MX720 series Online handleiding Problemen oplossen Nederlands (Dutch)
Problemen oplossen Het apparaat kan niet worden ingeschakeld De afdruktaak wordt niet gestart Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Afdrukresultaten niet naar behoren Er wordt geen inkt toegevoerd Papierstoringen Als er een fout optreedt Problemen met het verzenden van faxen Problemen met het ontvangen van faxen Zoeken in alle functies Problemen met netwerkcommunicatie Problemen met afdrukken Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met scannen Problemen met faxen Problemen m
Problemen met netwerkcommunicatie Problemen met het apparaat tijdens gebruik in een netwerk Een apparaat wordt niet gedetecteerd in een netwerk Overige problemen met het netwerk 3
Problemen met afdrukken De afdruktaak wordt niet gestart Papierstoringen Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Automatisch dubbelzijdig afdrukken mislukt Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid Er kan niet goed worden afgedrukt vanaf een draadloos communicatieapparaat 4
Problemen met de afdrukkwaliteit Afdrukresultaten niet naar behoren Er wordt geen inkt toegevoerd 5
Problemen met scannen Problemen met scannen Scanresultaten niet naar behoren Problemen met software 6
Problemen met faxen Problemen met het verzenden van faxen Problemen met het ontvangen van faxen Kan geen duidelijke faxen verzenden Problemen met de telefoon 7
Problemen met het apparaat Het apparaat kan niet worden ingeschakeld Kan geen goede verbinding maken met een computer met een USB-kabel Kan niet communiceren met het apparaat met een USB-verbinding Het LCD-scherm is helemaal niet zichtbaar Er wordt een onbedoelde taal weergegeven op het LCD-scherm Printkophouder beweegt niet naar de positie voor vervangen De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven Als het verlengstuk van de uitvoerlade losraakt Problemen met Bluetooth-communicatie 8
Problemen met installeren/downloaden Kan MP Drivers niet installeren Easy-WebPrint EX wordt niet gestart of het menu Easy-WebPrint EX wordt niet weergegeven MP Drivers bijwerken in een netwerkomgeving IJ Network Tool verwijderen 9
Informatie over weergegeven fouten/berichten Als er een fout optreedt Er wordt een bericht over faxen weergegeven op het LCD-scherm Een bericht verschijnt op het scherm Er wordt een foutbericht weergegeven op een PictBridge-compatibel apparaat 10
Het apparaat kan niet worden ingeschakeld • Controle 1: Druk op de knop AAN (ON). • Controle 2: Controleer of de stekker goed in de netsnoeraansluiting is bevestigd en zet vervolgens het apparaat weer aan. • Controle 3: Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Wacht ten minste drie minuten en doe de stekker van het apparaat vervolgens weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
De afdruktaak wordt niet gestart • Controle 1: Controleer of de stekker goed is aangesloten en zet het apparaat vervolgens aan. Als een lampje op het bedieningspaneel knippert, wordt het apparaat geïnitialiseerd. Wacht totdat het lampje niet meer knippert en continu blijft branden. Opmerking Als u omvangrijke gegevens afdrukt, bijvoorbeeld een foto of afbeelding, kan het langer duren voordat met afdrukken wordt gestart.
• Klik in Windows 7 met de rechtermuisknop op het pictogram "Canon XXX Printer" (waarbij "XXX" de naam van uw apparaat is) en selecteer Printereigenschappen (Printer properties). • Klik in Windows Vista of Windows XP met de rechtermuisknop op het pictogram "Canon XXX Printer" (waarbij "XXX" de naam van uw apparaat is) en selecteer Eigenschappen (Properties). 4. Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.
Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' • Controle 1: Zorg dat er papier is geplaatst. Papier plaatsen • Controle 2: Let op het volgende bij het plaatsen van papier in de printer. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u het papier uitwaaieren voordat u het papier plaatst. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u de vellen precies op elkaar leggen voordat u het papier in de printer plaatst.
Het reinigen van de papierinvoerrol veroorzaakt slijtage van de rol. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. • Controle 7: Als er twee of meer vellen tegelijk worden ingevoerd vanuit de cassette, moet u de binnenzijde van de cassette reinigen. Zie Het cassettekussentje reinigen voor meer informatie over het reinigen van de binnenkant van de cassette. • Controle 8: Zijn de transporteenheidklep en de achterklep correct bevestigd? Zie Achteraanzicht voor de locatie van de achterklep.
Afdrukresultaten niet naar behoren Als de afdrukresultaten witte strepen, verkeerd afgedrukte lijnen of ongelijkmatige kleuren vertonen, kunt u het beste eerst controleren of de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit correct zijn. • Controle 1: Komen de instellingen voor het paginaformaat en mediumtype overeen met het formaat en type papier dat is geplaatst? Als deze instellingen onjuist zijn, kunt u geen goed afdrukresultaat verkrijgen.
Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen Vegen op de achterzijde van het papier Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijde van de afdruk Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen 17
Er wordt geen inkt toegevoerd • Controle 1: Is de inkt op? Controleer de ondersteuningscode op het LCD-scherm en neem de benodigde maatregelen om het probleem op te lossen. Lijst met ondersteuningscodes • Controle 2: Is de oranje tape of beschermende folie verwijderd? Controleer of alle beschermende folie is verwijderd en of het Y-vormige luchtgat vrij is zoals is weergegeven bij (A). Als de oranje tape is achtergebleven zoals bij (B), trekt u aan de oranje tape en verwijdert u deze.
Papierstoringen Als papier is vastgelopen, wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. • Als een ondersteuningscode en een bericht worden weergegeven op het computerscherm: • Als een ondersteuningscode en een bericht worden weergegeven op het LCD-scherm: Zie de Lijst met ondersteuningscodes (als het papier is vastgelopen) voor informatie over het verwijderen van het vastgelopen papier.
Als er een fout optreedt Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken (het papier in het apparaat is bijvoorbeeld op of vastgelopen), wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Als er een fout optreedt, wordt een ondersteuningscode (foutnummer) op het computerscherm of het LCDscherm weergegeven.
Problemen met het verzenden van faxen Kan geen faxen verzenden Sequentiële uitzending en kiezen met de numerieke toetsen werkt niet Er treden vaak fouten op bij het verzenden van faxen Kan geen faxen verzenden • Controle 1: is de stroom ingeschakeld? • U kunt geen faxen verzenden als de stroom is uitgeschakeld. Druk op de knop AAN (ON) om de stroom in te schakelen.
Als u nog steeds geen fax kunt verzenden, selecteert u UIT (OFF) voor Kiestoondetectie (Dial tone detect) in Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) onder FAX-instellingen (FAX settings). Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) • Controle 7: is het faxnummer juist geregistreerd voor de functie Verkort kiezen? Controleer het fax-/telefoonnummer van de ontvanger, pas het geregistreerde snelkiesnummer aan en verzend het document opnieuw.
Geavanc.
Problemen met het ontvangen van faxen Kan geen faxen ontvangen of afdrukken Het apparaat schakelt niet automatisch tussen spraak- en faxoproepen De kwaliteit van ontvangen faxen is laag Kan geen kleurenfax ontvangen Er treden vaak fouten op bij het ontvangen van faxen Kan geen faxen ontvangen of afdrukken • Controle 1: is de stroom ingeschakeld? • U kunt geen faxen ontvangen als de stroom is uitgeschakeld. Druk op de knop AAN (ON) om de stroom in te schakelen.
• Controle 6: is er papier geplaatst? Als er geen papier is geplaatst, worden ontvangen faxen niet afgedrukt, maar in het apparaatgeheugen opgeslagen (Geheugenontvangst). Plaats nieuw papier en druk op de knop OK. • Controle 7: is de hoeveelheid resterende inkt voldoende om een fax af te drukken? Als de resterende hoeveelheid inkt onvoldoende is om af te drukken, worden ontvangen faxen niet afgedrukt, maar in het apparaatgeheugen opgeslagen (Geheugenontvangst).
De ontvangstmodus instellen *1 Deze instellingen zijn alleen beschikbaar in de VS en Canada. *2 Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop. De kwaliteit van ontvangen faxen is laag • Controle 1: controleer de scaninstellingen van het faxapparaat van de afzender. Vraag of de afzender de scaninstellingen van het faxapparaat wil aanpassen. • Controle 2: is de optie ECM RX ingesteld op UIT (OFF)? Selecteer AAN (ON) voor ECM RX in Geavanc.
Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) • Controle 2: functioneert het faxapparaat van de afzender normaal? Neem contact op met de afzender en vraag of deze wil controleren of het faxapparaat normaal functioneert.
Problemen met netwerkcommunicatie Problemen met het apparaat tijdens gebruik in een netwerk Een apparaat wordt niet gedetecteerd in een netwerk Overige problemen met het netwerk 28
Problemen met het apparaat tijdens gebruik in een netwerk Het apparaat werkt opeens niet meer Het resterende inktniveau wordt niet weergegeven in de printerstatusmonitor van het apparaat Afdruksnelheid is laag Het apparaat kan niet worden gebruikt bij het vervangen van een toegangspunt of het wijzigen van de instellingen ervan 29
Het apparaat werkt opeens niet meer Kan niet communiceren met het apparaat nadat de netwerkinstellingen zijn gewijzigd Kan niet communiceren met het apparaat via het draadloze LAN Kan niet communiceren met het apparaat via het bedrade LAN U kunt niet afdrukken, scannen of faxen vanaf een computer die op het netwerk is aangesloten Kan niet communiceren met het apparaat nadat de netwerkinstellingen zijn gewijzigd Wacht tot het IP-adres is toegewezen aan de computer.
