, naast afdrukken, voor verschillende toepassingen worden gebruikt. De inkt wordt niet alleen gebruikt voor het maken van afdrukken, maar ook voor het reinigen van de printkop. Dit zorgt ervoor dat de optimale afdrukkwaliteit behouden blijft. Het apparaat heeft een functie voor het automatisch reinigen van de spuitopeningen waaruit de inkt wordt gespoten, zodat verstopping wordt voorkomen.
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Controleer de status van het apparaat voordat u gaat afdrukken! Is de printkop in orde? Als de spuitopening van printkop verstopt is, worden afdrukken vaag en wordt er papier verspild. Het is raadzaam de printkop te controleren door het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken.
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Als het ingestelde mediumtype niet overeenkomt met het geplaatste papier, zijn de afdrukresultaten mogelijk niet naar behoren. Nadat u papier hebt geplaatst, moet u het juiste mediumtype voor het geplaatste papier selecteren. Afdrukresultaten niet naar behoren Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat geschikt is voor documenten.
Een afdruktaak annuleren Druk nooit op de knop AAN (ON)! Als u tijdens het afdrukken op de knop AAN (ON) drukt, worden de afdrukgegevens die vanaf een computer worden verzonden in de wachtrij van het apparaat geplaatst en kunt u mogelijk niet meer afdrukken. Druk op de knop Stoppen (Stop) als u het afdrukken wilt annuleren.
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat de printkop niet uitdroogt of verstopt raakt. Houd u altijd aan de volgende richtlijnen voor een optimale afdrukkwaliteit. Haal de stekker pas uit het stopcontact wanneer het apparaat is uitgeschakeld! Als u op de knop AAN (ON) drukt om het apparaat uit te zetten, wordt de printkop (spuitopeningen) automatisch bedekt om uitdrogen te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat Let op het volgende wanneer u het apparaat vervoert. Belangrijk Wanneer u het apparaat voor reparatie verzendt Pak het apparaat in een stevige doos in en zorg dat het apparaat rechtop staat (de onderzijde bevindt zich aan de onderkant). Gebruik voldoende beschermend materiaal om een veilig transport te garanderen. Terwijl de FINE-cartridge in het apparaat is geïnstalleerd, drukt u op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te schakelen.
7. Pak het apparaat in het beschermende materiaal in wanneer u het apparaat in de doos plaatst.
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen Het maken van kopieën en het scannen, afdrukken of het gebruiken van reproducties van de volgende documenten kan illegaal zijn. Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg in geval van twijfel een jurist uit uw rechtsgebied.
Specificaties Algemene specificaties Afdrukresolutie (dpi) 4800* (horizontaal) x 1200 (verticaal) * Inktdruppels kunnen worden aangebracht met een tussenafstand van minimaal 1/4800 inch. Interface USB-poort: Hi-Speed USB *1 Poort voor USB-flashstation: Bluetooth v2.0 (optie) *2*3 USB-flashstation LAN-poort: Draadloos LAN: IEEE802.11n/IEEE802.11g/IEEE802.11b *4 *1 Een computer die voldoet aan de Hi-Speed USB-standaard is vereist.
Intensiteit aanpassen 9 standen, automatische intensiteit (AE-kopie) Vergroten/verkleinen 25% - 400% (eenheden van 1%) Specificaties voor scannen Scannerstuurprogramma TWAIN 1.9 Specificatie/WIA (voor Windows 8/Windows 7/Windows Vista/Windows XP) Maximumscanformaat Glasplaat: A4/Letter, 216 x 297 mm / 8,5 x 11,7 inch ADF: A4/Letter/Legal, 216 x 356 mm / 8,5 x 14,0 inch Scanresolutie Optische resolutie (horizontaal x verticaal) max.: 1200 x 2400 dpi *1 Max. geïnterpoleerde resolutie: 19.200 x 19.
Geweigerde nummers (max. 10 bestemmingen) Netwerkspecificaties Communicatieprotocol TCP/IP Draadloos LAN Ondersteunde standaarden: IEEE802.11n/IEEE802.11g/ IEEE802.11b Frequentiebandbreedte: 2,4 GHz Kanaal: 1-11 of 1-13 * De frequentiebandbreedte en de beschikbare kanalen hangen af van het land of de regio. Overdrachtsnelheid (standaardwaarde): IEEE802.11n: max. 150 Mbps IEEE802.11g: max. 54 Mbps IEEE802.11b: max.
De benodigde hoeveelheid vasteschijfruimte kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. Cd-romstation Vereist Beeldscherm XGA 1024 x 768 Mogelijkheid tot mobiel afdrukken Apple AirPrint Windows: de werking kan alleen worden gegarandeerd op een computer waarop Windows 8, Windows 7, Windows Vista of Windows XP is geïnstalleerd. Windows: Internet Explorer 7, 8 of 9 is vereist voor de installatie van Easy-WebPrint EX. Easy-WebPrint EX voor Internet Explorer 9 kan worden gedownload van de Canon-website.