MX920 series Online handleiding Lees dit eerst Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat Overzicht van het apparaat Nederlands (Dutch)
Lees dit eerst Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding Gebruiksomgeving Afdrukinstructies Opmerkingen over het gebruik van de onlinehandleiding • Het is verboden tekst, foto's of afbeeldingen die zijn gepubliceerd in de Online handleiding (hierna ´deze handleiding´ genaamd), deels of geheel te reproduceren, af te leiden of te kopiëren. • In principe kan Canon de inhoud van deze handleiding wijzigen of verwijderen zonder voorafgaande kennisgeving aan de klanten.
Symbolen in dit document Waarschuwing Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen leiden. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat. Let op Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat te voorkomen.
Handelsmerken en licenties • Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation. • Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. • Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Zoektips U kunt in het zoekvenster trefwoorden invoeren om te zoeken naar doelpagina's. Belangrijk Als u een zoekopdracht uitvoert via de modelnaam van het product, voert u alleen de eerste twee cijfers van het nummer in de modelnaam in. Voorbeeld: u zoekt naar MX45n (waarbij 'n' een nummer is) Voer 'MX45' in Wanneer u de PRO series gebruikt, vult u de volledige modelnaam in.
U kunt doelpagina's makkelijk vinden door de naam van de toepassing in te voeren, plus een trefwoord voor de functie waarover u informatie zoekt. Voorbeeld: als u wilt weten hoe u collages kunt afdrukken met My Image Garden Voer in het zoekvenster "My Image Garden collage" in en voer een zoekopdracht uit • Zoeken naar referentiepagina's U kunt zoeken naar in deze handleiding omschreven referentiepagina's door de modelnaam van het product en een paginatitel in te voeren.
Venster dat gebruikt wordt in toelichting van de bewerking In deze handleiding worden de meeste bewerkingen beschreven aan de hand van vensters die worden weergegeven wanneer Windows 7 operating system Home Premium (hierna Windows 7 genoemd) wordt gebruikt.
Overzicht van het apparaat Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Een afdrukbare disc plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Een inkttank vervangen Een inkttank vervangen De inktstatus controleren Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen De apparaatinstel
Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen
De apparaatinstellingen wijzigen Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen Afdrukopties wijzigen Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren De stroomvoorziening van het apparaat beheren Het geluidsvolume van het apparaat verlagen De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm Faxinstellingen Afdrukinstell. LAN-instellingen Gebruikersinstellingen apparaat Afdrukinstellingen mob.
Informatie over de netwerkverbinding Handige informatie over de netwerkverbinding
Nuttige functies die beschikbaar zijn op het apparaat De volgende nuttige functies zijn beschikbaar op het apparaat. Ervaar een nog aangenamere fotografiebeleving door de verschillende functies te gebruiken.
• Automatisch foto's plaatsen U kunt eenvoudig schitterende items maken, omdat de geselecteerde foto's automatisch op thema worden geplaatst. • Diverse andere functies My Image Garden biedt een groot aantal andere nuttige functies. Zie 'De mogelijkheden van My Image Garden' voor meer informatie. Allerlei inhoudmateriaal downloaden • CREATIVE PARK Dit is een 'afdrukmateriaalsite' waar u gratis al het afdrukmateriaal kunt downloaden.
Gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet Als u Evernote of Dropbox gebruikt op uw computer, kunt u gescande afbeeldingen eenvoudig uploaden naar internet. U kunt geüploade afbeeldingen gebruiken van andere computers, smartphones enzovoort. Zie 'Integratiefunctie voor online opslag' voor meer informatie.
Afdrukken in verschillende omgevingen met Google Cloud Print Het apparaat is compatibel met Google Cloud Print (Google Cloud Print is een service die wordt aangeboden door Google Inc.). Met Google Cloud Print kunt u vanaf elke locatie afdrukken met toepassingen of services die Google Cloud Print ondersteunen. Raadpleeg 'Afdrukken met Google Cloud Print' voor meer informatie.
Integratiefunctie voor online opslag Het apparaat kan worden geïntegreerd met online opslagservices zoals Evernote. Integratie met het online notitieprogramma 'Evernote' Als een Evernote-clienttoepassing op uw computer is geïnstalleerd, kunt u gescande afbeeldingen importeren in de toepassing en uploaden naar de server van Evernote. Vanaf bijvoorbeeld andere computers of smartphones kan door de geüploade afbeeldingen worden gebladerd. Als u Evernote wilt gebruiken, moet u een account aanmaken.
Afdrukken vanaf een AirPrint-compatibel apparaat In dit document wordt uitgelegd hoe u met AirPrint draadloos afdrukt vanaf uw iPad, iPhone en iPod touch op een Canon-printer. Met AirPrint kunt u direct vanaf uw Apple-apparaat foto's, e-mails, internetpagina's en documenten met uw printer afdrukken, zonder een besturingsbestand te hoeven installeren. Controleer uw omgeving Controleer eerst uw omgeving.
3. Raak in het optiemenu Afdrukken (Print) aan. 4. Selecteer in de Printeropties (Printer Options) het model dat u gebruikt. Belangrijk Niet alle programma's ondersteunen AirPrint. Hierdoor wordt Printeropties (Printer Options) mogelijk niet weergegeven. Kunt u vanuit een bepaald programma de printeropties niet gebruiken, dan kunt u vanuit dat programma niet afdrukken. Opmerking De printeropties kunnen verschillen, afhankelijk van de software en printer die u gebruikt.
Bereik: het paginabereik kan alleen worden gebruikt bij bepaalde software en bestandsindelingen (zoals PDF-bestanden). 5. Klik voor 1 kopie (1 Copy) op + of - om het aantal vereiste kopieën in te stellen. 6. Klik voor Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) op Aan (On) om dubbelzijdig afdrukken in te schakelen of op Uit (Off) om de functie uit te schakelen. 7.
• Vanaf de printer: gebruik het bedieningspaneel van de printer om de afdruktaak te annuleren. • Vanaf een Apple-apparaat: druk twee keer op de Home-knop op het Apple-apparaat. Raak het pictogram Afdrukken (Print) aan en geef de lijst met afdruktaken weer. Raak de te annuleren afdruktaak aan en raak vervolgens Afdrukken annuleren (Cancel Print) aan. AirPrint Problemen oplossen Wordt het document niet afgedrukt, controleer dan het volgende: 1. Controleer of de printer is ingeschakeld.
Afdrukken vanuit e-mail gebruiken Met Afdrukken vanuit e-mail kunt u gemakkelijk bijgevoegde bestanden afdrukken. U voegt simpelweg een afbeelding of een document toe vanaf uw computer of smartphone. Vervolgens verstuurt u de e-mail met het bijgevoegde bestand. U kunt gemakkelijk afdrukken wanneer u buiten bent, bijvoorbeeld wanneer u op reis bent. Ook uw vrienden of familieleden kunnen afdrukken door zich van tevoren te registreren.
3. Controleren of een e-mail is verzonden naar het opgegeven e-mailadres 4. Naar de URL in de e-mail gaan en de printerregistratie voltooien Opmerking Het e-mailadres dat op het scherm wordt weergegeven nadat u de registratie hebt voltooid, is het emailadres dat wordt gebruikt voor de functie Afdrukken vanuit e-mail. Klik hier voor meer informatie over de registratieprocedure Afdrukken vanaf uw computer of smartphone 1.
1. De printereigenaar gebruikt zijn/haar pc of smartphone om naar de aanmeldingsURL van de service (https://pr.mp.c-ij.com/po) te gaan en meldt zich aan 2. Selecteer de naam van de printer waaraan u het lid wilt toevoegen. Klik op Lidinstellingen → Toevoegen om het e-mailadres van het lid op te geven en klik daarna op Registreren De URL van de pagina voor lidregistratie wordt verzonden naar het e-mailadres van het zojuist geregistreerde lid. 3.
Als u zich niet kunt registreren bij de service of de service niet kunt verwijderen Als u zich niet kunt registreren bij de service • Als op het bedieningspaneel van de printer het bericht 'Registratie bij 'Afdrukken vanuit e-mail' mislukt.' wordt weergegeven, is de registratie voor Afdrukken vanuit e-mail mogelijk niet op tijd voltooid. Selecteer OK om de fout te wissen en begin opnieuw bij het begin. • Controleer of de firmwareversie van de printer up-to-date is.
Voorbereidingen voor het gebruik van Afdrukken vanuit e-mail Als u deze service wilt gebruiken om een foto of document af te drukken, moet u de onderstaande procedure volgen en de printer registreren. De URL van de pagina voor printerregistratie en de pincode afdrukken Druk eerst de URL van de pagina voor printerregistratie en de pincode af. Controleer of de printer voldoende inkt bevat en druk daarna af met het bedieningspaneel van de printer. 1.
Wanneer het afdrukken of serviceonderhoud wordt gestart, wordt de melding hierover automatisch verzonden naar het geregistreerde e-mailadres. 4. Geef in het venster Registratie printereigenaar de onderstaande gegevens op en klik op Volgende Gebruikersnaam Geef een naam op. De opgegeven naam wordt weergegeven tijdens de aanmelding. Belangrijk U kunt maximaal 30 tekens invoeren. Taal Selecteer de taal die u gebruikt.
2. Geef het geregistreerde e-mailadres van de printereigenaar en het tijdelijke wachtwoord op en klik op Aanmelden 3. Stel het gewenste wachtwoord in en klik op Registreren Nadat u het wachtwoord hebt ingesteld, worden het e-mailadres van de printer en de URL van de service weergegeven en is de printerregistratie voltooid. Belangrijk Wanneer u het wachtwoord opgeeft, gelden de volgende beperkingen. Het wachtwoord moet uit 8 of meer tekens bestaan.
Lijst met tijdzones (UTC-12:00) Internationale datumgrens west (UTC-11:00) Midway-eilanden (UTC-10:00) Hawaï (UTC-09:00) Alaska (UTC-08:00) Tijuana, Baja California, Pacific Time (V.S. en Canada) (UTC-07:00) Arizona, Chihuahua, La Paz, Mazatlán, Mountain Time (V.S. en Canada) (UTC-06:00) Guadalajara, Mexico-stad, Monterrey, Saskatchewan, Midden-Amerika, Central Time (V.S. en Canada) (UTC-05:00) Indiana (oostelijk), Bogota, Lima, Quito, Eastern Time (V.S.
Overzicht van het apparaat Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Een afdrukbare disc plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Een inkttank vervangen Een inkttank vervangen De inktstatus controleren Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen De apparaatinstel
Hoofdonderdelen en basishandelingen Hoofdonderdelen Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat LCD en bedieningspaneel Cijfers, letters en symbolen invoeren
Hoofdonderdelen Vooraanzicht Achteraanzicht Binnenaanzicht Bedieningspaneel
Vooraanzicht (1) bedieningspaneel Gebruik het bedieningspaneel om de apparaatinstellingen te wijzigen of het apparaat te bedienen. Bedieningspaneel (2) ADF (automatische documentinvoer) Plaats een document dat u wilt kopiëren, scannen of faxen. Documenten die in de documentlade worden geplaatst, worden automatisch vel voor vel gescand. Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen (3) klep van documentinvoer Open deze klep om vastgelopen documenten te verwijderen.
(11) papieruitvoersteun Trek deze steun uit ter ondersteuning van het uitgeworpen papier. (12) Wi-Fi-lampje Dit lampje brandt of knippert blauw om de status van het draadloze LAN aan te geven. Lampjes: Draadloos LAN actief (Wireless LAN active) is geselecteerd. Knippert: Bezig met afdrukken of scannen via een draadloos LAN. Dit lampje knippert ook wanneer tijdens het instellen wordt gezocht naar een toegangspunt voor een draadloos LAN en wanneer verbinding wordt gemaakt met het toegangspunt.