Als u programma's gebruikt die de netwerkomgeving wijzigen controleert u de instellingen. Sommige programma's zullen standaard een firewall inschakelen. • Controle 11: Wanneer u een router gebruikt, verbindt u de printer en de computer aan de LAN-zijde (zelfde netwerksegment).
Het resterende inktniveau wordt niet weergegeven in de printerstatusmonitor van het apparaat Gebruik het printerstuurprogramma met bidirectionele communicatie. Selecteer Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support)op het tabblad Poorten (Ports) van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
Afdruksnelheid is laag • Controle 1: Het apparaat is mogelijk bezig met het afdrukken of scannen van een grote taak vanaf een andere computer. • Controle 2: Als u gebruik maakt van een draadloos netwerk, zorg er dan voor dat de status van de radiogolven goed is en pas de installatieposities aan terwijl u de status van de radiogolven in de gaten houdt met de IJ Network Tool. Status draadloos netwerk controleren Zorg dat zich geen barrières of obstakels tussen het toegangspunt en het apparaat bevinden.
Het apparaat kan niet worden gebruikt bij het vervangen van een toegangspunt of het wijzigen van de instellingen ervan Wanneer u een toegangspunt vervangt, dient u de netwerkinstallatie van het apparaat opnieuw uit te voeren. Als u de netwerkinstallatie opnieuw wilt uitvoeren, gaat u op internet naar onze website en downloadt u de nieuwste MiniMasterSetup voor uw model. Zie hieronder als het probleem niet is verholpen.
Een apparaat wordt niet gedetecteerd in een netwerk Kan het apparaat niet detecteren wanneer de netwerkcommunicatie wordt ingesteld Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het draadloze LAN Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het bedrade LAN 35
Kan het apparaat niet detecteren wanneer de netwerkcommunicatie wordt ingesteld Als het apparaat niet in het netwerk kan worden gedetecteerd wanneer u de netwerkcommunicatie instelt, controleert u de netwerkinstellingen voordat u het apparaat opnieuw detecteert. Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 1 Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 1 Opmerking U kunt de netwerkcommunicatie instellen via USB.
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 1 Zijn het apparaat en het netwerkapparaat (router, toegangspunt en dergelijke) ingeschakeld? Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld Controleer of het netwerkapparaat (router, toegangspunt en dergelijke) is ingeschakeld. Als het apparaat of het netwerkapparaat is uitgeschakeld: Schakel het apparaat of het netwerkapparaat in.
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 2 Zijn de computer en het netwerkapparaat (router, toegangspunt en dergelijke) geconfigureerd en kan de computer verbinding maken met het netwerk? Controleer of u webpagina's kunt zien op de computer. Als u geen webpagina's kunt zien: Klik op Annuleren (Cancel) in het venster Printerinstellingen controleren (Check Printer Settings) om het instellen van de netwerkcommunicatie te annuleren. Configureer daarna de computer en het netwerkapparaat.
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 3 Is de instelling voor draadloos LAN van het apparaat ingeschakeld? Controleer of het Wi-Fi-lampje van het apparaat blauw brandt. Als het Wi-Fi-lampje niet brandt: De instelling voor draadloos LAN van het apparaat is niet geactiveerd. Activeer de instelling voor draadloos LAN van het apparaat.
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 4 Is het apparaat verbonden met het toegangspunt? Controleer met het bedieningspaneel van het apparaat of het apparaat verbinding heeft met het toegangspunt. Druk op de knop MENU en selecteer daarna Instellen (Setup) > Apparaatinstellingen (Device settings) > LAN-instellingen (LAN settings) > LAN-instellingen bevestigen (Confirm LAN settings) > Lijst instellingen draadl. LAN (WLAN setting list).
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 5 Verstoort de firewallfunctie van de beveiligingssoftware of het besturingssysteem van de computer het instellen van de netwerkcommunicatie? De firewallfunctie van de beveiligingssoftware of het besturingssysteem van de computer kan de communicatie tussen het apparaat en de computer beperken.
Kan het apparaat niet detecteren via het draadloze LAN: controle 6 Controleer de instellingen van het toegangspunt. Controleer de instellingen van het toegangspunt voor de netwerkverbinding, zoals IP-adresfiltering, MACadresfiltering of DHCP-functie. Raadpleeg de instructiehandleiding die bij het toegangspunt is geleverd of neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over het controleren van de instellingen van het toegangspunt.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 1 Is de LAN-kabel aangesloten en zijn het apparaat en de router ingeschakeld? Zorg dat de LAN-kabel is aangesloten. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld Controleer of de router is ingeschakeld. Als de LAN-kabel is aangesloten en het apparaat of het netwerkapparaat is uitgeschakeld: Schakel het apparaat of het netwerkapparaat in.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 2 Zijn de computer en de router geconfigureerd en kan de computer verbinding maken met het netwerk? Controleer of u webpagina's kunt zien op de computer. Als u geen webpagina's kunt zien: Klik op Annuleren (Cancel) in het venster Printerinstellingen controleren (Check Printer Settings) om het instellen van de netwerkcommunicatie te annuleren. Configureer daarna de computer en het netwerkapparaat.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 3 Is de instelling voor bedraad LAN van het apparaat ingeschakeld? Controleer de instelling voor bedraad LAN van het apparaat met het bedieningspaneel van het apparaat. Druk op de knop MENU en selecteer daarna Instellen (Setup) > Apparaatinstellingen (Device settings) > LAN-instellingen (LAN settings) > Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired). Controleer of Bedraad LAN actief (Wired LAN active) is geselecteerd op het LCD-scherm.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 4 Is het apparaat verbonden met de router? Controleer met het bedieningspaneel van het apparaat of het apparaat is verbonden met de router. Druk op de knop MENU en selecteer daarna Instellen (Setup) > Apparaatinstellingen (Device settings) > LAN-instellingen (LAN settings) > LAN-instellingen bevestigen (Confirm LAN settings) > Lijst LAN-instellingen (LAN setting list).
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 5 Verstoort de firewallfunctie van de beveiligingssoftware of het besturingssysteem van de computer het instellen van de netwerkcommunicatie? De firewallfunctie van de beveiligingssoftware of het besturingssysteem van de computer kan de communicatie tussen het apparaat en de computer beperken. Controleer de instelling van de firewallfunctie van de beveiligingssoftware of het besturingssysteem, of het bericht dat op de computer wordt weergegeven.
Kan het apparaat niet detecteren via bedrade LAN: controle 6 Controleer de instellingen van de router. Controleer de instellingen van de router voor de netwerkverbinding, zoals IP-adresfiltering, MACadresfiltering of DHCP-functie. Raadpleeg de instructiehandleiding die bij de router is geleverd of neem contact op met de fabrikant voor meer informatie over het controleren van de instellingen van de router.
Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het draadloze LAN • Controle 1: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. • Controle 2: Is Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) in LAN-instellingen (LAN settings) onder Apparaatinstellingen (Device settings) ingesteld op LAN uitschakelen (Disable LAN)? • Controle 3: Als het apparaat tijdelijk is aangesloten op de computer met een USB-kabel, controleert u of de USB-kabel goed is aangesloten.
• Controle 12: Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. • Controle 13: Zorg dat de firewall van de beveiligingssoftware is uitgeschakeld. Als de firewallfunctie van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt wellicht het bericht weergegeven dat Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk.
Het apparaat wordt niet gedetecteerd in het bedrade LAN • Controle 1: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. • Controle 2: Is Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) in LAN-instellingen (LAN settings) onder Apparaatinstellingen (Device settings) ingesteld op LAN uitschakelen (Disable LAN)? LAN-instellingen • Controle 3: Zorg dat de LAN-kabel correct is aangesloten. Controleer of het apparaat met de LAN-kabel op de router is aangesloten. Als de LAN-kabel los zit, sluit u de kabel goed aan.
Overige problemen met het netwerk Naam van een toegangspunt, SSID of een netwerksleutel vergeten Het bericht wordt tijdens installatie op het computerscherm weergegeven U bent het beheerderswachtwoord van het apparaat vergeten Informatie over het netwerk controleren Er worden regelmatig pakketten verzonden De fabrieksstandaard van de netwerkinstellingen van het apparaat herstellen 52
Naam van een toegangspunt, SSID of een netwerksleutel vergeten Kan geen verbinding maken met een toegangspunt waaraan een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel is toegewezen (u bent de WEP-/WPA-/WPA2-sleutel vergeten) Een WEP-/WPA-/WPA2-sleutel instellen Kan geen verbinding maken met een toegangspunt waaraan een WEP-/WPA-/ WPA2-sleutel is toegewezen (u bent de WEP-/WPA-/WPA2-sleutel vergeten) Raadpleeg de instructiehandleiding die bij het toegangspunt is geleverd of neem contact op met de fabrikant voor meer informatie o
Het bericht wordt tijdens installatie op het computerscherm weergegeven Het venster Wachtwoord invoeren (Enter Password) wordt weergegeven tijdens de installatie Het venster voor het instellen van de codering wordt weergegeven nadat het toegangspunt is geselecteerd in het venster Zoeken (Search) Weergegeven wordt: "U verbindt het apparaat met een niet-gecodeerd draadloos netwerk (You are connecting the machine to the non encrypted wireless network)" Het venster Wachtwoord invoeren (Enter Password) wordt we
U bent het beheerderswachtwoord van het apparaat vergeten De LAN-instellingen initialiseren. De fabrieksstandaard van de netwerkinstellingen van het apparaat herstellen Nadat u de LAN-instellingen hebt geïnitialiseerd, voert u de installatie uit met de Installatie-cd-rom.
