Operation Manual

68
Flitseraansturing via het menuscherm van de camera
Flitsen
Stel deze optie in op [Inschakelen] voor flitsopnamen. Stel de
functie in op [Uitschakelen] als u alleen het AF-hulplicht van de
flitser wilt gebruiken.
E-TTL II-flitslichtmeting
Stel deze optie voor een normale belichting in op [Evaluatief]. Als
[Gemiddeld] wordt ingesteld, wordt het gemiddelde genomen voor
de flitsbelichting voor de volledige gemeten scène per camera.
Flitsbelichtingscompensatie kan nodig zijn, afhankelijk van de
scène. Deze instelling is voor gevorderde gebruikers.
Flitssync.snelheid AV-modus
U kunt de flitssynchronisatiesnelheid instellen bij flitsopnamen in de
modus <f> (AE met diafragmavoorkeur).
Flitsmodus
U kunt [E-TTL II] of [Manual flash] selecteren, afhankelijk van uw
fotografiedoel.
Sluitersynchronisatie-instellingen
Voor de flitstiming/-methode kunt u kiezen uit [1e-gordijn], [2e-
gordijn] en [Hogesnelheidssynchronisatie]. Stel voor normale
flitsopnamen de flitser in op [1e-gordijn].
Flitsbelichtingscompensatie
U kunt het flitsvermogen op dezelfde manier als de
belichtingscompensatie aanpassen. De
flitsbelichtingscompensatiewaarde kan worden ingesteld tot
maximaal ±3 stops in stappen van 1/3 stop.