(15) cassette (onderste) Plaats normaal papier en fotopapier van A4-, B5-, A5- of Letter-formaat en enveloppen in de cassette en plaats deze in het apparaat. Er kunnen twee of meer vellen papier van hetzelfde formaat en mediumtype tegelijk worden geplaatst. Het papier wordt automatisch met één vel tegelijk ingevoerd. Papier van groot formaat plaatsen Enveloppen plaatsen (16) glasplaat Plaats hier het origineel dat u wilt kopiëren, scannen of faxen.
Achteraanzicht (1) achterklep Koppel de achterklep los wanneer u vastgelopen papier wilt verwijderen. (2) netsnoeraansluiting Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten. (3) telefoonaansluiting Hier kunt u de telefoonlijn aansluiten. (4) aansluiting voor extern apparaat Hier kunt u een extern apparaat aansluiten, zoals een telefoon of een antwoordapparaat. (5) aansluiting voor bekabeld LAN Sluit hier de LAN-kabel aan om het apparaat met een LAN te verbinden.
Binnenaanzicht (1) inktlampje Deze lampjes branden of knipperen rood om de status van de inkttank aan te geven. De inktstatus controleren met de inktlampjes (2) printkophouder De printkop is vooraf geïnstalleerd. (3) inktklepje Open deze klep als u een inkttank wilt vervangen, een inktlampje wilt controleren of vastgelopen papier uit het apparaat wilt verwijderen. Opmerking Zie Een inkttank vervangen voor informatie over het vervangen van een inkttank.
Bedieningspaneel * Ter illustratie branden alle knoppen en lampjes op het bedieningspaneel in de onderstaande afbeelding. (A) Selectie-/instelknoppen weergeven (B) Numerieke toetsen weergeven Opmerking Bedieningsafhankelijke knoppen worden weergegeven op het bedieningspaneel. Wanneer u het aantal kopieën opgeeft voor het afdrukken of kopiëren van foto's, of opties selecteert in het scherm met afdrukinstellingen, worden de selectie-/instelknoppen weergegeven zoals in (A).
(5) Knop Nummerherhaling/Pauze (Redial/Pause) Hiermee kunt u de nummers weergeven die onlangs zijn gekozen met de numerieke toetsen en het geselecteerde nummer opnieuw kiezen. U kunt deze knop ook gebruiken om een onderbrekingstijd in te stellen tussen of na nummers, bijvoorbeeld als er internationale nummers worden gekozen. (6) Knop Stoppen (Stop) Hiermee annuleert u actieve afdruk-, kopieer- of scantaken of het verzenden/ontvangen van een fax.
(19) De knoppen , , en Hiermee selecteert u een menu- of instellingsitem en hiermee worden ook tekens ingevoerd. Deze knoppen verschijnen op andere posities wanneer selectie-/instelknoppen of wanneer numerieke toetsen worden weergegeven. Wanneer numerieke toetsen worden weergegeven, verschijnen de knoppen en niet. LCD en bedieningspaneel (20) Knop Toon (Tone) Hiermee wordt de telefoon tijdelijk omgeschakeld naar toonkiezen als het apparaat is aangesloten op een lijn voor pulskiezen.
Informatie over de stroomvoorziening van het apparaat Controleer of de printer is ingeschakeld Het apparaat in- en uitschakelen Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer
Controleer of de printer is ingeschakeld Het lampje van de modusknop of de knop MENU brandt blauw wanneer het apparaat is ingeschakeld. Als een lampje van deze knoppen brandt, is het apparaat ingeschakeld, zelfs als het LCD-scherm is uitgeschakeld. Opmerking Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld. Het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als het apparaat ongeveer 5 minuten niet wordt gebruikt.
Het apparaat in- en uitschakelen Het apparaat inschakelen 1. Druk op de knop AAN (ON) om het apparaat in te schakelen. Het lampje van de knop KOPIËREN (COPY) knippert en blijft daarna blauw branden. Controleer of de printer is ingeschakeld Opmerking Het kan enige tijd duren voordat het apparaat met afdrukken begint nadat u het apparaat hebt ingeschakeld. Als het Alarm-lampje oranje brandt of knippert en een foutbericht wordt weergegeven op het LCD-scherm, raadpleegt u Een bericht verschijnt op het scherm.
Kennisgeving over de stekker/het netsnoer Controleer de stekker/het netsnoer eenmaal per maand om er zeker van te zijn dat geen van de onderstaande onregelmatigheden zich voordoet. De stekker/het netsnoer is heet. De stekker/het netsnoer is roestig. De stekker/het netsnoer is verbogen. De stekker/het netsnoer is versleten. De stekker/het netsnoer is gespleten.
Kennisgeving over het loskoppelen van het netsnoer Volg de onderstaande procedure om de stekker uit het stopcontact te trekken. Belangrijk Druk op de knop AAN (ON) en controleer daarna of alle lampjes op het bedieningspaneel uit zijn wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt. Als u het netsnoer loskoppelt voordat alle lampjes op het bedieningspaneel uit zijn, kan de printkop uitdrogen of verstopt raken en kan de afdrukkwaliteit afnemen.
LCD en bedieningspaneel U kunt het apparaat gebruiken om zonder computer te kopiëren, faxen te verzenden/ontvangen, originelen te scannen of foto´s op een USB-flashstation af te drukken. U kunt de verschillende functies van het apparaat ook probleemloos gebruiken via het menuscherm en het instellingenscherm op het LCD-scherm. U kunt de kopieer-, scan- of instelmodus selecteren. U kunt de gewenste modus selecteren door op de modusknop (A) op het bedieningspaneel te drukken.
(I) Druk op de middelste Functie (Function)-knop. Het scherm Instellingen ontvangstmodus (Receive mode settings) wordt weergegeven. (J) Druk op de rechter Functie (Function)-knop om TX-beeldkwal. (TX image qlty) te selecteren. Het scherm Instel. TX-beeldkwaliteit (TX image quality settings) wordt weergegeven.
Cijfers, letters en symbolen invoeren Op het apparaat kunt u tekens invoeren door deze te selecteren in een tekenlijst op het scherm, bijvoorbeeld wanneer u informatie registreert, zoals een toestelnaam, de naam van een ontvanger voor verkort kiezen en dergelijke. De invoermodus wijzigen Het apparaat heeft drie invoermodi: kleine letters, hoofdletters en cijfers.
Als u ingevoerde tekens wilt bewerken, drukt u op de knop of om de invoerkolom (C) te selecteren. Druk op de knop of om de cursor te verplaatsen onder de positie waar u de tekst wilt bewerken. Een spatie invoegen Selecteer Spatie (Space) en druk op de knop OK. Een teken invoegen Selecteer het teken dat u wilt invoegen en druk op de knop OK. Een teken verwijderen Druk op de rechter Functie (Function)-knop om Teken verw. (Del. character) te selecteren.
Papier/originelen plaatsen Papier plaatsen Een afdrukbare disc plaatsen Originelen plaatsen Het USB-flashstation plaatsen
Papier plaatsen Papierbronnen voor het laden van papier Papier van klein formaat plaatsen Papier van groot formaat plaatsen Enveloppen plaatsen Mediumtypen die u kunt gebruiken Mediumtypen die u niet kunt gebruiken Afdrukgebied
Papierbronnen voor het laden van papier Het apparaat heeft twee papierbronnen om papier in te voeren, de cassette (bovenste) en de cassette (onderste). De gebruikte papierbron hangt af van het paginaformaat en het mediumtype. Mediumtypen die u kunt gebruiken Opmerking Selecteer tijdens het afdrukken het juiste paginaformaat en mediumtype.
(B) Fotopapier (A4, 20 x 25 cm (8 x 10 inch) of Letter) (C) Normaal papier (A4, B5, A5, Letter of Legal) (D) Enveloppen Papier plaatsen met de afdrukzijde naar beneden Als papier een afdrukzijde heeft (voor- of achterzijde), zoals fotopapier, plaatst u dit met de wittere (of glanzende) zijde naar beneden.
Papier van klein formaat plaatsen U kunt fotopapier van 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch) plaatsen in de cassette (bovenste). Plaats papier van groot formaat in de cassette (onderste). Papier van groot formaat plaatsen Belangrijk Als u normaal papier voor een proefafdruk uitknipt tot bijvoorbeeld 10 x 15 cm (4 x 6 inch) of 13 x 18 cm (5 x 7 inch), kan het papier vastlopen. Opmerking Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.
(2) Verschuif de papiergeleider (A) aan de voorzijde en (B) aan de rechterzijde om de papiergeleiders te openen. (3) Plaats de papierstapel MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN in het midden van de cassette (bovenste). Opmerking Lijn de papierstapel uit met de rand van de cassette (bovenste), zoals in de onderstaande afbeelding. Als de papierstapel in contact komt met de uitstekende delen (C), wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd.
(6) Plaats de cassette (bovenste) in het apparaat. Druk de cassette (bovenste) helemaal in het apparaat. 3. Open de papieruitvoerlade. (1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig terwijl u beide zijden vasthoudt. Het verlengstuk van de uitvoerlade wordt automatisch geopend wanneer de papieruitvoerlade is geopend.
Na het plaatsen van papier Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen op het bedieningspaneel of van het printerstuurprogramma.
Papier van groot formaat plaatsen U kunt fotopapier of normaal papier van het formaat A4, B5, A5, 20 x 25 cm (8 x 10 inch), Letter of Legal in de cassette (onderste) plaatsen. U kunt ook enveloppen plaatsen in de cassette (onderste). Enveloppen plaatsen Plaats papier van klein formaat in de cassette (bovenste). Papier van klein formaat plaatsen Opmerking Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.
(2) Verschuif de papiergeleider (A) aan de voorzijde en (B) aan de rechterzijde om de papiergeleiders te openen. (3) Plaats de papierstapel MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN in het midden van de cassette (onderste). Opmerking Lijn de papierstapel uit met de rand van de cassette (onderste), zoals in de onderstaande afbeelding. Als de papierstapel in contact komt met het uitstekende deel (C), wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd.
Opmerking Plaats het papier niet hoger dan de markering maximumcapaciteit (D). Zorg dat de papierstapel lager is dan de uitstekende delen (E) van de papiergeleiders. Opmerking Papier groter dan A4 plaatsen Als u papier groter dan A4-formaat in de cassette (onderste) plaatst, drukt u de vergrendeling (F) op de cassette (onderste) omlaag en trekt u de cassette (onderste) uit. De cassette (onderste) steekt uit het apparaat wanneer de cassette correct is geplaatst.
3. Open de papieruitvoerlade. (1) Open de papieruitvoerlade voorzichtig terwijl u beide zijden vasthoudt. Het verlengstuk van de uitvoerlade wordt automatisch geopend wanneer de papieruitvoerlade is geopend. (2) Trek de papieruitvoersteun uit. Opmerking Na het plaatsen van papier Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in het venster met afdrukinstellingen op het bedieningspaneel of van het printerstuurprogramma.
Enveloppen plaatsen U kunt DL-enveloppen (Europa) en #10-enveloppen (VS) plaatsen. Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma. Belangrijk Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel of vanuit een digitale camera wordt niet ondersteund. De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken. Deze kunnen in het apparaat vast blijven zitten of ertoe leiden dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.
(2) Verschuif de papiergeleider (A) aan de voorzijde en (B) aan de rechterzijde om de papiergeleiders te openen. (3) Plaats de enveloppen MET DE AFDRUKZIJDE NAAR BENEDEN in het midden van de cassette (onderste). De gevouwen klep van de envelop is omhoog gericht en bevindt zich aan de linkerzijde. (C) Achterzijde (D) Adreszijde Er kunnen maximaal 10 enveloppen tegelijk worden geplaatst. Opmerking Lijn de stapel enveloppen uit met de rand van de cassette (onderste), zoals in de onderstaande afbeelding.
(4) Lijn de papiergeleider (A) aan de voorzijde uit met de enveloppen. (5) Verschuif de papiergeleider (B) aan de rechterzijde om de linker en rechter papiergeleiders uit te lijnen met beide zijden van de enveloppen. Schuif de papiergeleiders niet te hard tegen de enveloppen. De enveloppen worden dan misschien niet goed ingevoerd. Opmerking Plaats de enveloppen niet hoger dan de markering maximumcapaciteit (F). Zorg dat de stapel enveloppen lager is dan de uitstekende delen (G) van de papiergeleiders.