Informatie over het netwerk controleren Het IP-adres of het MAC-adres van het apparaat controleren Het IP-adres of het MAC-adres van de computer controleren Controleer of de computer en het apparaat, of de computer en het toegangspunt kunnen communiceren Informatie over de netwerkinstellingen controleren Het IP-adres of het MAC-adres van het apparaat controleren Als u het IP-adres of MAC-adres van het apparaat wilt controleren, kunt u de netwerkinstellingen via het bedieningspaneel van het apparaat weergev
Er worden regelmatig pakketten verzonden Wanneer IJ Network Scanner Selector EX is ingeschakeld, worden regelmatig pakketten verzonden om te controleren of communicatie met het apparaat via het netwerk mogelijk is. Wanneer u de computer gebruikt in een andere netwerkomgeving dan de omgeving die u hebt gebruikt om het apparaat in te stellen, schakelt u IJ Network Scanner Selector EX uit.
De fabrieksstandaard van de netwerkinstellingen van het apparaat herstellen Belangrijk Houd er rekening mee dat door initialisatie alle netwerkinstellingen op het apparaat worden gewist en dat afdrukken, scannen of faxen vanaf een computer via een netwerk wellicht onmogelijk wordt. Voer de installatie uit met de Installatie-cd-rom als u het apparaat via een netwerk wilt gebruiken.
Problemen met afdrukken De afdruktaak wordt niet gestart Papierstoringen Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' Automatisch dubbelzijdig afdrukken mislukt Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid Er kan niet goed worden afgedrukt vanaf een draadloos communicatieapparaat 59
De afdruktaak wordt niet gestart • Controle 1: Controleer of de stekker goed is aangesloten en zet het apparaat vervolgens aan. Als een lampje op het bedieningspaneel knippert, wordt het apparaat geïnitialiseerd. Wacht totdat het lampje niet meer knippert en continu blijft branden. Opmerking Als u omvangrijke gegevens afdrukt, bijvoorbeeld een foto of afbeelding, kan het langer duren voordat met afdrukken wordt gestart.
• Klik in Windows 7 met de rechtermuisknop op het pictogram "Canon XXX Printer" (waarbij "XXX" de naam van uw apparaat is) en selecteer Printereigenschappen (Printer properties). • Klik in Windows Vista of Windows XP met de rechtermuisknop op het pictogram "Canon XXX Printer" (waarbij "XXX" de naam van uw apparaat is) en selecteer Eigenschappen (Properties). 4. Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.
Papierstoringen Als papier is vastgelopen, wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. • Als een ondersteuningscode en een bericht worden weergegeven op het computerscherm: • Als een ondersteuningscode en een bericht worden weergegeven op het LCD-scherm: Zie de Lijst met ondersteuningscodes (als het papier is vastgelopen) voor informatie over het verwijderen van het vastgelopen papier.
Het papier wordt niet correct ingevoerd/Fout vanwege 'geen papier' • Controle 1: Zorg dat er papier is geplaatst. Papier plaatsen • Controle 2: Let op het volgende bij het plaatsen van papier in de printer. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u het papier uitwaaieren voordat u het papier plaatst. • Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u de vellen precies op elkaar leggen voordat u het papier in de printer plaatst.
Het reinigen van de papierinvoerrol veroorzaakt slijtage van de rol. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. • Controle 7: Als er twee of meer vellen tegelijk worden ingevoerd vanuit de cassette, moet u de binnenzijde van de cassette reinigen. Zie Het cassettekussentje reinigen voor meer informatie over het reinigen van de binnenkant van de cassette. • Controle 8: Zijn de transporteenheidklep en de achterklep correct bevestigd? Zie Achteraanzicht voor de locatie van de achterklep.
Automatisch dubbelzijdig afdrukken mislukt • Controle 1: Is de instelling voor automatisch dubbelzijdig afdrukken geselecteerd? Zorg dat de selectievakjes Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) en Automatisch (Automatic) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma zijn ingeschakeld. Dubbelzijdig afdrukken • Controle 2: Controleer of het huidige papierformaat geschikt is voor automatisch dubbelzijdig afdrukken.
Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid • Controle 1: Is er papier geplaatst? Zorg dat er papier is geplaatst. Plaats nieuw papier als het papier in het apparaat op is. • Controle 2: Bevatten de af te drukken documenten veel foto's of illustraties? Als u omvangrijke gegevens afdrukt zoals foto's of afbeeldingen, hebben het apparaat en de computer tijd nodig om deze te verwerken, zodat het soms lijkt alsof het apparaat is gestopt.
Er kan niet goed worden afgedrukt vanaf een draadloos communicatieapparaat • Controle: Is het mogelijk om gegevens af te drukken via Bluetoothcommunicatie? Controleer of uw mobiele telefoon en het apparaat zijn verbonden via Bluetooth-communicatie en start vervolgens het afdrukken opnieuw.
Problemen met de afdrukkwaliteit Afdrukresultaten niet naar behoren Er wordt geen inkt toegevoerd 68
Afdrukresultaten niet naar behoren Als de afdrukresultaten witte strepen, verkeerd afgedrukte lijnen of ongelijkmatige kleuren vertonen, kunt u het beste eerst controleren of de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit correct zijn. • Controle 1: Komen de instellingen voor het paginaformaat en mediumtype overeen met het formaat en type papier dat is geplaatst? Als deze instellingen onjuist zijn, kunt u geen goed afdrukresultaat verkrijgen.
Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen Vegen op de achterzijde van het papier Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijde van de afdruk Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen 70
De afdruktaak wordt niet voltooid • Controle 1: Selecteer de instelling die zorgt dat de afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Het afdrukresultaat kan verbeteren als u in de toepassing die u gebruikt de instelling selecteert die zorgt dat afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Een deel van de pagina wordt niet afgedrukt • Controle: Als u automatisch dubbelzijdig afdrukt, kan het probleem worden veroorzaakt door het onderstaande. Wanneer u automatisch dubbelzijdig afdrukken gebruikt, is het afdrukgebied boven aan de pagina 2 mm / 0,08 inch smaller dan normaal. Dit betekent dat de onderzijde van de pagina mogelijk niet wordt afgedrukt. U voorkomt dit door de instelling voor gereduceerd afdrukken van het printerbesturingsbestand te selecteren.
Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/ Witte strepen Geen afdrukresultaten Onduidelijke afdrukken Onjuiste kleuren Witte strepen 73
• Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Controleer de status van de inkttanks. Vervang de inkttank als de inkt op is. Een inkttank vervangen • Controle 3: Is de oranje tape of beschermende folie verwijderd? Controleer of alle beschermende folie is verwijderd en of het Y-vormige luchtgat vrij is zoals is weergegeven bij (A).
Reinig de glasplaat of het glas van de ADF. De glasplaat en de documentklep reinigen Opmerking Als het glas van de ADF vuil is, verschijnen zwarte strepen op het papier, zoals in de onderstaande afbeelding. • Controle 7: Controleer of het origineel correct op de glasplaat of in de ADF is geplaatst.
Lijnen worden verkeerd afgedrukt • Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Lijn de printkop uit. Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen.
Lijn wordt niet of slechts gedeeltelijk afgedrukt • Controle 1: Wordt de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge gebruikt? Als de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge wordt gebruikt, worden dunne lijnen mogelijk niet afgedrukt. Probeer de lijnen in het document dikker te maken. • Controle 2: Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot? Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Afbeelding wordt niet of slechts gedeeltelijk afgedrukt • Controle 1: Selecteer de instelling die zorgt dat de afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Het afdrukresultaat kan verbeteren als u in de toepassing die u gebruikt de instelling selecteert die zorgt dat afdrukgegevens niet worden gecomprimeerd. Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) van het printerstuurprogramma.
Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken Afgedrukt papier vertoont inktvlekken Afgedrukt papier krult om • Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Als de intensiteit te hoog is ingesteld, verlaagt u de intensiteit en probeert u opnieuw af te drukken. Als u normaal papier gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen met een hoge intensiteit, absorbeert het papier mogelijk te veel inkt.
Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen Papier vertoont vlekken De randen van het papier vertonen vlekken Het papier vertoont vlekken Papieroppervlak vertoont krassen • Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Wordt de juiste papiersoort gebruikt? Controleer het volgende: • Controleer of het papier waarop u afdrukt geschikt is voor het doel waarvoor het gebruikt wordt.
1. Rol het papier op tegen de richting van de krul in, zoals hieronder wordt weergegeven. 2. Controleer of het papier nu vlak is. Het is raadzaam om teruggekruld papier met een vel tegelijk in te voeren. Opmerking Er zijn bepaalde mediumtypen die snel besmeurd raken of niet goed kunnen worden ingevoerd, ook al krullen ze niet naar binnen. Volg in zulke gevallen de onderstaande procedure om het papier maximaal 3 mm (0,1 inch) naar buiten te krullen (B) voordat u begint met afdrukken.
1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen 2. Selecteer Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) op het tabblad Afdruk (Main) en klik daarna op Instellen... (Set...). 3. Pas de intensiteit aan met behulp van de schuifregelaar Intensiteit (Intensity) op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment).
