User manual

Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven.
3.
Selecteer met de knop de optie Faxinstellingen (Fax settings) en druk vervolgens op de knop
OK.
4. Selecteer met de knop de optie Gebruikersinst. fax (FAX user settings) en druk vervolgens
op de knop OK.
5. Geef het fax- of telefoonnummer van het toestel op.
1.
Controleer of Registr. toestelnr. (Unit TEL no. registr.) is geselecteerd en druk op de knop OK.
2.
Voer het fax-/telefoonnummer van het toestel in met de numerieke toetsen.
3.
Druk op de knop OK.
Opmerking
U kunt het fax-/telefoonnummer invoeren (maximaal 20 cijfers, inclusief spaties).
Voor meer informatie over het invoeren of verwijderen van tekens:
Cijfers, letters en symbolen invoeren
6. Geef de naam van het toestel op.
1.
Controleer of Regist. toestelnaam (Unit name registr.) is geselecteerd en druk op de knop OK.
2. Gebruik de numerieke toetsen om de toestelnaam in te voeren.
3. Druk op de knop OK.
Opmerking
U kunt maximaal 24 tekens inclusief spaties opgeven voor de naam.
Voor meer informatie over het invoeren of verwijderen van tekens:
Cijfers, letters en symbolen invoeren
7. Druk op de knop FAXEN (FAX) om terug te keren naar het stand-byscherm van de fax.