Operation Manual

99
Problemen oplossen
Stel flitsbelichtingscompensatie in als het hoofdonderwerp er erg
donker of erg licht uitziet (p. 30).
Gebruik FE-vergrendeling als de foto een sterk reflecterend
voorwerp bevat (p. 31).
Met hogesnelheidssynchronisatie wordt het effectieve flitsbereik
kleiner naarmate de sluitertijd korter wordt. Verklein de afstand tot
het onderwerp (p. 32).
Zorg voor een minimale afstand van 0,7 m tot het onderwerp.
Verwijder de lenskap als deze aan de camera is bevestigd.
Stel de flitsdekking in op <L> (automatische instelling, p. 34).
Stel een flitsdekking in die breder is dan de opnamezichthoek (p. 34)
als u de flitsdekking handmatig instelt.
Zorg ervoor dat C.Fn-21-1 niet is ingesteld (p. 87).
Als de opnamemethode is ingesteld op <f> (AE-modus met
diafragmavoorkeur) en de scène donker is, wordt automatisch een
lage synchronisatiesnelheid toegepast (de sluitertijd wordt langer).
Gebruik een statief of stel de opnamemodus in op <d> (program
AE) of op volledig automatisch (p. 25). U kunt de
synchronisatiesnelheid ook instellen in [Flitssync.snelheid AV-
modus] (p. 68).
Foto’s zijn onder- of overbelicht.
De onderkant van de foto ziet er donker uit.
De rand van de foto ziet er donker uit.
De foto is erg onscherp.