Op die manier geeft u het afgedrukte oppervlak voldoende tijd om te drogen, zodat er geen inktvlekken en krassen ontstaan. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. 2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen 3. Klik op het tabblad Onderhoud (Maintenance) en vervolgens op Aangepaste instellingen (Custom Settings). 4.
Vegen op de achterzijde van het papier • Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Is de papierinvoerrol vuil? Reinig de papierinvoerrol. De papierinvoerrol reinigen Opmerking Het reinigen van de papierinvoerrol veroorzaakt slijtage van de rol. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. • Controle 3: Maak de binnenzijde van het apparaat schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.
Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijde van de afdruk • Controle: Is papier met het juiste formaat geplaatst? De verticale lijnen worden mogelijk afgedrukt in de marge als het formaat van het geplaatste papier groter is dan het opgegeven formaat. Stel het juiste papierformaat in voor het geplaatste papier. Afdrukresultaten niet naar behoren Opmerking De richting van het verticale lijnenpatroon hangt af van de afbeeldingsgegevens en de afdrukinstelling.
Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen Kleuren zijn ongelijkmatig Kleuren zijn gestreept • Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd? Afdrukresultaten niet naar behoren • Controle 2: Druk het controleraster voor de spuitopeningen af en voer eventueel noodzakelijk onderhoud uit, zoals het reinigen van de printkop. Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.
Als het probleem nog niet is verholpen na een diepte-reiniging van de printkop, is de printkop mogelijk beschadigd. Neem contact op met het ondersteuningscentrum. • Controle 3: Lijn de printkop uit. De printkop uitlijnen Opmerking Als het probleem niet is opgelost na het uitlijnen van de printkop, voert u een handmatige uitlijning van de printkop uit aan de hand van de aanwijzingen in De printkop handmatig uitlijnen.
Er wordt geen inkt toegevoerd • Controle 1: Is de inkt op? Controleer de ondersteuningscode op het LCD-scherm en neem de benodigde maatregelen om het probleem op te lossen. Lijst met ondersteuningscodes • Controle 2: Is de oranje tape of beschermende folie verwijderd? Controleer of alle beschermende folie is verwijderd en of het Y-vormige luchtgat vrij is zoals is weergegeven bij (A). Als de oranje tape is achtergebleven zoals bij (B), trekt u aan de oranje tape en verwijdert u deze.
Problemen met scannen Problemen met scannen Scanresultaten niet naar behoren Problemen met software 89
Problemen met scannen De scanner werkt niet ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven Er kunnen niet meerdere items tegelijk worden gescand Scannen met Automatisch scannen werkt niet goed Lage scansnelheid Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is De computer loopt vast tijdens het scannen De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd De gescande afbeelding kan
De scanner werkt niet Controle 1: zorg dat uw scanner of printer is ingeschakeld. Controle 2: sluit de USB-kabel aan op een andere USB-poort van de computer. Controle 3: als de USB -kabel is aangesloten op een USB-hub, maakt u de kabel los van de USB -hub en sluit u deze aan op een USB-poort van de computer. Controle 4: start de computer opnieuw op.
ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet Controle 1: zorg dat MP Drivers is geïnstalleerd. Installeer MP Drivers met de installatie-cd-rom indien het nog niet is geïnstalleerd. Controle 2: selecteer uw scanner of printer in het menu van de toepassing. Belangrijk Als uw scanner- of printernaam meerdere keren wordt weergegeven, selecteert u de naam waarin WIA niet voorkomt. Opmerking Deze bewerking kan per toepassing verschillen.
Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven Controle 1: zorg dat uw scanner of printer is ingeschakeld. Controle 2: zet de scanner of printer uit, sluit de USB-kabel opnieuw aan en sluit het netsnoer weer aan. Controle 3: sluit de USB-kabel aan op een andere USB-poort van de computer. Controle 4: als de USB -kabel is aangesloten op een USB-hub, maakt u de kabel los van de USB -hub en sluit u deze aan op een USB-poort van de computer.
Er kunnen niet meerdere items tegelijk worden gescand Controle 1: controleer of de items correct zijn geplaatst. Items plaatsen (wanneer u scant vanaf een computer) Controle 2: controleer of u één item goed kunt scannen. Bepaalde toepassingen bieden geen ondersteuning voor het scannen van meerdere documenten. Scan in dat geval elk document afzonderlijk.
Scannen met Automatisch scannen werkt niet goed Controle 1: controleer of de items correct zijn geplaatst. Items plaatsen (wanneer u scant vanaf een computer) Controle 2: mogelijk wordt scannen van meerdere items niet ondersteund. Bepaalde toepassingen bieden geen ondersteuning voor het scannen van meerdere documenten. Scan in dat geval elk document afzonderlijk.
Lage scansnelheid Controle 1: als u de afbeelding wilt weergeven op een monitor, stelt u de uitvoerresolutie in op ongeveer 150 dpi. Voor afdrukken stelt u de resolutie in op ongeveer 300 dpi. Resolutie Controle 2: stel Correctie van vervaging (Fading Correction), Correctie van korreligheid (Grain Correction) en dergelijke in op Geen (None). Raadpleeg voor meer informatie 'Instellingen voor afbeeldingen' voor uw model vanuit de startpagina van de Online handleiding.
Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is Controle 1: sluit andere toepassingen en probeer het opnieuw. Controle 2: verlaag de resolutie of het uitvoerformaat en voer de scan opnieuw uit.
De computer loopt vast tijdens het scannen Controle 1: start de computer opnieuw op, verlaag de uitvoerresolutie in ScanGear (scannerstuurprogramma) en scan het document nogmaals. Raadpleeg voor meer informatie 'Instellingen voor uitvoer' voor uw model vanuit de startpagina van de Online handleiding. Controle 2: verwijder onnodige bestanden om voldoende ruimte op de vaste schijf vrij te maken en voer de scan opnieuw uit.
De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd Controle: koppel de USB-kabel los. De-installeer (verwijder) vervolgens MP Drivers en IJ Scan Utility en installeer deze opnieuw. • Stap 1: verwijder MP Drivers. Raadpleeg 'Onnodige MP Drivers verwijderen' voor uw model vanuit de startpagina van de Online handleiding voor informatie over het verwijderen van MP Drivers. • Stap 2: verwijder IJ Scan Utility. • Windows 7 / Windows Vista: 1.
De gescande afbeelding kan niet worden geopend Controle: als de gegevensindeling niet door de toepassing wordt ondersteund, scant u de afbeelding opnieuw en selecteert u een veelgebruikte gegevensindeling zoals JPEG bij het opslaan. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie. Als u vragen hebt, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de toepassing.
Scanresultaten niet naar behoren Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte Kan niet scannen met de juiste afmetingen Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of de grootte van de afbeelding niet goed worden vastgesteld Item is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm 101
Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht Controle 1: verhoog de scanresolutie als de afbeelding rafelig is. Resolutie Controle 2: stel het weergaveformaat in op 100%. In bepaalde toepassingen worden te kleine weergaveformaten niet duidelijk weergegeven. Controle 3: als moiré (streeppatroon) ontstaat, neemt u de volgende maatregelen en probeert u het opnieuw.
geven. Stel vervolgens Kleuren (Colors) in op Gemiddeld (16 bits) (Medium (16 bit)) of Hoogst (32 bits) (Highest (32 bit)). • Windows XP: Kies in het menu Start voor Configuratiescherm (Control Panel) > Vormgeving en thema's (Appearance and Themes) > Beeldscherm (Display) om het dialoogvenster Beeldschermeigenschappen (Display Properties) weer te geven.
De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte Controle: geef het scangebied op. Klik op (Automatisch bijsnijden) in de volledige afbeeldingsweergave van ScanGear (scannerstuurprogramma) om automatisch het bijsnijdkader (scangebied) voor de toepasselijke itemgrootte weer te geven. U kunt het scangebied ook handmatig opgeven in de miniatuurweergave, of wanneer er witte marges rond het item zijn (bijvoorbeeld op foto's) of wanneer u aangepaste bijsnijdkaders wilt maken.
Kan niet scannen met de juiste afmetingen Controle: controleer of de items correct zijn geplaatst.
Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of de grootte van de afbeelding niet goed worden vastgesteld Controle 1: controleer of de items correct zijn geplaatst. Items plaatsen (wanneer u scant vanaf een computer) Controle 2: controleer of de instellingen overeenkomen met het te scannen item. Als u niet correct kunt scannen door het type item automatisch te detecteren, geeft u het type en de grootte van het item op.
Item is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef Controle: als Document of Tijdschrift (Magazine) als type item is geselecteerd, schakelt u het selectievakje Scheve tekstdocumenten corrigeren (Correct slanted text document) uit en scant u het item opnieuw.
De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm Controle 1: wijzig de weergave-instelling in de toepassing. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie. Als u vragen hebt, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de toepassing. Opmerking U kunt het afbeeldingsformaat niet verkleinen in Paint. Als u het weergaveformaat wilt verkleinen, opent u de afbeeldingen in een toepassing.