Opmerking Nadat u enveloppen hebt geplaatst Selecteer het formaat en type van de geplaatste enveloppen in het venster met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma.
Mediumtypen die u kunt gebruiken Kies voor het beste afdrukresultaat papier dat geschikt is om op af te drukken. Canon levert diverse papiersoorten waarmee u het plezier van afdrukken kunt vergroten, zoals stickers, en papiersoorten voor foto's of documenten. Het verdient aanbeveling belangrijke foto's af te drukken op origineel Canon-papier.
Afdrukken vanaf een digitale camera Paginaformaten U kunt de volgende paginaformaten gebruiken. Opmerking U kunt de volgende paginaformaten plaatsen. - cassette (bovenste): 10 x 15 cm (4 x 6 inch) en 13 x 18 cm (5 x 7 inch) - cassette (onderste): A4, B5, A5, Letter, Legal, 20 x 25 cm (8 x 10 inch), Europees DL en US Comm. Env. #10 Afdrukken van enveloppen vanuit het bedieningspaneel of vanuit een digitale camera wordt niet ondersteund.
Maximaal aantal vellen Verkrijgbare papiersoorten Mediumnaam Cassette (bovenste) Cassette (onderste) Papieruitvoerlade Normaal papier (inclusief gerecycled papier)*1 Nvt*2 Ongeveer 250 vel Ongeveer 50 vel Enveloppen Nvt*2 10 enveloppen *3 Origineel Canon-papier Opmerking Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen (behalve voor High Resolution Paper ).
*2 Als u papier invoert via de cassette (bovenste), kunt u het apparaat beschadigen. Plaats papier altijd in de cassette (onderste). *3 Wij adviseren u de vorige afgedrukte envelop uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen. *4 Wanneer u papier in stapels plaatst, kan de afdrukzijde bij het invoeren worden gemarkeerd of wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Plaats in dat geval maar een vel tegelijk.
Instellingen voor mediatype op het bedieningspaneel Verkrijgbare papiersoorten Mediumnaam Normaal papier (inclusief gerecycled papier) Instellingen voor Type Normaal papier (Plain paper) Origineel Canon-papier Papier voor het afdrukken van foto's: Mediumnaam Instellingen voor Type Professioneel Foto Platinum Pro Platinum Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' Foto Glans (Glossy) Foto Glans Papier Foto Glans (Glossy) Glossy Foto Papier Extra II
Mediumtypen die u niet kunt gebruiken De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten levert niet alleen een onbevredigend resultaat op, maar kan er ook toe leiden dat het apparaat vastloopt of slecht functioneert.
Afdrukgebied Afdrukgebied Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Letter, Legal Enveloppen Afdrukbare discs
Afdrukgebied Voor de beste afdrukkwaliteit wordt door het apparaat een marge aan iedere zijde van het papier vrijgelaten. Het eigenlijke afdrukgebied is het gebied binnen deze marges. Aanbevolen afdrukgebied : Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken. Afdrukgebied : in dit gebied is afdrukken mogelijk. Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen.
Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) A5 141,2 x 202,0 mm (5,56 x 7,95 inch) A4 203,2 x 289,0 mm (8,00 x 11,38 inch) B5 175,2 x 249,0 mm (6,90 x 9,80 inch) 10 x 15 cm (4 x 6 inch) 94,8 x 144,4 mm (3,73 x 5,69 inch) 13 x 18 cm (5 x 7 inch) 120,2 x 169,8 mm (4,73 x 6,69 inch) 20 x 25 cm (8 x 10 inch) 196,4 x 246,0 mm (7,73 x 9,69 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 40,4 mm (1,59 inch) (B) 37,4 mm (1,47 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 5,
Letter, Legal Formaat Afdrukgebied (breedte x hoogte) Letter 203,2 x 271,4 mm (8,00 x 10,69 inch) Legal 203,2 x 347,6 mm (8,00 x 13,69 inch) Aanbevolen afdrukgebied (A) 40,4 mm (1,59 inch) (B) 37,4 mm (1,47 inch) Afdrukgebied (C) 3,0 mm (0,12 inch) (D) 5,0 mm (0,20 inch) (E) 6,4 mm (0,25 inch) (F) 6,3 mm (0,25 inch)
Enveloppen Formaat Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte) Europees DL 98,8 x 179,6 mm (3,88 x 7,07 inch) US Comm. Env.
Afdrukbare discs Het afdrukgebied van de afdrukbare disc bevindt zich tussen 17 mm (0,67 inch) vanaf de binnendiameter en 1 mm (0,04 inch) vanaf de buitendiameter van het afdrukoppervlak.
Een afdrukbare disc plaatsen Waarschuwingen wanneer u afdrukt op een afdrukbare disc Voordat u een afdrukbare disc plaatst Een afdrukbare disc plaatsen Een afdrukbare disc verwijderen De disclade verwijderen/bevestigen
Waarschuwingen wanneer u afdrukt op een afdrukbare disc Gebruik alleen de disclade die bij dit apparaat is geleverd. Op de bovenzijde staat een 'J'. Druk niet af op afdrukbare discs die niet geschikt zijn voor inkjetprinters. De inkt droogt niet en de inkt kan problemen veroorzaken bij de disc zelf of bij apparaten waarin de disc wordt geplaatst. Druk niet af op het opnameoppervlak van afdrukbare discs. Als u dat wel doet, worden de gegevens onleesbaar die op de discs zijn opgenomen.
Voordat u een afdrukbare disc plaatst Voor het bedrukken van afdrukbare discs hebt u het volgende nodig: disclade (meegeleverd bij het apparaat) * Gebruik de disclade met een 'J' op het oppervlak. De disclade kan worden bevestigd in de achterzijde van de cassette (bovenste). De disclade verwijderen/bevestigen Afdrukbare disc van 12 cm (4,72 inch) Gebruik een afdrukbare disc met een labeloppervlak dat met een inkjetprinter kan worden bedrukt.
Een afdrukbare disc plaatsen Als u wilt afdrukken op een afdrukbare disc, plaatst u deze in de disclade die bij het apparaat is meegeleverd en plaatst u de disclade in het apparaat. Deze procedure geldt ook voor afdrukken vanaf een computer. Belangrijk Plaats de disclade niet voordat het bericht wordt weergegeven dat u de afdrukbare disc moet laden. Als u dit niet doet, kan het apparaat beschadigd raken. 1. Verwijder de disclade uit de cassette (bovenste). De disclade verwijderen/bevestigen 2.
5. Bevestig de disclade op het apparaat. Opmerking De disclade kan worden uitgeworpen nadat een bepaalde periode is verstreken. Als dit gebeurt, volgt u de aanwijzingen op het scherm om de disclade te plaatsen. (1) Plaats de disclade in de binnenklep. (2) Houd de disclade recht terwijl u deze in de printer duwt totdat de pijl ( binnenklep bijna samenvalt met de pijl ( ) op de disclade. Belangrijk Duw de disclade niet verder dan de pijl ( ) op de binnenklep.
Een afdrukbare disc verwijderen 1. Trek de disclade naar buiten. 2. Sluit de binnenklep. Belangrijk Als de binnenklep open is, kunt u niet afdrukken omdat het papier dan niet juist wordt ingevoerd. Controleer of de binnenklep is gesloten. 3. Verwijder de afdrukbare disc uit de disclade. Belangrijk Raak het afdrukoppervlak van de disc niet aan wanneer u deze uit de disclade verwijdert. Opmerking Laat het bedrukte oppervlak lang genoeg drogen voordat u de disc verwijdert.
afdrukresten ziet, laat u het afdrukoppervlak drogen en veegt u vervolgens de afdrukresten weg. 4. Sluit de papieruitvoerlade. 5. Bevestig de disclade aan de cassette (bovenste).
De disclade verwijderen/bevestigen De disclade verwijderen Schuif de disclade naar de zijkant van de achterzijde van de cassette (bovenste) en til de lade omhoog om deze te verwijderen. Belangrijk Let erop dat u alle oranje tape op de disclade verwijdert. De disclade bevestigen Lijn de gaatjes van de disclade uit met de haakjes op de achterzijde van de cassette (bovenste) en verschuif de disclade om deze te bevestigen.
Originelen plaatsen De locatie voor het plaatsen van originelen Originelen op de glasplaat plaatsen Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen Originelen plaatsen voor elke functie Originelen die u kunt plaatsen
De locatie voor het plaatsen van originelen U kunt originelen op twee locaties in het apparaat plaatsen: de glasplaat en de ADF (automatische documentinvoer). Selecteer de positie waar u het origineel wilt plaatsen op basis van het formaat, type of de methode van gebruik. Originelen die u kunt plaatsen Documenten, foto's of boeken op de glasplaat plaatsen Twee of meer documentvellen met hetzelfde formaat en dezelfde dikte in de ADF plaatsen U kunt ook een afzonderlijk documentvel in de ADF plaatsen.
Originelen op de glasplaat plaatsen U kunt originelen die u wilt kopiëren, faxen of scannen op de glasplaat plaatsen. 1. Plaats een origineel op de glasplaat. (1) Open de documentklep. Belangrijk Raak bij het openen of sluiten van de documentklep de knoppen en het LCD-scherm op het bedieningspaneel niet aan. Dat kan leiden tot een onverwachte werking. (2) Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE NAAR BENEDEN op de glasplaat.
Belangrijk Houd de documentklep goed vast wanneer u deze sluit. De documentklep is zwaar. Let erop dat u de documentklep sluit nadat u het origineel op de glasplaat hebt geplaatst, voordat u begint met kopiëren, faxen of scannen.
Documenten in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen U kunt een document dat u wilt kopiëren, faxen of scannen in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen. Opmerking Als u een document met optimale kwaliteit wilt scannen, plaatst u het op de glasplaat. 1. Controleer of alle originelen van de glasplaat zijn verwijderd. 2. Plaats een document in de ADF. (1) Open de documentlade. (2) Duw het document in de documentlade totdat u een piepgeluid hoort.
Opmerking Wanneer u dubbelzijdige originelen scant, kunt u de uitvoerinstellingen opgeven bij Dubbelzijdige uitvoer instellen (Two-sided paper output setting) of Gebruikersinstellingen apparaat (Device user settings). U kunt selecteren of de pagina´s in de juiste volgorde of in omgekeerde volgorde moeten worden uitgevoerd. Met de instelling voor de omgekeerde volgorde verloopt het scannen sneller.
Originelen plaatsen voor elke functie Mogelijk moet u het origineel in een andere positie plaatsen, afhankelijk van de functie die u hebt geselecteerd voor kopiëren, faxen, scannen en dergelijke. Plaats het origineel in de juiste positie op basis van de geselecteerde functie. Als u het origineel niet correct plaatst, wordt het mogelijk niet juist gescand.
Eén afgedrukte foto, briefkaart, visitekaartje of disc scannen met een toepassing op een computer Plaats het origineel MET DE TE SCANNEN ZIJDE OMLAAG en leg het minstens op 10 mm (0,4 inch) afstand van de randen van de glasplaat. Twee of meer originelen plaatsen op de glasplaat Twee of meer afgedrukte foto's scannen met Foto kopiëren (Photo copy) In de scanmodus: - selecteer Automatische scan (Auto scan) voor Doc.
