Operation Manual

32
Vóór gebruik
Basishandleiding
Handleiding voor gevorderden
Basishandelingen van
de camera
Auto-modus/Modus
Hybride automatisch
Andere opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Wi-Fi-functies
Menu Instellingen
Accessoires
Bijlage
Index
2) Maak de opname.
Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden.
Wanneer de camera de opname maakt,
hoort u het sluitergeluid en wanneer er
weinig licht is, gaat de itser, als u deze
hebt uitgeklapt, automatisch af.
Houd de camera stil tot het sluitergeluid
stopt.
Nadat de opname is weergegeven,
schakelt de camera weer over naar het
opnamescherm.
Films opnemen
1) Start de opname.
Druk op de lmknop. Zodra de camera met
opnemen begint, hoort u één pieptoon en
verschijnen [
REC] en de verstreken tijd
op het scherm (1).
Er verschijnen zwarte balken aan de
boven- en onderkant van het scherm
en het onderwerp wordt iets vergroot.
De zwarte balken geven beeldgebieden
aan die niet worden vastgelegd.
Kaders rond gedetecteerde gezichten
geven aan dat de camera daarop is
scherpgesteld.
Zodra de opname is begonnen, haalt
u uw vinger van de lmknop.
2) Pas de grootte van het onderwerp
aan en wijzig zo nodig de
compositie van de opname.
Om de grootte van het onderwerp te
wijzigen, herhaalt u de bewerkingen van
stap 3. Denk er echter wel aan dat het
geluid van de camerabewerkingen ook
wordt opgenomen. Houd er rekening
mee dat lms die worden opgenomen
met zoomfactoren die blauw worden
weergegeven, er korrelig uit zullen zien.
Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
(1)
3
Kies de compositie.
Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar [
]
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar [
] (groothoek). (Op het
scherm verschijnt de zoombalk (1), die de
zoompositie aangeeft.)
Om snel in of uit te zoomen,
beweegt u de zoomknop helemaal
naar [
] (telelens) of [ ] (groothoek)
en om langzaam in of uit te zoomen,
beweegt u de zoomknop een beetje in de
gewenste richting.
4
Maak de opname.
Foto’s maken
1) Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in. Nadat is
scherpgesteld, hoort u tweemaal een
pieptoon en worden kaders weergegeven
om aan te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
Wanneer op meer dan één gebied is
scherpgesteld, worden meerdere
AF-kaders weergegeven.
Als [Flitser Opklappen] op het scherm
verschijnt, verschuift u de schakelaar [
]
om de itser uit te klappen. De itser
itst wanneer u een opname maakt.
Als u liever geen itser gebruikt, drukt
u de itser met uw vinger omlaag.
(1)