Problemen met software De e-mailclient die u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u een e-mailclient kunt selecteren 109
De e-mailclient die u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u een e-mailclient kunt selecteren Controle: controleer of de MAPI van de e-mailclient is ingeschakeld. Raadpleeg de handleiding van de e-mailclient voor het instellen van MAPI. Als het probleem niet is opgelost wanneer MAPI is ingeschakeld, selecteert u Geen (handmatig toevoegen) (None (Attach Manually)) in het scherm voor het selecteren van een e-mailclient en wijst u de afbeelding handmatig aan de uitgaande e-mail toe.
Problemen met faxen Problemen met het verzenden van faxen Problemen met het ontvangen van faxen Kan geen duidelijke faxen verzenden Problemen met de telefoon 111
Problemen met het verzenden van faxen Kan geen faxen verzenden Sequentiële uitzending en kiezen met de numerieke toetsen werkt niet Er treden vaak fouten op bij het verzenden van faxen Kan geen faxen verzenden • Controle 1: is de stroom ingeschakeld? • U kunt geen faxen verzenden als de stroom is uitgeschakeld. Druk op de knop AAN (ON) om de stroom in te schakelen.
Als u nog steeds geen fax kunt verzenden, selecteert u UIT (OFF) voor Kiestoondetectie (Dial tone detect) in Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) onder FAX-instellingen (FAX settings). Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) • Controle 7: is het faxnummer juist geregistreerd voor de functie Verkort kiezen? Controleer het fax-/telefoonnummer van de ontvanger, pas het geregistreerde snelkiesnummer aan en verzend het document opnieuw.
Geavanc.
Problemen met het ontvangen van faxen Kan geen faxen ontvangen of afdrukken Het apparaat schakelt niet automatisch tussen spraak- en faxoproepen De kwaliteit van ontvangen faxen is laag Kan geen kleurenfax ontvangen Er treden vaak fouten op bij het ontvangen van faxen Kan geen faxen ontvangen of afdrukken • Controle 1: is de stroom ingeschakeld? • U kunt geen faxen ontvangen als de stroom is uitgeschakeld. Druk op de knop AAN (ON) om de stroom in te schakelen.
• Controle 6: is er papier geplaatst? Als er geen papier is geplaatst, worden ontvangen faxen niet afgedrukt, maar in het apparaatgeheugen opgeslagen (Geheugenontvangst). Plaats nieuw papier en druk op de knop OK. • Controle 7: is de hoeveelheid resterende inkt voldoende om een fax af te drukken? Als de resterende hoeveelheid inkt onvoldoende is om af te drukken, worden ontvangen faxen niet afgedrukt, maar in het apparaatgeheugen opgeslagen (Geheugenontvangst).
De ontvangstmodus instellen *1 Deze instellingen zijn alleen beschikbaar in de VS en Canada. *2 Deze instelling is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land of de regio van aankoop. De kwaliteit van ontvangen faxen is laag • Controle 1: controleer de scaninstellingen van het faxapparaat van de afzender. Vraag of de afzender de scaninstellingen van het faxapparaat wil aanpassen. • Controle 2: is de optie ECM RX ingesteld op UIT (OFF)? Selecteer AAN (ON) voor ECM RX in Geavanc.
Geavanc. FAX-instellingen (Advanced FAX settings) • Controle 2: functioneert het faxapparaat van de afzender normaal? Neem contact op met de afzender en vraag of deze wil controleren of het faxapparaat normaal functioneert.
Kan geen duidelijke faxen verzenden • Controle 1: is het document juist geplaatst? Verwijder het document en plaats het opnieuw op de glasplaat of in de ADF. Originelen plaatsen • Controle 2: is de glasplaat en/of de binnenzijde van de documentklep en/of het glas van de ADF vuil? Reinig de glasplaat en/of de binnenzijde van de documentklep en/of het glas van de ADF en plaats het document opnieuw.
Problemen met de telefoon Kan geen nummers kiezen Verbinding wordt verbroken tijdens telefoongesprek Kan geen nummers kiezen • Controle 1: is de telefoonkabel correct aangesloten? Controleer of de telefoonkabel juist is aangesloten. Basisverbinding • Controle 2: is het telefoonlijntype van het apparaat of het externe apparaat correct ingesteld? Controleer de instellingen voor het type telefoonlijn en wijzig deze zo nodig.
Problemen met het apparaat Het apparaat kan niet worden ingeschakeld Kan geen goede verbinding maken met een computer met een USB-kabel Kan niet communiceren met het apparaat met een USB-verbinding Het LCD-scherm is helemaal niet zichtbaar Er wordt een onbedoelde taal weergegeven op het LCD-scherm Printkophouder beweegt niet naar de positie voor vervangen De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven Als het verlengstuk van de uitvoerlade losraakt Problemen met Bluetooth-communicatie 121
Het apparaat kan niet worden ingeschakeld • Controle 1: Druk op de knop AAN (ON). • Controle 2: Controleer of de stekker goed in de netsnoeraansluiting is bevestigd en zet vervolgens het apparaat weer aan. • Controle 3: Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Wacht ten minste drie minuten en doe de stekker van het apparaat vervolgens weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
Kan geen goede verbinding maken met een computer met een USB-kabel Afdruk- of scansnelheid is laag/USB Hi-Speed-verbinding werkt niet/Het bericht 'Dit apparaat kan sneller werken (This device can perform faster)' wordt weergegeven Als uw systeemomgeving niet volledig compatibel is met Hi-Speed USB, werkt het apparaat langzamer, op de snelheid van USB 1.1. In dit geval werkt het apparaat goed, maar kan de afdruk- of scansnelheid afnemen door de lagere communicatiesnelheid.
Kan niet communiceren met het apparaat met een USBverbinding • Controle 1: Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. • Controle 2: Zorg dat de USB-kabel correct is aangesloten. Zie Het apparaat op de computer aansluiten met een USB-kabel voor een correcte aansluiting van de USB-kabel. • Controle 3: Start IJ Network Tool niet tijdens het afdrukken. • Controle 4: Druk niet af terwijl IJ Network Tool actief is.
Het LCD-scherm is helemaal niet zichtbaar • Als alle lampjes op het bedieningspaneel uit zijn: Het apparaat is niet ingeschakeld. Sluit het netsnoer aan en druk op de knop AAN (ON). • Als een van de lampjes op het bedieningspaneel brandt: Mogelijk bevindt het LCD-scherm zich in de schermbeveiligingsmodus. Druk op een van de knoppen van het bedieningspaneel.
Er wordt een onbedoelde taal weergegeven op het LCD-scherm Selecteer de taal die u wilt weergeven met behulp van de volgende procedure. 1. Druk op de knop MENU en wacht ongeveer vijf seconden. 2. Selecteer Instellen (Setup) en druk daarna op de knop OK. 3. Selecteer knop OK. Apparaatinstellingen (Device settings) en druk daarna op de 4. Druk vijfmaal op de knop en druk vervolgens op OK. Als de Bluetooth-eenheid is aangesloten op het apparaat, drukt u 7 keer op de knop op OK.
Printkophouder beweegt niet naar de positie voor vervangen • Controle 1: Zijn alle lampjes op het bedieningspaneel uit? Controleer of een van de lampjes op het bedieningspaneel brandt. De printkophouder kan zich uitsluitend verplaatsen wanneer de printer is ingeschakeld. Als alle lampjes op het bedieningspaneel uit zijn, sluit u de inktklep en de documentklep en zet u het apparaat aan. Als een lampje op het bedieningspaneel knippert, wordt het apparaat geïnitialiseerd.
De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven • Controle: Is de printerstatusmonitor ingeschakeld? Zorg dat Statusmonitor inschakelen (Enable Status Monitor) is geselecteerd in het menu Optie (Option) van de printerstatusmonitor. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma. Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen 2. Klik op Onderhoud (Maintenance) op het tabblad Printerstatus weergeven... (View Printer Status...). 3.
Als het verlengstuk van de uitvoerlade losraakt Als het verlengstuk van de uitvoerlade losraakt, is de papieruitvoerlade niet correct gesloten. Opmerking Het verlengstuk van de uitvoerlade raakt gemakkelijk los om te voorkomen dat dit beschadigd raakt. Houd de papieruitvoerlade vast en verplaats langzaam het verlengstuk van uitvoerlade totdat dit vastklikt.
Problemen met Bluetooth-communicatie Printer kan niet worden geregistreerd De afdruktaak wordt niet gestart 130
Printer kan niet worden geregistreerd • Controle 1: zijn de MP Drivers geïnstalleerd? Als u de MP Drivers opnieuw installeert, installeert u de MP Drivers vanaf de Installatie-cd-rom. • Controle 2: wordt er een niet-ondersteund Bluetooth-stuurprogramma gebruikt? Controleer of het Bluetooth-stuurprogramma dat op uw computer is geïnstalleerd, wordt ondersteund.
• Controleer of het scherm Bluetooth-instellingen (Bluetooth settings) (grafisch LCD)/Bluetooth-instell. (Bluetooth settings) (tekst-LCD) op het LCD-scherm van de printer kan worden weergegeven en probeer de registratie opnieuw uit te voeren. • Controleer of toegang vanaf een Bluetooth-compatibel apparaat wordt geweigerd. Controleer de instellingen voor printertoegang door het scherm Bluetooth-instellingen (Bluetooth settings) (grafisch LCD)/Bluetooth-instell.
De afdruktaak wordt niet gestart • Controle 1: is de Bluetooth-eenheid gereed voor gebruik? Controleer of het scherm Bluetooth-instellingen (Bluetooth settings) (grafisch LCD)/Bluetoothinstell. (Bluetooth settings) (tekst-LCD) op het LCD-scherm van de printer kan worden weergegeven. Als het scherm niet kan worden weergegeven, koppelt u de Bluetooth-eenheid los van de printer en sluit u deze opnieuw aan.