Originelen die u kunt plaatsen U kunt de volgende originelen op de glasplaat of in de ADF (automatische documentinvoer) plaatsen: glasplaat Item Details Typen originelen - Tekstdocumenten, tijdschriften of kranten - Afgedrukte foto, ansichtkaart, visitekaartje of schijf (bd/dvd/cd, enzovoort) - Documenten die niet geschikt zijn voor de ADF Grootte (breedte x hoogte) Maximaal 216 x 297 mm (8,5 x 11,7 inch) Aantal 1 vel of meerdere vellen* Dikte Maximaal 10 mm (0,39 inch) * Er kunnen twee of meer o
Het USB-flashstation plaatsen Het USB-flashstation plaatsen Het USB-flashstation verwijderen
Het USB-flashstation plaatsen Afdrukbare afbeeldingsgegevens Dit apparaat accepteert en afbeeldingen die zijn gemaakt met een digitale camera die voldoet aan het Design rule for Camera File system (compatibel met Exif 2.2/2.21/2.3), TIFF (compatibel met Exif 2.2/2.21/2.3). Andere typen afbeeldingen of films, zoals RAW-afbeeldingen, kunnen niet worden afgedrukt. Het apparaat accepteert afbeeldingen die met het apparaat zijn gescand en opgeslagen terwijl Doc.
Het USB-flashstation verwijderen 1. Controleer of het apparaat geen gegevens leest van of schrijft naar het USBflashstation. Tijdens dergelijke bewerkingen wordt een bericht weergegeven op het LCD-scherm. Belangrijk Verwijder het USB-flashstation niet en zet het apparaat niet uit terwijl een lees- of schrijfbewerking plaatsvindt.
Een inkttank vervangen Een inkttank vervangen De inktstatus controleren
Een inkttank vervangen Wanneer de inkt opraakt of zich fouten voordoen, wordt het bericht op het LCD weergegeven om u op de hoogte te brengen van het probleem. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Een bericht verschijnt op het scherm Opmerking Meer informatie over geschikte inkttanks vindt u in de gedrukte handleiding: Aan de Slag-gids. Zie Onderhoudsprocedure als de afdrukken vaag worden of als er witte strepen verschijnen terwijl er toch voldoende inkt in de inkttanks zit.
3. Open de inktklep. De printkophouder schuift naar de vervangingspositie. Let op Houd de printkophouder niet vast om deze te stoppen of te verplaatsen. Raak de printkophouder niet aan voordat deze helemaal stilstaat. Belangrijk Raak geen metalen delen of andere delen binnen in het apparaat aan. Als de inktklep langer dan 10 minuten heeft opengestaan, wordt de printkophouder naar de rechterzijde verplaatst. In dit geval moet u de inktklep sluiten en weer openen. 4.
Belangrijk Raak behalve de inkttanks geen andere delen aan. Wees voorzichtig met de inkttank om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen. Houd bij het weggooien van lege inkttanks rekening met de plaatselijke regelgeving met betrekking tot afvalverwerking. Opmerking Verwijder niet twee of meer inkttanks tegelijk. Vervang inkttanks één voor één als u twee of meer inkttanks vervangt. Raadpleeg De inktstatus controleren met de inktlampjes voor meer informatie over de knippersnelheid van de inktlampjes.
Belangrijk Druk de zijkanten van de inkttank niet in. Als u de zijkanten van de inkttank indrukt en het Yvormige luchtgat (B) wordt geblokkeerd, kan er inkt spatten. Raak de binnenkant van het oranje beschermkapje (C) of de geopende inktopening (D) niet aan. Als u deze aanraakt, kunt u inktvlekken op uw handen krijgen. Plaats het beschermkapje (C) niet terug nadat u dit hebt verwijderd. Houd bij het weggooien rekening met de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking. 6.
U kunt niet afdrukken als de inkttank onjuist is geplaatst. U moet de inkttank correct plaatsen, zoals is aangegeven op het label van de printkophouder. U kunt pas afdrukken als alle inkttanks zijn geïnstalleerd. Zorg dat alle inkttanks zijn geïnstalleerd. 7. Sluit de inktklep en sluit vervolgens voorzichtig de documentklep. Belangrijk Houd de documentklep goed vast wanneer u deze sluit. De documentklep is zwaar.
De inktstatus controleren De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat De inktstatus controleren met de inktlampjes U kunt de inktstatus ook controleren op het computerscherm.
De inkstatus controleren met het LCD op het aparaat 1. Controleer of het apparaat is ingeschakeld en druk op de knop MENU. 2. Selecteer Instellen (Setup) en druk daarna op de knop OK. LCD en bedieningspaneel Het scherm Instellingenmenu (Setup menu) wordt weergegeven. 3. Selecteer de knop OK. Geschatte inktniveaus (Estimated ink levels) en druk daarna op Er wordt een symbool weergegeven in het onderdeel (A) als er informatie is over het resterende inktniveau. Voorbeeld: De inkttank is bijna leeg.
De inktstatus controleren met de inktlampjes 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en open de papieruitvoerlade voorzichtig terwijl u beide zijden vasthoudt. 2. Open de documentklep en open vervolgens de inktklep. Vervangingsprocedure 3. Controleer het inktlampje. Sluit de inktklep nadat u de status van de inktlampjes hebt gecontroleerd. Vervangingsprocedure Het inktlampje brandt. De inkttank is correct geplaatst. Het inktlampje knippert. Langzaam knipperen (ongeveer om de 3 seconden) ......
De inktstatus controleren vanaf uw computer
Onderhoud Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoud uitvoeren vanaf een computer Het apparaat reinigen
Vage afdrukken of onjuiste kleuren Onderhoudsprocedure Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Controleraster voor de spuitopeningen bekijken De printkop reinigen Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren De printkop uitlijnen De printkop handmatig uitlijnen
Onderhoudsprocedure Als de afdrukresultaten onduidelijk zijn of de kleuren niet correct worden afgedrukt, zijn is de spuitopening van printkop waarschijnlijk verstopt. Voer de onderstaande procedure uit om het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken, de conditie van de spuitopeningen van de printkop te controleren en vervolgens de printkop te reinigen.
Reinig de printkop. Vanaf het apparaat De printkop reinigen Vanaf de computer De printkoppen reinigen vanaf de computer Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd: Stap 3 Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.
Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopening van printkop wordt gespoten. Opmerking Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de inkttank die bijna leeg is. Een inkttank vervangen U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2.
(5) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het controleraster voor de spuitopeningen wordt afgedrukt en er worden twee bevestigingsschermen op het LCD-scherm weergegeven. 5. Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen.
Controleraster voor de spuitopeningen bekijken Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop. 1. Controleer het raster (1) op ontbrekende lijnen en (2) de aanwezigheid van horizontale witte strepen. (A) Geen ontbrekende lijnen/geen horizontale witte strepen (B) Lijnen ontbreken/er zijn horizontale witte strepen aanwezig (C) Aantal vellen dat tot nog toe is afgedrukt 2.
Opmerking Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen of de knop MENU. Voor (B) (lijnen ontbreken of er zijn horizontale witte strepen aanwezig) in raster (1) of raster (2), of zowel in raster (1) als raster (2): (1) De reiniging is vereist. Selecteer Ook B (Also B) en druk op de knop OK. Het bevestigingsscherm met reinigingsinformatie wordt weergegeven. (2) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het apparaat start de reiniging van de printkop.
De printkop reinigen De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen ontbreken of horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de spuitopeningen vrij gemaakt en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom alleen als het echt nodig is. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat 1.
Het bevestigingsscherm voor het afdrukraster wordt weergegeven. (6) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt. 5. Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen. Controleraster voor de spuitopeningen bekijken Opmerking Voor toegang tot andere beschikbare functies drukt u op de modusknoppen of de knop MENU. Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd, voert u de dieptereiniging van de printkop uit.
Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd door de normale reiniging van de printkop, moet u een dieptereiniging van de printkop uitvoeren. Bij een diepte-reiniging van de printkop wordt meer inkt verbruikt dan bij een normale reiniging van de printkop. Het is daarom raadzaam de diepte-reiniging van de printkop alleen uit te voeren als het echt nodig is. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat 1.
Het bevestigingsscherm voor het afdrukraster wordt weergegeven. (6) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt. (7) Wanneer het voltooiingsbericht wordt weergegeven, drukt u op de knop OK. Het scherm Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw weergegeven. 5. Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen. Controleraster voor de spuitopeningen bekijken Als een bepaalde kleur niet goed wordt afgedrukt, vervangt u de inkttank van de desbetreffende kleur.
De printkop uitlijnen Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen. Opmerking Als de inkt bijna op is, wordt het uitlijningsblad niet correct afgedrukt. Vervang de inkttank die bijna leeg is.
(4) Selecteer Printkop automatisch uitlijnen (Auto head alignment) en druk op de knop OK. Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. (5) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het controlevel voor de uitlijning van de printkop wordt afgedrukt en de positie van de printkop wordt automatisch uitgelijnd. Dit duurt ongeveer 4 minuten. Belangrijk Open de inktklep niet terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd.
De printkop handmatig uitlijnen Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u nog steeds niet tevreden bent over de afdrukresultaten nadat de printkoppositie automatisch is aangepast, kunt u de printkoppositie handmatig aanpassen. Opmerking Voor meer informatie over handmatige aanpassing van de printkoppositie raadpleegt u De printkop uitlijnen. Het uitlijningspatroon voor de printkop wordt alleen in zwart en blauw afgedrukt.
Het bevestigingsscherm wordt weergegeven. Opmerking Selecteer Uitlijnwaarde printkop afdrukken (Print the head alignment value) als u de huidige aanpassingswaarden voor de printkoppositie wilt afdrukken en controleren. (5) Selecteer Ja (Yes) en druk op OK. Het uitlijningsraster voor de printkop wordt afgedrukt. Belangrijk Open de inktklep niet terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd.
Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen (2) Herhaal dezelfde procedure totdat u het rasternummer voor de kolommen B tot en met H hebt ingevoerd en druk vervolgens op de knop OK.
Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (E) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (F) Meest zichtbare verticale strepen (2) Herhaal dezelfde procedure totdat u het rasternummer voor de kolommen J tot en met P hebt ingevoerd en druk vervolgens op de knop OK. (3) Bevestig het bericht en druk op de knop OK. Het derde raster wordt afgedrukt.
Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (G) Minst duidelijk zichtbare horizontale strepen (H) Duidelijkst zichtbare horizontale strepen (2) Herhaal dezelfde procedure totdat u het rasternummer voor de kolommen b tot en met h hebt ingevoerd en druk vervolgens op de knop OK. De handmatige aanpassing van de printkoppositie is voltooid.
Onderhoud uitvoeren vanaf een computer De printkoppen reinigen vanaf de computer De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken De binnenkant van het apparaat reinigen
De printkoppen reinigen vanaf de computer Met de functie voor het reinigen van de printkop kunt u verstopte spuitopeningen van de printkop weer vrijmaken. Reinig de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al is er genoeg inkt. De procedure voor het reinigen van de printkop is als volgt: Reiniging (Cleaning) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Klik op Reiniging (Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance).
2. Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) Nadat u het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) hebt geopend, selecteert u de inktgroep die een diepte-reiniging moet ondergaan. Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat deze een diepte-reiniging ondergaan. 3. Voer de diepte-reiniging uit Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute). Klik op OK in het bevestigingsbericht.
De papierinvoerrollen reinigen vanaf de computer U kunt de papierinvoerrollen reinigen. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrollen vastzitten en het papier niet goed wordt ingevoerd. De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt: Reiniging rollen (Roller Cleaning) 1. Bereid het apparaat voor Verwijder alle vellen papier uit de papierbron vanwaar papier niet goed kan worden ingevoerd. 2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 3.
De positie van de printkop uitlijnen vanaf de computer Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt. Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en handmatige uitlijning. Normaal gesproken staat het apparaat ingesteld op automatische uitlijning.
De positie van de printkop handmatig uitlijnen vanaf de computer Bij het uitlijnen van de printkop worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt. Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en handmatige uitlijning. Normaal gesproken staat het apparaat ingesteld op automatische uitlijning.
Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in. Zelfs als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden de nummers automatisch in de bijbehorende vakken geplaatst. Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare verticale strepen (B) Meest zichtbare verticale strepen 11. Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK Het derde raster wordt afgedrukt. Belangrijk Open de inktklep niet terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. 12.
Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd. Opmerking Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn. (A) Minst duidelijk zichtbare horizontale strepen (B) Duidelijkst zichtbare horizontale strepen 13. Klik op OK om de positie van de kop aan te passen.
De computer gebruiken om een controleraster voor de spuitopeningen af te drukken Met de functie voor controle van de spuitopeningen kunt u controleren of de printkop goed functioneert door een controleraster af te drukken. Druk een controleraster af wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt. De procedure voor het afdrukken van een controleraster is als volgt: Controle spuitopening (Nozzle Check) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De binnenkant van het apparaat reinigen Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen op de achterzijde van het papier ontstaan. Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt door de afdrukgegevens. Zie 'Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)' voor meer informatie over het plaatsen van papier in het apparaat.
Het apparaat reinigen De buitenkant van het apparaat reinigen De glasplaat en de documentklep reinigen De ADF (automatische documentinvoer) reinigen De papierinvoerrol reinigen Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat) De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen Het cassettekussentje reinigen
De buitenkant van het apparaat reinigen Gebruik altijd een zachte en droge doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van het oppervlak. Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt. Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
De glasplaat en de documentklep reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
De ADF (automatische documentinvoer) reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
4. Sluit daarna de klep van de documentinvoer door erop te drukken totdat deze vastklikt. 5. Sluit de documentlade.
De papierinvoerrol reinigen Als de papierinvoerrol vuil is of als er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Reinig in dat geval de papierinvoerrol. Als u de papierinvoerrol reinigt, slijt deze. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is. U moet het volgende voorbereiden Voor de cassette (bovenste): een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat (knippen voor gebruik) Voor de cassette (onderste): drie vellen normaal papier van A4- of Letterformaat 1.
(1) Controleer of de papierinvoerrol is gestopt met draaien en volg de aanwijzingen in het bericht om normaal papier als volgt te plaatsen in de papierbron die u hebt geselecteerd bij (6) in stap 2. Papier in de cassette (bovenste) plaatsen: Knip een vel normaal papier van A4- of Letter-formaat in vier stukken. Plaats ze in de cassette (bovenste) met de boven- en onderrand (A) gericht naar de achterzijde van de cassette (bovenste).
Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat) Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van het apparaat. Als het binnenste van het apparaat vuil wordt, kan bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat regelmatig te reinigen. U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat* * Zorg ervoor dat u een nieuw vel papier gebruikt. 1. Controleer of het apparaat aan staat. 2. Reinig de binnenkant van het apparaat.
(9) Plaats alleen dit vel papier in de cassette (onderste) met de rug van de vouwen naar boven gericht, waarbij de rand van de helft van u af is gericht. (10) Open de papieruitvoerlade voorzichtig terwijl u beide zijden vasthoudt. Het verlengstuk van de uitvoerlade wordt automatisch geopend wanneer de papieruitvoerlade is geopend. (11) Trek de papieruitvoersteun uit. Belangrijk Sluit de binnenklep als deze is geopend. (12) Druk op de knop OK.
De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen Belangrijk Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen. - Het apparaat kan niet worden uitgeschakeld terwijl een fax wordt verzonden of ontvangen, of als er niet-verzonden faxen in het apparaatgeheugen zijn opgeslagen. Zorg dat het verzenden of ontvangen van alle faxen is voltooid voordat u de stekker van het apparaat uit het stopcontact haalt.
Het cassettekussentje reinigen Als het kussentje in een cassette besmeurd is geraakt met papierstof of vuil, kunnen twee of meer vellen papier tegelijk worden uitgevoerd. Volg de onderstaande procedure om het kussentje in de cassette te reinigen. U moet het volgende voorbereiden: wattenstaafje 1. Trek de cassette (bovenste) of cassette (onderste) uit het apparaat en verwijder al het papier. 2. Maak het kussentje (A) van links naar rechts schoon met een vochtig wattenstaafje.
De apparaatinstellingen wijzigen Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm
Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen Afdrukopties wijzigen Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren De stroomvoorziening van het apparaat beheren Het geluidsvolume van het apparaat verlagen De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen
Afdrukopties wijzigen U kunt de gedetailleerde instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die worden verzonden vanuit een toepassing. Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat wordt afgesneden. De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt: 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2. Klik op Afdrukopties... (Print Options...
Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen. De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt: Een afdrukprofiel registreren 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Klik in het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) op OK om de afdrukinstellingen op te slaan en terug te keren naar het tabblad Snel instellen (Quick Setup). De naam en het pictogram worden weergegeven in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings). Belangrijk Klik op Opties... (Options...) om het paginaformaat, de afdrukstand en het aantal exemplaren dat u hebt ingesteld op te slaan, en controleer elk item.
De stroomvoorziening van het apparaat beheren Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van het apparaat vanuit het printerstuurprogramma beheren. De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening van het apparaat is als volgt: Printer uit (Power Off) Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u het apparaat uit. Als u deze functie gebruikt, kunt u het apparaat niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma. 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Het geluidsvolume van het apparaat verlagen Met de stille functie kunt u ervoor zorgen dat het apparaat minder geluid maakt. Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt. Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen. De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt: Stille instellingen (Quiet Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat. De procedure voor het configureren van de Aangepaste instellingen (Custom Settings) is als volgt: Aangepaste instellingen (Custom Settings) 1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma 2.
Belangrijk Wijzig deze instelling niet terwijl de afdruktaak wordt weergegeven in de afdrukwachtlijst. Als u dat wel doet, kunnen tekens wegvallen of kan de indeling beschadigd raken. Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time) U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten totdat het afdrukken van de volgende pagina begint. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, is de wachttijd korter.
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm Faxinstellingen Afdrukinstell. LAN-instellingen Gebruikersinstellingen apparaat Afdrukinstellingen mob.
De apparaatinstellingen wijzigen op het LCD-scherm In dit gedeelte wordt de procedure voor het wijzigen van de instellingen in het scherm Apparaatinstellingen (Device settings) beschreven. Daarbij worden de stappen voor het opgeven van de optie Uitbreiding kopiehoeveelheid (Extended copy amount) als voorbeeld genomen. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Druk op de knop MENU. Het menuscherm wordt weergegeven. 3.
Meer informatie over de verschillende instellingsitems: Faxinstellingen Afdrukinstell. LAN-instellingen Gebruikersinstellingen apparaat Afdrukinstellingen mob. telefoon Bluetooth-instellingen PictBridge-afdrukinstellingen Taal kiezen Firmware bijwerken Instelling herstellen Opmerking U kunt bij het instellen van het apparaat rekening houden met het milieu, door bijvoorbeeld standaard dubbelzijdig afdrukken in te stellen.
Faxinstellingen In dit gedeelte worden de instellingen van FAX-instellingen (FAX settings) beschreven. Gebruikersinstellingen FAX (FAX user settings) Geavanc.
Als u AAN (ON) selecteert, kunt u de ID voor ontvangst op afstand instellen. Externe ontvangst • Kleuroverdracht (Color transmission) Hiermee stelt u in of u kleurendocumenten met de ADF wilt omzetten naar zwart-wit als het faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur. Als u Verbreken (Disconnect) kiest, worden er geen kleurendocumenten door het apparaat verzonden als het faxapparaat van de ontvanger geen ondersteuning biedt voor faxen in kleur.
Als u het RX RAPPORT (RX REPORT) afdrukt, selecteert u Alleen fout afdrukken (Print error only) of Afdrukken voor elke RX (Print for each RX). • Afdrukken bij geen inkt (Print when out of ink) Hiermee kunt u instellen of het apparaat ontvangen faxen moeten blijven afdrukken zonder deze op te slaan in het apparaatgeheugen wanneer de inkt op is. Het kan echter zijn dat de fax deels of in zijn geheel niet wordt afgedrukt omdat de inkt op is.
Afdrukinstell. • Papierschuring voorkomen (Prevent paper abrasion) Gebruik deze instelling alleen als er vlekken op het afdrukoppervlak ontstaan. Belangrijk Stel dit item na het afdrukken weer in op UIT (OFF), omdat dit tot een lagere afdruksnelheid of kwaliteit kan leiden. • Uitbreiding kopiehoeveelheid (Extended copy amount) Met deze instelling selecteert u het gedeelte van de afbeelding dat buiten het papier valt als u afdrukt zonder marges.
LAN-instellingen • Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) Hiermee activeert u draadloos LAN of bedraad LAN. U kunt draadloos/bedraad LAN ook uitschakelen. • Instellingen draadloos LAN (Wireless LAN setup) Hiermee selecteert u de instelmethode voor de draadloze LAN-verbinding. Opmerking U kunt dit menu ook weergeven door Instell. draadl.LAN (WLAN setup) te selecteren in het menuscherm. Wanneer dit menu is geselecteerd, begint het apparaat met zoeken naar een WPS-compatibel toegangspunt.
IPsec-instellingen (IPsec settings) Inschakelen (ESP)/Inschakelen (ESP & AH)/Inschakelen (AH)/ Inactief Vooraf gedeelde sleutel (Pre-shared key) XXXXXXXXXXXXXXXX Printernaam (Printer name) XXXXXXXXXXXXXXX Bonjour-servicenaam (Bonjour service name) XXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX ('XX' staat voor alfanumerieke tekens.) • Lijst LAN-instellingen (LAN setting list) De lijst met instellingen voor bekabeld LAN van dit apparaat wordt op het LCD-scherm weergegeven.
Wanneer u items instelt wanneer u WSD gebruikt (een van de netwerkprotocollen die worden ondersteund in Windows 7 en Windows Vista). WSD in/uitschakelen (Enable/disable WSD) Hiermee selecteert u of WSD is in- of uitgeschakeld. Opmerking Wanneer deze is ingeschakeld, wordt het printerpictogram weergegeven in de netwerkverkenner in Windows 7 en Windows Vista.
Wanneer u de netwerkinstellingen initialiseert met IJ Network Tool: Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren
Gebruikersinstellingen apparaat • Instelling datum/tijd (Date/time setting) Hiermee kunt u de huidige datum en tijd instellen. Informatie over de afzender instellen • Indeling datumweergave (Date display format) Hiermee selecteert u de notatie van datums die worden weergegeven op het LCD-scherm en die worden afgedrukt op verzonden faxen en foto's.
Hiermee schakelt u herhaling van de invoer in of uit door de knop , , , , + of - ingedrukt te houden terwijl u het aantal kopieën, de weergegeven foto op het LCD-scherm, het zoompercentage, enzovoort, instelt. • Dubbelzijdige uitvoer instellen (Two-sided paper output setting) Hiermee selecteert u de instelling voor papieruitvoer voor dubbelzijdige documenten. • Uitvoer per pagina (Output by page) Documenten worden in de oorspronkelijke paginavolgorde uitgevoerd uit de ADF.
Afdrukinstellingen mob. telefoon Wanneer u afdrukt vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie, selecteert u hier afdrukinstellingen zoals paginaformaat, mediumtype en dergelijke. Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie: Afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie Opmerking Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de optionele Bluetooth-eenheid is aangesloten. 1. Pg.form.
Bluetooth-instellingen U kunt de naam van het apparaat, het wachtwoord en dergelijke wijzigen in de Bluetooth-instellingen. Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie: Afdrukken vanaf een mobiele telefoon via Bluetooth-communicatie Raadpleeg voor meer informatie over afdrukken vanaf een computer via Bluetooth-communicatie: Over Bluetooth-communicatie Opmerking Dit menu wordt alleen weergegeven wanneer de optionele Bluetooth-eenheid is aangesloten.
PictBridge-afdrukinstellingen U kunt de afdrukinstellingen wijzigen wanneer u afdrukt vanaf een PictBridge-compatibel apparaat. Stel de afdrukinstellingen op het PictBridge-compatibele apparaat in op Standaard (Default) als u wilt afdrukken met de instellingen op het apparaat.
Als Geen corr. (No correction) is geselecteerd, worden foto's zonder correctie afgedrukt. 6. Corr. rode ogen (Red-EyeCorrection) Selecteer AAN (ON) als u rode ogen in portretfoto's wilt corrigeren die worden veroorzaakt door fotograferen met flitser. Afhankelijk van het type foto worden rode ogen mogelijk niet gecorrigeerd of worden andere delen dan de ogen gecorrigeerd.