• Selecteer in Windows XP Eigenschappen (Properties) in het menu Bestand (File). 5. Klik op het tabblad Poorten (Ports) en selecteer een geschikte printer in Poort (Port). Dit hangt af van de manier waarop u de printer registreert. Voor Windows 7 Als u de printer registreert via Bluetooth-apparaat toevoegen (Add a Bluetooth device) in het Configuratiescherm (Control Panel) BTHnnn ("Canon XXX Printer (Copy X)") ('n' staat voor een getal).
2. Klik op het pictogram van de printer om af te drukken via Bluetooth-communicatie. 3. Verwijder de printer aan de hand van de volgende procedure. • Selecteer in Windows 7 Apparaat verwijderen (Remove device). • Selecteer in Windows Vista Verwijderen (Delete) in het menu Organiseren (Organize). • Selecteer in Windows XP Verwijderen (Delete) in het menu Bestand (File). 4. Registreer de printer als een Bluetooth-apparaat in het Configuratiescherm (Control Panel).
Problemen met installeren/downloaden Kan MP Drivers niet installeren Easy-WebPrint EX wordt niet gestart of het menu Easy-WebPrint EX wordt niet weergegeven MP Drivers bijwerken in een netwerkomgeving IJ Network Tool verwijderen 136
Kan MP Drivers niet installeren • Indien de installatie ook niet wordt gestart nadat de installatie-cd-rom in het cd-rom-station van uw computer is geplaatst: Start de installatie met behulp van de volgende procedure. 1. Selecteer items in het menu Start zoals hieronder wordt aangegeven. • Klik in Windows 7 of Windows Vista op Start en vervolgens op Computer. • Klik in Windows XP op Start en vervolgens op Deze computer (My Computer). 2. Dubbelklik in het weergegeven venster op het pictogram ROM).
• Controle 1: Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op het apparaat en de computer. • Controle 2: volg de hieronder beschreven procedure om het apparaat en de computer opnieuw met elkaar te verbinden. 1. Schakel het apparaat uit. 2. Trek de USB -kabel los van het apparaat en de computer, en sluit deze vervolgens weer aan. 3. Schakel het apparaat in. • Controle 3: als u het probleem niet kunt oplossen, volgt u de onderstaande procedure om de MP Drivers opnieuw te installeren. 1.
Easy-WebPrint EX wordt niet gestart of het menu EasyWebPrint EX wordt niet weergegeven Als Easy-WebPrint EX niet wordt gestart of als het menu niet wordt weergegeven in Internet Explorer, controleert u het volgende. • Controle 1: Wordt Canon Easy-WebPrint EX weergegeven in het menu Werkbalken (Toolbars) in het menu Beeld (View) van Internet Explorer? Als Canon Easy-WebPrint EX niet wordt weergegeven, is Easy-WebPrint EX niet op uw computer geïnstalleerd.
MP Drivers bijwerken in een netwerkomgeving Download eerst de nieuwste MP Drivers. U verkrijgt de nieuwste MP Drivers door vanaf onze website de nieuwste versie van MP Drivers voor uw model te downloaden. Nadat u MP Drivers hebt verwijderd, installeert u de nieuwste MP Drivers volgens de normale procedure.
IJ Network Tool verwijderen Voer de onderstaande procedure uit als u IJ Network Tool van de computer wilt verwijderen. Belangrijk Zelfs als IJ Network Tool niet is verwijderd, kunt u nog steeds via een netwerk vanaf de computer afdrukken, scannen en faxen. U kunt dan echter geen netwerkinstellingen via het netwerk wijzigen. Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten. 1. Verwijder IJ Network Tool. • In Windows 7 of Windows Vista: 1.
Informatie over weergegeven fouten/berichten Als er een fout optreedt Er wordt een bericht over faxen weergegeven op het LCD-scherm Een bericht verschijnt op het scherm Er wordt een foutbericht weergegeven op een PictBridge-compatibel apparaat 142
Als er een fout optreedt Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken (het papier in het apparaat is bijvoorbeeld op of vastgelopen), wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Als er een fout optreedt, wordt een ondersteuningscode (foutnummer) op het computerscherm of het LCDscherm weergegeven.
Er wordt een bericht over faxen weergegeven op het LCDscherm Als er een bericht wordt weergegeven op het stand-byscherm voor faxen, voert u de bijbehorende actie uit die hieronder wordt beschreven. Bericht Actie Automatische nummerherhaling (Auto redial) Het apparaat wacht op het volgende moment om het nummer van de ontvanger opnieuw te kiezen omdat de lijn bezet was of de ontvanger niet antwoordde toen u probeerde een document te verzenden. Wacht totdat het apparaat het nummer automatisch herhaalt.
settings) onder FAX-instellingen (FAX settings) in op Afdrukken (Print). Het kan echter zijn dat de fax deels of in zijn geheel niet wordt afgedrukt omdat de inkt op is. Bovendien wordt de inhoud van de fax niet opgeslagen in het apparaatgeheugen.
G3-standaard. Neem contact op met de ontvanger en vraag of deze wil controleren of het faxapparaat geschikt is voor de G3-standaard. • De instellingen voor toon- of pulskiezen op het apparaat zijn onjuist. Stel het apparaat in op het type telefoonlijn dat u gebruikt. Het telefoonlijntype instellen Geheugen is vol. (Memory is full.) Het geheugen van het apparaat is vol omdat het teveel documenten of een document met veel details heeft verzonden/ontvangen.
Druk op de knop FAXEN (FAX) om het afdrukken van het rapport te hervatten.
Een bericht verschijnt op het scherm In dit gedeelte worden enkele fouten en berichten beschreven. Opmerking Voor sommige fouten of berichten wordt een ondersteuningscode (foutnummer) op de computer of het LCD-scherm weergegeven. Zie de Lijst met ondersteuningscodes voor meer informatie over fouten met een ondersteuningscode. Zie hieronder als er een bericht wordt weergegeven op het LCD-scherm.
• Controleer papierformaat en selecteer select . (Check the page size and .) Het formaat van het geplaatste papier verschilt van hetgeen in de papierformaatinstelling is opgegeven. Laad hetzelfde papierformaat dat is opgegeven in de papierformaatinstelling en druk vervolgens op de knop OK. • Apparaat is de laatste keer niet correct uitgeschakeld. Druk op de knop wanneer u het apparaat uitschakelt. (Power was not turned off correctly the last time. Press the button when turning power off.
Als een lampje op het bedieningspaneel knippert, wordt het apparaat geïnitialiseerd. Wacht totdat het lampje op het bedieningspaneel niet meer knippert en continu blijft branden. • Controle 2: Controleer of de printerpoort correct is geconfigureerd in het printerstuurprogramma. * In de volgende instructies verwijst XXX naar de naam van uw apparaat. 1. Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten. 2. Selecteer items in het menu Start zoals hieronder wordt aangegeven.
• Er kan ook een probleem met de USB-kabel zijn. Vervang de USB-kabel en probeer nogmaals af te drukken. Als u het apparaat via een LAN gebruikt, controleert u of het apparaat met een LAN-kabel op het netwerk is aangesloten en correct is ingesteld. • Controle 4: Controleer of MP Drivers correct zijn geïnstalleerd. Verwijder MP Drivers aan de hand van de procedure in Onnodige MP Drivers verwijderen.
• Indien u wilt deelnemen aan het onderzoeksprogramma: Klik op Akkoord (Agree) en volg de aanwijzingen op het scherm. De gebruiksgegevens van de printer worden via internet verstuurd. Als u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, worden de gegevens vanaf de volgende keer automatisch verzonden en wordt het bevestigingsvenster niet meer weergegeven. Opmerking Wanneer deze gegevens worden verzonden, kan een waarschuwingsvenster voor internetbeveiliging worden weergegeven.
2. Selecteer Canon Inkjet Printer/Scanner/Fax Extended Survey Program. 3. Selecteer Wijzigen (Change). Als u Ja (Yes) selecteert nadat u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, wordt het bevestigingsvenster weergegeven bij het volgende onderzoek. Als u Nee (No) selecteert, worden de gegevens automatisch verzonden.
Er wordt een foutbericht weergegeven op een PictBridgecompatibel apparaat Hieronder volgen de foutberichten die kunnen worden weergegeven wanneer u rechtstreeks vanaf een PictBridge-compatibel apparaat afdrukt, evenals de maatregelen die u kunt nemen om de problemen op te lossen. Opmerking In dit gedeelte worden de fouten beschreven die kunnen worden weergegeven op PictBridgecompatibele apparaten van het merk Canon.
Inktfout Er is een inkttank geïnstalleerd die ooit leeg is geweest. Controleer de ondersteuningscode op het LCD-scherm en neem de benodigde maatregelen om het probleem op te lossen. Lijst met ondersteuningscodes Hardwarefout De inkttank wordt niet herkend. (Het lampje op de inkttank brandt niet.) Vervang de inkttank. Een inkttank vervangen Printerfout Er is mogelijk een fout opgetreden die reparatie noodzakelijk maakt. Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.
Als u het probleem niet kunt oplossen Als u het probleem niet kunt oplossen met een van de suggesties in dit hoofdstuk, neemt u contact op met de verkoper van het apparaat of met het servicecentrum. Het ondersteuningspersoneel van Canon is opgeleid voor het verschaffen van technische ondersteuning aan klanten. Let op Schakel het apparaat onmiddellijk uit als het een ongewoon geluid, rook of geur produceert. Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met de verkoper of het servicecentrum.
Lijst met ondersteuningscodes Als zich een fout voordoet, wordt de ondersteuningscode weergegeven op het LCD- en computerscherm. "Ondersteuningscode" wil zeggen het foutnummer dat verschijnt bij een foutbericht. Als een fout optreedt, controleert u de ondersteuningscode die wordt weergegeven op het LCD-scherm of het computerscherm en voert u vervolgens de nodige stappen uit.
Lijst met ondersteuningscodes (als het papier is vastgelopen) Als het papier is vastgelopen, verwijdert u het aan de hand van de juiste procedure.
1300 Oorzaak Papier is vastgelopen in de papieruitvoersleuf. Actie Als u het vastgelopen papier ziet in de papieruitvoersleuf, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen door het apparaat is voltooid voordat u het netsnoer loskoppelt.
1304 Oorzaak Papier is vastgelopen tijdens automatisch dubbelzijdig afdrukken. Actie Als het papier is vastgelopen tijdens automatisch dubbelzijdig afdrukken, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
Opmerking Raak de binnenste delen van het apparaat niet aan. Als u het papier er niet uit kunt trekken, opent u de papieruitvoerlade. 4. Bevestig de transporteenheidklep. Plaats de transporteenheidklep op de achterzijde van het apparaat. 5. Maak de achterklep vast. Plaats de achterklep op de achterzijde van het apparaat. Als u het papier niet kon verwijderen in stap 3: 6. Verwijder de bovenste en onderste cassette. 7. Trek het papier er langzaam uit.
8. Als het papier niet correct in de cassette is geplaatst, verwijdert u het papier en plaatst u dit opnieuw, waarbij u de randen van de vellen uitlijnt. Opmerking Controleer tijdens het opnieuw plaatsen van het papier of u papier gebruikt dat geschikt is voor afdrukken en of u het papier correct plaatst. 9. Bevestig de cassettes op het apparaat en druk vervolgens op de knop OK.
1311 Oorzaak Het papier in de cassette (bovenste) is vastgelopen. Actie Als het papier in de cassette (bovenste) is vastgelopen, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen door het apparaat is voltooid voordat u het netsnoer loskoppelt.
Opmerking Raak de binnenste delen van het apparaat niet aan. Als u het papier er niet uit kunt trekken, opent u de papieruitvoerlade. 4. Bevestig de transporteenheidklep. Plaats de transporteenheidklep op de achterzijde van het apparaat. 5. Maak de achterklep vast. Plaats de achterklep op de achterzijde van het apparaat. Als u het papier niet kon verwijderen in stap 3: 6. Verwijder de bovenste en onderste cassette. 7. Trek het papier er langzaam uit.
8. Als het papier niet correct in de cassette is geplaatst, verwijdert u het papier en plaatst u dit opnieuw, waarbij u de randen van de vellen uitlijnt. Opmerking Controleer tijdens het opnieuw plaatsen van het papier of u papier gebruikt dat geschikt is voor afdrukken en of u het papier correct plaatst. 9. Bevestig de cassettes op het apparaat en druk vervolgens op de knop OK.
1312 Oorzaak Het papier in de cassette (onderste) is vastgelopen. Actie Als het papier in de cassette (onderste) is vastgelopen, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen door het apparaat is voltooid voordat u het netsnoer loskoppelt.
Als u het papier niet kon verwijderen in stap 2: 4. Verwijder de bovenste en onderste cassette. 5. Trek het papier er langzaam uit. 6. Als het papier niet correct in de cassette is geplaatst, verwijdert u het papier en plaatst u dit opnieuw, waarbij u de randen van de vellen uitlijnt. Opmerking Controleer tijdens het opnieuw plaatsen van het papier of u papier gebruikt dat geschikt is voor afdrukken en of u het papier correct plaatst. 7.
1313 Oorzaak Het papier is vastgelopen terwijl het apparaat het bedrukte papier naar binnen trok. Actie Als het papier is vastgelopen terwijl het apparaat het bedrukte papier naar binnen trok, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Als het afgedrukte papier zich opstapelt in de papieruitvoersleuf, kan het apparaat dit naar binnen trekken, waardoor het papier vastloopt in het apparaat.
Opmerking Raak de binnenste delen van het apparaat niet aan. Als u het papier er niet uit kunt trekken, opent u de papieruitvoerlade. 4. Bevestig de transporteenheidklep. Plaats de transporteenheidklep op de achterzijde van het apparaat. 5. Maak de achterklep vast. Plaats de achterklep op de achterzijde van het apparaat. Als u het papier niet kon verwijderen in stap 3: 6. Verwijder de bovenste en onderste cassette. 7. Trek het papier er langzaam uit.
8. Als het papier niet correct in de cassette is geplaatst, verwijdert u het papier en plaatst u dit opnieuw, waarbij u de randen van de vellen uitlijnt. Opmerking Controleer tijdens het opnieuw plaatsen van het papier of u papier gebruikt dat geschikt is voor afdrukken en of u het papier correct plaatst. 9. Bevestig de cassettes op het apparaat en druk vervolgens op de knop OK.
2801 Oorzaak Het document is vastgelopen in de ADF. Actie Verwijder het document aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen door het apparaat is voltooid voordat u het netsnoer loskoppelt.
Als u het papier niet gemakkelijk kunt verwijderen, tilt u de documentklep op en trekt u het vastgelopen papier uit de binnenzijde van de documentklep. Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd, sluit u de documentklep. Opmerking Zie In andere gevallen: wanneer u controleert of er nog een stuk papier in de ADF is achtergebleven. 5. Sluit de klep van de documentinvoer en zet het apparaat aan. Wanneer u het document opnieuw scant nadat u de fout hebt verholpen, scant u dit vanaf de eerste pagina.
4. Open de transportklep (A) en verwijder vervolgens het vastgelopen papier of het stuk papier dat in de ADF is achtergebleven. 5. Sluit eerst de transportklep, sluit vervolgens de klep van de documentlade en zet het apparaat aan. Wanneer u het document opnieuw scant nadat u de fout hebt verholpen, scant u dit vanaf de eerste pagina.
Papier is vastgelopen in het apparaat Als het vastgelopen papier scheurt en u het papier niet kunt verwijderen uit de papieruitvoersleuf of als het vastgelopen papier in het apparaat blijft zitten, verwijdert u het papier aan de hand van de volgende procedure. Belangrijk Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er ontvangen of niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
4. Houd het vastgelopen papier met beide handen vast. Als het papier is opgerold, trekt u het eruit. 5. Trek het papier er langzaam uit, zodat het niet scheurt. Houd het papier in een hoek van ongeveer 45 graden vast en trek het voorzichtig naar buiten.
6. Controleer of al het vastgelopen papier is verwijderd. Als het papier is gescheurd, kan er gemakkelijk een stukje papier in het apparaat achterblijven. Controleer het volgende en haal eventueel achtergebleven papier uit de printer. • Is er een stukje papier achtergebleven onder de printkophouder? • Is het stukje papier in het apparaat achtergebleven? • Is het stukje papier achtergebleven in de ruimte rechts of links (C) in het apparaat? 7. Sluit de inktklep en de documentklep.
In andere gevallen Voer de volgende controles uit: • Controle 1: Bevinden zich vreemde voorwerpen bij de papieruitvoersleuf? • Controle 2: Zijn de transporteenheidklep en de achterklep correct bevestigd? • Controle 3: Is het papier gekruld? Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.
1007 Oorzaak Mogelijke oorzaken zijn: • Het papier in de cassette (bovenste) is op. • De papierbron is onjuist. • Het papier is niet goed geplaatst. Actie Neem de juiste actie zoals hieronder wordt beschreven. • Plaats papier in de cassette (bovenste). • Plaats papier in de papierbron die geschikt is voor het papierformaat. Het fotopapier van klein formaat, zoals 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch) of Hagaki, kan worden geplaatst in de cassette (bovenste).
1008 Oorzaak Mogelijke oorzaken zijn: • Het papier in de cassette (onderste) is op. • De papierbron is onjuist. • Het papier is niet goed geplaatst. Actie Neem de juiste actie zoals hieronder wordt beschreven. • Plaats papier in de cassette (onderste). • Plaats papier in de papierbron die geschikt is voor het papierformaat. Het fotopapier van groot formaat of het normale papier, zoals A4, B5, A5, 20 x 25 cm (8 x 10 inch), Letter of Legal of enveloppen, kunnen in de cassette (bovenste) worden geplaatst.
1200 Oorzaak De inktklep is open. Actie Sluit de inktklep en wacht een ogenblik. Sluit het paneel niet terwijl u een inkttank vervangt.
1253 Oorzaak De papieruitvoerlade ging niet open. Actie Open de papieruitvoerlade en druk op de knop OK.
1310 Oorzaak Het formaat van het papier is mogelijk niet compatibel met automatisch dubbelzijdig afdrukken. Actie De mediumformaten die geschikt zijn voor automatisch dubbelzijdig afdrukken zijn A4, Letter, A5, B5 en Hagaki. Zorg dat papier met een correct formaat in het apparaat is geplaatst. Als u op de knop OK drukt, wordt het papier uitgevoerd en wordt het afdrukken opnieuw gestart vanaf de voorzijde van het volgende vel papier. Er wordt niet afgedrukt op de achterzijde van het uitgevoerde papier.