Taal kiezen Hiermee wijzigt u de taal voor berichten en menu's op het LCD-scherm.
Firmware bijwerken U kunt de firmware van het apparaat bijwerken, de firmwareversie controleren of instellingen selecteren voor een DNS-server en een proxyserver. Opmerking Als LAN uitschakelen (Disable LAN) is geselecteerd voor Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) bij LAN-instellingen (LAN settings), is alleen Huidige versie controleren (Check current version) beschikbaar. • Update installeren (Install update) Voert de firmware-update voor het apparaat uit.
Instelling herstellen Hiermee worden alle standaardinstellingen van het apparaat hersteld. Sommige instellingen worden echter mogelijk niet gewijzigd, afhankelijk van de huidige staat van het apparaat. • Alleen webservice instellen (Web service setup only) Hiermee herstelt u de standaardwaarden van de instellingen voor de webservice. Opmerking U kunt de standaardinstellingen van de webservice weer instellen met Webservice herstellen (Reset Web service setup) bij Webservice instellen (Web service setup).
Informatie over ECO-instellingen U kunt automatisch dubbelzijdig afdrukken als standaardinstelling opgeven. Volg de onderstaande procedure om de instellingen op te geven. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Druk op de knop MENU. Het menuscherm wordt weergegeven. 3. Selecteer ECO-instellingen (ECO settings) en druk op de knop OK. om het instellingsitem te wijzigen, gebruik de knop 4.
Informatie over de Stille instelling Hiermee schakelt u deze functie in als u het geluidsniveau van het apparaat wilt beperken, bijvoorbeeld wanneer u 's nachts afdrukt. Bovendien kunt u de tijdsduur opgeven voor het verminderen van het geluid van het apparaat. Belangrijk Stel de huidige datum en tijd vooraf in. Informatie over de afzender instellen Volg de onderstaande procedure om de instellingen op te geven. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2.
Opmerking U kunt de stille modus instellen vanuit het bedieningspaneel van het apparaat, het printerstuurprogramma of ScanGear (scannerstuurprogramma). Wat u ook gebruikt om de stille modus in te zetten, de modus wordt toegepast als u bewerkingen uitvoert vanuit het bedieningspaneel van het apparaat of als u afdrukt of scant vanaf de computer.
Informatie over de netwerkverbinding Handige informatie over de netwerkverbinding
Handige informatie over de netwerkverbinding In de fabriek ingestelde waarden (netwerk) Het apparaat op de computer aansluiten met een USB-kabel Als printers met dezelfde naam worden gedetecteerd tijdens de installatie Verbinding maken met andere computers in een LAN/De verbindingsmethode wijzigen van USB in LAN Info over netwerkinstellingen afdrukken
In de fabriek ingestelde waarden (netwerk) Item Beginwaarden Draadloos/bedraad wijzigen (Change wireless/wired) LAN uitschakelen (Disable LAN) SSID BJNPSETUP Communicatiemodus (Communication mode) Infrastructuur (Infrastructure) Beveiliging draadloos LAN (Wireless LAN security) Uitschakelen (Disable) IP-adres (IP address) (IPv4) Automatisch instellen (Auto setup) IP-adres (IP address) (IPv6) Automatisch instellen (Auto setup) Printernaam instellen (Set printer name)* XXXXXXXXXXXX TCP/IP-inst
Het apparaat op de computer aansluiten met een USB-kabel Sluit het apparaat en de computer aan met een USB-kabel (zie illustratie hieronder). De USB-poort bevindt zich aan de achterzijde van het apparaat.
Als printers met dezelfde naam worden gedetecteerd tijdens de installatie Wanneer tijdens het instellen de printer wordt gedetecteerd, ziet u mogelijk meerdere printers met dezelfde naam in het venster met detectieresultaten. Selecteer een printer waarbij u het ingestelde MAC-adres voor de printer vergelijkt met het MACadres in het venster met detectieresultaten. Als u het MAC-adres van de printer wilt controleren, drukt u de netwerkinstellingen af met het bedieningspaneel van de printer.
Verbinding maken met andere computers in een LAN/De verbindingsmethode wijzigen van USB in LAN Als u de computer wilt toevoegen die de printer verbindt met het LAN of als u de verbindingsmethode tussen de printer en de computer wilt wijzigen van USB in LAN, voert u de installatie uit met de Installatie-cd-rom.
Info over netwerkinstellingen afdrukken U kunt de netwerkinstellingen van het apparaat, zoals het IP-adres en de SSID, afdrukken. Belangrijk Deze afdruk bevat belangrijke informatie over uw computer. Bewaar deze zorgvuldig. 1. Zorg dat het apparaat is ingeschakeld. Controleer of de printer is ingeschakeld 2. Plaats een normaal papier van A4- of Letter-formaat. Papier plaatsen 3. Druk op de knop MENU. Het menuscherm wordt weergegeven. 4. Selecteer bevestigen.
Verificatie (Authentication) Verificatiemethode geen (none)/auto/open/gedeeld (shared)/WPA-PSK/WPA2-PSK Signaalsterkte (Signal Strength) Signaalsterkte 0 tot 100 [%] TCP/IP-versie (TCP/IP Version) TCP/IP-versie IPv4 en IPv6/IPv4 IPv4 IP-adres (IPv4 IP Address) Geselecteerd IP-adres (IPv4) XXX.XXX.XXX.XXX IPv4 standaardgateway (IPv4 Standaardgateway (IPv4) XXX.XXX.XXX.XXX Default Gateway) Subnetmasker (Subnet Mask) Subnetmasker XXX.XXX.XXX.
Bonjour-servicenaam (Bonjour Service Name) Bonjour-servicenaam Bonjour-servicenaam (maximaal 52 tekens) PictBridge-commun. (PictBridge Commun.) PictBridge-communicatie Inschakelen (Enable)/Uitschakelen (Disable) DNS-server (DNS Server) DNS-server automatisch opvragen Auto/Handmatig (Manual) Primaire server (Primary Server) Adres van primaire server XXX.XXX.XXX.XXX Secundaire server (Secondary Server) Adres van secundaire server XXX.XXX.XXX.
Over netwerkcommunicatie Netwerkinstellingen wijzigen en controleren Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool Andere vensters van IJ Network Tool Bijlage voor netwerkcommunicatie
Netwerkinstellingen wijzigen en controleren IJ Network Tool Instellingen wijzigen op het tabblad Draadloos LAN De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen WPA- of gedetailleerde WPA2-instellingen wijzigen De instellingen wijzigen op het tabblad Bedrade LAN Instellingen wijzigen op het tabblad Wachtwoord beheerder Status draadloos netwerk controleren Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren Aangepaste instellingen weergeven
IJ Network Tool IJ Network Tool is een programma waarmee u de netwerkinstellingen van het apparaat kunt weergeven en wijzigen. Het wordt geïnstalleerd bij het instellen van het apparaat. Belangrijk Als u het apparaat wilt gebruiken via een LAN, moet u de juiste apparatuur gebruiken voor het verbindingstype, zoals een toegangspunt of LAN-kabel. Start IJ Network Tool niet tijdens het afdrukken. Druk niet af terwijl IJ Network Tool actief is.
Instellingen wijzigen op het tabblad Draadloos LAN Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd. Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt.
Opmerking Geef dezelfde SSID op die is ingesteld voor het toegangspunt. De SSID is hoofdlettergevoelig. Coderingsmethode: (Encryption Method:) Hiermee kunt u de coderingsmethode selecteren die wordt gebruikt op het draadloos LAN. U kunt WEP-instellingen wijzigen door WEP gebruiken (Use WEP) te selecteren en te klikken op Configuratie... (Configuration...).
De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd. 1.
3. Indeling sleutel: (Key Format:) Selecteer ASCII of Hex. 4. Sleutel-ID: (Key ID:) Selecteer de sleutel-id (index) die is ingesteld op het toegangspunt. 5. Verificatie: (Authentication:) Selecteer de verificatiemethode om de toegang van de printer tot het toegangspunt te verifiëren. Normaal gesproken selecteert u Automatisch (Auto). Als u de methode handmatig wilt opgeven selecteer u Open systeem (Open System) of Gedeelde sleutel (Shared Key) volgens de instellingen van het toegangspunt. 7. Klik op OK.
WPA- of gedetailleerde WPA2-instellingen wijzigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de printer wilt wijzigen, sluit u de printer tijdelijk met een USB-kabel op de computer aan. Als u de draadloze netwerkinstellingen van de computer aanpast via een draadloze verbinding zonder USB-aansluiting, kan de computer mogelijk niet communiceren met het apparaat nadat de instellingen zijn gewijzigd.
8. Geef het wachtwoord op, controleer het type dynamische codering en klik op Volgende> (Next>). Geef het wachtwoord op dat is ingesteld op het toegangspunt. Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde. Raadpleeg de instructiehandleiding van het toegangspunt of neem contact op met de fabrikant als u het wachtwoord van het toegangspunt niet weet. 9. Klik op Voltooien (Finish).
Opmerking Als u de netwerkinstellingen wijzigt terwijl de USB-kabel tijdelijk is aangesloten, kan de standaardprinter worden gewijzigd. In dit geval selecteert u Als standaardprinter instellen (Set as Default Printer).
De instellingen wijzigen op het tabblad Bedrade LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Activeer de instelling voor bedraad LAN van de printer als u de instellingen op het tabblad Bedrade LAN (Wired LAN) wilt wijzigen. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). 4. Klik op de tab Bedrade LAN (Wired LAN).
Instellingen wijzigen op het tabblad Wachtwoord beheerder 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). 4. Klik op de tab Wachtwoord beheerder (Admin Password). Het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password) wordt weergegeven. Zie Tabblad Wachtwoord beheerder voor meer informatie over het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password). 5. Wijzig of bevestig de instellingen.
Status draadloos netwerk controleren Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u het apparaat via een bedraad LAN gebruikt, kunt u netwerkstatus niet controleren. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Status in het menu Beeld (View). Het venster Status wordt weergegeven en hier kunt u de status van de printer en de verbindingskwaliteit controleren.
6. Controleer de status. Wanneer de meting is voltooid, wordt de status weergegeven. Wanneer wordt weergegeven bij Verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt: (Connection Performance between the Printer and the Access Point:), kan de printer met het toegangspunt communiceren. Raadpleeg anders de weergegeven opmerkingen en het onderstaande om de status van de communicatieverbinding te verbeteren en klik op Opnieuw meten (Remeasurement).
Als er berichten worden weergegeven bij Algemene kwaliteit van de netwerkverbinding: (Overall Network Performance:), verplaatst u het apparaat en het toegangspunt, zoals aangegeven, om de prestaties te verbeteren.
Netwerkinstellingen van het apparaat initialiseren Belangrijk Houd er rekening mee dat door initialisatie alle netwerkinstellingen op het apparaat worden gewist en dat afdrukken, scannen of faxen vanaf een computer via een netwerk wellicht onmogelijk wordt. Voer de installatie uit met de Installatie-cd-rom als u het apparaat via een netwerk wilt gebruiken. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer bij Printers:. 3. Selecteer Onderhoud... (Maintenance...
Aangepaste instellingen weergeven Het venster Bevestiging (Confirmation) wordt weergegeven wanneer u de printerinstellingen in het venster Configuratie (Configuration) hebt gewijzigd. Wanneer u op Ja (Yes) klikt in het venster Bevestiging (Confirmation), wordt het volgende venster weergegeven waarin u de gewijzigde instellingen kunt controleren.
Vensters voor de netwerkverbinding van IJ Network Tool Venster Canon IJ Network Tool Venster Configuratie Tabblad Draadloos LAN Venster Zoeken Venster WEP-details Venster WPA-details Venster WPA2-details Venster Verificatietype bevestigen Venster Instelling PSK-wachtwoordzin en dynamische codering Venster Bevestiging installatiegegevens Tabblad Bedrade LAN Tabblad Wachtwoord beheerder Venster Netwerkgegevens Tabblad Toegangsbeheer Venster Toegankelijk MAC-adres bewerken/Toegankelijk MAC-adres toevoegen Vens
Venster Canon IJ Network Tool In dit gedeelte worden de items en menu's beschreven die worden weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. Items in het venster Canon IJ Network Tool Menu's van Canon IJ Network Tool Items in het venster Canon IJ Network Tool Het volgende item wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Printers: De printernaam, de status, het printermodel en de poortnaam worden weergegeven.
Klik hierop om de instellingen van de geselecteerde printer te configureren. Venster Configuratie Opmerking U kunt een printer niet configureren als deze de status Niet gevonden (Not Found) heeft. Dit item heeft dezelfde functie als Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). Menu's van Canon IJ Network Tool Het volgende menu wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Menu Bestand (File) Afsluiten (Exit) Hiermee sluit u IJ Network Tool af. 2.
Dit item heeft dezelfde functie als Bijwerken (Update) in het venster Canon IJ Network Tool. Netwerkgegevens (Network Information) Hiermee geeft u het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer waarin u de netwerkinstellingen van de printer en de computer kunt controleren. Venster Netwerkgegevens Waarschuwing automatisch weergeven (Display Warning Automatically) Hiermee kunt u de automatische weergave van het instructievenster in- of uitschakelen.
Venster Configuratie U kunt de configuratie van de geselecteerde printer in het venster Canon IJ Network Tool wijzigen. Klik op een tab om het tabblad te selecteren en instellingen te wijzigen. Het volgende venster toont een voorbeeld van de instellingen die u kunt wijzigen op het tabblad Draadloze LAN (Wireless LAN). Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Lees de volgende onderwerpen voor meer informatie over elk tabblad.
Tabblad Draadloos LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u een draadloze LAN-verbinding voor de printer instellen. Om het blad Draadloos LAN (Wireless LAN) weer te geven klikt u op het tabblad Draadloos LAN (Wireless LAN) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Netwerktype: (Network Type:) Infrastructuur (Infrastructure) Hiermee kunt u de printer verbinden met een draadloos LAN met een toegangspunt. 2.
WEP gebruiken (Use WEP) Verzending wordt gecodeerd met een WEP-sleutel die u hebt opgegeven. Als er geen WEP-sleutel is ingesteld, wordt het venster WEP-details (WEP Details) automatisch weergegeven. Als u de eerder ingestelde WEP-instellingen wilt wijzigen, klikt u op Configuratie... (Configuration...) om het venster weer te geven. De gedetailleerde WEP-instellingen wijzigen WPA gebruiken (Use WPA)/WPA2 gebruiken (Use WPA2) Verzending wordt gecodeerd met een WPA- of WPA2-code die u hebt opgegeven.
Venster Zoeken Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De gevonden toegangspunten worden weergegeven. 1. Gevonden toegangspunten: (Detected Access Points:) De signaalsterkte van de toegangspunten, het coderingstype, naam van het toegangspunt en het radiokanaal kunnen worden gecontroleerd.
Het venster WEP-details (WEP Details), WPA-details (WPA Details) of WPA2-details (WPA2 Details) wordt weergegeven als het geselecteerde toegangspunt is gecodeerd. Geef in dit geval op dat dezelfde coderingsinstellingen moeten worden gebruikt als zijn ingesteld op het toegangspunt. Toegangspunten die niet kunnen worden gebruikt door dit apparaat (met inbegrip van toegangspunten die zijn geconfigureerd voor andere coderingstypen), worden lichtgrijs weergegeven en kunnen niet worden geconfigureerd.
Venster WEP-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WEP-instellingen opgeven. Opmerking Als u het wachtwoord (WEP-sleutel) van de printer wijzigt, moet dezelfde wijziging worden aangebracht in het wachtwoord (WEP-sleutel) van het toegangspunt. 1. WEP-sleutel: (WEP Key:) Voer dezelfde sleutel in als is ingesteld voor het toegangspunt.
Venster WPA-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WPAinstellingen opgeven. De waarde die in het venster wordt weergegeven, hangt af van de vooraf verzonden instellingen. 1. Verificatietype: (Authentication Type:) Hiermee wordt het type verificatie weergegeven dat wordt gebruikt voor clientverificatie. Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. 2.
Venster WPA2-details Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u de printer WPA2instellingen opgeven. De waarde die in het venster wordt weergegeven, hangt af van de vooraf verzonden instellingen. 1. Verificatietype: (Authentication Type:) Hiermee wordt het type verificatie weergegeven dat wordt gebruikt voor clientverificatie. Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. 2.
Venster Verificatietype bevestigen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Het type verificatie dat wordt gebruikt voor clientverificatie wordt weergegeven. 1. Venster Verificatietype bevestigen (Authentication Type Confirmation) Het type verificatie dat wordt gebruikt voor clientverificatie wordt weergegeven. PSK Dit apparaat ondersteunt de verificatiemethode PSK. Het verificatietype PSK gebruikt een wachtwoordzin.
Venster Instelling PSK-wachtwoordzin en dynamische codering Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Geef de wachtwoordzin op en selecteer de methode voor dynamische codering. 1. Wachtwoordzin: (Passphrase:) Geef het wachtwoord op dat is ingesteld op het toegangspunt. Het wachtwoord is een reeks van 8 tot 63 alfanumerieke tekens of een 64-cijferige hexadecimale waarde.
Venster Bevestiging installatiegegevens Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier worden de gebruikte instellingen voor clientverificatie weergegeven. Bevestig de instellingen en klik op Voltooien (Finish).
Tabblad Bedrade LAN Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier kunt u een bedrade LAN-verbinding voor de printer instellen. Om het blad Bedrade LAN (Wired LAN) weer te geven klikt u op het tabblad Bedrade LAN (Wired LAN) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Instelling TCP/IP: (TCP/IP Setup:) Hiermee stelt u het IP-adres van de printer in dat moet worden gebruikt in het LAN.
Tabblad Wachtwoord beheerder Stel een wachtwoord voor de printer in als u wilt dat alleen bepaalde personen de installatie en configuratie kunnen uitvoeren. Om het blad Wachtwoord beheerder (Admin Password) weer te geven klikt u op het tabblad Wachtwoord beheerder (Admin Password) in het venster Configuratie (Configuration). 1. Wachtwoord beheerder gebruiken (Use admin password) Stel een wachtwoord in voor de beheerder met rechten om de gedetailleerde opties in te stellen en te wijzigen.
Venster Netwerkgegevens Hier worden de netwerkgegevens weergegeven die zijn ingesteld voor de printers en de computers. Selecteer Netwerkgegevens (Network Information) in het menu Beeld (View) om het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer te geven. 1. OK Hiermee keert u terug naar het venster Canon IJ Network Tool. 2. Alle gegevens kopiëren (Copy All Information) Alle weergegeven netwerkgegevens worden naar het Klembord gekopieerd.
Tabblad Toegangsbeheer Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. U kunt de MAC-adressen of de IP-adressen van computers of netwerkapparaten registreren om toegang toe te staan. Om het blad Toegangsbeheer (Access Control) weer te geven, klikt u op het tabblad Toegangsbeheer (Access Control) in het venster Configuratie (Configuration). 1.
1. Toegangsbeheer printer inschakelen (MAC-adres) (Enable printer access control(MAC address)) Selecteer deze optie om toegangsbeheer tot de printer via het MAC-adres in te schakelen. Opmerking De twee soorten toegangsbeheer (via het MAC-adres of via het IP-adres) kunnen tegelijkertijd worden ingeschakeld.
Bij selectie van IP-adres (IP address) U geeft computers of netwerkapparaten die toegang hebben op via hun IP-adres. Voor computers of netwerkapparaten waarvan het IP-adres in de lijst staat, is toegang toegestaan. 1. Toegangsbeheer printer inschakelen (IP-adres) (Enable printer access control(IP address)) Selecteer deze optie om toegangsbeheer tot de printer via het IP-adres in te schakelen.
Hiermee verwijdert u het geselecteerde IP-adres uit de lijst.
Venster Toegankelijk MAC-adres bewerken/Toegankelijk MAC-adres toevoegen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De voorbeeldafbeeldingen in dit gedeelte verwijzen naar het venster Toegankelijk MAC-adres toevoegen (Add Accessible MAC Address). 1. MAC-adres: (MAC Address:) Voer het MAC-adres in van een computer of netwerkapparaat om toegang toe te staan. 2.
Venster Toegankelijk IP-adres bewerken/Toegankelijk IPadres toevoegen Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De voorbeeldafbeeldingen in dit gedeelte verwijzen naar het venster Toegankelijk IP-adres toevoegen (Add Accessible IP Address). 1. Specificatiemethode: (Specification Method:) Selecteer Eén adres opgeven (Single Address Specification) of Bereik opgeven (Range Specification) om een of meer IP-adressen toe te voegen.
Opmerkingen worden alleen weergegeven op de computer die is gebruikt om ze in te voeren.
Andere vensters van IJ Network Tool Venster Canon IJ Network Tool Venster Status Venster Verbindingskwaliteit meten Venster Onderhoud Venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf Venster Poort associëren Venster Netwerkgegevens
Venster Canon IJ Network Tool In dit gedeelte worden de items en menu's beschreven die worden weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. Items in het venster Canon IJ Network Tool Menu's van Canon IJ Network Tool Items in het venster Canon IJ Network Tool Het volgende item wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Printers: De printernaam, de status, het printermodel en de poortnaam worden weergegeven.
Klik hierop om de instellingen van de geselecteerde printer te configureren. Venster Configuratie Opmerking U kunt een printer niet configureren als deze de status Niet gevonden (Not Found) heeft. Dit item heeft dezelfde functie als Configuratie... (Configuration...) in het menu Instellingen (Settings). Menu's van Canon IJ Network Tool Het volgende menu wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool. 1. Menu Bestand (File) Afsluiten (Exit) Hiermee sluit u IJ Network Tool af. 2.
Dit item heeft dezelfde functie als Bijwerken (Update) in het venster Canon IJ Network Tool. Netwerkgegevens (Network Information) Hiermee geeft u het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer waarin u de netwerkinstellingen van de printer en de computer kunt controleren. Venster Netwerkgegevens Waarschuwing automatisch weergeven (Display Warning Automatically) Hiermee kunt u de automatische weergave van het instructievenster in- of uitschakelen.
Venster Status Hier kunt u de status van de printer en de verbindingskwaliteit controleren. Selecteer Status in het menu Beeld (View) om het venster Status weer te geven. Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Als u bedraad LAN gebruikt, zijn Signaalsterkte: (Signal Strength:), Verbindingskwaliteit: (Link Quality:) en Geavanceerde meting... (Advanced Measurement...) niet beschikbaar. 1.
Venster Verbindingskwaliteit meten Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Via dit venster kunt u de verbindingskwaliteit meten. Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (beginvenster) Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (voltooiingsvenster) Venster Verbindingskwaliteit meten (Connection Performance Measurement) (beginvenster) Klik op Volgende> (Next>) om de meting te starten.
1. Verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt: (Connection Performance between the Printer and the Access Point:) Een symbool geeft het resultaat van de meting van de verbindingskwaliteit tussen de printer en het toegangspunt aan. : Goede verbindingskwaliteit : Onstabiele verbindingskwaliteit : Kan geen verbinding maken : Meting is geannuleerd of kan niet worden uitgevoerd 2. Opnieuw meten (Remeasurement) Hiermee meet u de verbindingskwaliteit opnieuw.
Venster Onderhoud In dit venster kunt u Initialisatie instellen (Setting Initialization) en Netwerkinstelling van de kaartsleuf (Network Setup of the Card Slot) uitvoeren. Selecteer Onderhoud (Maintenance) in het menu Instellingen (Settings) om het venster Onderhoud (Maintenance) weer te geven. 1. Initialisatie instellen (Setting Initialization) Hiermee herstelt u de standaardwaarden voor alle netwerkinstellingen van de printer.
Venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. Hier worden de instellingen van de kaartsleuf weergegeven en kunt u een kaartsleuf in het netwerk toewijzen als netwerkstation van de computer. Dit venster wordt weergegeven wanneer u klikt op Installatie (Setup) in het venster Onderhoud (Maintenance).
1. Overslaan (Skip) Hiermee voltooit u de instellingen zonder een netwerkstation toe te wijzen aan de kaartsleuf. 2. Opnieuw proberen (Retry) Hiermee keert u terug naar het venster Netwerkinstelling van de kaartsleuf (Network Setup of the Card Slot) en voert u de toewijzing van het netwerkstation opnieuw uit. 3. Annuleren (Cancel) Hiermee annuleert u de instelling van de kaartsleuf. Als IJ Network Tool wordt utgevoerd via een LAN, is de knop Annuleren (Cancel) lichtgrijs en kan er niet op worden geklikt.
Venster Poort associëren Hier kunt u een gemaakte poort koppelen aan een printerstuurprogramma. Selecteer de printer waarvoor u de koppeling wilt wijzigen en klik daarna op OK. Opmerking U kunt alleen afdrukken met de printer als het printerstuurprogramma is gekoppeld aan de poort. 1. Model: Hier wordt de naam weergegeven van het apparaat dat is opgegeven als een doelpoort. Het veld is leeg als de naam van het apparaat niet is gedetecteerd. 2.
Venster Netwerkgegevens Hier worden de netwerkgegevens weergegeven die zijn ingesteld voor de printers en de computers. Selecteer Netwerkgegevens (Network Information) in het menu Beeld (View) om het venster Netwerkgegevens (Network Information) weer te geven. 1. OK Hiermee keert u terug naar het venster Canon IJ Network Tool. 2. Alle gegevens kopiëren (Copy All Information) Alle weergegeven netwerkgegevens worden naar het Klembord gekopieerd.
Bijlage voor netwerkcommunicatie De kaartsleuf gebruiken via een netwerk Als het printerstuurprogramma niet is gekoppeld aan een poort Info over technische termen Beperkingen Informatie over de firewall
De kaartsleuf gebruiken via een netwerk Opmerking Het voorbeeldscherm is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de printer die u gebruikt. De kaartsleuf toewijzen als netwerkstation Beperkingen voor het gebruik van de kaartsleuf via het netwerk De kaartsleuf toewijzen als netwerkstation De kaartsleuf kan alleen via een netwerk worden gebruikt als deze softwarematig is toegewezen. U wijst de kaartsleuf toe als netwerkstation door de onderstaande procedure uit te voeren. 1.
Als de kaartsleuf is toegewezen, wordt het volgende pictogram weergegeven bij Computer (of Deze computer (My Computer)). Beperkingen voor het gebruik van de kaartsleuf via het netwerk • Als het apparaat is verbonden met een netwerk, kan de kaartsleuf door meerdere computers worden gedeeld. Er kunnen meerdere computers tegelijk bestanden lezen van een geheugenkaart in de kaartsleuf. Als een computer echter een bestand naar de geheugenkaart schrijft, hebben andere computers geen toegang tot dat bestand.
Als het printerstuurprogramma niet is gekoppeld aan een poort Indien Geen stuurprogramma (No Driver) als naam voor de printer wordt weergegeven in het venster Canon IJ Network Tool, is het printerstuurprogramma niet aan een gemaakte poort gekoppeld. U koppelt een poort aan een printerstuurprogramma door de onderstaande procedure uit te voeren. 1. Start IJ Network Tool. IJ Network Tool starten 2. Selecteer de printer waarvoor Geen stuurprogramma (No Driver) bij Naam (Name) wordt weergegeven. 3.
Info over technische termen In dit gedeelte worden de technische termen beschreven die in de handleiding worden gebruikt. A B C D F I K L M O P R S T U W A • Toegangspunt (Access Point) Een draadloze ontvanger of basisstation dat informatie ontvangt van draadloze clients/het apparaat en ze opnieuw uitzendt. Vereist in een infrastructuurnetwerk.
Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd zonder de WEPsleutel, zelfs al is WEP gebruiken (Use WEP) geselecteerd. • Gedeelde sleutel (Shared Key) Bij deze verificatiemethode wordt de communicatiepartner geverifieerd met de WEP-sleutel die is ingesteld voor codering. B • Bonjour Een service die in het besturingssysteem Mac OS X is ingebouwd en die automatisch de apparaten detecteert die u op een netwerk kunt aansluiten.
Compatibel met 802.11b en 802.11g. • Infrastructuur Configuratie van de clientcomputer en het apparaat waarbij alle draadloze communicatie via een toegangspunt loopt. • IP-adres Een uniek nummer bestaand uit vier delen, gescheiden door punten. Elk netwerkapparaat dat verbinding heeft met internet heeft een IP-adres. Voorbeeld: 192.168.0.1 Een IP-adres wordt normaal gesproken automatisch door een toegangspunt of door een DHCPserver van de router toegewezen.
Een server die een via een LAN verbonden computer verbindt met internet. Als u een proxyserver gebruikt, geeft u het adres en het poortnummer van de proxyserver op. • PSK Een coderingsmethode die wordt gebruikt door WPA/WPA2. R • Router Een doorschakelapparaat waarmee verbinding wordt gemaakt met een ander netwerk. S • Signaalsterkte De sterkte van het signaal dat wordt ontvangen door de printer vanaf het toegangspunt wordt aangegeven met een waarde tussen 0 en 100%.
W • WCN (Windows Connect Now) Gebruikers van Windows Vista of later kunnen de instellingen echter ook rechtstreeks ophalen via een draadloos netwerk (WCN-NET). • WEP/WEP-sleutel Een coderingsmethode die wordt gebruikt door IEEE 802.11. Gedeelde beveiligingssleutel die wordt gebruikt om gegevens te coderen en decoderen die worden verzonden via draadloze netwerken.
Beperkingen Als u een printer gebruikt via het draadloze LAN, herkent de printer mogelijk draadloze systemen in de buurt. U moet daarom een netwerksleutel (WEP, WPA of WPA2) instellen voor het toegangspunt om draadloze verzending te coderen. Draadloze communicatie met een product dat niet voldoet aan de Wi-Fi-standaard kan niet worden gegarandeerd. Als u verbinding maakt met te veel computers, kan dit van invloed zijn op de prestaties van de printer, zoals de afdruksnelheid.
Informatie over de firewall Een firewall is een functie van de beveiligingssoftware die op de computer is geïnstalleerd of van het besturingssysteem van de computer. Deze functie voorkomt toegang tot het netwerk door onbevoegden. Voorzorgsmaatregelen wanneer een firewallfunctie is ingeschakeld • Een firewallfunctie kan de communicatie tussen een printer en een computer beperken. Hierdoor kunnen de printerinstallatie en -communicatie worden uitgeschakeld.
Tips voor een optimale afdrukkwaliteit Handige informatie over inkt Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Een afdruktaak annuleren Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat
Handige informatie over inkt Hoe wordt de inkt, naast afdrukken, gebruikt voor andere toepassingen? Inkt kan, naast afdrukken, voor verschillende toepassingen worden gebruikt. Wanneer u de Canon-printer voor het eerst gebruikt nadat u de inkttanks hebt geïnstalleerd, wordt een kleine hoeveelheid inkt verbruikt om de openingen van de printkop te vullen met inkt en zo het afdrukken mogelijk te maken. Daarom worden er met de eerste inkttanks minder vellen afgedrukt dan met de daarop volgende inkttanks.
Belangrijke punten voor succesvol afdrukken Controleer de status van het apparaat voordat u gaat afdrukken! Is de printkop in orde? Als de spuitopening van printkop verstopt is, worden afdrukken vaag en wordt er papier verspild. Het is raadzaam de printkop te controleren door het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken.
Geef de papierinstellingen op nadat u het papier hebt geplaatst Als het ingestelde mediumtype niet overeenkomt met het geplaatste papier, zijn de afdrukresultaten mogelijk niet naar behoren. Nadat u papier hebt geplaatst, moet u het juiste mediumtype voor het geplaatste papier selecteren. Afdrukresultaten niet naar behoren Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat geschikt is voor documenten.
Een afdruktaak annuleren Druk nooit op de knop AAN (ON)! Als u tijdens het afdrukken op de knop AAN (ON) drukt, worden de afdrukgegevens die vanaf een computer worden verzonden in de wachtrij van het apparaat geplaatst en kunt u mogelijk niet meer afdrukken. Druk op de knop Stoppen (Stop) als u het afdrukken wilt annuleren.
Belangrijke punten voor een consistente afdrukkwaliteit Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat de printkop niet uitdroogt of verstopt raakt. Houd u altijd aan de volgende richtlijnen voor een optimale afdrukkwaliteit. Haal de stekker pas uit het stopcontact wanneer het apparaat is uitgeschakeld! Als u op de knop AAN (ON) drukt om het apparaat uit te zetten, wordt de printkop (spuitopeningen) automatisch bedekt om uitdrogen te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor een veilig transport van het apparaat Let op het volgende wanneer u het apparaat vervoert. Belangrijk Wanneer u het apparaat voor reparatie verzendt Pak het apparaat in een stevige doos in en zorg dat het apparaat rechtop staat (de onderzijde bevindt zich aan de onderkant). Gebruik voldoende beschermend materiaal om een veilig transport te garanderen. Terwijl de printkop en de inkttank in het apparaat zitten, drukt u op de knop AAN (ON) om het apparaat uit te schakelen.
Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen Het maken van kopieën en het scannen, afdrukken of het gebruiken van reproducties van de volgende documenten kan illegaal zijn. Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg in geval van twijfel een jurist uit uw rechtsgebied.
Specificaties Algemene specificaties Afdrukresolutie (dpi) 9600* (horizontaal) x 2400 (verticaal) * Inktdruppels kunnen worden aangebracht met een tussenafstand van minimaal 1/9600 inch. Interface USB-poort: Hi-Speed USB *1 Poort voor USB-flashstation: Bluetooth v2.0 (optie) *2*3 USB-flashstation LAN-poort: Bedraad LAN: 100BASE-TX/10BASE-T Draadloos LAN: IEEE802.11n/IEEE802.11g/IEEE802.11b *4 *1 Een computer die voldoet aan de Hi-Speed USB-standaard is vereist.
Specificaties voor kopiëren Meerdere afdrukken max. 99 pagina's Intensiteit aanpassen 9 standen, automatische intensiteit (AE-kopie) Vergroten/verkleinen 25% - 400% (eenheden van 1%) Specificaties voor scannen Scannerstuurprogramma TWAIN 1.9 Specificatie/WIA (voor Windows 8/Windows 7/Windows Vista/Windows XP) Maximumscanformaat Glasplaat: A4/Letter, 216 x 297 mm / 8,5 x 11,7 inch ADF: A4/Letter/Legal, 216 x 356 mm / 8,5 x 14,0 inch Scanresolutie Optische resolutie (horizontaal x verticaal) max.
Handmatige nummerherhaling (met de knop Nummerherhaling/ Pauze: max. 10 bestemmingen) Overige Activiteitenrapport (na iedere 20 transacties) Sequentiële uitzending (max. 101 bestemmingen) Geweigerde nummers (max. 10 bestemmingen) Netwerkspecificaties Communicatieprotocol TCP/IP Bedraad LAN Ondersteunde standaarden: IEEE802.3u (100BASE-TX)/ IEEE802.3 (10BASE-T) Overdrachtssnelheid: 10 M/100 Mbps (automatisch schakelen) Draadloos LAN Ondersteunde standaarden: IEEE802.11n/IEEE802.11g/ IEEE802.
Mac OS Besturingssysteem Mac OS X v10.6.8 of later Browser Safari 5 of hoger Vasteschijfruimte 1,5 GB Opmerking: voor installatie van de meegeleverde software. De benodigde hoeveelheid vasteschijfruimte kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.