1401 Oorzaak De printkop is mogelijk beschadigd. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1403 Oorzaak De printkop is mogelijk beschadigd. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1405 Oorzaak De printkop is mogelijk beschadigd. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1410 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Open de inktklep en vervang de inktank waarvan de lamp niet aan staat.
1411 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Open de inktklep en vervang de inktank waarvan de lamp niet aan staat.
1412 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Open de inktklep en vervang de inktank waarvan de lamp niet aan staat.
1413 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Open de inktklep en vervang de inktank waarvan de lamp niet aan staat.
1414 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Open de inktklep en vervang de inktank waarvan de lamp niet aan staat.
1600 Oorzaak Als het lampje op de inkttank knippert, is de inkt wellicht op. Actie Aanbevolen wordt de inkttank te vervangen. Als het apparaat bezig is met een afdruktaak en u wilt doorgaan met afdrukken, drukt u op de knop OK op het apparaat terwijl de inkttank is geïnstalleerd. U kunt hierdoor toch afdrukken. Aanbevolen wordt de inkttank na het afdrukken te vervangen. Als u de machine blijft gebruiken wanneer de inkttank leeg is, kan de printer beschadigd raken.
1660 Oorzaak De inkttank is niet geïnstalleerd. Actie Installeer de inkttank.
1680 Oorzaak Sommige inkttanks zijn niet op de juiste plaats geïnstalleerd. (Het lampje op de inkttank knippert.) Actie Controleer of de inkttanks op de juiste plaatsen zijn geïnstalleerd.
1681 Oorzaak Er zijn meerdere inkttanks met dezelfde kleur geïnstalleerd. (Het lampje op de inkttank knippert.) Actie Controleer of de inkttanks op de juiste plaatsen zijn geïnstalleerd.
1683 Oorzaak Het resterende inktniveau van de volgende inkt kan niet juist worden vastgesteld. (Het lampje op de inkttank knippert.) Actie Vervang de inkttank en sluit de inktklep. Afdrukken met een inkttank die leeg is geweest, kan het apparaat beschadigen. Als u wilt doorgaan met afdrukken terwijl de inkt op is, moet u de functie voor het vaststellen van het resterende inktniveau uitschakelen. Houd de knop Stoppen (Stop) op het apparaat minstens 5 seconden ingedrukt.
1684 Oorzaak De inkttank wordt niet herkend. Actie Het afdrukken kan niet worden uitgevoerd omdat de inkttank mogelijk niet correct is geïnstalleerd of mogelijk niet compatibel is met dit apparaat. Installeer de juiste inkttank. Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op de knop Stoppen (Stop) op het apparaat.
1688 Oorzaak De inkt is op. (Het lampje op de inkttank knippert.) Actie Vervang de inkttank en sluit de inktklep. Wanneer u in deze situatie afdrukt, kan het apparaat beschadigd raken. Als u wilt doorgaan met afdrukken terwijl de inkt op is, moet u de functie voor het vaststellen van het resterende inktniveau uitschakelen. Houd de knop Stoppen (Stop) op het apparaat minstens 5 seconden ingedrukt.
1700 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop OK op het apparaat om het afdrukken te vervolgen. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1701 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop OK op het apparaat om het afdrukken te vervolgen. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1710 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop OK op het apparaat om het afdrukken te vervolgen. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
1711 Oorzaak Absorptiekussen inkt bijna vol. Actie Druk op de knop OK op het apparaat om het afdrukken te vervolgen. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
2001 Oorzaak Er is een apparaat aangesloten dat niet compatibel is met het apparaat. Actie Controleer het apparaat dat is aangesloten op de poort voor USB-flashstation. Direct foto's afdrukken is mogelijk met de optionele Bluetooth-eenheid BU-30 of een USB-flashstation.
2002 Oorzaak Een niet-ondersteunde USB-hub is aangesloten. Actie Als een USB-flashstation is aangesloten via een USB-hub, verwijdert u de hub. Sluit een USB-flashstation rechtstreeks aan op het apparaat.
2500 Oorzaak De oorzaak van het volgende is mogelijk het mislukte automatische uitlijnen van de printkop. • De spuitopeningen van de printkop zijn verstopt. • Papier van een ander formaat dan A4 of Letter is in de cassette (onderste) geplaatst. • De papieruitvoersleuf is blootgesteld aan een sterke lichtbron. Actie Druk op de knop OK op het apparaat om de fout te wissen en voer de volgende stappen uit. • Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om de status van de printkop te controleren.
2700 Oorzaak Mogelijke oorzaken zijn: • Er zijn enkele fouten opgetreden tijdens het kopiëren en er is een bepaalde tijd verstreken. • Er is een document achtergebleven in de ADF. • Er zijn fouten opgetreden tijdens het scannen en het document is achtergebleven in de ADF. Actie Neem de juiste actie zoals hieronder wordt beschreven. • Wanneer u kopieert, drukt u op de knop OK om de fout te annuleren en probeert u opnieuw te kopiëren.
2800 Oorzaak De klep van de documentinvoer is geopend. Actie Sluit de klep van de documentinvoer en druk op de knop OK.
2802 Oorzaak De ADF bevat geen document. Actie Druk op de knop OK om het probleem te verhelpen en voer de bewerking opnieuw uit nadat u het document hebt geladen.
2803 Oorzaak Het document is te lang of is vastgelopen in de ADF. Actie Druk op de knop OK om de fout te wissen. Zorg daarna dat het document dat u plaatst, voldoet aan de vereisten van het apparaat voordat u de bewerking opnieuw uitvoert. Als het document is vastgelopen, verwijdert u het document aan de hand van de volgende procedure. • Als het origineel is vastgelopen in de ADF: Verwijder het document aan de hand van de volgende procedure. 1.
Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd, sluit u de documentklep. Opmerking Zie In andere gevallen: wanneer u controleert of er nog een stuk papier in de ADF is achtergebleven. 5. Sluit de klep van de documentinvoer en zet het apparaat aan. Wanneer u het document opnieuw scant nadat u de fout hebt verholpen, scant u dit vanaf de eerste pagina.
5. Sluit eerst de transportklep, sluit vervolgens de klep van de documentlade en zet het apparaat aan. Wanneer u het document opnieuw scant nadat u de fout hebt verholpen, scant u dit vanaf de eerste pagina. Neem contact op met het ondersteuningscentrum als u het document niet kunt verwijderen, het document in het apparaat scheurt of het foutbericht niet verdwijnt nadat u het vastgelopen document hebt verwijderd.
2804 Oorzaak het formaat van het document is niet geschikt voor dubbelzijdig afdrukken. Actie Druk op de knop OK om de fout te wissen. Geschikt documentformaat voor automatisch dubbelzijdig afdrukken: A4, Letter Zorg dat het document dat u plaatst, voldoet aan de vereisten van het apparaat voordat u de bewerking opnieuw uitvoert.
4100 Oorzaak De opgegeven gegevens kunnen niet worden afgedrukt. Actie Wanneer u de inhoud op CREATIVE PARK PREMIUM afdrukt, bevestigt u het bericht op het computerscherm, controleert u of voor alle kleuren originele Canon-inkttanks correct zijn geïnstalleerd en start u het afdrukken opnieuw.
4101 Oorzaak Het apparaat ondersteunt geen afdrukken op het opgegeven papierformaat. Actie Druk op de knop Stoppen (Stop), geef het juiste papierformaat op en druk nogmaals af. Als u op het papier van niet-standaardformaat afdrukt, kunt u binnen de volgende marges een aangepast formaat opgeven.
5011 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
5012 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
5100 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Annuleer het afdrukken en schakel het apparaat uit. Verwijder het vastgelopen papier of beschermend materiaal waardoor de beweging van de printkophouder wordt belemmerd, en schakel het apparaat weer in. Belangrijk Raak de interne onderdelen van het apparaat niet aan. Als u deze toch aanraakt, drukt het apparaat mogelijk niet goed meer af. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
5101 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Verwijder het beschermend materiaal waardoor de beweging van de printkophouder wordt belemmerd, en schakel het apparaat uit en weer in. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.
5200 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
5400 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
5B00 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
5B01 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
5B10 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
5B11 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Neem contact op met het ondersteuningscentrum.
5C00 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
5C20 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6000 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6001 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Open de papieruitvoerlade als deze gesloten is. Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Sluit de papieruitvoerlade niet terwijl het apparaat in bedrijf is omdat in dat geval een fout optreedt.
6002 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Open de papieruitvoerlade als deze gesloten is. Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Sluit de papieruitvoerlade niet terwijl het apparaat in bedrijf is omdat in dat geval een fout optreedt.
6500 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6502 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6800 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6801 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6900 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6901 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6902 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6910 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6911 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6920 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6921 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6930 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6931 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6932 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6933 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6936 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6937 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6938 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6939 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
693A Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6940 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6941 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6942 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6943 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6944 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6945 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6946 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6A81 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6B10 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
6B20 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
9000 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
9500 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
B200 Oorzaak Er is een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Neem contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.
C000 Oorzaak Er is een printerfout opgetreden. Actie Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact. Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan. Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum. Belangrijk Als u het netsnoer loskoppelt, worden alle faxen verwijderd die in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen.